OPEL 42 DE JUSTITIE CONTRA N. S. B.-PUBLI C ATIES GELDBOETEN Fa- L A- A- v- HAMERSVELD De begrooting van Soest geeischt tegen drie verdachten KERSTVACANTIE Op de salarissen wordt 5% gekort 2c BLAD PAG 3. AMERSFOORTSCH DAGBLAD WOENSDAG 18 DECEMBER 1935 De verdediger vraagt voor al zijn cliënten vrijspraak, omdat niets van beleediging bes wezen is De procureur-generaal in het geding (Vervolg van ons vorig blad). Er bleek voor deze behandeling een zeer groote belangstelling te bestaan, in verband waarmede de politie in de Hamburgerstraat extra maatregelen had genomen door het uitzetten van posten in de nabijheid van liet ge rechtsgebouw. Binnen werd niemand toegelaten die daar niet uit ecnigen hoofde moest wezen. In de Hofpoort, toegang tot de pu blieke tribune der rechtszaal, stonden eveneens talrijke gegadigden voor een plaats; zij stonden daar al lang te voren, zéér geruimen tijd vóór de zit ting een aanvang nam. Ook in de advocatenbank namen vele advocaten plaats; verschillende hunner moesten elders in de zaal gaan zitten. De president deelde mede dat er tus^ schen de drie eerste zaken zóóveel sa menhang bestond, dat de rechtbank meende die zaken als één geheel te kunnen behandelen; hierna las de offi cier van justitie de diverse dagvaardin gen voor tegen de heeren van Lunte- ren, Reijdon en Hollander. De president ondervroeg het eerst den heer Rcydon die toestemde een tijd lang het hoofdredacteurschap van „Volk en Vaderland" te hebben waar genomen wegens ziekte van den heer van Lunteren. De in de dagvaarding bedoelde advertentie heeft verdachte opgenomen omdat hij haar als interes sante lectuur beschouwde: die adver tentie richtte zich niet tegen den mi nister van defensie, maar tegen het demo-liberale regeerings-systeem, in z'n geheel. De president: „Een gewoon lezer moest uit die advertentie toch wel de gelijk de conclusie trekken dat zeer speciaal minister Deckers bedoeld werd." Verdachte ontkende dat toch .ten Stelligste. De president maakte er verdachte op attent dat de inhoud der advertentie toch wees in geheel andere richting. Er was in die annonce sprake van „gra tis pleizier-reisjes van den minister van defensie". Dat slaat toch zeker niet op een of ander regeerings-systeem, maar wel zéér beslist op een bepaalden functionaris. Verdachte bleef echter beslist bij zijn ontkenning personen bedoeld te heb ben met de advertentie. Hetzelfde gold voor het artikel betreffende „Visschers in nood"; ook dat artikel richtte zich tegen systemen, niet tegen personen, bij bepaalde instellingen betrokken, als varkenscentrale, tarwe-centrale en zui- .vel-centrale. De president meende dat die voor ttelling van zaken toch bezwaarlijk Was vol te houden. Ook dat artikel „Visschers in nood" sloeg volgens een gewonen lezer wel degelijk op regee- ringspersonen. Dan werd de heer Hollander onder vraagd. Ook deze verdachte verwierp iedere gedachte aan opzettelijke be leediging. Het artikel „Uit den Praat- hof' richtte zich tot een systeem van regeeren en bedoelde de verkeerdhe den van dat systeem aan te toonen. De Eerste Kamer behoefde zich de zaak in het geheel niet aan te trek ken (gelach). De heer Van Lunteren werd hierna gehoord ter zake van het artikel „Het Roode gevaar", dat voor de regeering beleedigcnd werd geacht. De heer Van Lunteren noemde de tegen hem uitgebrachte dagvaarding ten eencnmale een vergissing en hij wenschtè deze vergissing in den bree- de aan te toonen aan de hand van verscheidene citaten, die betrekking hadden op verschillende andere poli tieke toestanden. Hij las dit alles voor, om duidelijk te maken dat men wèl gescheiden moet houden de regeerings systemen en de regeeringen zelve. Ver dachte ontkende dan ook eveneens, ook maar de geringste beleediging te hebben bedoeld. Als hij in „Volk en Vaderland" schreef over een aftandsch regeerings-systeem, dan wilde hij daar mee niets beleedigends zeggen en zei hij ook