3 V. van >mons) pncmers dank voor de genomen moeite. 11. Voorstel van B. en W. tot het verleenen an subsidie aan de Oranje-verceniging. Dc Voorzitter. B. en W. stellen voor, Lnder dezelfde voorwaarden als vroeger, ing, S vcnals verleden jaar f 200 toe te kennen. Conform besloten. 12. Nader voorstel van B. en W. bctreffen- iët, A, |e reclames in zake den aanslag in het ver- e (18) unningsrccht. Alsvorcn. nbarc )3. Nader voorstel van B. en W. betreffende ïe behandeling van armlastige ooglijders, uit: [Zie Gedr. Verz. Afd. I, no. 523). foort; De heer Jorissen. Mijnheer de Voor- ndho- titter. Ik lees in het voorstel van B. en W., lat B. en W. eerst een andere regeling op het jog hadden, maar bij nadere overweging lot irn. de nu voorgestelde regeling zijn gekomen, heer tiet deze nieuwe regeling kan ik mij minder 08)»oed vercenigen dan met dc eerst voorgestel de, en ik geloof dat het beter is dat het eer- tsing tte plan van B. en W. wordt aangenomen dan .hooi dit. Wanneer wij dan een armlastige zieke hebben, dan moet deze met een briefje van het stadhuis gaan naar den stads-medicus. >emd Vindt deze dat hij specialistische hulp noodig 08) heeft, dan is het, ik zou zeggen in het belang van den zieke zelf, dat hij het recht heeft, va» hem daarnaar te verwijzen. De regeling die con- p. cn W. voorstellen, zal een heelcboel ver warring geven. De zieke zal zeggen: kom, ik het ga ook eens naar den oogarts, je kunt nooit tem- weten. Ilij vindt dat hij een heel ernstig ding ïzen heeft en gaat er mee naar den oogarts. Deze echter zegt: Neen, je hoort bij mij niet thuis, *ers je moet bijv. bij den internist zijn. Ik geloof dit dat B. en W. eerst van plan waren aan den met stadsmedicus over te laten, den zieke te ver- van wijzen naar den specialist, als hij meende dat ik dit noodig was en de beste weg was. Ik geloof, dat het voorzichtig is, het zoo vooralsnog in te voeren. De Vo o r z i 11 e r. Mijne heeren. Ik ben het jran niet geheel eens met dezen spreker. Volgens het eerste voorstel vervoegde zich de patiënt bij den gemeente-geneesheer, en deze was verplicht, als hij een oogziekte constateerde, hem te verwijzen naar den specialiteit. Dat was de strekking van het eerste voorstel. De strekking van het tweede voorstel is, dat de gcmeente-geneeshecren nu de be voegdheid behouden, een ooglijdcr zelf te be handelen, en zij kunnen hem ook, wanneer zij dit niet gewenscht of zich er niet toe in staat achten, verwijzen naar den specialiteit. Dat is het principieele verschik Ik meen dat het laatste veel beter is, dat nl. een genees heer, die meent er toe in staat te zijn, een ooglijdend patiënt zelf behandelt. Volgens het eerste voorstel waren de gemeentegeneeshee- ren verplicht, ook wanneer zij den patiënt zelf tonden behandelen, hem naar den speciali teit te verwijzen. De heer Jorissen. Dan is het hier toch niet goed weergegeven. Hier wordt gespro ken van een andere regeling, „waarbij de pa tiënten, aan wie op kosten der gemeente „geneeskundige behandeling wordt toegestaan „vrij zijn, zich, voorzien van het door ons af gegeven bewijs, rechtstreeks te wenden, zoo- „wel tot den specialiteit, als tot een der ge- „noemde gemeente-ambtenaren." Heel dikwijls zal dus de gemeente-genees heer den patiënt niet eens zien, en dan komt het dus niet uit dat hij, als hij zelf speciali teit is, of ook aan oogheelkunde doet, den pa tiënt zelf behandelt Ik geloof, dat het de beste weg is, dat de geneesheer den patiënt eerst ziet en hem, wanneer hij het noodig acht, verwijst naar den specialiteit. Anders heeft men nooit controle