N*. Id8. Tweede Blad.
O'1" Jaargang.
Zaterdag 10 December 1910.
Giovanni Sgambati. - Requiem.
Jan Rijken. - Pergolese.
BINNENLAND.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO.
Idem franco per post- 1.50.
Afzonder!ijko nummers- 0.05.
Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- on Feest
dagen.
Advertentiënmededeelingen'enz.gelieve men vdór 11 uur
's morgens bij do Uitgevers in te zenden.
Uilgevers: VALKHOFF C°.
Utrechtschestraat I. Inlercomm. Telephoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 15 regels f 0.50.
Elke regel moer - O.IO.
Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbotaling.
Groote letters naar plaatsruimtes
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot
het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eene
circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
Dc eerste uitvoering van „Toonkunst" brengt ons
dit jaar twee noviteiten, waarvan zelfs eene, nl.
hel Requiem van Sgambati voor het eerst in ons
land zal worden uitgevoerd. Als gewoonlijk willen
wij trachten door eene korte bespreking van de
beide werken, voorafgegaan door eene biograpliie
van de componisten, de hoorders eenigszins voor
te bereiden.
I.
Giovanni Sgambati werd den 18den Mei 1S43 te
Rome geboren; zijn vader was de advocaat Filesio
Sgambati en zijne moeder Anna Gott, eene Engel-
sche. Op zeer jeugdigen leeftijd reeds openbaarde
hij «enen buitengewonen niuzikalen aanlegals
zevenjarigen knaap droeg hij al op een concert
verscheidene klavierstukken van eigen compositie
voor. Hij had het geluk de aandacht tot zich te
trekken van niemand minder dan Franz Liszt, die
hem vervolgens les gaf in klavjerspel en compositie
leer en hem vertrouwd maakte met de groote, heer
lijke ideeën der nieuwe Duitsche kunst. In 1866
trad hij voor het eerst op als dirigent van een
symiphonie-concert (het eerste van dien aard te
Rome, waar het muzikale loven in dien tijd nog op
een zeer laag peil sloud), waar hij o. a. Liszt s
Dante-symphonie' ten gehoore bracht. Van toen af
Jiam hij eene zeer belangrijke plaats in het kunst
leven van Rome en van Italië in, èn als uitvoerend
ën als scheppend kunstenaarverschillende zijner
grootere composities, inzonderheid voor kamermu
ziek. werden met veel bijval ontvangen, zoowel in
als buiten zijn -vaderland. In 1876 maakte hij ken
nis met Richard Wagner, die door Liszt op hem
opmerkzaam was gemaakt; hoe zeer de meester
van Bavreuth den Italiaan waardeerde, blijkt wel
hel best uit een brief, dien hij aan de uitgevers
Schott und Söhnc te Mainz schreef ter aanbeveling
van de uitgave van 2 quintetten van Sgambati
„SCkon durch Liszt auf diesen Komponisten und
ausgezeichnete nKlavierspieler im bedeutendsten
Sinne aufmerksam gemacht, hatte ich jetzt die
wahrheft grosze Freude einmal ein wahrhaft groszes
Talent kennen zu lernen, welches, da es in Rom
nicht sehr am Platze ist, ich gern der gröszercn
musikalischen Welt vorführen niöchte. Er soli als-
baild nach meinem Rat, von Wien aus, Deutschland
bereisen und dort seine Ivompositionen aufführen,
woven ich mir, nach den Langweuligkeiten der
neuen deutschen Kammermusik einen vortrefflichen
Erfolg crwarte."
Buiten zijn land (S. is steeds zijn vaderland ge
trouw gebleven en woont nog altijd te Rome, waar
hij sinds 1877 werkzaam is als leeraar aan de
Academia di Santa Cecilia) is Sgambati het meest
bekend door eene groote reeks van klaviicrstukken,
eenigc wenken voor kamermuziek en zijn concert
in g-mol voor klavier en orkest. Onder zijne groo
tere werken moet vooral genoemd worden zijne
symphonic in D-dur; grooten indruk maakte de
eerste uitvoering daarvan aan het koninklijke hof
in 1882 en de kunstlievende koningin Margherita
benoemdie hem toen tot leider van de door haar
georganiseerde avonden voor kamermuziek, waar
van er in 't geheel zestig werden gegeven, de laat
ste aan den vooravond van de tragische gebeurtenis
te Monza. Het was de dood van den door sluip
moord omgebrachten koning Humbert, die Sgambati
inspireerde tot het componeeren van zijn Requiem,
waaraan we nu eene bespreking zullen wijden.
