N*. Id8. Tweede Blad. O'1" Jaargang. Zaterdag 10 December 1910. Giovanni Sgambati. - Requiem. Jan Rijken. - Pergolese. BINNENLAND. AMERSFOORTSCH DAGBLAD ABONNEMENTSPRIJS: Per 3 maanden voor Amersfoortf l.OO. Idem franco per post- 1.50. Afzonder!ijko nummers- 0.05. Dezo Courant verschijnt dagelijks, behalve op Zon- on Feest dagen. Advertentiënmededeelingen'enz.gelieve men vdór 11 uur 's morgens bij do Uitgevers in te zenden. Uilgevers: VALKHOFF C°. Utrechtschestraat I. Inlercomm. Telephoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 15 regels f 0.50. Elke regel moer - O.IO. Dienstaanbiedingen en aanvragen 25 cents bij vooruitbotaling. Groote letters naar plaatsruimtes Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen tot het herhaald adverteeren in dit Blad, bij abonnement. Eene circulairebevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Dc eerste uitvoering van „Toonkunst" brengt ons dit jaar twee noviteiten, waarvan zelfs eene, nl. hel Requiem van Sgambati voor het eerst in ons land zal worden uitgevoerd. Als gewoonlijk willen wij trachten door eene korte bespreking van de beide werken, voorafgegaan door eene biograpliie van de componisten, de hoorders eenigszins voor te bereiden. I. Giovanni Sgambati werd den 18den Mei 1S43 te Rome geboren; zijn vader was de advocaat Filesio Sgambati en zijne moeder Anna Gott, eene Engel- sche. Op zeer jeugdigen leeftijd reeds openbaarde hij «enen buitengewonen niuzikalen aanlegals zevenjarigen knaap droeg hij al op een concert verscheidene klavierstukken van eigen compositie voor. Hij had het geluk de aandacht tot zich te trekken van niemand minder dan Franz Liszt, die hem vervolgens les gaf in klavjerspel en compositie leer en hem vertrouwd maakte met de groote, heer lijke ideeën der nieuwe Duitsche kunst. In 1866 trad hij voor het eerst op als dirigent van een symiphonie-concert (het eerste van dien aard te Rome, waar het muzikale loven in dien tijd nog op een zeer laag peil sloud), waar hij o. a. Liszt s Dante-symphonie' ten gehoore bracht. Van toen af Jiam hij eene zeer belangrijke plaats in het kunst leven van Rome en van Italië in, èn als uitvoerend ën als scheppend kunstenaarverschillende zijner grootere composities, inzonderheid voor kamermu ziek. werden met veel bijval ontvangen, zoowel in als buiten zijn -vaderland. In 1876 maakte hij ken nis met Richard Wagner, die door Liszt op hem opmerkzaam was gemaakt; hoe zeer de meester van Bavreuth den Italiaan waardeerde, blijkt wel hel best uit een brief, dien hij aan de uitgevers Schott und Söhnc te Mainz schreef ter aanbeveling van de uitgave van 2 quintetten van Sgambati „SCkon durch Liszt auf diesen Komponisten und ausgezeichnete nKlavierspieler im bedeutendsten Sinne aufmerksam gemacht, hatte ich jetzt die wahrheft grosze Freude einmal ein wahrhaft groszes Talent kennen zu lernen, welches, da es in Rom nicht sehr am Platze ist, ich gern der gröszercn musikalischen Welt vorführen niöchte. Er soli als- baild nach meinem Rat, von Wien aus, Deutschland bereisen und dort seine Ivompositionen aufführen, woven ich mir, nach den Langweuligkeiten der neuen deutschen Kammermusik einen vortrefflichen Erfolg crwarte." Buiten zijn land (S. is steeds zijn vaderland ge trouw gebleven en woont nog altijd te Rome, waar hij sinds 1877 werkzaam is als leeraar aan de Academia di Santa Cecilia) is Sgambati het meest bekend door eene groote reeks van klaviicrstukken, eenigc wenken voor kamermuziek en zijn concert in g-mol voor klavier en orkest. Onder