Planten en Kerstmis Verzoening op Kerstdag Het beste ee het grootste 9 ROOS VAN JERICHO IN DE VOLKSFANTASIE DE ZOEN ONDER DE MISTLETOE Zij is hel zinnebeeld der opstanding gewor den WIE het tvoord Kerstmis hoort of leest, moet daarbij we! direct aan bepaalde boomen en plan ten denken, in de eerste plaats aan den a'gemccn bekenden Kerstboom. Iioe door tn d-mr Christelijk het Kerstfeest ook mag zijn, toch is het van heiden schen oorsprong, het gebruik van den Kerstboom inbegrepen. Op den primitieven mensch maakte het een diepen indruk, dat de 's winters schijnbaar doode boom in het voorjaar weer teekenen van nieuw leven gaf. De vereering van den boom is daar uit voorgevlocid. Meer dan 3000 jaar geleden bestond die vereering reeds in Egypte, waar men den heiligen boom als de woonplaats beschouwde van de brood en water uitdeelendc godin Noot. De Noorsche mythologie laat de drie schikgodinnen onder den heiligen esch den levensdraad der menschen spinnen. Do boomencultus is wijd ver breid geweest en heeft overal zijn spo ren nagelaten. Een Italiaansch edelman uit de zes tiende eeuw, die een reis naar Indië had ondernomen, heeft een beschrij ving gegeven van een feest te Calcutta, dat omstreeks 25 December werd ge vierd. e;i waarbij het gewoonte was. de boomen om een heiligen vijver te illu- mineeren. Het zijn voornamelijk de den en de spar, die als Kerstboom dienst doen, waarschijnlijk omdat zij ook gedurende den winter groen blijven en nog getui gen van leven, als overigens alles in de natuur dood lijkt Maar volgens de le gende is het Winfried geweest, die den naaldboom tot heiligen boom heeft ge proclameerd. Het gebruik van den Kerstboom, zoo als wij het nu kennen, dateert uit het begin van de 17e eeuw. Een Straats burger heeft in het jaar 1605 daarover do volgende aanteekening gemaakt: „Men stelt hier op Kerstmis denne- boomen op in de kamers en versiert die met roode cn veelkleurige papieren, ap pels, suikergoed, klatergoud, enz. Meestal maakt men er een vierkant hekje om." Hier en daar schijnt de geestelijkheid zich tegen de invoering van den Kerst boom nogal verzet te hebben. Maar niet >veral bestond dat kerkelijk verzet, en wa8r dat wel het geval was, moest het op den duur toch wijken, zoodat tegen bet einde der lSde eeuw de viering met den boom in Duitschland meer cn meer gebruikelijk werd. Goethe vierde het op die wijze te Leipzig, ten huize van Körner's grootmoeder. In zijn eigen woonplaats, Weimar, kende mon don Kerstboom ook reeds in liet jaar 1775. In de 19de eeuw begonnen de Engol- schen er aan, voor het eerst in 1S35, nadat Nederland als nabuur van Duitschland was voorgegaan. Tegen woordig kont men den Kerstboom over de geheelc wereld, zelfs in China. En in de Vereenigde Staten is het gebruik zoo ingeburgerd, dat daar naar schat ting op elke vier families één boom noo- dig is ter viering van het Kerstfeest Jammer, dat men op dit terrein ook al aan het moderniseeren is gegaan, door clectrische lampjes in den boom op te hangen inplaats van kaursjes te plaatsen. De vlammende kaarsjes zijn toch heel wat poëtischer dan het doo de clectrische Jicht. Bij den Kerstboom behooren de Kerst liederen, in aantal zoo groot,, dat er haast geen overzicht van te geven is. Onvergankelijk schoon zijn de bekende regels van Vondel: „O Kerstnacht, schooner dan de dagen, Hoe kan Herodes 't licht verdragen, Dat in uw duistemisse blinkt, En wordt gevierd en aangebeden? Zijn hoogmoed luistert naar geen reden, Hoe schel die in zijn ooren klinkt" Maar het meest bekend is het „Stille nacht, heilige nacht," het Kerstlied bij uitnemendheid, in vrijwel alle Euro- pccsche talen overgezet. Tot in China wordt het tegenwoordig gezongen, waar