inderdaad niets beleedigends. In het woord „aftandscÜ" schuilt geen beleedigende uitdrukking. Het „aftand- sche" richt zich tot het stelsel, niet tot de personen die volgens dat stel sel regeeren. Als verdache had geschre ven „het verouderde regeerings-sy steem" zou toch óók niemand meenen, dat verdachte bedoeld had te zeggen dat onze regeerders verouderd waren. Dat is nu de groote vergissing in de dagvaarding bedoeld: aftandsch sloeg niet op personen doch op svstemen. op stelsels. Tvpisch is dat onze regeerders zelf. o.m. Dr. Colijn, nrecies eenzelfde standpunt innemen, dat men n.l. geen personen moet vereenzelvigen met stelsels, een standpunt dat volkomen overeenkomt met het standpunt door spreker ingenomen. Coliin spreekt wel van verkracht overheidsgezag", als hii den democratischer^ regeerlngsvorm behandelt. Is dit uitdrukking nu niet beleedigend en is de zaak wèl beleedi- gend als men drukken laat ..aftandsch regeer-svsteem"? Spreker ontkende dan ook zeer nadrukkelijk iedere gedachte aan beleediging In de statuten van Nationaal Herstel is sprake van verdorven regeerings- systeem en die statuten werden nola- bene koninklijk goedgekeurd, k „ver don en regeerings-systeem" niet be leedigend en is „aftandscn regeer- systeem" wèl beleedigend? Het getuigenverhoor De eerste getuige is de heer van der Giessen, directeur der Drukkerij L. E. Cosch Zoon, in welke drukkerij „Volk en Vaderland" werd gedrukt, en in welk bedrijf door de justitie een ro tatiepers werd in beslag genomen en verzegeld. Getuige bevestigde dit alles. Dat was in deze zaak de éénige ge tuige. Requisitoir van den officier van justitie Mr. Quarles van Ufford achtte de be leediging wel degelijk bewezen. Ieder een ontdekte dat onmiddellijk in de be wuste annonce „Een minister van de fensie" gevraagd. In die advertentie is o.m. sprake van „pleizierreisjcs in re- geerings-tijd". Bedoelt men daarmee geen beleediging van den minister? Jn alle nummers van „Volk en Vader land" werd geregeld over minister Deckers beleedigend geschreven als iemand die van de zaken niets af wist. Juist daarom wilde men aan dp zaak een eind gemaakt zien. In het artikel over de diverse centrales was het be leedigend karakter eveneens duidelijk aanwezig. Het O.M. eischte legen verdachte Reydon een gevangenisstraf voor den tijd van drie maanden. De overige publicaties in „Volk en Vaderland" besprekende meende het O.M. te mogen zeggen, dat het bdToep op „systemen" van de redacteuren van „Volk en Vaderland" niet opgaat. Be roep op andere publicaties gaat even min op. Het beleedigende karakter blijft bestaan. Eisch tegen de heeren Hollander en Van Lunteren 100 boete, subs. 50 dagen hechtenis. Pleidooi van mr. van Vessem Mr. Van Vessem merkte op, dat als men in thans de politiek brengt in de rechtszaal, niet de N.S.B. daarvoor aansprakelijk is te stellen doch enkel en alleen de regeering. Het parket was in haar bewegingen in deze aangele genheid niet vrij, maar had de bevelen op te volgen van den minister van justitie, Zijne Excellentie minister van Schaik, lid van de Roomsch-Katholieke Staatspartij, op wiens bevelen ook een rotatie-pers bij de firma Bosch werd in beslag genomen. Waarom juist in deze drukkerij? Waarom werd de pers van de „Telegraaf" te Amsterdam niet in beslag genomen, die eveneens de be wuste annonce „Een minister van de fensie gevraagd" overnam in haar ko lommen. Maar de pers van de Tele graaf bleef ongemoeid; men wilde blijk baar alleen de pers te Utrecht treffen, en om geen andere reden, omdat op die pers „Volk en Vaderland" werd ge drukt. Men wilde voornamelijk dat blad treffen. En zoo werd te Utrecht de fameuze slag op de Oude Gracht ge slagen. De president: „Welke slag bedoelt U? De verdediger: „De slag van de in beslagname en verzegeling der pers der Utrechtsche drukkerij L. E. Bosch en Zoon". Mr. Van Vessem vervolgt en wijst er op, dat in 1851 in het deftige Alge meen