zijne groo tere werken moet vooral genoemd worden zijne symphonic in D-dur; grooten indruk maakte de eerste uitvoering daarvan aan het koninklijke hof in 1882 en de kunstlievende koningin Margherita benoemdie hem toen tot leider van de door haar georganiseerde avonden voor kamermuziek, waar van er in 't geheel zestig werden gegeven, de laat ste aan den vooravond van de tragische gebeurtenis te Monza. Het was de dood van den door sluip moord omgebrachten koning Humbert, die Sgambati inspireerde tot het componeeren van zijn Requiem, waaraan we nu eene bespreking zullen wijden. 1. Na eene korte orkestrale inleiding vangt de Introïtus (inleiding) aan met een gebed voor de ziolerust der ontslapenen. Roerend schoon klinkt deze klagende bede, die slechts even bij den passus „et lux perpetua luccat eis" (dat het eeuwige licht hen bestrale) door stralende accoorden wordt afge broken, die «enigszins doen denken aan het „Und es ward Licht" u'it de Schöpfung. Het dan volgende „Te decet hymnus" (U, o God komt de lofzang toe) afwisselend door halfkoor en volledig koor gezon gen, is geheel liturgisch geschreven, en wordt ge volgd door eene herhaling van het Requiem aeter- nam, waarna het eerste deel besloten wordt met een heerlijk Kyrie cleison (Heer ontferm u). 2. Een der belangrijkste declen der zielmis is zeker wel het Dies Irae (dag der wrake), door de meeste componisten met een zekere voorliefde behandeld, omdat het hun gelegenheid geeft tot 'krachtige schilderingen, die sterk contrasteeren met den toon der meeste andere gedeelten. Hoor, hoe ons op indrukwekkende wijze de verschrikkingen van den dag des oordeels worden gemaald, hoe de bazuin met zijn wonderbaren klank (tuba mirens spargens sonum) dc graven doet opengaan en alle schepselen worden opgeroepen om voor den rech terstoel des Allerhoogsten te verschijnen. Huive ringwekkend klinkt 'het dan volgende „Mors stupe- bit" (de dooden zullen opschrikken), dreigend en schrikwekkend de herinnering aan den Rechter, die zijn rechhersloel zal innejiicn (Judex ergo cum sede- bit) en aan den Koning van ontzagwekkende ma jesteit (Rex tremendae majestatis). Nadat ons aldus de vreeselij-ke dag des oordeels is geschilderd, komt met hel Reoordarc (gedenk o Jezus) de gedachte aan de barmhartigheid van den Verlosser on aan zijn verzoeningswerk de met schuld beladen ntensch licht zich smeekend tot_ Hem, opdat Hij als zijn behiiddelaar optrede. Rustig en wijdingsvol klinkt deze bede, die sterk contrasteert met het vooraf gaand gedeelte, en bij de woorden „Qui Mariam absolvdsti" (die Maria hare zonden -hebt vergeven) ccn zeer melodisch karakter aanneemt. Nogmaals gebruikt nu de componist de geweldigste middelen om dc verschrikkingen van de hel te malen een wilde storm barst los bij bet Confutatis maledictis (als dc vervloekten tot erkentenis zijn gebracht), in fugatischeu vorm bewerkt. Plotseling bedaart de storm en zacht smeekend klinkt nu de bede Voca me cum bencdictis (roep mij met de gezegenden), terstond gevolgd door het deemoedige Oro supplex el acclinis (ik bid smeakond en terneergebogen), dat weer in den ouden, eenvoudigen kerkvorm is gecomponeerd. Het nu volgende Lacrymosa dies lila (dat is de dag van tranen) is zeker een der schoonste gedeelten van het werk zoowel in de begeleiding als in den zang hooren we de snikken en zuchten, die dozen tranenrijken dag zuilen ver gezellen. Boerend schoon klinkt de droeve klacht, die allengs in kracht toeneemt bij dc schildering van de uit de graven verrijzende dooden en