AUTOPLAIDS
M. A. RAMSELAAR
MODERNE BLOKDESSINS
PRE VENTOR
C. H. van DOGRN Zn.
FIRMA
3.50—4.25—6.25
VAN EEN MEISJE DAT ALTIJD TE LAAT KWAM
WAT DE OUDE TOREN
DACHT
Dc Jaisle schoen voor groeiende vooten.
Gediplomeerd Voetkundigc.
UTRECHTSCHF.STRAAT 9. Tel. 219.
(Een Oudéjaars-vertclling).
't Was Oudejaarsavond! Wel twee uren
later dan op andere avonden was Suze Ber
kenhof naar bed gegaan en met de heerlijke
gedachte, dat het 'morgen Nieuwjaarsdag
was, sliep ze weldra in.
Suusjc, die door haar getreuzel bijna al
tijd té laat kwam en daarom vaak plagend
„TcutkQusjV' werd genoemd, had zich op
dien Oudejaarsavond vast voorgenomen, in
het Nieuwe jaar toch wat vlugger te wor
den. Ja, ze had dit zelfs aan vader en moe
der beloofd cn ze zou haar belofte houden.
..Dat nare Woord „Teutkousjc", dat ik nu
telkens moet hooren, verveelt mc, moeder,'"'
had ze gezegd. „Maar hoe kan ik nu toch
zo.o op eens dat getreuzel kwijtraken?"
Vader en moeder hadden beiden gelachen
om Suusje's vraag.
,,'t Beste is, dat je aan het Oudejaar vraagt
of hij bij zijn heengaan je getreuzel wil
meenemen," sprak toen vader. „Dan ben je
het voorgoed kwijt. -Want' jo weet, dit
Oudejaar komt nooit meer terug!"
Suusje had toen vader even héél vreemd
aangekeken, alsof ze hem wilde vragen:
„Meent u dit werkelijk, of zegt u het maar
voor dc grap Ze zei echter niets, maar be
sloot toch maar eens te doen, zooals vader
had gezegd. Ze had daarom in haar avond-
gebedje gevraagd: „Lief Oudejaar, als
straks de klok twaalf slaat cn ge gaat voor
altijd heen, wilt u dan alsjeblieft mijn ake
lig .getreuzel meenemen? Want dit wil ik
zoo heel graag voor altijd kwijt zijn
Juist op dit oogenblik sloeg dc groote klok
beneden in de hal tien maal, cn Suusjc
meende daaruit te verstaan:
„Doe je best, de belofte aan je ouders ge
daan na tc komen, Suusje, cn ik zal zien,
wat ik voor jou doen kan
Reeds half in slaap hoorde Suusjc nog
deze woorden.
Was l>et werkelijk de stem van het Oude-
iaatv^rflc zoo tot haar sprak? Of was het
deinen die goede Sylvester? Die kwam
ahijd in dozen nachta?» *rJTnnn"
[Rij deze 'gcciaenm sloeg buusje de slape-
j?c oogen op cn keek om zich heen.
[Neen, do oude Sylvester met zijn zrlver-
J iiten baard, zag ze niet. Maar toch zag ze
flaasr haar bedje iets héél vreemds, 't Was
|n klein, blondgelokt wezentje met twee
Kttc. vleugeltjes, 't Stond daar op blootJ
tietjes en had niets dan een fijn,, Vit
(icmdjc'aan.
S'og niet begrijpende, dat dit tcere, bljUkc
(lepseltje een engeltje was, eon der bidon
St. Sylvester, vroeg Suusjc heel |er-
jasd: „Wie bent u, kindje?- Hoe kon u
zoo heel alleen, en nog wel opfcw
te voetjes? En wat zult u het Mud
Rebben in uw dun hemdje! I
Toen Suusjc zoo tot hem sprak, We
[de kleine engel haar vriendelijk toe cijc-
f gon: „Wij, engelen, die in dezen Ou oja>s-
nacht, als boden van St. Sylvester, otfe
Darde komen, voelen geen koude,
pen gekomen, om je mee te nemenv,
rq.frankfort
sta vlug op en kleed je aan! Wij gaan het
Oudejaar vaarwel zeggen! Jij hebt liet
Oudejaar toch óók Wat mee tc geven?"
„Mijn getreuzel," fluisterde Suusjc heel
zacht.
„Beneden wachten nog meer kinderen,"
ging de kleine engel voort. „Ook deze willen
het Oudejaar iets meegeven..."
„Die treuzelen zeker ook altijd?" wilde
Suusje vragen.
Docli dc engel scheen'haast tc hebben,
want hij liet haar geen tijd iets tc zeggen.