Handelsblad eveneens een ad vertentie verscheen, waarin in termen, oneindig scherper in uitdrukkingen dan de annonce in „Yolk en Vaderland" opgenomen, evenzoo een minister werd gevraagd, nog wel in den lentetijd van het parlementaire stelsel onder het mi- nisterie-Thorbeclte en niemand nam aan die annonce eenige aanstoot. Maar de advertentie in „Volk en Vaderland", veel bescheidener in uitdrukking dan de advertentie in 1851, d i e advertentie wordt nu met veel kabaal beleedigend genoemd. Mr. Van Vessem vervolgt zijn plei dooi. In de door hem bedoelde adver tentie in het Handelsblad van 1851 werd een minister van marine ge vraagd. van wien minder bekwaamhe den, dan wel de kunst werd gevraagd, om „de zaken te verwarren". Het in uitzicht gestelde salaris bedroeg 12.000. met pensioen van 5000, als menkans zag het baantje op deze wijze anderhalf jaar vol te houden. Zooals reeds gezegd: over die adverten tie is niets te doen geweest, niemand voelde zich in 1851 beleedigd, hoewel deze annonce kennelijk sloeg op een zeer bepaald persoon in het toenmalige ministerie. En nu. in 1935 staat men voor een advertentie, die de dingen ge matigder zegt, op z'n achterste beenen. Men is er in de advertentie in „Volk en Vaderland" over gevallen, dat men een minister vraagt, die over geen vakken nis hoeft te beschikken. Dat noemt men beleedigend. Maar als men diverse ministers eens de revue laat passee- ren. dan komt men toch wel tot zeer merkwaardige conclusies in dit ver band. Minister Bijleveld werd eens klaps minister van marine uit een car rière van advocaat; wist van de marine geen sikkepit af: minister De Vries kreeg financiën te beheeren. maar kwam zoo uit een advocaten-practijk; minister Slotemaker de Bruine was hooglceraar in de theologie en was op eens minister van sociale zaken; minis ter Decker was advocaat cn adviseur van den R.K. Tuindersbond. werd plot seling gepromoveerd tot minister van marine; minister Revmer. die water staat beheerde, kwam uit een burge meesters-betrekking; minister Ver schuur. die arbeidszaken en economi sche aangelegenheden kreeg, was tevo ren advocaat: minister Marchant was óók al advocaat, toen hij belast werd met het ministerie van onderwijs; ook in andere betrekkingen gaat het dik werf zoo, want was de heer Fruytier "een inspecteur van den arbeid, toen hii geroepen woord om gooverneur van Curasao te .worden, waar hij toen door een roover-hoofdman werd geschaakt (luid gelach). Pleiter noeinde al deze gevallen, om aan te toonen. dat vak kennis allerminst vereischt wordt voor het ministers-ambt Maakt men zich nu schuldig aan beleediging. wanneer men in een advertentie een minister op roept en daarin zegt. dat op vakkennis niet zal worden gelet? De president: „Dat heeft toch niet met deze zaak te maken?" Mr. Van Vessem: „Dat heeft er wel mede te maken. Ik heb dit alles noo- dig. om duidelijk te maken, dat er ab soluut niets beleedigends in schuilt, wanneer men een minister vraagt on der mededceling. dat vakkennis voor het ambt niet noodig is. Er zijn tal van ministers bij ons te lande be noemd, die heelemaal niets aan vak kennis hadden te bieden." Pleiter staat dan stil bij de andere ten laste-leggin- gen, volgens welke beleediging zou hebben plaats gehad. Zoo o. a. in het artikel over de onderscheidene centra les. waarin sprake is van buit-verdee ling. Maar pleiter herinnerde eraan, dat dezer daged de oud-wethouder De Boer in den Utrechtschen gemeente raad. sprekende over de vcrdeeling van de wethouders-zetels, óók gewag maak te van „buit-verdeeling"; daarin zag niemand iets beleedigends. Maar als in een N.S.B.