uitbarst in een geweldig Paree Deus om het medelijden van God voor den schuldbeladene in te roepen. Met een -in koraal-vorm gecomponeerd Pie Jesu, waarin op nieuw de eeuwige rust voor de afgestorvenen wordt afgesmeekt, en dat eindelijk van uit de verte tot ons klinkt, wordt het tweede deel besloten. •5. Het Offertorium (d. i. gezang ter voorbereiding van de wijding des misoffers) brengt ons na eene inleiding voor mannenkoor het Sanctus Michael door den bariton-solist gezongen, en hetwelk de bede bevat, dat de zielen der afgestorvenen niet ter helle zullen varen, maar door den aartsengel Michael naar het licht mogen worden gevoerd. Deze solo, van een lyrisch karakter, wordt eerst door het vrouwenkoor begeleid en later bij de woorden „quam ohm Abrahae promisisti" door het kleine koor on derbroken, waarna het gansche koor deze afdeeling besluit. b He: Sanctus, ,1c lotznng gArachl aan den Schepper van hemel en aarde en dien men zich denken moet als door hemelsrfie heerscharen ge- zonge.i, is voor vrouwenkoor en tenoren geschreven; ook dit gedeelte, zoo wijdingsvol en melodieus ge componeerd, zal zeker diepen indruk op den hoor der maken. Met een jubelend „Hosanna in excel- sis wordt het besloten. 5. Het vijfde deel, geheel voor bariton-solo geschre ven, is eene onder den naam „motteUo" vrije inlas- sching van den componist op den aan het boek Job ontleenden tekst Versa est in lucluni cylliara mea (Mijn either heeft ziich tol klaagtonen gewend). Het elegisch karakter van dezen zang, met zijn telkens herhaald, sin eek end „paree Domine" (spaar mij, o lieer), zijne stroomen van heerlijke melodie en verrassende harmonieën, maken het tot een zeer dankbaar nummer voor den zanger, die deze partij heeft te vervullen. 6. Het nu volgende Agnus Dei (dc zang die aan geheven wordt bij de torbrenging van het heilige misoffer), begint met eene zeer teere inleiding voor orkest, waaruit vervolgens de tonen der viool-solo opstijgen. Vier vrouwenstemmen zetten dan het Agnus Ded in, de smeekbede die zich richt t^t het Lain Gods, dat de zonden der wereld draagt, om dc afgestorvenen de eeuwige rust deelachtig te doen worden. Bij de laatste treuraccoorden van het „Requiem aeternam" treedt de solo-viool weer uit het orkest te voorschijn, en aan het slot, wan neer het orkest hel motief van het „Agnus Dei" doet hooren, terwijl het'koor antwoordt met het pianissimo gezongen „quia pius es" (om-dai gij ge trouw zijl) stijgen de tonen der viool lot de grootste hoogte op, lot het reine, eeuwige licht. 7. Van groote dramatische kracht is liet laatste gedeelte, „Libera me, Doiniine", de bede, die op stijgt lot den troon des Allerhoogsten, om op den dag des gerichts de ziel te bevrijden van den eeuwi gen dood. Als dn'sidderende vrees gestameld, klinkt dan het „Tremens foetus sum", dat spreekt van de ontzettende angst, die dc gedachte aan dien dag doet opkomenen wc worden nogmaals her innerd aan de verschrikkingen van den „Dies irae." Eindelijk verstomt de geweldige klankmassa en wel dadig doet ons aan het „Requiem aeternam", de bede om de eeuwige rust, eerst door den bariton solist aangeheven en daarna door het volle koor p. p. overgenomen en doorgevoerd. Nadat vervolgens nogmaals het „Libera me" her haald is, eindigt liet werk met liet lieflijk, troostende „Kyrie, cleison", dat ook de eerste afdeeling heeft afgesloten. II. Dc tweeeïe componist, dien we bij onze lezers hebben in te leiden, is een landgenoot, n.l. de Deventer musicus Jan Rijken. Geboren den lsten October 1857 te