5 zaak dan lid van het burgerlijk armbestuur te zijn. Aan don eenen kant heeft men de beurs, die moot worden toogohoudon, aan don anderen kant staat do armoede, die men moet helpen. Porsoonlijk heb ik dikwijls het voornemen gehad ontslag to nemen als lid "van het bur gerlijk armbestuur. Maar als ik dan in- de volgendo vergadering do leden weer met fris- schen moed hunno taak zag bpginnen dan kwam ik daarvan torug; ik begreep, dat ik met hen moest blijven meewerken. Maar men moet ons geen verwijten doen, dat wij te royaal zijn. Do heer van Kalken. Mij nheor de voor zitter, ik wil den hoer van Esveld op een enkel Sunt antwoorden. De armenwet zegt duidelijk, at do kerkelijke besturen eerst moeten steu nen en dan het burgerlijk armbestuur. Maar het is omgedraaid; men komt eerst bij het burgerlijk armbestuur en dan bij het kerkelijke bestuur. Ik heb er naar geïnformeerd of het wenscheliik is, dat men daarin verandering brengt. De conclusio is, dat dit misschien wel gewenscht is, maar dat de uitgaven dezelfde zullen blijven. Men zal blijven doen wat men tot dusver deed. De kerkelijke armbesturen zullen zeggen: „Wij hebben een zeker bedrag voor armenzorg beschikbaarzeg 10 000. Dat wordt geheel uitgeput. Maar als aan het artikel van de wet de hand moet worden ge houden, dan zullen wij niet meer 200 gezinnen kunnen bodeelen, maar slechts 100. Do ge meente zal dan voor de overigen moeten zor gen." Ergo de kerkelijke besturen zullen den kring van hunne bedeelden moeten inkrimpen. Zij geven wat zij bozitien. Het burgerlijk armbestuur kan bij de gemeente aankloppen als het te kort komt. Dat kunnen de kerke lijke besturen niet. Er is eene grens voor hunne uitgaven, wait hunne inkomsten stjjgen niet. Daar moet men* voeling mee houden. Het burgerlijk armbestuur de heer van Esveld weet dat beter dan ik moet datgene doen waarin de kerkelijke besturen te kort schieten. Maar het blijft feitelijk hetzelfde tot welk bestuur de armen zich het eerst om onderstand wenden. Do heer R ij k o n s. Mijnheer do voorzitter, ik kan bogrijpen, dat" de heer Gerritsen niet volkomen voldaan is over het antwoord van B. en W op zijne vraag naar de oorzaak van de stijging dor uitgaven van het burgerlijk armbestuur. Maar als hij klaagt over die stijging, dan is dat niet eene speciaal Amers- foort8che klacht. Van alle armbesturen in het geheele land hoort men dezelfde klacht. Ver schillende oorzaken* werken daartoe mede. De voornaamste oorzaken zijn genoemd door den heer' van Esvold. Er zijn echter nog ando ren, die schuilen in de wijze van gevendie wordt gevolgd. Men volgt de patriarchale manier men geeft aalmoezen. De arme wordt niet moreel geholpenmen geeft hem een aalmoes. Ik wil ae waarde van het geven van aalmoezen niet verkleinen, maar men moet niet vergeten, dat het aalmoezen geven ook eene groote keerzijde laat zion. Men leidt den arme daardoor den kring van de bedelaars binnen. Zijn eer- en waardigheidsgevoel wordt verstompt. Als men maar 'een tijdlang lid van een armbestuur is geweest zooals met mij het geval is, dan ziet men hoe gemakkelijk het faat, als men eenmaal tot vragen is gekomen, at voor de tweede en de derde maal te doen. Dan wordt het vragen spoedig een gewoonte. Dan is er nog iets waarop ik wil wijzen. De personen, die ondersteund wordenkunnon hunne arbeidskracht goedkooper aanbieden. Zij bederven in eigen kring de economische verhoudingen. Ziehier enkele opmerkingen tot ondersteu ning van do meening, dat het aalmoezen geven, al moge het goed zijn bedooldbrengt tot kwaad in de kringen, die men wil helpen. Ik ben intusschen blijdedat do heer Gerritsen mij niet gevraagd heeft naar het geneesmiddel. Ik zou dat op dit oogenblik niet aan de hand kunnen doen. Maar er zgn toch middelen om do kwaal te bestrijden. De heer v. Kal ken heeft daar straks o. a. een genoemd. En dan. als de maatschappelijke en oeconomische verhoudingen beter geregeld worden, zal dit kwaad daardoor verminderen. Uit de