2
de schuld van den raad, zeg ik erbij. Maar
wanneer wij nu in hooger beroep gaan, dan
weet de heer Van Boetselacr weer in langen
tijd niet, waaraan hij zich heeft te houden.
(lien stem: Twee maanden!)
Mijnheer de Voorzitter. Waar er zooveel
spoed bij de zaak is, moet de heer Van Boet-
selaer eindelijk weten, waar hij aan toe is, en
gaat het niet aan, de zaak op de lange baan te
schuiven.
Om deze redenen ben ik tegen'het voorstel
van B. en VV.
De heer Oosterveen. Mijnheer de Voor
zitter. Ik ben het volkomen eens met hetgeen
door de heeren Veis Heyn en Jorissen in het
midden is gebracht Ik ga dus mee met de
minderheid van B. en W. Ik wensch ook dat
de raad niet in hooger beroep gaat. Zooals
den heeren bekend is, ben ik tegen den aan
koop van „Nimmerdor" geweest, omdat ik
dien aankoop niet gewenscht achtte voor on
ze gemeente. M. i. zal hij de gemeente steeds
financieel drukken.
Indien Amersfoort een rijke gemeente was,
dan zou ik niet zooveel bezwaar hebben ge
maakt. Onze gemeente echter heeft zich ge
lukkig tot nog toe weten te helpen met het
heffingspercentage van 3 pCt., doordat de be
lastingen in den loop van de jaren aanmerke
lijk meer hebben opgebracht, zooals in de
toelichting van B. en W. staat aangegeven.
Daardoor is de gemeente in staat gesteld, ver
schillende zaken tot stand te brengen, die in
Amersfoort zeer noodig waren, bijv. de be
vordering van het ambachtsonderwijs, subsi-
dieering van de industrieschool, de verhoo
ging van de onderwijzerssalarissen, e.d. Maar
wij mogen ons niet ontveinzen, dat die hoo-
gere belastingbedragen niet hebben kunnen
leiden tyt verlaging van het heffingspercen
tage, zelfs met een kleine fractie waardoor
wij het der burgerij van Amersfoort wat ge
makkelijker zouden hebben gemaakt, waar
door wij wellicht anderen door lagere belas
ting en het natuurschoon van de omgeving
hierheen zouden hebben gelokt.
In de vorige raadszitting is reeds gezegd,
dat, afgezien van den aankoop van „Nimmer
dor" nog vele dingen op ons program staan,
die op verwezenlijking wachten: de markt-
planncn om maar iets te noemen moe
ten nog komen, de handelsschool moet nog
subsidie hebben, verschillende straten dienen
verbreed, in de hoofdstraten trottoirs aange
bracht, voor de overkluizing Kortegraeht bij
hel postkantoor valt veel te zeggen, verschil
lende oude krotten moeten opgeruimd, en er
wordt reeds gesproken van de stichting van
een nieuwe II. B. S., van nieuwe rioleering,
van M. C. I- onderwijs en van vele dingen
meer, die stellig zeer veel geld zullen moeten
kosten. Ik geloof niet dat ik van de zijde van
het Dagelijksch Bestuur veel tegenspraak zal
ondervinden, wanneer ik zeg dat, vooral met
het oog op de verhooging van salarissen, in
den laatsten tijd aangenomen, er binnenkort
beslist een verhooging van het heffingsper-
centagc zal moeten komen.
En om al déze redenen durf ik voor mij
den koop van „Nimmerdor" niet aan.
Ik ben het met Gedeputeerden eens, dat
deze aankoop een veel te speculatief karak
ter draagt. Indien wij gronden kochten, die
een zeker bedrag aan rente opbrachten, zoo
dat wij zeker waren, in de eerste toekomst
2j a 3 proc. van onze gronden ite zullen trek
ken, dan zou ik er niet zoo tegen zijn. Maar
hier geldt het gronden, waarvan het wel ze
ker is, dat de te maken opbrengst gelijk zal
staan met hetgeen de gemeente er voor geeft.
£ij zal dus circa 3 proc. bij moeten betalen.
En daarom kan ik den aankoop van „Nim
merdor" niet goedkeuren. Want daardoor
zal de gemeente weer nieuwe lasten krijgen
te dragen, bij de verhooging van de belasting
die binnenkort zal moeten geschieden.
