2 water gaf, het te bejammeren, dat zij nu hun spuit niet hadden. Die spuit, de beste van alle, bleef echter in reserve en de vrij willige brandweer bestond niet meer. En nog mogen we van geluk spreken, want was het weer ons niet bijzonder gunstig geweest, dan zou men eens wat hebben gezien. Maar ik zit hier niet enkel om te critisoorcn, cn ik zon meenen, dat ik in mijn plicht als raadslid te kort schoot, als ik niet het rajjne deed om te trachten tot betere toestanden te geraken. En daarom zcu ik willen voorstellen een commissie van vier raadsleden met den burgemeester als voorzitter te benoemen, die een rapport uitbrengt over den brand van j.l. Zaterdagnacht en zoo spoedig mogelijk bij don Raad komt met voorstellen tot reorganisatie van onze brandweer. En aangezien er ouder de burgerij groote ongerustheid heerscht. zou ik willen, dat dit voorstel urgent verklaard en terstond in be handeling werd genomen. De heer J o r i s s e n. Mijnheer do Voorzit ter, ik weet van den brand zelve niets af. Ik hoorde er pas den volgenden morgen van. Ik was dien nacht bljjkiiaar nog al erg ge lukkig. Het kan zijn dat de brandweer wat laat is geweest en haar hulpverleening niet zeer goed was, dit alles kan ik niet bcoor- doelen. maar ik kan mij niet voorstellen, dat hier moedwil in het spel zou zijn, om niet to doen wat men verplicht was om te doen. Ik zou veeleer geneigd zijn om de vraag testel len kunnen er zich ook omstandigheden, toe vallige orastandighedon hebben voorgedaan, die van invloed zijn geweest op het uitrukken van de brandweer en haar hlusschingswerk? Ik meen, dat het aanbev» ling zal verdienen op die omstandigheden te letten als er oen onder zoek wordt ingestold, zooals dit door den hoer Kijkens wordt verlangd. De Voorzitter. Ik moet zoggen, dat ik met verwonderiug deze discussie over do brandweer heb aangehoord, liet is toch mijn opinie, dat de brandweer instedo van blaam, een woord van uitbundige lof hooft verdiend voor de wijze, waarop zij bij dezen brand is opgetreden? Het perceel, waarin do brand woedde, stond midden tussehen andere huizen in en ondanks dozo zéér belemmerende om standigheid, die het hlusschingswerk zóó be moeilijkte, heeft men kans gezien den brand in twee uur tijds te blusschen. Dat reeds ailóón bewijst m. i. den grooten ijver, die door de brandweer is aan den dag gelegd Ik zal over de zaak zelve niet in détails treden; dit toch is buitengewoon bezwaarlijk bij gevallen als brand, waar véól afhangrj van iemands per soonlijk inzicht, maar al* mon het gebeurde in 't algemeen overziet, dan zal men moeten toestemmen dat bet te prijzen valt, als de brandweer een hevigen brand als deze, te blus schen onder bezwarende omstandigheden, bin nen 2 uur tijds heeft ovorwonnon Dan is er, naar het mij wil voorkomen, aanleiding toe, om de brandwoor lof te brengen voor haar arbeid. Misschien zijn er desniettemin aan merkingen te maken, zooals bijvoorbeeld met betrekking tot de brandladder; toen i k op het terrein van den brand kwam, was do ladder daar aanwezig. Wat nu betreft hef personeel, waarop de heer Rjjkens doeldo, een van do brandmeesters had mij gezegd, dat het vdor do brandladder aangewezen personeel niet ge mist kon worden bij de bediening van do spuiten. Ik heb hein toen geantwoord, dat hjj het dan maar in overleg met den opperbrand- meester op een andere wijze moest regelen, en door mij in Jiet college van B. en W. een verandering in do verordening zou worden voorgesteld. Men heeft ook gezegd, dat een der spuiten slecht water gaf. Dit gobrek heeft intusschen niet gelogen aan de waterleiding, zooals men dat aanvankelijk meende, in de veronderstelling, dat do druk op die waterlei ding onvoldoende was, maar aan den aanvoer van het water, waardoor een der spuiten het water niet in voldoende mate kon oppompen. Wat daarvan precies de oorzaak is geweest, kan ik op dit oogenblik nog niet zeggen; er is een onderzoek gelast, doch de resultaten van dat onderzoek zijn mij thans nog niet bekend. De heer Rijkens nu stelt oen speciale commissie voor; ik