1. Na eene korte orkestrale inleiding vangt de
Introïtus (inleiding) aan met een gebed voor de
ziolerust der ontslapenen. Roerend schoon klinkt
deze klagende bede, die slechts even bij den passus
„et lux perpetua luccat eis" (dat het eeuwige licht
hen bestrale) door stralende accoorden wordt afge
broken, die «enigszins doen denken aan het „Und
es ward Licht" u'it de Schöpfung. Het dan volgende
„Te decet hymnus" (U, o God komt de lofzang toe)
afwisselend door halfkoor en volledig koor gezon
gen, is geheel liturgisch geschreven, en wordt ge
volgd door eene herhaling van het Requiem aeter-
nam, waarna het eerste deel besloten wordt met
een heerlijk Kyrie cleison (Heer ontferm u).
2. Een der belangrijkste declen der zielmis is
zeker wel het Dies Irae (dag der wrake), door
de meeste componisten met een zekere voorliefde
behandeld, omdat het hun gelegenheid geeft tot
'krachtige schilderingen, die sterk contrasteeren met
den toon der meeste andere gedeelten. Hoor, hoe
ons op indrukwekkende wijze de verschrikkingen
van den dag des oordeels worden gemaald, hoe de
bazuin met zijn wonderbaren klank (tuba mirens
spargens sonum) dc graven doet opengaan en alle
schepselen worden opgeroepen om voor den rech
terstoel des Allerhoogsten te verschijnen. Huive
ringwekkend klinkt 'het dan volgende „Mors stupe-
bit" (de dooden zullen opschrikken), dreigend en
schrikwekkend de herinnering aan den Rechter, die
zijn rechhersloel zal innejiicn (Judex ergo cum sede-
bit) en aan den Koning van ontzagwekkende ma
jesteit (Rex tremendae majestatis). Nadat ons aldus
de vreeselij-ke dag des oordeels is geschilderd, komt
met hel Reoordarc (gedenk o Jezus) de gedachte
aan de barmhartigheid van den Verlosser on aan
zijn verzoeningswerk de met schuld beladen ntensch
licht zich smeekend tot_ Hem, opdat Hij als zijn
behiiddelaar optrede. Rustig en wijdingsvol klinkt
deze bede, die sterk contrasteert met het vooraf
gaand gedeelte, en bij de woorden „Qui Mariam
absolvdsti" (die Maria hare zonden -hebt vergeven)
ccn zeer melodisch karakter aanneemt. Nogmaals
gebruikt nu de componist de geweldigste middelen
om dc verschrikkingen van de hel te malen een
wilde storm barst los bij bet Confutatis maledictis
(als dc vervloekten tot erkentenis zijn gebracht), in
fugatischeu vorm bewerkt. Plotseling bedaart de
storm en zacht smeekend klinkt nu de bede Voca
me cum bencdictis (roep mij met de gezegenden),
terstond gevolgd door het deemoedige Oro supplex
el acclinis (ik bid smeakond en terneergebogen),
dat weer in den ouden, eenvoudigen kerkvorm is
gecomponeerd. Het nu volgende Lacrymosa dies
lila (dat is de dag van tranen) is zeker een der
schoonste gedeelten van het werk zoowel in de
begeleiding als in den zang hooren we de snikken
en zuchten, die dozen tranenrijken dag zuilen ver
gezellen. Boerend schoon klinkt de droeve klacht,
die allengs in kracht toeneemt bij dc schildering van
de uit de graven verrijzende dooden en uitbarst in
een geweldig Paree Deus om het medelijden van
God voor den schuldbeladene in te roepen. Met een
-in koraal-vorm gecomponeerd Pie Jesu, waarin op
nieuw de eeuwige rust voor de afgestorvenen wordt
afgesmeekt, en dat eindelijk van uit de verte tot
ons klinkt, wordt het tweede deel besloten.