-geschrift gesproken wordt van buitverdceling. dan staat de justi tie klaar met een vervolging. In den breede betoogt pleiter dat de schrijvers van de artikelen in „Volk en Vader land" in geenen deele hebben gedacht aan beleediging. wèl aan het hekelen der diverse politieke groepen, die de regeering samenstelden. In geen enkel opzicht dus beleediging. maar wèl scherts. Wie deze scherts in de geïncri mineerde artikelen niet heeft vermogen te ontdekken, die verraadt dan toch wel een jammerlijk tekort aan gevoel voor humor. In de dagen dat het geval met de Zeven Provinciën aan de orde was. het geval dat de heele wereld bezig hield, verscheen er in de Notenkraker een plaat, waarin op een der bommen, die voor de Zeven Provinciën was be stemd tot diens ondergang, het gezicht van minister Deckers prijkte. Daarin heeft niemand iets beleedigends gezien en niemand is te dezer zake vervolgd. Hoe komt men dan nu wel aan be leediging? Of vergeet men. dat het de waarheid is. die kwetst? Maar voor het strafbare element van beleediging is méér noodig dan iemand's persoon lijke gekwetstheid. Wat in „Volk en Vaderland" werd geschreven over de diverse centrales in den lande, was ge symboliseerd. was gebaseerd op phan- tasie. Maar men heeft achter alles cn in alles beleediging willen zoeken en dat heeft de justitie ertoe verleid, om zinnen in het geschrevene uit hun verband te halen, wat speciaal ge schiedde ten opzichte van den heer Reydon. Pleiter wijst erop. dat de heer Van Lunteren al zeer scherp zélf heeft uiteen gezet, dat hij in zijn artikelen de systemen van regeeren aanviel en niet de regeeringen zelf. Aan den heer Van Lunteren verweet men inzon derheid, dat hii gesproken had van een „aftandsche" regeering. maar hoe wil men in hemelsnaam daarin iets van beleediging ontdekken? Aftandsch heeft betrekking op het wisselen van tanden bij paarden; wanneer een paard zeven jaar oud is, is het tanden-wisse- len afgeloopen en heeft het dier z'n vast gebit. Vermoedelijk is. door het meer en .meer verdwijnen van paarden deze uitdrukking van aftandsch wat. uit de mode geraakt en begrijpt men haar minder goed naar de ware bctee- kenis. Een zeven-jarig paard is „af tandsch", maar een zeven-jarig paard is heelemaal niet „oud" of „ver ouderd". En pleiter begrijpt dan ook allerminst hoe men in het woord „af tandsch" iets van beleediging heeft, kunnen vinden. Als pleiter Van Dale opslaat De president: „Met Van Dale zou ik maar wat voorzichtig zijn", (luid ge lach). Mr. van Vessem vervolgt: Als hij van Dale raadpleegt, dan leest hij, dat met een „aftandsche"-vrouw bedoeld wordt een vrouw, die de aantrekking van jon ge vrouw verloren heeft. Maar deze vrouw kan inmiddels nog een heeleboel andere aantrekkelijkheden behouden hebben (gelach). En iets beleedigends hoeft alweer niemand in deze uitdruk king te zien. Het was de heer Hollan der die van de Eerste Kamer schreef, dat zij voor velen een melk-koetje be- teekent. Toen hij dit schreef, herinner de de heer Hollander zich vermoede lijk het feit, dat het geval zich heeft voorgedaan, dat een lid dier Kamer wel de presentie-lijst voor de Kamer zittingen teckende, maar bij de stem ming, vijf minuten na den aanvang, alweer afwezig was cn afwezig bleef, maar door zijn teekenen op de presen- tie-lijst toch het presentie-geld tou cheerde. Maar schreef de heer Hollan der iets beleedigends, met „melkkoe tje"? Neven en nichten, die dikwijls door een ouden oom worden get rac- teerd, noemen dien oom hun „melk koetje". Is dat een beleedigende uit drukking? Er schuilt eerder iets van lof cn waardeering in, dan van kren- kends. Pleiter komt ten slotte tot de conclusie, dat al deze N.S.B.