zal de wenschelijkheid daar van gaarne overwegen, maar meen nu reeds haar overbodig te achten. B. en W. toch zijn bezig aan de plannen tot reorganisatie van de brandweer, welke plannen oenig oponthoud hebben ondervonden in afwachting van de be slissing omtrent de invoering eener eigen waterleiding; doch nu daaromtrent door de Raad eeu beslissing is genomen, zullen die reorganisatie-plannen spoedig bij den Raad worden ingediend. Wenscht Uwe vergadering evenwel de bentfeming eener raadscommissie, in den geest van het voorstel van den heer Rjjkens, dan leg ik me daar bij neer. Ik voeg er echter nog eens aan tooB. en W. zijn met de zaak bezie. De heer Veis lley n. Mijnheer de Voorzitter, ik wil nog eens even den nadruk leggen op hetgeen de hoofdzaak was in mijn betoog, nl. de vraagHoe staat het met de reorganisatie plannen ten aanzien van do brandweer Ik vroeg E hoe staat het er mee? Is inon er reeds zóóver mee geavanceerd, dat een spoe dige indiening bij den Raad is te verwachten? Waar komt het in deze zaak meer in't bijzon der op aan? Niet enkel op de waterleiding, mijnheer de Voorzitter, doch véól meer op een goed ingericht alarm-systeem ton behoeve van liet personeel, dat bij de brandweer dionst doet. ik heb er volstrekt niet aan gedacht ook maar aan iemand iets te verwijten, maar wilde met klem do aandacht dezer vergadering vestigen op het feit, dat «le brandweer ditmaal véél te laat op het terrein arriveerde, en dat daar door deze braml zulk een uitbreiding heeft ge kregen. Als men spoediger met bet hlusschings werk een aanvang had gemaakt, dan had mot gemak voorkomen kunnen worden want er was dien nacht nagenoeg geou wind dat de vóórzijde van het perceel door het vuur was vernield geworden. De Vo orzittor. Ik herhaal, dat B. cn W. voorstellen tot reorganisatie in bewerking hebben, doch dat afdoening wachtte op do beslissing ton opzichte van ue waterleiding. Nu die beslissing door don Raad is genomen, kan men ook spoedig nadere voorstollon van B. en W. tegemoet zien. De heer Oostorvoon. Mijnhoor de Voorzitter, ik ben ook bjj den brand geweest. Wat ik op het terrein ovor het werken van do brandweer hoorde kwam hierop neer, dat het blusschen niet zeer coulant was gegaan. En ik moet zeggen dat 't ook miju persoonlijke indruk was, dat de organisatie van do brand weer niet zeer gunstig was to noomen. Ik heb voor dien indruk wel geen bepaaldo be wijzen aan te voeren, doch dat neemt niet weg, dat men toch een opinio vormt aan do hand van hetgeen inen hoort en ziet. En dan herhaal ik: die indruk was niet precies gun stig voor onze brandweer. Men hoorde aller- wege dezelfde klachtEr wordt niet gedaan wat gedaan moet worden. En het is volko men waar, dat de burgerij niet gerust is, naar aanleiding van hetgeen zij Vrijdag van do brandweer heeft gezien Ik zelf ben óók niet gerust, mijnheer de Voorzitter. We moeten zorgen dat do gemeente vertrouwen kan op een goede brandweer. Ik moet bekennen van de huidige organisatie niet good op de hoogte te zijn. Maar naar aanleiding van de velo geruchten, die er sedert den jongsten brand door de stad gaan, zou ik toch wol eenige vragen willen doen Is het waar, dat er onder het personeel van do brandweer oude mannen zijn Is het pprsoneel dat we nu hebben, wel gevormd uit flinke, jonge krachten Is dat personeel wel berekend op vlug handelen, is het in 't algemeen wel berekend voor zijn taak Zijn de menschon, dio de brandladder moeten bedienen, wel de juist daarvoor ge schikte personen, in staat op de daken te klimmen Zijn er onder dat ladder-personeel geen menschen als bjjvoorbeeid een smids knecht, die uitnemend is voor werk op don beganen grond, maar onbruikbaar voor den arbeid, die speciaal bjj dezen ladder-dienst wordt vereischt Ik doe maar eenige vragen, omdat je in deze dagen zoovelerlei geruchten hoort. Die vragen kwamen dan ook, naar aanleiding van hetgeen ik hoorde, bij ine op en ik breng ze hier ter tafel, in do hoop, dat ze ter bevoegder plaatse zullen worden over wogen. Is onze brandweer wel inderdaad zooals ze