•5. Het Offertorium (d. i. gezang ter voorbereiding
van de wijding des misoffers) brengt ons na eene
inleiding voor mannenkoor het Sanctus Michael
door den bariton-solist gezongen, en hetwelk de
bede bevat, dat de zielen der afgestorvenen niet ter
helle zullen varen, maar door den aartsengel Michael
naar het licht mogen worden gevoerd. Deze solo,
van een lyrisch karakter, wordt eerst door het
vrouwenkoor begeleid en later bij de woorden „quam
ohm Abrahae promisisti" door het kleine koor on
derbroken, waarna het gansche koor deze afdeeling
besluit. b
He: Sanctus, ,1c lotznng gArachl aan den
Schepper van hemel en aarde en dien men zich
denken moet als door hemelsrfie heerscharen ge-
zonge.i, is voor vrouwenkoor en tenoren geschreven;
ook dit gedeelte, zoo wijdingsvol en melodieus ge
componeerd, zal zeker diepen indruk op den hoor
der maken. Met een jubelend „Hosanna in excel-
sis wordt het besloten.
5. Het vijfde deel, geheel voor bariton-solo geschre
ven, is eene onder den naam „motteUo" vrije inlas-
sching van den componist op den aan het boek Job
ontleenden tekst Versa est in lucluni cylliara mea
(Mijn either heeft ziich tol klaagtonen gewend). Het
elegisch karakter van dezen zang, met zijn telkens
herhaald, sin eek end „paree Domine" (spaar mij,
o lieer), zijne stroomen van heerlijke melodie en
verrassende harmonieën, maken het tot een zeer
dankbaar nummer voor den zanger, die deze partij
heeft te vervullen.
6. Het nu volgende Agnus Dei (dc zang die aan
geheven wordt bij de torbrenging van het heilige
misoffer), begint met eene zeer teere inleiding voor
orkest, waaruit vervolgens de tonen der viool-solo
opstijgen. Vier vrouwenstemmen zetten dan het
Agnus Ded in, de smeekbede die zich richt t^t
het Lain Gods, dat de zonden der wereld draagt,
om dc afgestorvenen de eeuwige rust deelachtig te
doen worden. Bij de laatste treuraccoorden van
het „Requiem aeternam" treedt de solo-viool weer
uit het orkest te voorschijn, en aan het slot, wan
neer het orkest hel motief van het „Agnus Dei"
doet hooren, terwijl het'koor antwoordt met het
pianissimo gezongen „quia pius es" (om-dai gij ge
trouw zijl) stijgen de tonen der viool lot de grootste
hoogte op, lot het reine, eeuwige licht.
7. Van groote dramatische kracht is liet laatste
gedeelte, „Libera me, Doiniine", de bede, die op
stijgt lot den troon des Allerhoogsten, om op den
dag des gerichts de ziel te bevrijden van den eeuwi
gen dood. Als dn'sidderende vrees gestameld, klinkt
dan het „Tremens foetus sum", dat spreekt van de
ontzettende angst, die dc gedachte aan dien dag
doet opkomenen wc worden nogmaals her
innerd aan de verschrikkingen van den „Dies irae."
Eindelijk verstomt de geweldige klankmassa en wel
dadig doet ons aan het „Requiem aeternam", de
bede om de eeuwige rust, eerst door den bariton
solist aangeheven en daarna door het volle koor
p. p. overgenomen en doorgevoerd.
Nadat vervolgens nogmaals het „Libera me" her
haald is, eindigt liet werk met liet lieflijk, troostende
„Kyrie, cleison", dat ook de eerste afdeeling heeft
afgesloten.
II.
Dc tweeeïe componist, dien we bij onze lezers
hebben in te leiden, is een landgenoot, n.l. de
Deventer musicus Jan Rijken. Geboren den lsten
October 1857 te Rotterdam, ontving hij aan de
muziekschool aldaar onderwijs van Th. Verhey
(theorie), Fr. Gernsh-eim (compositie), Joh. Sike-
meyer (klavier) en S. de Lange (orgeil). Na door
deze uitstekende leermeesters degelijk gevormd te
zijn, begaf Rijken zich, ter voltooiing zijner studiën
naar Brussel, waar hij onder leiding kwam van
Louis Brassin.