„Maak nu wat vlug voort, Suusje!" drong
hij aan. „Ik zal beneden op je wachten."
„Ja, dat zal ik," "hefoofde 'het nicisje en ze
begon met haar kousen "aan té trekken.
Brrr..., wat was het* koud'! Én 'wat lag
er veel sneeuw buiten! En w;at lachte het
maantje toch vriendelijk! En hoe guitig
twinkelden" dc sterren! ,,'t Is alsof ai cjie
sterren tégen me knipoogen," dacht Suusje,
die, met één kous aan één voet, en één kous
in dc hand, naar buiten keek. Daar hoorde
zij ©p eens weer de stem van het ongeltje
haar toeroepen: „Ben je gereed, Suusje? We
wachten op je!"
„Ja, ja, ik kom al!" riep Suusje terug,
terwijl zij zich zóó haastig aankleedde, dat
zij niets behoorlijk aantrok. Alles zat schots
en scheef! Ongekamd, op één kous en één
schoen en haar jurk half open, kwam ze
beneden. Daar zag ze toen al dadelijk, dat
de huiskamer was veranderd in een groote
zaal met een lange tafel in liet midden.
Aan die tafel zaten wel twintig kinderen,
die Suusjc heelcmaal niet kende, en dc
kinderen schenen ook haar niet te kennen.
Toch begreep ze, dat al die kinderen óók
het Oudejaar iets wilden meegeven. Ze be
merkte dit ook reeds," zoodra zij den engel
tot een klein meisje, dat aan tafel een
boterham zat tc eten, hoorde zeggen:
„Niet zoo gulzig eten, Elly!"
k IIoop, dat het Oudejaar mijn gulzig
heid toch maar wil meenemen!" zuchtte het
mtisjo, I»6?# keek juist
naai* Suusje, schudde zijn blond hoofdje en
sprak: „Maar, Suusje, wat zie jij er uit! Je
hebt toch tijd genoeg gehad om je behoorlijk
aan te kleedcn! Wat heb je uitgevoerd? De
andere kinderen hebben hun ontbijt al bijna'
op en jij
„Ik... ik... keek -naar de sterren," be
kende Suusje verlegen.
„Dus weer een „Teutkousjc" geweest," zei
de engel. „Denk je dan. niet aan je belofte,
kind?"
De engel wilde nog meer zeggen, maar bij
zag juist, dat een kleine jongen, die een
vlieg had gevangen, bezig was dit dier te
martelen.
„Foei, houdt jij zóó je belofte, Wimpje?"
vroeg hij het ventje.
Wimpje kreeg een kleur, liet de vlieg lo9
en zei' mot een verlegen stemmetje: „Ach.
lieve bode, ik dacht er heelcmaal niet meer
aan, dat ik het Oudejaar mijn wreedheid
wilde meegeven..» Wanneer gaan we op
weg, lieve bode? Wanneer gaan we af
scheid nemen van het Oudejaar?"
„Zoodra Suusje Berkenhof ontbeten
heeft," was het antwoord. En daarna tot
het meisje: „Kom, maak vlug voort, Suusje!
Déar zie ik de slede al aankomen! We moe
ten dus dadelijk op weg. Het Oudejaar kan
onmogelijk op ons wachten, als hot uur
van heengaan is gekomen..."
't Was weer het Teutkousje, dat nog lang
haar boterhammen niet op had, toen de an
dere kinderen in de slede stapten.
„We kunnen» onmogelijk langer op jo
wachten, Suusjo," sprak toen weer dé engel.
„Al deze kinderen hebben het Oudejaar iets
mee te geven. Zc willen dus op tijd dc plek
bereiken, waar het Oudejaar het Nieuwe-
jaar begroet, om daarna ons voor eouwig
te verlatenNeen, zij mogen daar dus niet
te laat aankomen
Terwijl de engel zoo tot Suusje sprak,
sta': hij zooveel lantarentjes aan, als er kin
deren waren, bracht deze naar de sle j,^en
gaf ieder kind een dezer aardige kïifpjcs
in de hand. Daarna sprong hij zelf vlugj in
de zeer groote slede, cn voort ging het toén,
vliegensvlug over dc blanke, glinsterende
sneeuw!
't Was een schitterend-mooi gezicht, die
vlug voortsnellende slede, verlicht door al
die kleine, brandende lampjes, vond Suusjc,
die, met nog een halve, boterham in haar
hand, de verlrckkenden droef na9taardo. Ja.
daar stond z ij nu, geheel alleen, in de groo
te zaal! Maar tóel) iyjjdc, tóch moest.ook
zij het Oudejaar haar getreuzel meegeven.