Rotterdam, ontving hij aan de muziekschool aldaar onderwijs van Th. Verhey (theorie), Fr. Gernsh-eim (compositie), Joh. Sike- meyer (klavier) en S. de Lange (orgeil). Na door deze uitstekende leermeesters degelijk gevormd te zijn, begaf Rijken zich, ter voltooiing zijner studiën naar Brussel, waar hij onder leiding kwam van Louis Brassin. In 1879 werd hij benoemd tot directeur der Af deeling Winterswijk van de M. t. b. d. T., maar al spoedig loonden ook andere plaatsen de talenten van den jeugdigen toonkunstenaar op prijs te stellen cn werd hij èn te Lochem èn te Deventer tot dili gent van de aldaar bestaande zangvereenigingen benoemd. Al ras bleek, dat hij in laatstgenoemde plaats het voor hem gewenschte arbeidsveld gevon den had. en, nadat hij in 1882 benoemd was tot leeraar voor de klavier- en theorieklassen aan de Deventer muziekschool, verbrak hij den laatsten band, die hem nog aan de eerstgenoemde plaatsen bond en wijdde hij zich geheel aan de bevordering van hel muziekleven in de oude bisschopsstad. En dat hij er in geslaagd is dit tot een steeds hooger pe'il op tc voeren, bewijzen èn dc bloeiende muziek school (waarvan hij nu directeur is) èn de uitste kende uitvoeringen door het „Devcntersch Gemengd Koor" gegeven. Op bescheiden voel begonnen is laatstgenoemde vereeniging gekomen tot uitvoering van werken alsCornelius' Barbier von Bagdad, Beiüioz' Damnation de Faust en Bach's Mattheus- Passion. Zijne .overstelpend drukke werkzaamheden als leermeester en dirigent zijn nochtans voor Rijken geen beletsel geweest om zich ook als scheppend kunstenaar te doen gelden. Twee opera's, n.l. „Nor- ma" (in 1889 le Rotterdam opgevoerd) en de op een tekst van Paul Haase gecomponeerde opera „Der falsche Czar" (in concert-vorm uitgevoerd op het muziekfeest der Ned. Toonkunstenaarsvereeaiging Juni 1909) getuigen zeker van zijne onvermoeide werkzaamheid en zijnen grooten durf; een derde opera, op eenen tekst van Maric Mctz—Koning is juist door hem voltooid. Verder moeten onder zijne composities genoemd worden, behalve enkele wel geslaagde liederen, orkestwerken en mannenkoren, zijne ,,\bendfcier in Vcncdig" voor vrouwenkoor en soli (dit jaar op het muziekfeest der Ned. Toon- kunslenaarsvereeniging ten gehoore gebracht) en dc cantates „De Leliën van het Mummelmeer" en „Pergolese." Ten slotte heeft Jan Rijken als klavierpaedagoog dc 'muzieklitteratuur verrijkt door verscheidene bij dragen in vakbladen, o.a. door eene zeer belang rijke studie over de Etudes van Stephen Heller cn door besprekingen van de nieuwere klaviermetho des. Een gedicht van Emanuel Geibel, getiteld Per golese, heeft Rijken geïnspireerd tot het schrijven van de cantate, die nu door dc zangvereeniging onzer Toonkunst-afdeeMng onder leiding van den componist ten gehoore zal worden gebracht. De 'inhoud van dit "ietwat zonderlinge gedicht, komt op het volgende neer: Een scheppend kunstenaar (Pergolese?) heeft een groot kunstwerk .ten einde gebracht en -zich nu tempelwaarts begeven om Gode zijnen dank te brengen. Nauwelijks heeft hij den drempel van het kerkgebouw overschreden of daar ruiscKen hem de klanken tegen van het wondqrschoone, oude kerklied, dat ons spreekt van de treurende moeder, die daar staat aan de voeten van het kruis, waar aan Haar Zoon onduldbare smarten lijdt. Het is het „Stabat mater dolorosa" dat gezongen wordt en de aanwezige schare tot in het diepst van het hart roert. „Quis est homo, qui non flerel". (Wie is de mcnsch, die niet zou weenen) klinkt het verder; wie zou