-vervolgin- gen ten onrechte zijn uitgelokt. Van- ar die uitlokking? Pleiter herinnert aan de circulaire van minister van Schaik gericht tot de parketten in den lande, waarin o.m. wordt gezegd: „de primaire taak van de parketten en de politie-autoriteiten is de onderdruk king, voor zoover van hen afhankelijk, van de misdrijven tegen het staats-gc- zag". Daarin nu ziet pleiter een staats greep: het stellen van justitie en poli tie in dienst van de mandatarissen der politieke partijen. Immers, het O.M. is bijzonderlijk heiast (volgens de wet) ,mct de handhaving der wetten, met dc vervolging van strafbare feiten, en het doen uitvoeren der straf-vonnisscn". De primaire taak der justitie is derhalve de handhaving der wetten. In deze cir culaire van den minister is de taak der justitie verwrongen. Pleiter vraagt vrij spraak voor voor zijn drie cliënten, die hier terprht staan. Jhr. Mr. Twiss Quarles van Ufford (officier) stelt in het licht, dat de verde diger trachtte met allerlei geestige pa raphrases het element beleediging tc verdoezelen; daartoe rafelde hij het ge schrevene in „Volk en Vaderland" uit een... maar met-dat-al bleef de belee diging dan toch maar bestaan. Want hoe men dc zaak ook wil keeren of wenden, dc artikelen z ij n heleedigend van inhoud geweest en door iedereen BESPREEK THANS REEDS UW voor de komende feestdagen. Teleurstelling is dan uilgesloten. BEL NOG HEDEN OP STADSRITTEN 20 CENT BUITENRITTEN 6 CENT PER K.M. OPEL VOOR 6 PERSONEN buiten de N.S.B. ook zoo opgevat. De inbeslagname der pers in de drukkerij der firma Bosch Zoon is bedoeld ge weest als een waarschuwing. En die waarschuwing heeft voorbeeldig ge werkt in haar resultaten, want er is sedert den dertigsten October geen en kel beleedigend artikel meer versche nen. De beleediging heeft zich niet meer herhaald. De officier voegde aan zijn in eerste instantie genomen requi sitoir nog toe, dat de rotatie-pers bij de drukkerij Bosch Zoon na afloop de zer procedure aan de betrokken firma zal worden terug gegeven. Mr. van Vessem merkt naar aanlei ding van deze repliek van den officier van justitie op, dat hier dan toch mis bruik van maoht heeft plaats gevonden met de bewuste rotatic-pers, want de wet laat nu eenmaal niet toe inbeslag name bedoeld als waarschuwing. Be slagname geschiedt om andere redenen dan op grond van waarschuwing. De president der rechtbank bepaalde de uitspraak in deze zaak van de hee ren Reydon, Hollander en van Lunteren op Dinsdag 31 December, des morgens te tien uur. De zaak van den heer Verviers Dadelijk hierna staat de heer Ver viers terecht. Deze zou zich beleedigend hebben uitgedrukt in het N.S.B.- maandblad „Nieuw Nederland" ten aanzien van den ministerraad en ook ten opzichte van minister Colijn. De heer Verviers erkent het geïncri mineerde artikel te hebben geschreven, erkent ook den tegenwoordigen minis terraad in dit artikel te hebben be doeld, maar ontkent met allen nadruk de bedoeling te hebben gehad van te beleedigen. Hij deelt der rechtbank om standig mede, dat hij reeds dertig ja ren strijdt voor zijn politieke inzichten, in die dertig jaren ongeveer 255.000 ge schriften de wereld te hebben ingezon den, maar nog nooit in al dien tijd ver oordeeld te zijn geworden ter zake van beleediging en ook nimmer voor zulk een feit te zijn vervolgd. Hij stemt toe, in den regel scherp te zijn in rijn uit drukkingsvormen, maar hij vermijdt intuïtief iedere beleediging. Het is zijn streven een nieuwe wereld-beschou wing te wekken onder zijn geloofs-ge- nooten en daarvoor is het noodig, dat hij de dingen, scherp omlijnd; zegt; dan zegt hij de waarheid, maar hij ver mijdt daarbij ten allen tijde elk belee digend karakter. Teneinde voor de rechtbank duidelijk te maken, dat hij zich in „Nieuw Nederland" richtte tot de regeering, maar niet tot personen, wil de heer Verviers het beleid dezer regeering hier bespreken, waaruit dan zal blijken, dat die regeering een natio nale schande is geweest, werk van on bekwame mannen, onbevoegde mannen en onwelwillende mannen, welke woor den in de dagvaarding beleedigend zijn genoemd. De president: „Dat kan ik onmogelijk toelaten." De heer Venders merkt op, dat het geen eer is, om door deze regeering be- stuurg te worden... De president: „Nu gaat u in verkap ten vorm toch met uw kritiek op de re geering voort. Dat kan ik hier niet ver oorloven. Dit herhaal ik u dus." De heer Verviers wijst er dan op, dat hij van minister Colijn heeft