In 1879 werd hij benoemd tot directeur der Af
deeling Winterswijk van de M. t. b. d. T., maar al
spoedig loonden ook andere plaatsen de talenten
van den jeugdigen toonkunstenaar op prijs te stellen
cn werd hij èn te Lochem èn te Deventer tot dili
gent van de aldaar bestaande zangvereenigingen
benoemd. Al ras bleek, dat hij in laatstgenoemde
plaats het voor hem gewenschte arbeidsveld gevon
den had. en, nadat hij in 1882 benoemd was tot
leeraar voor de klavier- en theorieklassen aan de
Deventer muziekschool, verbrak hij den laatsten
band, die hem nog aan de eerstgenoemde plaatsen
bond en wijdde hij zich geheel aan de bevordering
van hel muziekleven in de oude bisschopsstad. En
dat hij er in geslaagd is dit tot een steeds hooger
pe'il op tc voeren, bewijzen èn dc bloeiende muziek
school (waarvan hij nu directeur is) èn de uitste
kende uitvoeringen door het „Devcntersch Gemengd
Koor" gegeven. Op bescheiden voel begonnen is
laatstgenoemde vereeniging gekomen tot uitvoering
van werken alsCornelius' Barbier von Bagdad,
Beiüioz' Damnation de Faust en Bach's Mattheus-
Passion.
Zijne .overstelpend drukke werkzaamheden als
leermeester en dirigent zijn nochtans voor Rijken
geen beletsel geweest om zich ook als scheppend
kunstenaar te doen gelden. Twee opera's, n.l. „Nor-
ma" (in 1889 le Rotterdam opgevoerd) en de op een
tekst van Paul Haase gecomponeerde opera „Der
falsche Czar" (in concert-vorm uitgevoerd op het
muziekfeest der Ned. Toonkunstenaarsvereeaiging
Juni 1909) getuigen zeker van zijne onvermoeide
werkzaamheid en zijnen grooten durf; een derde
opera, op eenen tekst van Maric Mctz—Koning is
juist door hem voltooid. Verder moeten onder zijne
composities genoemd worden, behalve enkele wel
geslaagde liederen, orkestwerken en mannenkoren,
zijne ,,\bendfcier in Vcncdig" voor vrouwenkoor
en soli (dit jaar op het muziekfeest der Ned. Toon-
kunslenaarsvereeniging ten gehoore gebracht) en dc
cantates „De Leliën van het Mummelmeer" en
„Pergolese."
Ten slotte heeft Jan Rijken als klavierpaedagoog
dc 'muzieklitteratuur verrijkt door verscheidene bij
dragen in vakbladen, o.a. door eene zeer belang
rijke studie over de Etudes van Stephen Heller cn
door besprekingen van de nieuwere klaviermetho
des.
Een gedicht van Emanuel Geibel, getiteld Per
golese, heeft Rijken geïnspireerd tot het schrijven
van de cantate, die nu door dc zangvereeniging
onzer Toonkunst-afdeeMng onder leiding van den
componist ten gehoore zal worden gebracht. De
'inhoud van dit "ietwat zonderlinge gedicht, komt
op het volgende neer:
Een scheppend kunstenaar (Pergolese?) heeft een
groot kunstwerk .ten einde gebracht en -zich nu
tempelwaarts begeven om Gode zijnen dank te
brengen. Nauwelijks heeft hij den drempel van
het kerkgebouw overschreden of daar ruiscKen hem
de klanken tegen van het wondqrschoone, oude
kerklied, dat ons spreekt van de treurende moeder,
die daar staat aan de voeten van het kruis, waar
aan Haar Zoon onduldbare smarten lijdt. Het is het
„Stabat mater dolorosa" dat gezongen wordt en
de aanwezige schare tot in het diepst van het hart
roert. „Quis est homo, qui non flerel". (Wie is de
mcnsch, die niet zou weenen) klinkt het verder;
wie zou niet moeten medelijden, als hij de trouwe
moeder gadesloeg, treurende met haren Zoon? Ook
hij, de vrome meester, die daar nu in den tem
pel is neergeknield, voelt zich machtig aangegre
pen. en de gedachte aan den dood maakt zich van
zijne ziel meester. Maar vol geloovig vertrouwen
wendt hij zijne blikken naar het altaar, naar het
beeld der Moeder Gods en hij luistert opnieuw
naar de -klanken van het oude kerklied, dat de
voorspraak inroept van de Heilige Maagd voor den
zondigen mensch „Virgo virginum praeclara Mihi
jam non sis amara" (Maagd der maagden sieraad,
o wees niet bitter jegens mij). Daar mengt zich
plotseling een lvemelsche zang met den koorzang,
die onder -de kerkgewelven weerklinkt; engelen
dalen neer uit den hooge om de ziel des
kunstenaars naar het eeuwige licht le voeren, waar
heen ook -de bede stijgt, die hel kerklied besluit:
„Fac me crucc custodiri Mortc Christi praemuniri,
Confoveri gratia" (Laat mij door het Kruis bewaakt
worden, door den dood van Christus worden be
veiligd, laat mij door de genade worden gekoes
terd).