en heeft men er later geen houvast aan. De beëedigde ambtenaar moet dc oogziekte con- stateeren, niet de patiënt, en daarom moet de oude regeling blijven. De heer Rolandus Hagedoorn. Mijn W. heer de Voorzitter. Ik wcnsch gaarne het idee door den heer Jorissen voorgestaan, te steu nen. Het is een algemeen bekende zaak tenminste voor ons is het dit dat de specia liteiten eigenlijk nooit de behandeling van een patiënt op zich nemen, of het is op ad vies van den bchandelenden geneeskundige. Kr zijn verscheidene specialiteiten die het nooit doen. Kr is in de laatste jaren een beet je de klad in gekomen, het aantal specialitei ten wordt ook wel een beetje groot, en dat is misschien de oorzaak, maar wanneer ik terug denk aan mijn oudere dagen, dan herinner ik mij heel goed, dat prof. Lonck, prof. Goudoever, prof. Schneevoogt nooit een patiënt behandel den, of hij moest komen met een bewijs van zijn medicus, waarin deze advies verzocht aan den specialiteit en dit advies werd uit gebracht aan den bchandelenden geneesheer, die de behandeling, zoo noodig, op zich nam. Wat weet een armlastige zieke niet dat ik daarmede een depreciatie wil uitspreken, ik bedoel den staat van ontwikkeling van den leek in het algemeen of de last die hij aan zijn oogen ondervindt, een oogziekte be duidt? Daar is absoluut nog niet „ja" op te zeggen. Maar de gemeente-geneesheer is daar om uit te maken of het zoo is. Is het oogen- blik daar, dat specialistische behandeling ver- eischt wordt, dan zal hij van .zelf, wanneer de gelegenheid daar is, zijn patiënt naar den specialiteit verwijzen. Maar het omgekeerde te doen en aan den belanghebbende den pa tiënt over te laten of hij een oogziekte heeft voor een specialiteit of voor den gewonen me dicus, dat lijkt mij wel wat heel moeilijk. Het gebeurt dikwijls dat patiënten klagen over „pijn in hun hart cn dan zit het hart op een heel andere plaats dan zij vermoeden. Met oogziekte komt iets dergelijks ook wel vooK In het belang van een goede genees kundige behandeling der .gemeente-patiënten steun ik het voorstel, door den stadsgenecs- kundigc te laten uitmaken, of het een geval is voor een specialiteit en niet door den pa tiënt zelf. De Vo o r z i 11 e r. Mijne heeren, ik geloof, dat dit denkbeeld geheel in overeenstemming is met het voorstel van B. en W. B. en W. toch stellen voor den patiënt geheel vrije keus te laten, te gaan naar den gemeente-genees heer of den specialiteit. Gaat hij naar zijn eigen geneeskundige, dan zal die hem, zoo noodig, verwijzen naar den specialiteit. De heer Rolandus Hagedoorn. Mijn heer de Voorzitter. Wanneer u zelf zegt, dat de patiënt de vrije keuze heeft, en ik den pa tiënt de vrije keuze niet wil laten, dan ben ik het toch niet eens met uw voorstel! De heer Gerritsen. Mijnheer de Voor zitter, zijn er nu twee voorstellen, één van B. en W. en één van den heer Jorissen? De Voorzitter. Ik geef den heer Joris sen in overweging een voorstel te doen, de voordracht van 4 April te handhaven. De heer Jorissen dient het volgende voorstel in: „De Raad besluit: „dat alle patiënten, die op kosten der Ge- „meentc genees- of heelkundige hulp verlan gen, zich, voorzien van het gebruikelijke „van wege ons college afgegeven bewijs, zoo- „als tot heden, blijven aanmelden bij een der „vier gemeente-geneesheeren en heel- en „vroedmeesters. Mocht een dezer ambtenaren „een oogziekte constateeren, dan zullen zij, „bij aanname van ons voorstel, deze kunnen „zenden naar den specialiteit." Het voorstel van B. en W. wordt verwor pen niet 15 tegen 3 stemmen, die van de wethouders Rijkens, van Esveld en Kam. Het voorstel-Jorissen wordt daarna goed gekeurd z. h. o. 14. Voorstel van B. en W. betreffende een adres van de Tuinbouwvereeniging „Amers foort" om subsidie. (Afd. I. no. 602). Goedgekeurd zonder beraadslaging of stemming. 