Neen, zij wilde geen „Teutkousjc" meer
zijn! Een oogenblitf stond zo na te denken,
wat ze kon doen. Toen keek ze op de klok,
greep haar wollen muts en holde naar bui
ten! Doch de slede zag zij niet meer. Wèl
nog, heel in de verte, het licht der lan
tarentjes.
„Zou ik nog op lijd komen, als ik héél
vlug loop?" vroeg zij zich af. „Neen, niet
lang cr over zeuren, niet teuten, ^-,loo-
pén, vlug loopen wil ik!
Op een draf holde toen Suusje den weg
op, dien ook de slede was gegaan! Hijgen
de draafde zij al maar voort! Daar zag ze
eindelijk, niet meer zoo heel ver af, de
lichtjes der lantarentjes! Gelukkig, zc kwam
dus nog niet te laat! Het Oudejaar was nog
niet heengegaan! Juist toen. zij dc plek,
waar allen zich rond liet Oudejaar hadden
geschaard, was genaderd, hoorde zij een
heel oude, en' wat dof klinkende stem vra
gen: „En wat heeft Wimpje mij mee te
geven op mijn weg naar de Eeuwigheid?"
„Mijn wreedheid, lief Oudejaar!" riep de
jongen, die de vlieg had gemarteld. „Ach,
neemt u toch die akelige wreedheid mee, op
dat ik de belofte, aim vader en moeder gc
daan, kan houden-.. De belofte om in het
Nieuwejaar niet meer wreed voor de dieren
te zijn..."
„Maar ik heb al zoo heel veel mee to ne
men," sprak vriendelijk het Oudejaar; „ik
kreeg Miesje's ongehoorzaamheid, Catootje
kwam met haar kuren, Jetjo bracht me
haar stijfhoofdigheid, Jantje en Bartje
gaven mij hun opvliegendheid mee, Mar iet je
gaf haar leugentjes, en Annie, Elly, en nog
zooveel anderen, vroegen mij, hun gulzig
heid en snoeplust mee te nemen... En nu
kom jij, op liet allerlaatste oogenblik, nog
met je wreedheid aanEn dat is iets,
datdat niet zoo heel gemakkelijk isV
„Ja, ik begrijp wel, dat ik u, door mijn
wreedheid mee tc geven, heel veel last be-
<-i« jongen. „Maar
ach, die akelige wreedheid hocre rceas zoo
veel ellende gebracht, vooral aan de dieren.
En vader en moeder hebben cr zoo'n ver
driet over
„Welnu, Wimpje, dan zal ik dio ondeugd
ook maar'er bij meenemen," beloofde het
Oudejaar. „Maar meer kan ik werkelijk niet
dragen, hoor! Neen, er kan niets meer
bij
„Ach, lieve help, nu heb"ik voor niets zoo
gehold," dacht Suusje, die de woorden van
het Oudejaar had gehoord. Maar juist op
ditzelfde oogenblik keek het Oudejaar naar
haar. „Waarom draag jij geen lantarentje?"
vroeg hij. „Of hoor je niet bij al die kinde
ren?"
„Zij hoort wèl bij ons troepje, Oudejaar,"
begon nu Sylvesters bode. „Maar ze kwam
hier wat later aan dan wij... Ze komt al
tijd te laat. Ze heet Suze Berkenhof, weet
u? Maar door haar altijd treuzelen, noemt
men haar „Teutkousje". En u begrijpt..."
„Ja, ik begrijp volkomen, dat ze den
Met Vader en mot Moeder
Gaat kleine Knor op stap.
Nieuwjaar gaat hij straks wenschen.
Nee, heusch! Het is geen grap!
Oom Log en Tante Krulstaart,
Die krijgen een bezoek.
't Is maar een eindje loopen:
Daar even om den hoek.
Knor heeft zijn Zondagsch pak aan#
Zijn petje op één oor.
Zijn staartje krult w&t vroolijkl
Hij's in zijn nopjes, hoor!
En als hij straks „gcwenscht" heeft.
Gaat Tante naar de kast,
Geeft hem een handvol eikels.
O f Knor daarop reeds vlast!
Hij kent dat op zijn hoefje
En daaróm loopt hij blij
Met Vader en rnel Moedér
Op Nieuwjaar door de wei!
CARLA HOOG.
(Nadruk verboden).
naam „Teutkousjc" niet zoo heel mooi
vindt," sprak het Oudejaar.
„Ik vind het een akeligen naam," zei
Suusje heel zacht. „Ik schaam me er voor.
Maar toch zal ik hem moeten houden
„Waarom?" vroeg het Oudejaar.