geschre ven, dat deze ten dage der ministers- crisis een sluwe, brutale zet heeft ge daan. Dat slaat niet op den heer Colijn persoonlijk, maar op het beleid dat toen door do regeering werd gevoerd. Spreker brengt onder de aandacht, dat hij stamt uit Brabant, waar men vrijer is in z'n zeggings-vormen dan elders, cn zoo betoogt hij, dat hij met sluw en brutaal bedoelde te zeggen: zonder blikken of blozen, uitdagend. Dus: Co lijn was iemand, die... De president legt waarschuwend den vinger op z'n mond. De heer Verviers vervolgt dien zin dan ook niet (gelach), maar spreekt als zijn oordeel uit, dat de heer Colijn als minister uitdagend optrad. Spreker tlacht, dat men in de rechtszaal vrije lijk zich mocht uitlaten over iemands verstand, ook als minister. De president: „Dat kan ik ook niet tolereeren." Er worden twee getuigen gehoord: de hoer Poelstra, technisch bedrijfsleider bij de drukkerij L. E. Bosch Zoon, waar het bewuste nummer van „Nieuw Nederland" werd gedrukt en de heer Le Gué, in wiens binderij het tijdschrift voor de verzending werd gereed ge maakt en ook geëxpedieerd. Beide ge tuigen leggen daaromtrent verklarin gen af. De officier van justitie, Jhr. Mr. Twiss Quarles van Ufford, wijst er op. dat men ook in deze zaak uitsluitend Ie maken had met. de beleedigende uit drukkingen in liet artikel des heeren Verviers. Nu mag men paraphrases op zetten. zooveel als men wil, de belee digende inhoud is daarmede niet weg te werken. Als men van een kabinet Uitgebreide discussies SOEST. In de middagvergadering van den gemeenteraad stelde de voor z i 11 e r als eerste punt de regeling der salarissen aan dc orde. Voorgesteld werd de vaste korting van 5 toe te passen, terwijl de regeling der kinder toeslagen een uitbreiding zou onder gaan door, gelijk bij de ambtenaren, een kindertoeslag toe te kennen vanaf het eerste kind. De heer Hilhorst (R.-K.) kan zich met dit voorstel geenszins vereenigen en dient een ander voorstel in. betref fende een verlaging van 5 voor alle salarissen boven 1400. Dit voorstel wordt evenwel verworpen met 114 stemmen. De hccrThyssen (K D.P.) wenscht een tijdelijke korting van 5 in te voe ren, hetgeen door de S.D.A.P. en enkele Roomsch-Katholieken gesteund wordt. Als dit voorstel in stemming wordt ge bracht, wordt het met 11—4 stemmen aangenomen. De begrooting van het grondbedrijf wordt na een uitgebreide discussie tus- spreckt als een nationale schande, een stel ministers, onbekwaam, onbevoegd en onwelwillend, dan slaat als een paal boven water, dat dit beleedigend is. En als men van den heer Colijn schrijft dat deze sluwe en brutale zet ten deed, dan is dat zonder kijf be leedigend. Nu zegt de verdachte wel, dat hij met die woorden eigenlijk wat anders bedoelde en dan maakt hij er van: „zonder blikken of blozen" en „uitdagend", maar deze woorden ston den geen van allen in het bewuste ar tikel van „Nieuw Nederland". Dan had de heer Verviers verstandiger gedaan, als hij zijn artikel had voorzien van de noodige nooten, ter verklaring en ter verduidelijking van het door hem geschrevene. Als hij niet had willen beleedigen, dan had bij zijn bedoelin gen maar onder woorden moeten bren gen in beleefder vorm. Eisch tegen den heer Verviers 200.boete of zes tig dagen hechtenis. Pleidooi van den ver dediger Mr. Van Vessem spreekt als rijn op vatting uit, dat onbekwaam en onbe voegd volstrekt geen woorden zijn van onteerenden zin, in den geest als de strafwet dat bedoelt. Die wet schrijft ook niet voor, dat men het beleedigen de wel mag zeggen als men die belee diging aanbiedt in beleefden vorm, ge lijk de officier dat aanbeval. Onbe kwaam is iemand die niet berekend is voor zijn taak. Mag men dat niet meer zeggen van een minister? Mag men van een minister ook al niet meer zeg gen dat hij onwelwillend is? Wat mag dan wel? Maar waarin schuilt nu toch het beleedigende karakter de zer woorden? In het dossier dezer zaak berust