4
men, dat dc gashouder 's nachts heeft staan
blazen.
Ofschoon bovenstaande antwoorden u let-
icrlijk zijn meegedeeld, dient bij de beoordee
ling en onderlinge vergelijking daarvan niet
vergeten te worden, dat iedere stoomstoker
slechts kan verklaren, wat hij in z ij n dienst
el ploeguren opgemerkt heeft. Dit ver
klaart de schijnbare tegenspraak in sommige
antwoorden op dezelfde vraag.
Ook den gasmeesler heb ik vragen gesteld,
cn daarop antwoord ontvangen t. w.:
lo. Gebeurt het borrelen van het gas dik
wijls?
Antwoord: Ileel weinig, een enkele keer
kan het voorkomen 's nachts is hel één keer
gebeurd in den tijd, dat hij hier is. Hij is toen
voor dit geval gewaarschuwd geworden.
2o. Wal wordt er in zoo'n geval gedaan?
An' .voord: Dan wordt de toevoerbuis
tot den gevulden. gashouder afgesloten, en
het gas geleid naar een anderen niet gevul
den gashouder.
3o. Waarschuwt u de menschen 's avonds,
dat ze moeten letten op den stand van den
gashouder?
Antwoord: Heeft de menschen wel eens
gewaarschuwd; wanneer hij vermoedt dat de
stand te hoog wordt, zoodat het gas zal gaan
borrelen, waarschuwt hij dc betrokkenen,
wanneer hij ziet dat er voor borrelen geen
gevaar zal bestaan, waarschuwt hij hen niet.
to. Hebt u de drie stoomstokers wel eens
gewaarschuwd er op te letten?
Antwoord: Ja, ze weten hel allen, dat
ze ten allen tijde op den stand van den gas
houder moeten letten.
Mijnheer de Voorzitter. Op grond van deze
antwoorden meen ik gerust te mogen verkla
ren, dat den gasmeesler in dezen geen blaam
kan treffen. Ook de verantwoordelijk gestelde
werklieden zijn, blijkens hun afzonder-
1 ij k afgelegde verklaringen, vergeleken met
die van den gasmeesler, niet in hun plicht te
kort geschoten, zoodat ook zij boven verden
king staan.
Op dit laatste wil ik nog even de aandacht
vestigen, want, in het bewuste berichtje
wordt dc zaak zóó voorgesteld, alsof de gas
meesler het wel zonder nachtrust zou kunnen
doen, en alsof de dienstdoende stokers hem
uit louter welwillendheid waarschuwden.
Ten slotte schiet mij niets anders over, dan
dit o n ge teekend berichtje te beschou
wen als het produkl van een onware en on
waardige inblazing.
De lieer Gerritsen. Mijnheer de Voor
zitter. Ik dank B. en \V. zeer voor dc activi
teit die zij in deze zaak hebben betoond en
voor hun uitvoerig antwoord. Ik acht dit een
ernstige zaak voor onze gasfabriek en voor
lien, die niet op de hoogte zijn, wil ik een
tien of twaalf regels uit het bedoelde stukje
voorlezen:
„Wij hebben deze week een appeltje te
schillen met den heer Horman, den gasmees
ler. Deze heer tracht ons immer door
allerlei smoesjes tegen te werken. Ons be
stuur had den directeur gevraagd een paar
leden vrij te geven voor de voorbereiding van
ons St. Nicolaasfeest. Wij hadden daarvoor
een paar leden aangezocht, maar die waren
mijnheer Börman niet naar den zin. Daarvoor
moesten anderen komen, menschen, die tegen
den directeur cn Börman durven zeggen, dat
zij van dien rooien bond niets moeten heb
ben. Zulke parasieten meende de heer Bör
man daarvoor te moeten aanwijzen, die moes
ten dat baantje opknappen.
Daarop let deze gasmeesler dus wel. Maar
het werk, dat hem is opgedragen, b.v. om toe
te zien dat de gashouder niet staat te blazen,
waardoor het gas de lucht ingaat, daarop let
deze man niet. 's Nachts moeten onze bondge-
nooteu hem meermalen waarschuwen dal er
veel gas verloren gaat.
Wij hopen dat de gasmeester van houding
zal veranderen, anders bestaat er groote kans
dat hij het geheele personeel tegen zich in het
harnas jaagt."
Ik acht deze zaak zoo ernstig, omdat hier
een klein aaneengesloten troepje arbeiders
tracht het overgroote deel van de arbeiders
aan de gemeente en de gasfabriek te terrori-
scereiIk vertrouw dat B. en W. daarop het
noodige toezicht zullen oefenen, en den direc
teur zullen waarschuwen, dat hij bij het min
ste dat er gebeurt maatregelen moet nemen.