niet moeten medelijden, als hij de trouwe moeder gadesloeg, treurende met haren Zoon? Ook hij, de vrome meester, die daar nu in den tem pel is neergeknield, voelt zich machtig aangegre pen. en de gedachte aan den dood maakt zich van zijne ziel meester. Maar vol geloovig vertrouwen wendt hij zijne blikken naar het altaar, naar het beeld der Moeder Gods en hij luistert opnieuw naar de -klanken van het oude kerklied, dat de voorspraak inroept van de Heilige Maagd voor den zondigen mensch „Virgo virginum praeclara Mihi jam non sis amara" (Maagd der maagden sieraad, o wees niet bitter jegens mij). Daar mengt zich plotseling een lvemelsche zang met den koorzang, die onder -de kerkgewelven weerklinkt; engelen dalen neer uit den hooge om de ziel des kunstenaars naar het eeuwige licht le voeren, waar heen ook -de bede stijgt, die hel kerklied besluit: „Fac me crucc custodiri Mortc Christi praemuniri, Confoveri gratia" (Laat mij door het Kruis bewaakt worden, door den dood van Christus worden be veiligd, laat mij door de genade worden gekoes terd). Als men dit gedicht van Geibel eenigszins kritisch leest, zal men wel lot de erkentenis moeten ko men, dat -het aan duidelijkheid en waarschijnlijk heid nog al iets te wenschen overlaat. De naam Pergolese toch, die er boven is geplaatst, zou ons allicht doen vermoeden, dat met „den frommen Meister", waarvan in het gedicht sprake is, de zeer jong gestorven 18de eeuwsche Italiaansche componist Giovanni Battista Pergolcsi bedoeld zou zijn, waarvan slechts twee werken meer of min der beroemd zijn geworden, nl. zijn komisch inter mezzo „La serva padrone" en zijn voor vrouwen stemmen en strijkorkest geschreven „Stabat Mater". Mo-et men nu aannemen, dat het dit laatstgenoemde werk is, dat juist -door hem is voltooid eh waar voor hij kerkwaarts -is gegaan om „seinen Dank zu Goltes Thron" te brengen, dan blijft het toch zeer onwaarschijnlijk, -dat hij bij, hel binnentreden van den tempel de tonen van zijne pas voleindigde com positie hoort ruischen. We laten nu nog geheel bui ten bespreking de historische waarheid, want zoo ver ons bekend is, staat nergens vermeld, dat Per golese op dt in het gedicht beschreven wijze in een kerkgebouw is gestorven, 't Komt ons dan ook voordat men dit stuk poëziehoe vreemd ook, moet scheiden van zijnen titel, cn het eenvou dig moet opvatten als een fantastisch verhaal van den dood van een -kunstenaar. Deze opvatting is ook ongetwijfeld gehuldigd geworden door den componist, daar hij voor het „Stabat Mater" noch de zetting van Pergolese, noch eene oudere vertol king van het kerklied, b.v. die van Palestrina heeft genomen, maar zelf daarvoor de muziek heeft ge componeerd. Na deze lange inleiding, komen we nu tot eene korte besproking van hel vrij bevattelijk geschreven werk van -den heer Rijken. In den aanvang treden de koorbnssen met eene eenvoudige melodie als „Erzahlcr" op en daarna hooren we het zeer schoon gecomponeerd „Stabat Mater", eerst voor vrouwenkoor en vervolgens met de mannenstemmen aangevuld. Na de. eerste strophe van het kerklied, komt weer een verhalend gedeelte, deels voor koorbassen, deels voor vrouwenkoor ge schreven; daarna volgt in een heerlijk duel voor so praan en alt het „Quis es homo qui non fleret". Het gehecle koor doet ons nu verder hooren hoe de vrome meester zijn einde voelt naderen en ge loovig opziet naar het beeld der moedermaagd. Zeer schoon geschreven is ook de 3de strophe van het „Stabat Mater", met zijne tegenstelling tusschen den aanvang, die vol