Als men dit gedicht van Geibel eenigszins kritisch
leest, zal men wel lot de erkentenis moeten ko
men, dat -het aan duidelijkheid en waarschijnlijk
heid nog al iets te wenschen overlaat. De naam
Pergolese toch, die er boven is geplaatst, zou ons
allicht doen vermoeden, dat met „den frommen
Meister", waarvan in het gedicht sprake is, de
zeer jong gestorven 18de eeuwsche Italiaansche
componist Giovanni Battista Pergolcsi bedoeld zou
zijn, waarvan slechts twee werken meer of min
der beroemd zijn geworden, nl. zijn komisch inter
mezzo „La serva padrone" en zijn voor vrouwen
stemmen en strijkorkest geschreven „Stabat Mater".
Mo-et men nu aannemen, dat het dit laatstgenoemde
werk is, dat juist -door hem is voltooid eh waar
voor hij kerkwaarts -is gegaan om „seinen Dank zu
Goltes Thron" te brengen, dan blijft het toch zeer
onwaarschijnlijk, -dat hij bij, hel binnentreden van
den tempel de tonen van zijne pas voleindigde com
positie hoort ruischen. We laten nu nog geheel bui
ten bespreking de historische waarheid, want zoo
ver ons bekend is, staat nergens vermeld, dat Per
golese op dt in het gedicht beschreven wijze in
een kerkgebouw is gestorven, 't Komt ons dan ook
voordat men dit stuk poëziehoe vreemd
ook, moet scheiden van zijnen titel, cn het eenvou
dig moet opvatten als een fantastisch verhaal van
den dood van een -kunstenaar. Deze opvatting is
ook ongetwijfeld gehuldigd geworden door den
componist, daar hij voor het „Stabat Mater" noch
de zetting van Pergolese, noch eene oudere vertol
king van het kerklied, b.v. die van Palestrina heeft
genomen, maar zelf daarvoor de muziek heeft ge
componeerd.
Na deze lange inleiding, komen we nu tot eene
korte besproking van hel vrij bevattelijk geschreven
werk van -den heer Rijken.
In den aanvang treden de koorbnssen met eene
eenvoudige melodie als „Erzahlcr" op en daarna
hooren we het zeer schoon gecomponeerd „Stabat
Mater", eerst voor vrouwenkoor en vervolgens met de
mannenstemmen aangevuld. Na de. eerste strophe
van het kerklied, komt weer een verhalend gedeelte,
deels voor koorbassen, deels voor vrouwenkoor ge
schreven; daarna volgt in een heerlijk duel voor so
praan en alt het „Quis es homo qui non fleret".
Het gehecle koor doet ons nu verder hooren hoe
de vrome meester zijn einde voelt naderen en ge
loovig opziet naar het beeld der moedermaagd.