wezen moet? Ik zou gaarne eens inzage hebben vau de regeling der verschil lende diensten en van de verdeeling der on derscheidene werkzaamheden. Mij kwam bij voorbeeld ter oore ik noem nu maar één enkel ding dat «1e man die de brandlad der commandeert, woont onder Leusdon. Men kan met die ladder niet werken, voor de commandant er bij is. Maar is het nu niet al te dwaas dat men, als.de ladder voor brand noodig is, moet wachten, totdat de man uit Leusden is gearriveerd Die ladder moet toch direct kunnen uitrukken en dadelijk bij de hand zijn, zonder dat men verplicht is eerst nog een half uur te wachten op den com mandant Met het oog op de ongerustheid dio sedert Vrijdag werkelijk in de stad heerscht komt mij een rapport van een commissie vau onderzoek wel goed voor. Dan zijn B. en W. ten volle verantwoord en is de burgerij gerust. De heer R ij k e n s. .Mijnheer de Voorzitter, ik mag in de eerste plaats constatoeren dat noch de uren, noch de feiten door mij straks genoemd hier in den Raad tegenspraak heb ben ontmoetze hebben integendeel veeleer bevestiging gevonden. Ik kan mij intusschen één ding niet begrijpen en dat is wel dit dat B. en W. niet met*beide handen mijn voorstel aannemen. Accepteeren ze mijn voorstel niet en blijft het dus wachten en nog eens wachten op de reorganisatieplannen, dan dragen B. en W. de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de gemeente alléén aanvaardt men daarentegen de instelling eener commissie, dan werken B en W. en de Raad samen en dragen we dus ook samen de zooeven geschetste verantwoordelijkheid. Ik zou willen vragen: wat is daar tegen? U, mijnheer de Voorzitter, .zegt «lat B. en W. bezig zijn met plannen tot reorganisatie van de brandweer. Ja, mijnheer de Voorzitter, daar zjjn B. en \V. al mee bozig sedert 22 Februari van dit jaar. Het hooft afgehangen van de beslissing der waterleiding-quaosfcio, voert men aan. Maar ik zou alweder willen vragen, wat de brandweer-reorganisatie heeft te maken met de waterleiding, inzóóverre, dat in te voeren verbeteringen op die beslissing zouden hebben te wachten cn niet buiten die quaestio oni hun beslag zouden kunnen krij gen De invoering van het wek-systeem bij voorbeeld, heeft absoluut niet op de water leiding behoeven te wachten. Dat systeem op te honden, totdat de Raad mot betrekking tot de waterleiding een decisie zou hebben genomen, was volmaakt onnoodig. We had den hier in Amersfoort dat woksysteem al lang moeten hebben. We hadden geen oude schoenen moeten wegdoen vóór we nieuwe hadden. Dat is met de afschaffing van de vrijwillige brandweer alweder bewezen. We hadden vroeger een goeden toestand op brand weer-gebied, we hebben n u een toestand dio allertreurigst is. Do heer van Kalken. Mijnheer de voor zitter, ik kan niet gelooven, dat de fout ligt bjj de organisatie van de brandweer; veeleer ben ik geneigd om aan te nemen dat dio schuilt in de afschaffiug van de vrijwillige brandweer. Ik heb die afschaffing altijd be treurd vroeger was het onder de leden van de vrijwillige een wedstrijd, om bij branden het eerst op het terrein aanwezig te zijn en die wedstrijd schijnt nu te hebben opgehouden, om de eenvoudige reden, dat er geen concur rentie meer is. En nu dio concurrentie niet meer bestaat, nu schijnt ook de animo van vroeger er niet meer te wezen. De vrijwillige brandweer was altijd zéér spoedig aanwezig en gaf ook vliegensvlug water, waarop, als ik me niet vergis, de brandassuranties premies hadden gesteld. Een en ander geelt mij aan leiding om op de gedachte te komenzou het niet mogelijk zijn dien ouden toestand van vroe ger weer in 't leven terug te roepen en een vrijwillige brandweer te hebben naast de nieuwe van thans. Dan koert bij do burgerij ook de gerustheid weer. Doen we dat niet dan blijven we zitten mot do nieuwo brand weer, die, we hebben 't gezien, allertreurigst werkt. De Voorzitter. Als B. en W. er niet zelf van overtuigd waren, dat er aan de brandweer iets haperde, dan zouden zij geen

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 4