gloed de „virgo virginum prae clara' verheerlijkt, en hel sombere slot, dat ons spreekt van liet lijden van den gekruisigde. Het nu volgend verhalend gedeelte, door sopraansoliste en koor voorgedragen, en dat besloten wordt met de woorden: „Und das Lied rauscht mit empor" sluit onmiddellijk aan bij het slotkoor, dat afgewisseld wordt door solokwarlet en met een breed „Paradisi gloria" het werk besluit. Kameroverzicht Tweede Kamer. De Kamer is Vrijdag begonnen inet de be lie nduling van de begrooting voor Justitie. Dc heer Van Veen opent liet debat. Hij pleit voor wegneming van de verplichting van minderjarigen benedein dc 18 jaren om voor onbeteekenende delicten in persoon voor den strafrechter te verschijnen. Ook teekent hij verzet aan tegen de straf van berisping, die hij totaal mislukt acht. Spr. maakt nog cenige opmerkingen over de tuchtscholen. De heer V a n II a m e 1 spreekt over de toe passing van dc Vreemdelingenwet. Wat de administratieve rechtspraak aangaat, advi seert Spr. de invoeringswet voorloopig te la ten rusten. De Kamer moet eerst in de door prof. Struycken opgeworpen vraag, of het on'werp-administratieve rechtspraak niet van geheel verkeerde beginselen uitgaat, princi pieel beslissen. Hij bespreekt vervolgens hqt strafstelsel, en de wijzigingen, die de minister daarin wil at nbreugen. Hij zet uiteen, dat yan wederin voering van de doodstraf geen sprake kan zijn. De heer Limburg betoogt de wensche- lijldieid van voorwaardelijke vero-ordeeLing, van invoering yan administratieve recht spraak, van herziening van het wetboek van strafvordering, van regeling van den rechts toestand van ambtenaren, van het Zeerecht, dat hij zeer urgent noemt. Hij bespreekt de werking van de achterstandswetten en be pleit wijziging van de Vreemdelingenwet. Dc heer A a I b e r s e neemt het op voor sir af rechtelijke bestrijding van de deloyale concurrentie en voor vergoeding van kosten van de advocaten in pro deo zaken. Hij klaagt over fouten van de Faillissemenlswet, waardoor dc rechtbanken kunnen gebruikt worden als incasso-bureaux. De heer D r u c k e r bespreekt de vrijere wetshanleering door den rechter, en toont aam dat „de antithese" bij de verdeeling van voorstanders en tegenstanders van dit denk beeld geen invloed heeft. Hij bepleit de opneming van ee«ne bepaling in het Burgerlijk Wetboek, krachtens welke door den rechter de nietigheid van woeker contracten zou kunnen worden ingeroepen. Ilij dringt aan, de artikelen 423 e. v. W. v. K. tot dwingend recht te maken. Spoedige herziening van het artikel over de onrechtmatige daad noemt Spr. gewenscht. Evenzoo van enkele andere voorschriften van het B. W. Ten slotte betoogt hij de wenschelijkheid van subsidieering van instellingen voor koste- loozen rechtsbijstand. De heer Van Wijnbergen bepleit maatregelen tot bescherming van modellen van kunstnijverheid, on maakt opmerkingen over dc uitvoering van de Kinderwetten. Na regeling vein werkzaamheden worden de ^nlwerpen tot uitbreiding van het staats- mijnveld en lot verhooging van de begroo ting 1910 (schadeloosstelling aan dc hoor ders) in stemming gebracht en aangenomen. Daarna weer de Justitiebegrooting. De heer Van Idsinga schaart zich on der de voorstanders vain de vrije recht spraak in dezen zin, dat hij is voor ruime interpre lat ie van de wet. Hij erkent ook de mo-vdzakeilijkiheid van herziening van de vreemdelingenwet, waaromtrent hij qenige weiukein geeft. Spr. geeft eenige beschouwingen over ad ministratieve rechtspraak, naar aanleiding