juist verschenon statistiek van het pauperisme in Engeland blijkt, dat in het laatste halfjaar sedert de invoering van do ouderdomspen- 8ioenwct het getal dor bedoelden daar te lando met. 44,000 is teruggegaan. Dat is mis schien ook oen wonscholijko maatregel, waar aan men hier to lande zou kunnen denken. De algemeone beraadslagingen worden ge sloten. In behandeling komen do Uitgaven. Do volgnummers 77—138 worden z. d. en z. h. s. goedgekeurd. Volgnummer 139. Onderhoud van straten, pleinen, wogen, enz. f 16.580. De heer Koning. Mijnheer do voorzitter, bij dit artikol heb ik het antwoord van B. en W. gelezen, dat eenigo jaren geleden onder handeld is over do verbetering van den toe stand van den parallelweg. Nu hebben wij daar een uitstekend plantsoen gekregen, waar bij de toestand van den weg zeer afsteekt, net antwoord van B. en W. zou mij meer bevredigen, als B. en W. zich bereid hadden verklaard, nogmaals met de eigenaars der aan liggende perceelen in overleg te treden en te trachten den parallelweg in orde te brengen. De Voorzitter. B. en W. zullen gaarne nogmaals pogingen aanwenden om verbetering te krijgen van den parallelweg. Volgnummer 139 wordt i. h. s. voorloopig goedgekeurd en daarna z. d. en z. h. s. de volgnummers 140—156. Volgnummer 157. Kosten en onderhoud van den O L. Vrouwentoren en andoro torons, f 450. De heer van Duinen. Mynheer de voor zitter ik zou hier tweo vliegen in één klap willen slaan. Ik zou in de eerste plaats gaarne ziendat bij de herstelling van den O. L. Vrouwentoren oen scherp toezicht werd uitge oefend op de loodgietors. Door verbetering van do worktuigen, die de loodgieters behoevon voor de uitvoering van hun werk wordt het verhitten van de bouten voor het soldoeren door een benzinevlara bowerkt. Dat is eene mooie vinding, maar uiterst gevaarlijk. Ik heb bij het bouwen van mijn huis gezien hoe schrik- kelyk onvoorzichtig daarmee wordt omgegaan. Ik heb mijn hart vastgehouden toon men bezig was om te soldeoron. Onlangs heeft in Vlis- sïngen een groote brand plaats gehad als ge volg van het bozigon van die nieuwe werk tuigen. De bout, waarmee men werkte, heeft bp het soldoeren het houtwerk aangetast. Dat goschiedde kort voor 12 uur, de werklieden zijn naar huis gegaan om te schaften, het hout is gaan smeulen en daardoor is do brand ont staan. Precies hotzelfde is voorgekomen in Amsterdam aan de Oosterkerk. Daar aren de werklieden golukkig bij do hand zij hoorden het hout knappen en konden het vuur blus- schon anders zou men daar waarschijnlijk een herhaling gehad hobben van het geval te Vlis- singen. Bij de herstellingen aan den Lieve vrouwentoren moet op verschillende plaatsen worden gesoldeerd. Ik wil B. en W. op het hart drukken een scherp toezicht te laten hou den op de loodgieters ten allen tgde. In de tweedo plaats zou ik willen spreken over de beide torentjes van do Kampor bin nenpoort. Letterlgk alle jaren bij de begroo- ting hooren wij dat do vaststelling van het ontwerp van de verbetering, die daar ter plaatse moet worden aangebracht, wacht op do heeren in den Haag. Ik verwacht ook ditmaal het zelfde te zullen hoorenmaar wil toch met klem er op aandringen dat die verbetering eindelyk zal worden uitgevoerd. Dat daar nog geen' orgelukken gebeurd zgnverbaast mij ten zeerste. Ik heb wel eens hooren zeg gen, dat dit niet gebeurt omdat het daar zoo smal is wijl do menschen naar alle kanten moeten uitkijken. Bat is een standpunt, maar het is mijn standpunt niet. Het is beslist ze ker, dat daar vandaag of morgen ongelukken zullen gebeuren. Dat kan niet uitblijven. Wie daar geregeld dagelyks passeert, zal mg toe stommen dat de toestand er onhoudbaar is. Ik moot eerlijk zoggen: Ik begryp niet waarom uit don Haag het advies over die torens zoo lang moet uitblgven. Als deze torentjes wor den blootgelegddan zou men een toestand krygen met elk aesthotisch begrip in strijd. Mou zou zeggen: Wat doen die dingen daar? Do zaak is uit haar verband