een briefwisseling tus- schen den minister van justitie, den heer Van Schaik, en den procureur- generaal te Amsterdam, uit welke cor respondentie blijkt, dat de procureur- generaal te Amsterdam de bewuste woorden door den heer Verviers gebe zigd in zijn artikel, ook niet beleedi gend vond. Maar de minister beval, dat de zaak toch zou worden vervolgd. De vraag is nu maar, wat een staats man gewoon is te hooren aan zijn adres en wat hij van dit alles gewoon is zich aan te trekken? Van Öale zegt van „sluw" dat het is: slim, listig, loos. Als men het nu heeft over het looze visschertje, drukt men zich dan beleedigend uit? (gelach). In het woord brutaal zal natuurlijk geen ster veling iets beleedigends zien en in het woord onwelwillend, stellig nog min der. Toen minister Colijn in de Note- kraker verscheen, in de dagen van De Zeven Provinciën, is daar door hem niets beleedigends in gezien, hoewel die voorstelling in De Notekraker toch heel wat verder ging dan het woord „brutaal" en „onwelwillend". Wijlen het lid der Eerste Kamer Van Kol heeft in 1921 een brochure het licht doen zien, waarin hij van Colijn schreef, dat deze berucht was in zijn optreden, dat hij nauw verbonden was aan den mammon, dat bij zich in er gerlijke mate bevoordeelde... en wat is er toen geschied? Wel... niemen dal. De heer Colijn dacht over geen klacht. Maar als hij nu in een N.S.B.- geschrift leest, dat men hem brutaal noemt van optreden en sluw wat allemaal in het niet verdwijnt bij wat wijlen Van Kol schreef dan ont steekt de heer Colijn in heftigen toorn en rent hij naar de justitie en doet een klacht. De president: „Dat heeft toch niet te maken met deze vervolging, die ons thans bezig houdt?" De verdediger: „Dat heeft er zeker mee te maken. Want het bewijst dat men de zaken niet onpartijdig be schouwt." De president: „Men kan een belee diging tien maal over z'n kant laten gaan en den elfden keer overgaan tot een klacht." De verdediger antwoordt, dat wan neer men zich niet beleedigd gevoelt door wat wijlen de heer Van Kol schreef, men zich toch zeker niet be leedigd kan gevoelen in het door den heer Verviers geschrevene, wat een voudig niet haalt bij hetgeen de lieer Van Kol dorst te zeggen aan het adres des he.eren Colijn. Pleiter sluit zich volkomen aan bij het inzicht van den procureur-generaal te Amsterdam, die niets beleedigend aanwezig achtte in het geschrijf des heeren Verviers en ziet mei vertrouwen dc vrijspraak ook van dezen cliënt tegemoet. De president deelt mede. dat de rechtbank ook in deze zaak over veer tien dagen uitspraak zal doen. schen de heeren Thvssen, Nooder en Gasille z. h. s. aangenomen. Ook de begrooting van het wegen fonds wordt daarna z. h. s. aangeno men. De heer Nooder (S.D.A.P.) hoopt, dat er bij het gasbedrijf de noodige maatregelen zullen worden genomen in verband met den financieelcn toe stand. Spreker zou een vermindering van den gasprijs gaarne tegemoet zien, daar de hruto-w inst momenteel 300 op een kub. Meter bedraagt. Met de groote uitgaven, welke voor de gasre- clame worden uitgekeerd, kan spreker zich in het geheel niet vereenigen. Wethouder De Bruin (A.-R.) deelt te meening van den vorieen spreker niet. Spr. zegt, dat zonder groote recla me niet tegen de unfaire reclame van de P.U.E.M. kan worden geconcurreerd. Dc heer Nooder (S.D.A.P.) komt tot dc conclusie, dat de gemeente vroe ger veel te hoog ecsprongen heeft Spr. acht het juister het gasbedrijf en open bare werken te combinceren. Dit zou volgens spreker een groote bezuiniging beteekenen. De heer De Bruin (A.-R.) zegt. dat combinecring thans niet mogelijk is, maar in de toekomst zal men zeer zeker tot combinatie overgaan. Nadat nog door enkele leden eenige op- en aanmerkingen waren gemaakt, werd de begrooting van het gasbedrijf z. h. s. aangenomen. Over de begrooting van Maatschap pelijk Hulpbetoon ontstaat een uitge breide discussie. De heer Van den Berg (R.