van de brochure van prof. Struycken. De heer S m i d t verzoekt den minister, de ambtenaren van het O. M. te ontlasten van onnoodige administratieve beslommerin gen. Hij bestrijdt het denkbeeld van den heer Van Hamel, de invoeringswet voor de admi nistratieve rechtspraak voorloopig te laten rusten. De heer E 1 h o r s t bespreekt de toepas sing van de Kinderwetten, waaromtrent hij verscheidene practische opmerkingen maakt. De lieer De Beaufort bespreekt even eens de Vreemdelingenwet, en bestrijdt daar omtrent de opvatting van mr. Van Hamel. De heer D u y s bepleit partieele herziening der Wet op de arbeidsovereenkomst; spoe dige regeling van het Zeerecht en van den rechtstoestand van ambtenaren. Hij bespreekt vervolgens de zaak-De Rijk, die z. i. kerke lijk fanatisme tot ondergro-nd had, en treedt in breedvoerige beschouwingen «ten belooge, da' de criminaliteit onder de katholieken het grootst is. liet Zuiden van 't land vertoont 't hoogste cijfer speciaal wat moorden, doodslagen, ver wondingen, kerkdiefstallen en zedelijkheids- partijen «enz. betreft. En dat in het Zuiden, enorm veel misbruik gemaakt wordt van sterken drank is algemeen bekemd. In de drie zuidelijke provinciën bedraagt het aan tal „Verloven" 11,000. In Limburg bedraagt hel maximum der vergunningen 1137, doch er zijn er 1676, in Brabant resp. 2180 en. 3525. De weinige geestelijke ontwikkeling in het Zuiden beschouwt Spr. als de oorzaak van dc toenemende criminaliteit in het Zuiden des lands. De heer Snoeck Henk e mans be strijdt het denk beeld van den lieer Elhorst, om familieleden met de voogdij te belasten en hun daarvoor een toelage te geven. Wat de ontzetting uit de ouderlijke macht van de weduwe De Rijk aangaat: spreker kan do verzekering geven dat alle leden van den voogdijraad te Amsterdam, waaronder ook nlle Protestanlsche leden, overtuigd zijn dat hier geen sprake is van kerkelijk fanatisme. Ook al hadden al die mooie verhalen niet Sn de courant gestaan: de kinderen zouden geen dag later aan de moeder zijn terugge geven dan thans. De heer Ruys de Beerenbrouck gaat uitvoerig dc verschillende cijfers na om te bewijzen dat men ten onrechte de provin cies Limburg en Noord-Brabant te zwart af schildert. Iloe men dc cijfers ook groepeert, toch blijven in criminaliteit Drenthe, Limburg, Groningen en Noordbrabamt gelijk staan. Spr. geeft den minister in ernstige overweging het aantal drank- en verlofgelegenheden aan jpeu maximum te binden. Dit is een eerste maatregel om de criminaliteit te verminde ren. Spr. betreurt de criminaliteit in liet Zui den zeer, want zij is in strijd niet de katho lieke beginselen, volgens welke vaderlands liefde een der hoogste deugden is, waarmede criminaliteit in strijd is. Laat het politiek en soaiaal leven der katholieken zich maar ge- ledielijk ontwikkelen, dan zal de criminaliteit geleidelijk dalen. Zaterdag half 11 voortzetting. Vrijdagavond heeft dc Kamer dc begroo ting voor Waterstaat weer aangevat. De heer Nolens pleit voor bevaarbaar- making van de -Maas en vraagt inlichtingen omtrent dc plannen van den minister dien aangaande. De heer Smeenge behandelt de quaes- t-ie van het grindbaggeren in de Maas. Dc minister van waterstaatis overtuigd van de noodzakelijkheid van bc- vaurbaanmaking van Maas. Aan voortva- rendheid van de zijde van de regeering zal het niet ontbreken. Aan de baggeraax-s wordt 'tegemoetkoming betoond. Dc heer van den Berch van Heem stede spreekt over het zomerpeil van den Maasmond, de heer VanVuuren over de stoompont