Na overweging van de mededceling van den
geachten wethouder vraag ik mij af, of deze
menschen al rijp zijn voor een wcrkliedenre-
glemcnt.
De Voorzitter. B. en W. zullen hun aan
dacht op deze zaak gevestigd houden, en dan
ken den heer Gerritsen, dat hij er hun aan
dacht op vestigde.
De heer Van D u i n e n. Mijnheer de Voor
zitter In een van onze laatste vergaderingen
hebben wij ontvangen een paar adressen: één
van „Heemschut" en een van het Oudheid
kundig genootschap nil Amsterdam, beide
adressen om ons te adviseeren tol behoud van
de Kamper binnenpoort. Deze adressen geven
wel een weinig te denken bij hel lezen van
het verslag van de vergadering van afgevaar
digden van verschillende bouwkundige ver-
eenigingen, de vorige week te Amsterdam ge
houden, om te geraken tot een bond ter be
scherming van de schoonheid van Nederland,
zoowel landelijk als stedelijk. Ik voor mij
vind dit een zeer lofwaardig pogen. De heer
Jan Kalff, kunst-historicus, heeft toen o.a. ge
zegd, r*at er veel schoons wordt opgeofferd,
en hij voert daarvoor drie redenen aan: In de
eerste plaats wordt er veel schoons vernietigd
door de uitbreiding van de sleden; de tweede
vernielende factor is het moderne verkeer en
zijn eischen; en in de derde plaats hel be
zwaar, dat monumentale gebouwen niet meer
aan hun bestemming kunnen voldoen. Ik zal
hier nu even aanhalen, wat in het ochtend
blad van het Handelsblad van verleden week
Vrijdag stond:
„Als tweede vernielende factor aldus de
heer Jan Kalff treden op het moderne ver
keer en zijn eischen. Aan de eischen van het
moderne verkeer dreigt op het oogenblik te
Amersfoort de schoone Kamper binnenpoort;
een der merkwaardigste oude waterpoorten
te worden opgeofferd, cn daardoor een fraai
stadsbeeld te worden vernietigd." -
Mijnheer de Voorzitter. Toen ik dat las,
dacht ik onwillekeurig aan den jongen, die
een definitie moest geven van een kreeft. Hij
zeide: Een kreeft is een rood insect, dat altijd
achteruii loopt. En de onderwijzer, een zeer
meegaand man, gaf hem een pluimpje: Dat
heb je heel goed gezegd, maar nu zou ik een
kleine opmerking willen maken: Een kreeft
is niet ten insect, is in ongekookten toestand
nooit rood, en kruipt zoo goed als nooit ach
teruit. Overigens was de definitie zeer juist!
(Gelach).
Net zoo gaat het met de Kamper binnen
poort. Hij is niet schoon en niet merkwaardig
en het is nimmer een waterpoort geweest. In
de laatste eeuwen is het zelfs niet eens meer
ten poort. Overigens is het heel juist! (Ge
lach).
Waarschijnlijk heeft hier verwarring plaats
gehad met de Koppelpoort. Ik wil dc heeren
archeologen en antiquairs geruststellen: De
raadsleden zijn unaniem van meening, en een
groot deel van de Amcrsfoortsche ingezetenen
met hén, dat zij schouder aan schouder zul
len staan, wanneer zij moeten strijden voor
hel behoud van de Koppelpoort. Maar het
heeft nu in alle kranten gestaan cn een auto
riteit als Jan Kalff zegt het, en het wordt na
tuurlijk velerwege aanvaard, zoodat wij in
den lande een veeg uit de pan hebben gekre
gen cn men ons als is het niet met ronde
woorden gezegd voor een soort van vanda
len aanziet. Ik zou graag willen, dat de heer
Jan Kalff ons een klein beetje rehabiliteer
de dat is het eenige woord. Wanneer mijn
heer de kunst-historicus zich eens persoonlijk
komt overtuigen, dan zal hij zien, dat hier in
dc eerste plaats van „kunst" geen sprake is,
en in dc tweede plaats, dat de „historie" bij
zijn poort ver te zoeken is. Als men er Van
Bcmmel op naslaat, dan ziet men, dat hij er
zoo goed als niets van zegt, of het moest zijn,
dat de poort vroeger een geheel anderen
naam droeg en Feijenpoort heette. Dat is al
les wat hij ervan zegt.
Dank u, Mijnheer de Voorzitter.
Niets meer aan de orde zijnde, wordt de
vergadering door den voorzitter gesloten.
Llectrische Drukkerij L. E. BOSCH ZOON.