Zeer schoon geschreven is ook de 3de strophe van
het „Stabat Mater", met zijne tegenstelling tusschen
den aanvang, die vol gloed de „virgo virginum prae
clara' verheerlijkt, en hel sombere slot, dat ons
spreekt van liet lijden van den gekruisigde. Het nu
volgend verhalend gedeelte, door sopraansoliste en
koor voorgedragen, en dat besloten wordt met de
woorden: „Und das Lied rauscht mit empor" sluit
onmiddellijk aan bij het slotkoor, dat afgewisseld
wordt door solokwarlet en met een breed „Paradisi
gloria" het werk besluit.
Kameroverzicht
Tweede Kamer.
De Kamer is Vrijdag begonnen inet de be
lie nduling van de begrooting voor Justitie.
Dc heer Van Veen opent liet debat. Hij
pleit voor wegneming van de verplichting
van minderjarigen benedein dc 18 jaren om
voor onbeteekenende delicten in persoon voor
den strafrechter te verschijnen. Ook teekent
hij verzet aan tegen de straf van berisping,
die hij totaal mislukt acht. Spr. maakt nog
cenige opmerkingen over de tuchtscholen.
De heer V a n II a m e 1 spreekt over de toe
passing van dc Vreemdelingenwet. Wat de
administratieve rechtspraak aangaat, advi
seert Spr. de invoeringswet voorloopig te la
ten rusten. De Kamer moet eerst in de door
prof. Struycken opgeworpen vraag, of het
on'werp-administratieve rechtspraak niet van
geheel verkeerde beginselen uitgaat, princi
pieel beslissen.
Hij bespreekt vervolgens hqt strafstelsel, en
de wijzigingen, die de minister daarin wil
at nbreugen. Hij zet uiteen, dat yan wederin
voering van de doodstraf geen sprake kan
zijn.
De heer Limburg betoogt de wensche-
lijldieid van voorwaardelijke vero-ordeeLing,
van invoering yan administratieve recht
spraak, van herziening van het wetboek van
strafvordering, van regeling van den rechts
toestand van ambtenaren, van het Zeerecht,
dat hij zeer urgent noemt. Hij bespreekt de
werking van de achterstandswetten en be
pleit wijziging van de Vreemdelingenwet.
Dc heer A a I b e r s e neemt het op voor
sir af rechtelijke bestrijding van de deloyale
concurrentie en voor vergoeding van kosten
van de advocaten in pro deo zaken. Hij
klaagt over fouten van de Faillissemenlswet,
waardoor dc rechtbanken kunnen gebruikt
worden als incasso-bureaux.
De heer D r u c k e r bespreekt de vrijere
wetshanleering door den rechter, en toont
aam dat „de antithese" bij de verdeeling van
voorstanders en tegenstanders van dit denk
beeld geen invloed heeft.
Hij bepleit de opneming van ee«ne bepaling
in het Burgerlijk Wetboek, krachtens welke
door den rechter de nietigheid van woeker
contracten zou kunnen worden ingeroepen.
Ilij dringt aan, de artikelen 423 e. v. W. v. K.
tot dwingend recht te maken.
Spoedige herziening van het artikel over
de onrechtmatige daad noemt Spr. gewenscht.
Evenzoo van enkele andere voorschriften van
het B. W.
Ten slotte betoogt hij de wenschelijkheid
van subsidieering van instellingen voor koste-
loozen rechtsbijstand.
De heer Van Wijnbergen bepleit
maatregelen tot bescherming van modellen
van kunstnijverheid, on maakt opmerkingen
over dc uitvoering van de Kinderwetten.
Na regeling vein werkzaamheden worden
de ^nlwerpen tot uitbreiding van het staats-
mijnveld en lot verhooging van de begroo
ting 1910 (schadeloosstelling aan dc hoor
ders) in stemming gebracht en aangenomen.
Daarna weer de Justitiebegrooting.
De heer Van Idsinga schaart zich on
der de voorstanders vain de vrije recht
spraak in dezen zin, dat hij is voor ruime
interpre lat ie van de wet. Hij erkent ook de
mo-vdzakeilijkiheid van herziening van de
vreemdelingenwet, waaromtrent hij qenige
weiukein geeft.
Spr. geeft eenige beschouwingen over ad
ministratieve rechtspraak, naar aanleiding
van de brochure van prof. Struycken.