geruktzij is noch uit historischnoch uit architectonisch oogpunt to vordodigen. Hot eenigo is, dat men van de Kampstraat uit kan zeggen „Die torentjes staan toch wel aardig." Maar mag daaraan 4de veiligheid worden opgeofferd Aan don eenen kant zou het torentje kunnen blijven staan. Als men nu aan den anderen kant ook een torentje wil 'hebben wat belet ons dan op een van do hoekhuizon, die daar zullen gebouwd worden oon torentje te zetten. Ik wil nog zeggon, dat de zuidelyko toren dezelfde neiging toont als onze kamerplanten, nl. om naar het licht te trekken. Dat wijst er op, dat die toren zich in bouwvaliigen toe stand bevindt. Het is daarom niet mogelijk te zeggen: „Laatons den hoelen boel sloopen en de torens laien staan." Dat kan niet, wat dom zuidelijken toren betreft. Ik kan dus niet anders dan met warrato aanbevelen de vernau wing die door deze beide torentjes wordt veroorzaakt, zoo spoedig mogelijk te verbete ren, opdat daar goone ongelukken zullen voor komen, die anders niet kunnen uitblijven. De heer Gerritsen. Mijnheer de voor zitter, ik had den moed niet gehad over dsze zaak te spreken, die ons nu reeds twaalf jaren bezig houdt. Maar nu de zaak ter sprake is gebracht, wil ik er op wijzen, dat wy al vast kunnen boginnen met den toestand gedeoltelijk te verbeteren. Wg hebben recht op het eerste en op het volgende perceel, met andere woor den wij kunnen de gebouwen opruimen tot het water toe. Dat zal in de eerste paar jaren niet mooi staan; maar do veiligheid zal er moe gebaat zijn. Ik hoop, dat B. eu W. deze zaak onder de oogen zullen zien en door de gebouwen, die ik heb gonoemd, af te breken, ten minste een begin met de verbetering zul len maken. De heer Kam. Mijnheer de voorzitter, ik kan wel zeggen, dat wij oen plan uit den Haag hebben ontvangen; maar dat was vrywel on uitvoerbaar. Het was een vorbindingsboog van den eenen toren naar den anderenmaar het lichaam van de poort zou gehool ontbreken. Het denkbeeld is geopperd, om al vast te be ginnen met eene gedeeltelyke verbetering, indien de commissie voor de monumenten er maar in toestemde een van de torens te amo- veeren. Maar dat gaat niet gemakkelyk. De heer Veis Ho y n. Mijnheer de voor zitter, is de goraoente niet bevoegd de to rentjes af to breken Mag zij dat niet doen? Ik vraag dit, omdat de wethouder sprak van eene commissie, dio vergunning moet geven. De heer Kam. Wij zijn niet gehouden aan het advios van de commissie, maar mogen 't niet op onze eigen verantwoordelijkheid doen. De heer Veis II e y n. Wordt de commis sie dan alloon geraadpioegd uit beleefdheid? De heer Kam. Niet alleen uit beleefd heid. Als men een historisch monument heeft, dan kan men dat niet zoo maar opruimen. De Voorzitter. Ik ben met de com missie voor de monumenten in correspondentie geweest en ben daardoor in staat do modedee- ling van den heer Kam aan te vullen en ge deeltelijk te rectificoercn. De zaak is deze De gemeenteraad heeft het recht de torentjes van den Kampor binnenpoort te sloopen. Maar do gemeente moet daarvan kennis geven aan den minister. Dc minister deelt de zaak mede aan de commissie, die tracht mot het gemeentebestuur in overleg te treden om het bouwwerk te behouden. Maar het recht om te sloopen bestaat volkomen. Ik zeg don heer van Duinen dank, dat hg de aandacht gevestigd heeft op het gevaar, dat de Lievovrouwentoren dreigt van de zijde der loodgieters. Ik zal de aandacht van B. en W. op die zaak vestigen. Wg zullen ook, als dit mogelijk is, trachten, wat do Kamper binnenpoort betreft, tot een beteren toestand te komen. Dat zal voorat moeten besproken worden in het college van B. en W. Ik ste^ mij voor dat zoo spoedig mogolyk te doen. Volgnummer 157 wordt z. hi. s. voorloopig goedgekeurd en daarna z. d. en z. h. s. de volgnummors 158- 161. Volgnumms 162. Jaarwedde van den op zichter en doodgravers aan de algemoene be graafplaatsen f 750.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1911 | | pagina 9