15. Voorstel van B. cn W. tot het aangaan eener ruiling van grond met de firma En gelsman en de Vries. (Afd. I. no. 598). De Voorzitter. Ik kan den Raad mede- deelen, dat openbare kennisgeving is geschied dat de grond aan den openbaren dienst zal worden onttrokken, cn dat er geen bezwaren tegen zijn ingekomen Als voren. 16. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de begrooting en tot betaling uit onvoorziene uitgaven, dienst 1911. Als voren. 17. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de begrooting en tot betaling uit onvoorziene uitgaven, dienst 1912. Als voren. 18. Voorstel van B. cn W. tot vaststelling van oninbare posten inkomstenbelasting, dienst 1909, 1910 en 1911. Als voren. 19. Voorstel van B. en W. tot vaststelling van oninbare posten straatbelasting, dienst 1910 cn 1911. Als voren. 20. Voorstel van B. en W. tot wijziging van de begrooting 1912 en tot het opnemen van kasgeld. Als voren. Aan de orde is de rondvraag. De heer van Kalken. Mijnheer de Voor zitter. Nu wij de Arnhemsche brug yerbrcc- den en men daar toch aan het werk is aan het nieuwe huis van Dr. Van Enst, vind ik het gewenscht dat op het oogenblik de boom tegenover den nieuwen bouw gerooid wordt. Deze boom is zoo goed als dood, en hij is op zijn ouden dag ontkroond, waardoor hij het niet meer haalt, maar de omgeving ontsiert. Wanneer men nu wacht met rooien, dan moet men weer aan het graven gaan wanneer dc boel klaar is. Hoe eer die boom weggaat, des te beter, ook met het oog op de brug. De Voorzitter. Ik zal de zaak gaarne in de vergadering van B. en W. ter sprake bren gen en er zoo noodig in dc volgende vergade ring op terugkomen. De heer Jorissen. Mijnheer de Voorzit ter, het zal B. en W. waarschijnlijk wel be kend zijn, dat in onze kiezerslijst een klei ne fout is geslopen. Deze fout is misschien op zich zelf niet zoo heel erg, maar zij zou later aanleiding kunnen geven tot moeilijkheden. Ik heb hier voor mij de kiezerslijst, die ik even heb laten halen. Onder aan een bladzij vind ik heel gewoon de nummers van 2550 tot 2560, doch als ik het blad omsla dan begint de vol gende bladzij niet met 2561, maar met 2551, zoodat de nummers van 2551—60 dubbel voor komen. De namen echter die achter de num mers staan verschillen. Twintig verschillende personen hebben twee aan twee dezelfde nummers. Nu weet ik niet de kiezerslijst is vastgesteld of dit moeilijkheden kan geven, maar het is beter dat dit hier in den Raad even wordt uitgemaakt om latere moeilijkhe den te voorkomen. Wanneer de voorzitter van een stembureau een nummer afroept, en straks komt, zonder dat hij hiervan weet, een tweede met hetzelfde nummer aan, dan zal de voorzitter natuurlijk zeggen: Dat nummer hebben wij al gehad, en dit kan onaangenaam heden geven. De wethouder R ij k e n s. Mijnheer de Voor zitter, in de kiezerslijst komt inderdaad deze fout voor. Dit stuk is buiten de gemeente ge drukt en dit brengt altijd eigenaardige moei lijkheden mee met het oog op de correctie. In derdaad komen de nummers 2551—60 in du plo voor. Maar ik kan den geachten interpel- lant geruststellen: Deze fout kan op geen en kelen grond een motief worden om de geldig heid van dc verkiezing te betwisten. Men kan

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad | 1912 | | pagina 7