De heer S m i d t verzoekt den minister,
de ambtenaren van het O. M. te ontlasten
van onnoodige administratieve beslommerin
gen.
Hij bestrijdt het denkbeeld van den heer
Van Hamel, de invoeringswet voor de admi
nistratieve rechtspraak voorloopig te laten
rusten.
De heer E 1 h o r s t bespreekt de toepas
sing van de Kinderwetten, waaromtrent hij
verscheidene practische opmerkingen maakt.
De lieer De Beaufort bespreekt even
eens de Vreemdelingenwet, en bestrijdt daar
omtrent de opvatting van mr. Van Hamel.
De heer D u y s bepleit partieele herziening
der Wet op de arbeidsovereenkomst; spoe
dige regeling van het Zeerecht en van den
rechtstoestand van ambtenaren. Hij bespreekt
vervolgens de zaak-De Rijk, die z. i. kerke
lijk fanatisme tot ondergro-nd had, en treedt
in breedvoerige beschouwingen «ten belooge,
da' de criminaliteit onder de katholieken het
grootst is.
liet Zuiden van 't land vertoont 't hoogste
cijfer speciaal wat moorden, doodslagen, ver
wondingen, kerkdiefstallen en zedelijkheids-
partijen «enz. betreft. En dat in het Zuiden,
enorm veel misbruik gemaakt wordt van
sterken drank is algemeen bekemd. In de
drie zuidelijke provinciën bedraagt het aan
tal „Verloven" 11,000. In Limburg bedraagt
hel maximum der vergunningen 1137, doch
er zijn er 1676, in Brabant resp. 2180 en.
3525.
De weinige geestelijke ontwikkeling in het
Zuiden beschouwt Spr. als de oorzaak van
dc toenemende criminaliteit in het Zuiden
des lands.
De heer Snoeck Henk e mans be
strijdt het denk beeld van den lieer Elhorst,
om familieleden met de voogdij te belasten
en hun daarvoor een toelage te geven.
Wat de ontzetting uit de ouderlijke macht
van de weduwe De Rijk aangaat: spreker kan
do verzekering geven dat alle leden van den
voogdijraad te Amsterdam, waaronder ook
nlle Protestanlsche leden, overtuigd zijn dat
hier geen sprake is van kerkelijk fanatisme.
Ook al hadden al die mooie verhalen niet
Sn de courant gestaan: de kinderen zouden
geen dag later aan de moeder zijn terugge
geven dan thans.
De heer Ruys de Beerenbrouck
gaat uitvoerig dc verschillende cijfers na om
te bewijzen dat men ten onrechte de provin
cies Limburg en Noord-Brabant te zwart af
schildert.
Iloe men dc cijfers ook groepeert, toch
blijven in criminaliteit Drenthe, Limburg,
Groningen en Noordbrabamt gelijk staan. Spr.
geeft den minister in ernstige overweging
het aantal drank- en verlofgelegenheden aan
jpeu maximum te binden. Dit is een eerste
maatregel om de criminaliteit te verminde
ren. Spr. betreurt de criminaliteit in liet Zui
den zeer, want zij is in strijd niet de katho
lieke beginselen, volgens welke vaderlands
liefde een der hoogste deugden is, waarmede
criminaliteit in strijd is. Laat het politiek en
soaiaal leven der katholieken zich maar ge-
ledielijk ontwikkelen, dan zal de criminaliteit
geleidelijk dalen.
Zaterdag half 11 voortzetting.
Vrijdagavond heeft dc Kamer dc begroo
ting voor Waterstaat weer aangevat.
De heer Nolens pleit voor bevaarbaar-
making van de -Maas en vraagt inlichtingen
omtrent dc plannen van den minister dien
aangaande.
De heer Smeenge behandelt de quaes-
t-ie van het grindbaggeren in de Maas.
Dc minister van waterstaatis
overtuigd van de noodzakelijkheid van bc-
vaurbaanmaking van Maas. Aan voortva-
rendheid van de zijde van de regeering zal
het niet ontbreken. Aan de baggeraax-s wordt
'tegemoetkoming betoond.
Dc heer van den Berch van Heem
stede spreekt over het zomerpeil van den
Maasmond, de heer VanVuuren over de
stoompont aan het Keizersveer. Hij wil daar
een brug.