Hel is een feit, dat „Nimmerdor" ver van
de gemeente verwijderd ligt, en, mocht liet
in de naaste toekomst worden bebouwd
waar m. i. weinig kans op bestaat dan zul
len de tusschengelegen gronden nog hooger
in prijs worden, waardoor dus vervalt het mo
tief, dat deze aankoop de prijzen der gron
den in de nabijheid der gemeente zou druk
ken.
De heer B ij k e n s. Mijnheer de Voorzit
ter. Ik geloof, dat we thans de discussies over
deze zaak veilig kunnen staken. Vóór en te-
genstanders beiden hebben, naar ik aanneem,
zóó gesproken, als zij naar innige overtuiging
meenden, dal het belang der gemeente vor
derde. Als zoodanig kan men elkanders mee
ning respecteeren.
Tovïh zou ik gaarne zien, dat de beslissing
der Kroon werd ingeroepen. Deze zal het ad
vies inwinnen van mannen, wier kennis en
ernst door ons allen worden erkend en de
partij, dte in het ongelijk wordt gesteld, zal
zich daarbij neerleggen en dan gemakkelij
ker erkennen, dat ze het toch vermoedelijk
niet hij het rechte eind heeft gehad. Dat kan
ik op dit oogcnblik nog niet, mijnheer de
Voorzitter, omdat ik eenigszins verbaasd ben,
niet over het besluit van Ged. Staten, maar
over de wijze waarop dit college de zaak
heeft beh'andeld.
Niet minder dan drie en een halve maand
hebben Gedeputeerden noodig gehad, om een
besluit te nemen, gecompileerd uit de versla
gen van de Raadszittingen, plus een paar
onjuistheden.
Na verloop van circa drie maanden kwam
een spoedbrief toen scheen er plotseling
haast te zijn om maar eens terstond te
willen opgeven: de revenuen, die het land
goed thans afwierp, terwijl men toch kon
weten, dat die revenuen door allerlei bij
zondere omstandigheden beneden de moge
lijke moesten blijven.
Gedeputeerde Staten hebben voor deze be
slissing bijna tweemaal zooveel tijd voor zich
geéischt als ons hoogste Staatscollege bij de
wet is toegestaan. En aangezien er helaas
geen middel is om Gedeputeerde Staten in
zulke zaken tot spoed te dwingen, wensch ik
voor mij persoonlijk op deze wijze te pro
testeeren; want als het met andere zaken in
liet vervolg ook zoo mocht gaan, dan kan
onze gemeente daarvan te een of anderen tijd
schade ondervinden.
Mijnheer de Voorzitter! Een andere reden
voor mij, om in hooger beroep te komen, is
gelegen in de meening, die ik ben toegedaan,
dat Gedeputeerden zich hier mengen in een
zaak, die geheel aan den gemeenteraad
moest worden overgelaten. Ik bevind mij,
wat deze meening betreft, in goed, ik mag
\?el zeggen: zéér goed gezelschap: prof. Op-
penheim, tegenwoordig lid van den Raad van
State, zegt in zijn bekend werk „Het Neder-
landsch Gemeenterecht" over het toezicht van
Ged. Staten op den Gemeenteraad, o.a. het
volgende:
„Stellig wordt tegen den geest van de
„bepalingen van de grondwet, van welke
„dit toezicht het uitvloeisel is, gezondigd,
„als de gedeputeerde staten zich plaatsen
„op de stoeldh van de gemeenteraadsleden.
„Dit deden mijns inziens de gedeputeerde
„staten van Gelderland, toen zij den Raad
„van Arnhem dwarsboomden in zijn voor
nemen een buitengoed aan te koopen, ten
„einde Arnhem nog meer dan het geval is,
„voor inwoners en vreemdelingen aantrek
kelijk te maken door haar natuurschoon
„en hare heerlijke omstreken, in den vol
uten zin hare „levensaderen". De Gedepu
teerde Staten vreesden van dezen aankoop
„cene vermeerdering van belastingdruk, die
„zij voor de ingezetenen niet wcnschelijk
„oordeelden. Maar ging dit hun recht
streeks aan? De raad meende terecht van
„niet en kwam bij de Kroon in beroep."
Tot zoover professor Oppenheim. Ik hoop,
dat de leden van dezen raad, hetzij vóór- of
tegenstanders van den aankoop zijn, zullen
denken als hij, en in hooger beroep zullen
gaan.