aan het Keizersveer. Hij wil daar een brug. De minister beantwoordt de sprekers. Nu voLgt een discussie met den heer II e 1 s- dingen o-ver de werktijden van de arbei ders aan de Maaswerken. Vervolgens eene met den heer Van F or eest over de Ilel- dersche zeewering. De heeren Ferf en Duymaer van Twist bespreken den toestand van het eiland Marken, en in het bijzonder tien wa tertoestand op het eiland. De Minister antwoordt en zegt over weging der door de heeren Ferf en Duymaer vin Twist geuite verlangens toe. Na repliek der heeren Smeenge en Van Fore es' wordt het artikel goedgekeurd. De heer Van Vee n bepleit, inzake het maken van een dijk aan de kust van Ame land de verkiesclijkheid van een Rijksvoor- schot boven een subsidie aan het waterschap de Grieën cn dringt nogmaals aan op het maken van een aanlegsteiger op Schiermon nikoog. De lieer P o 11 e ni a sluit zich bij den vori- gen spreker aan. Die heer '1' li o m s o n wijst op den slechten toestand v-an de visschershaven te Schevenin- gen en dringt aan op verdieping, welke wensch reeds het vorige jaar in een motie was neergelegd, doch wegens defensie-be zwaren niet was ingewilligd. De heer Jansen sluit zich bij den heer Thomson aan. De Minister ui* zijn leedwezen er over, dal hij het eerst ter zake toegezegde wetsont werp niet heeft kunnen indienen. Het advies van den raad van defensie was echter zeer ongunstig. De lieer Thomson repliceert. Ook de heer Jansen bepleit de havenbelangen. Na dupliek van den minister wordt het artikel goedgekeurd. Na een debat tusschen den heer Ferf cn den minister over de visschershaven van Hoorn en een opmerking van den heer V o r- s l e r m a n van O y c n over de havenwer ken Le Breskens, dringt de heer Va n V 1 ij- m e n- aan op heit maken van de brug in de gemeente Lieshout, waarvan sprake is bij de onteigening voor het Wilhelniinakaal. De M i n i 6 le r kan den wensch der ge meente niet inwilligen. Na repliek van den heer Van V 1 ij in e n en dupliek van den Minister, wordL het art. W illielniiuia kajia al) goedgekeurd'. De heer Roodliuyzem bespreekt dan de nieuwe sluisdeuren- te Nieuwersluis. De M i n i s -t e r antwoordt. Bij art. 75 (Noordaeekanaal) dringt de heer V au F o it e e s t aan op vervanging vart liet bestaande schcpradgemaal door een cen- trifugaalpompgemaal, door motoren gedre ven. De Minister a-ntwoordlt. De heer Vorsterman van Oyen •dringt bij .art. 83 (verbetering kanaa-l Gomt- Terneuzen) aan op bespoediging. Na repliek van den minister wordt het artikel goedgekeurd. De heer R o e s s i m g h bepleit voorts h-etl maken van een brug over de Beilcrvaarl de heer Jansen spreekt over het Ilaag- schc bosoh en betreurt het plan bot verbete- ding van den Leidschen weg uit een oogpunlb van natuurschoon. De heer Dolk spreekt over den toestand van Rijkswegen in het algemeen en bepleit uitbreiding van Rijksbeheer. De Mi nl sle r antwoordt de sprekers en betoogt de noodzakelijkheid van verbreeding van den Leidschen weg. Spr. is het eens met den heer Dolk, maar de kosten zijn een bezwaar. Misschien kan wijziging der Ont eigeningswet baten cn de minister heeft zijn ambtgenoot van binncnlandsche zaken een dergelijke wijziging in overweging gegeven. Na een debat tusschen den heer Smldt en den Minister over verbreeding van dc wogen langs hot zuidelijk deel der W ester- wold-schc kanalen, wordt het betrekkelijke art. goedgekeurd. Daarna werd om kwart over twaalf de vergadering gesloten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1910 | | pagina 1