De minister beantwoordt de sprekers.
Nu voLgt een discussie met den heer II e 1 s-
dingen o-ver de werktijden van de arbei
ders aan de Maaswerken. Vervolgens eene
met den heer Van F or eest over de Ilel-
dersche zeewering.
De heeren Ferf en Duymaer van
Twist bespreken den toestand van het
eiland Marken, en in het bijzonder tien wa
tertoestand op het eiland.
De Minister antwoordt en zegt over
weging der door de heeren Ferf en Duymaer
vin Twist geuite verlangens toe.
Na repliek der heeren Smeenge en Van
Fore es' wordt het artikel goedgekeurd.
De heer Van Vee n bepleit, inzake het
maken van een dijk aan de kust van Ame
land de verkiesclijkheid van een Rijksvoor-
schot boven een subsidie aan het waterschap
de Grieën cn dringt nogmaals aan op het
maken van een aanlegsteiger op Schiermon
nikoog.
De lieer P o 11 e ni a sluit zich bij den vori-
gen spreker aan.
Die heer '1' li o m s o n wijst op den slechten
toestand v-an de visschershaven te Schevenin-
gen en dringt aan op verdieping, welke
wensch reeds het vorige jaar in een motie
was neergelegd, doch wegens defensie-be
zwaren niet was ingewilligd.
De heer Jansen sluit zich bij den heer
Thomson aan.
De Minister ui* zijn leedwezen er over,
dal hij het eerst ter zake toegezegde wetsont
werp niet heeft kunnen indienen. Het advies
van den raad van defensie was echter zeer
ongunstig.
De lieer Thomson repliceert. Ook de
heer Jansen bepleit de havenbelangen.
Na dupliek van den minister wordt het
artikel goedgekeurd.
Na een debat tusschen den heer Ferf cn
den minister over de visschershaven van
Hoorn en een opmerking van den heer V o r-
s l e r m a n van O y c n over de havenwer
ken Le Breskens, dringt de heer Va n V 1 ij-
m e n- aan op heit maken van de brug in de
gemeente Lieshout, waarvan sprake is bij de
onteigening voor het Wilhelniinakaal.
De M i n i 6 le r kan den wensch der ge
meente niet inwilligen.
Na repliek van den heer Van V 1 ij in e n
en dupliek van den Minister, wordL het
art. W illielniiuia kajia al) goedgekeurd'.
De heer Roodliuyzem bespreekt dan
de nieuwe sluisdeuren- te Nieuwersluis.
De M i n i s -t e r antwoordt.
Bij art. 75 (Noordaeekanaal) dringt de heer
V au F o it e e s t aan op vervanging vart
liet bestaande schcpradgemaal door een cen-
trifugaalpompgemaal, door motoren gedre
ven.
De Minister a-ntwoordlt.
De heer Vorsterman van Oyen
•dringt bij .art. 83 (verbetering kanaa-l Gomt-
Terneuzen) aan op bespoediging.
Na repliek van den minister wordt het
artikel goedgekeurd.
De heer R o e s s i m g h bepleit voorts h-etl
maken van een brug over de Beilcrvaarl
de heer Jansen spreekt over het Ilaag-
schc bosoh en betreurt het plan bot verbete-
ding van den Leidschen weg uit een oogpunlb
van natuurschoon.
De heer Dolk spreekt over den toestand
van Rijkswegen in het algemeen en bepleit
uitbreiding van Rijksbeheer.
De Mi nl sle r antwoordt de sprekers en
betoogt de noodzakelijkheid van verbreeding
van den Leidschen weg. Spr. is het eens met
den heer Dolk, maar de kosten zijn een
bezwaar. Misschien kan wijziging der Ont
eigeningswet baten cn de minister heeft zijn
ambtgenoot van binncnlandsche zaken een
dergelijke wijziging in overweging gegeven.
Na een debat tusschen den heer Smldt
en den Minister over verbreeding van
dc wogen langs hot zuidelijk deel der W ester-
wold-schc kanalen, wordt het betrekkelijke
art. goedgekeurd.
Daarna werd om kwart over twaalf de
vergadering gesloten.