-K.) waarschuwt tot verdere inkrimping van Maatschappelijk Hulpbetoon. Spr. begrijpt niet goed waarom Maatschap pelijk Hulpbetoon naar Armenzorg te ruggebracht moet worden. De heer T h y s s e n (K.D.P.) betoogt, dat er geen verschil bestaat tusschen Maatschappelijk Hulpbetoon en Armen zorg. De heer Nooder (S.D.A.P.) wenscht dan in verband met Hulpbetoon een radicale verandering van de werkver schaffing. De heer Gasille (V.-B.) zegt. dat het dringend noodzakelijk is Maat schappelijk Hulpbetoon te reorganise©* ren, daar anders de uitkeering van het Rijk gevaar zal loopen. De heer Van Breukelen (K.D.P.) kan zich met de 10 korting bij Maat schappelijk Hulpbetoon in geen enkel opzicht vereenigen. De Voorzitter deelt mede. dat Maatschappelijk Hulpbetoon uitgaven heeft gedaan, die niet op haar weg la gen. Spreker geeft de verzekering, dat de grootst mogelijke soepelheid bij dezê steunregeling zal worden toegepast. De heer Thyssen (K.D.P.) wil de diverse kerkgenootschappen en de ar men naar de gemeente verwijzen en het armbestuur geheel uitschakelen. De heer Van den Berg (R.-K) dient den heer Thyssen van repliek en zegt, dat deze geheele quaestie wettelijk is geregeld. Vervolgens wordt deze begrooting z. h. st. aangenomen. De heer Thyssen (K.D.P.) merkt.bij de behandeling van de begrooting van het Soester Natuurbad op, dat de toe stand van dat bad verre van rooskleu rig is. Men kan er beter een bordje van „te huur of te koop" ophangen. Aan de orde is de verlaging der pre sentiegelden, die met ingang van 1 Ja nuari a.s. teruggebracht worden op 1.50 voor commissie- en 3 voor raads vergaderingen. Na enkele besprekingen wordt ook dit punt aangenomen. Een der leden maakt bezwaar tegen de gratis telefoonaansluitingen van di verse gemeente-ambtenaren. Wethouder De Bruin (A.-R.) brengt de noodzakelijkheid hiervan nog naar \oren en zegt, dat hij intusschen met een inspecteur van de P.T.T. over ver eenvoudiging van de telefoonaanslui tingen gesproken heeft. De telefoontoe stellen van openbare werken zouden dan op de secretarie worden onderge bracht. Volgens spreker zou deze ver eenvoudiging van het telefoonnet een bezuiniging van ruim ƒ100 bedragen. Het voorstel-Thyssen inzake de gehee le afschaffing van gratis telefoonaan sluitingen bij de wethouders, secreta ris en ontvanger wordt verworpen met 86 stemmen. Het voorstel-Hilhorst, nl. halveering dezer bedragen, zoodat de eene helft door de gemeente en de andere helft door de desbetreffende personen zal die nen te worden betaald, wordt met 11—4 stemmen aangenomen, rijwielvergoeding deelt de heer Noo der mede. dat de uitkeeringen zijns in ziens te hoog waren. Een voorstel-Van den Berg, L z. een hoogere uitkeering voor den keurmees ter voor het aanschaffen van een snel- vervoermiddel tdneinde een scherpere contróle op het frauduleuze slachten uit te kunnen oefenen, wordt verworpen met 96 stemmen. Als laatsie punt van behandeling kwam hedenmiddag de subsidieering der bewaarscholen ter sprake. De heer Van den Berg (R.-K.) be treurt het, dat geen subsidies meer aan de bewaarscholen worden verstrekt. De bewaarscholen kunnen niet zonder sub sidieering hun paedagogische taak ver richten. De Voorzitter acht deze subsi- dies overbodig. Spreker noemt het een overbodige luxe. Het gaat niet aan steeds bij de gemeente om subsidie aan te kloppen. De* gemeente is geenszins verplicht deze te verstrekken. De heer Van den Berg ziet zich genoodzaakt een voorstel daarover in te dienen, hetwelk gesteund wordt door »!e heeren Van Klooster. Hilhorst en Endendijk. Bij stemming wordt het voorstel met 12—3 stemmen aangenomen, zoodat de bewaarscholen een totale subsidie van f 750 zal worden verstrekt. Nadat nog enkele kleine opmerkin gen waren gemankt over minder be- Inngriike posten, werd de vergadering door den voorzitter geschorst tot des avonds half acht.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 7