De heer Van der Wal. Mijnheer de
Voorzitter. Hoewel eerst mijn voornemen
was, het thans aan de orde zijnde punt nog
eens te bespreken, ben ik daarvan bij her
haalde lezing teruggekomen, omdat in de me
morie van toelichting reeds alle bemerkingen
van Gedeputeerde Staten op ieder punt vol
komen worden weerlegd.
Ik wil dan ook B. en W. mijn oprechten
dank betuigen voor deze sobere maar niette
min alles zeggende Memorie van Toelichting.
Slechts dit ter versterking: Op pag. 195 zeg
gen B. en W.:
„dat de koopprijs aanzienlijk is, kan even-
„min door den Gemeenteraad worden toe
gegeven. Indien men de waarde der ge
bouwen geheel buiten rekening laat, be-
„draagt 'die koopprijs (plan. 17j cent per
„MV
Hieraan zoude ik nog willen toevoegen:
daarbij neme men nog in aanmerking, dat pl.
m. 6000 strekkende meter nu reeds aan bree-
de verharde wegen ligt, dat is: 200 bouwter
reinen met 30 meter frontbreedte, gereed ten
verkoop.
De heer Van Kalken. Mijnheer de Voor
zitter. In den tijd, dien Gedeputeerde Staten
noodig hebben gehad om ten opzichte van ons
raadsbesluit een beslissing te nemen, was
het best mogelijk geweest dat tegenstanders
voorstanders en voorstanders tegenstanders
waren geworden. Maar ik moet eerlijk beken
nen, dat tot op heden de toestand vrijwel de
zelfde is gebleven. Men heeft over het alge
meen op de zaak denzelfden kijk. Er is geen
strooming ontstaan, waardoor men zou kun
nen zeggen: „Nimmerdor" is een aantrek-
kingspunt geworden en men wil er gaarne
bouwen gelijk door dezen en genen werd
verwacht. Ik heb slechts één vraag te stellen,
en dat is dezen: Is het gewenscht, ons te on
derwerpen aan het besluit van Gedeputeer
den? En dan ben ik het volkomen eens met
onzen geachten voorzitter, dat dit inderdaad
zeer gewenscht is. De voorstanders van den
aankoop mogen wel, zooals ik het indertijd
genoemd heb, luchtkasteelen bouwen, maar
wanneer men in vollen ernst, als ernstig man
de zaak beschouwt, dan zal men toegeven, dat
het waagstuk te groot is voor Amersfoort,
omdat het risico te groot is, en er weinig
kans is, dat men eenig succes zal hebben, en
dat de belasting niet te veel zal gaan druk
ken. Hoe schoon „Nimmerdor" ook is, het is
gewenscht het links te laten liggen. liet be
hoort niet tot de punten, waar op den duur
gebouwd zal worden; daarvoor heeft men op
het oogcnblik nog andere punten genoeg, dat
hebben Gedeputeerden zeer juist gezien. Ik
ga volkomen mee met den voorzitter van de
ze vergadering, en wil ook in het besluit van
Gedoputccrden berusten. Wanneer men hier
de gemeentenaren hoort, dan gebeurt het
hoogst zelden, dat men iemand ontmoet, die
het niet eens is met het besluit van Gedepu
teerden.
De wethouder Van Es veld. Mijnheer de
Voorzitter. Toen het besluit tot aankoop van
„Nimmerdor" werd genomen, stelde de raad
zich op het ruime standpunt, dat de gemeen
te niet lijdelijk mocht blijven afwachten, op
welke wijze de bebouwing zich zou uitbrei
den. Integendeel, het beheerschen van de uit
breidingsplannen werd niet alleen gewenscht,
maar ook noodzakelijk geacht.
Gedeputeerde Staten nemen een enger
standpunt in, en meenen dat er eerst sprake
van aankoop zal kunnen zijn, wanneer ook
zonder dien aankoop van gemeentewege be
bouwing, van het landgoed zou plaats vinden
en daarbij ongewenschte toestanden zouden
ontstaan.
Mijnheer de Voorzitter. Het spreekt van
zelf, dat de gemeente in dat geval met de
nachtschuit komt: dan komen wij te laat.
Beide beginselen zijn dus met elkaar in lijn
rechten strijd. En niets is nu natuurlijker,
dan dat de raad in hooger beroep gaat, om