„Omdat ik het allerlaatste hier aankwam,
Oudejaar," antwoordde Suusje verlegen.
„Allen, die hier staan, ga^cn u reeds zóó
veel mee, dat i k u niet meer durf vragen,
ook nog m ij n getreuzel op uw reis naar de
Eeuwigheid mee te willen nemen. Want u
bent al zoo heel oucj, cn oudé m'enscheiï
mag men nooit last bezorgen... En ik
hoorde toch, wat u zeidc tot Wimpje..,."
„Je hebt een goed, lief hartje, Suusje,"'
zei vriendelijk het Oudejaar. „Daarom zal ik
jouw getreuzel cr nog maar bij nemen,
vooral omdat het niet zoo zwaar weegt als
Wimpje's wreedheid. Maar denk er nu wel
aan, dat je nooit meer tc laat moogt
komen, hoor! Want wie altijd süft en treu
zelt, brengt het in deze wereld niet ver. De
tijd vliegt zoo snel voorbij, kindlief! En nu
is ook m ij n tijd voorbij, kinderen," ging
bet Oudejaar tot allen voort „Ik moet heen
gaan en neem al je fouten en kleine ge
breken mee op mijn reis naar de Eeuwig
heid. O, dódf nadert reeds mijn opvolger!
Daar komt het Nieuwejaar!" riep hij haas
tig. „Nu moet ik vlug gaan! Vaarwel!"
Op ditzelfde oogenblik deed het Nieuwe
jaar, stralende van jeugd, van vreugdo en
van hoop, zijn intrede. Vlug drukte hij het
vertrekkende Oudejaar de met rimpels
doorploegde handen, en daarna sprak zij'n
jonge, yroolijke stem tot Suusje en de an
dere kinderen: „Het öu'dojadr nam al jullie
fouten Kieine gebreken mee?- Daarom
hoop ik, dat geen van jullie allen mij. als het
uur van rn ij n heengaan is aangebroken,
een enkel gebrek, zelfs een kleine fout in
je karakter, hebt mee te geven. En jij,
Suze Berkenhof, houd je belofte, dan zal
niemand je meer „Teutkousje" noemen."
„Hoe zal men mij dan noemen, Nieuwe
jaar?" vroeg Suusje.
„Ik donk haast, dat men je dan den naam
„vlugge Suze" zal geven," was het ant
woord.
„Dien naam vind ik véél aardiger, dan
dat vervelende „Teutkousje"!" riep het
meisje. In haar groote vreugde wilde zij
toen het Nieuwejaar omhelzen, maar dat
was al weer verder gegaan. Het was al
voortgesneld naar het paleis der Maanden,
waar liet bleef vertoeven in afwachting van
z ij n tijd. Daar moest het ook de dagen laten
voorthuppelen, 365 dagen, cn dèt was een
werkje!
Maar wat keek Suze vreemd op, toen zij
geen der andere kinderen meer zag. Ja,
zelfs dc kleine engel, Sylvesters bode, was
verdwenen! Alleen, geheel alleen was ze, en
ze lag... in haar eigen bedje! Want... een
droom, niets dan een vreemde droom was
het goweest, dien Suusje in dien Oudejaars
nacht had beleefd!
Maar ook droömen hebben vaak hun nut,
cn men kan er soms veel uit leeren. En zoo
was het óók mot Suze Berkenhof. Want de
droom in dien Oudejaars-nacbt maakte, dat
zij do belofte, aan vader en moeder gtf
daan, werkelijk kon houden. En toen duurde
het ook niet lang meer, of de naam „Teut
kousje" liad plaats gemaakt voor „Vlugge
Suze", zooals ;het Nieuwejaar dit ook reeds
had gedacht. Neen, niemand dacht er
voortaan meer aan liaar „Teutkousjc" te
noemen!
TANTE JOH.
(Nadruk verboden).
door
C. E. DE LILLE IIOGERWAARD.
Een oude, gr ij zo toren
Keek peinzend om zich heen.
Wat waren ,met Nieuwjaar er-
Veel menschen op de been!
Zij gingen elkaar Wenschen:
Veel heil en. veel geluk!
Wie kon, die ging dé straat op.
Daardoor was het zoo druk!
De toren dacht daarboven:
't Is goed, dat eens in 't jaar
Men zoo elkaar geluk wenscht
En toch heb ik een „maar!"
Zijn morgen weer vergeten
9 De goede wenscben, och!
Waarvoor was het Nieuwjaar dan*
Bedenk dat even toch!
Wij nemen op Nieuwjaar vaak
Veel goeds ons immers voor,
Maar eig'lijk mocht het heusch wel
Het hecle jaartje door!
(Nadruk verboden).