vooral do jeugd in de laatste jaren het Kerstfeest steeds meer gaat vieren. Naast den Kerstboom rijn de hulst cn do mistletoe als echte Keretplanten in cere, de laatste vooral in Engeland. De hulst met de prachtig roode bessen wordt ook in ons land veel als Kerst versiering gebruikt. Maar de mistletoe mag op Kerstmis in geen enkel En- gelsch gezin ontbreken. Men hangt een takje van deze woekerplant aan deur- of raamkozijn, aan spiegel, muur of lamp. En het meisje dat er onder door loopt; moet toestaan, dat de jongens haar zoenen. Let men op het laatste, dun is het geen wonder, dat de gewoonte bij de Engelschc cn de Scliotsche jonge lui zeer geliefd is en dat liet gebruik de eeuwen door heeft stand gehouden. Daar Groot-Brittannië zelf niet vol doende mistels oplevert, om in do be hoefte te voorzien, worden zo van elders aangevoerd, hoofdzakelijk uit Bretagne aan de overzijde van Het Kanaal. St. Malo. Granville cn Cherbourg zijn de uitvoerhavens, waar de Bretonsche boeren ze met manden vol aanvoeren. In het laatst van November beginnen de inspectietochten door de boomgaar den. Sommige appel- en pereboomen zijn zoo sterk met de woekerplantjes bezet, dat de opbrengst hiervan meer bedraagt dan van het fruit, zelf. Met groote voor zichtigheid worden de groene takjes afgesneden, want de mat-witte besjes mogen er niet afvallen. Deze mistel- oogst geeft aan heel wat linnden werk. zoodat het symbolische Kerstplantje, waarop de ovcrzeesche buren zoo bij zonder gesteld zijn. in Bretagne geld in het laatje brengt. In het land zelf han gen de hoeren op Nieuwjaarsdag wat overgeschoten takjes op: de Nicuw- jaarswensch eindigt cr gewoonlijk met een „Au gui l'an neufl" In ons land komt de woekerplant, hier inccstal maretak of vogellijm genoemd, hoofdzakelijk in Limburg voor en spora disch in dc provincie Groningen. Volgens de Noordschc mythologie hoorde dc plant eigenlijk in iict Wal halla thuis, in het godcnpaicis, vanwaai zij naar beneden viel en tusschen lie mei en aarde aan oude hoornen bleef hangen. In de voorstelling der Galliërs en der oude Germanen bekleedde dc maretak een zeer voorname plaats. De Itomeinsche geschiedschrijver Plinius, die als cavaleric-officier deelnam aan de veldtochten in Gcrmaniö cn onder Vespasianus in verscheidene provinciën gewichtige betrekkingen vervulde, heeft in zijn geschriften melding gemaakt van de wijze, waarop do Keltische priesters of Druïden de plant vereerden. Hun onfeilbare uitspraak luidde, dat de mistel den mensch door de goden ge schonken was. In het hijzonder de zeld zame exemplaren op éikeboomen ston den in hoog aanzien. Ontdekte een priester op een eik een maretak, dan riep hij al dc Druïden uit den omtrek hij elkander. Op den zesden dag na nieuwe maan kwamen zij on der don bcwusten boom samen, om het plantje te halen. Dat ging heel plechtig in zijn werk. Ten toeken van diepen deemoed legden zij hun zesklcurige ge waden af en verwisselden die voor wit te. Priesteressen, eveneens in liet wit gekleed, spreidden een groot wit laken uit onder den boom. Een wagen, ge trokken door twee witte stieren, die nog nooit eerder ingespannen waren ge weest, kwamen naderbij cn hielden op geringen afstand halt. De hoornen der stieren waren kwistig versierd met veldbloemen. De priesteressen en de priesters knielden onder den heiligen boom, waarop de mistel groeide. Met een gouden sikkel gewapend, klom de opperpriester naar boven, sneed de plant voorzichtig af en wikkelde de hemelgave in zijn wit kleed, opdat ze niet met de onreine aarde in aanraking zou komen. Daarop werden de twee stieren geofferd en bad men tot de go den, dat zij de hemelsche plant den menschen tot zegen zouden laten dienen. Men dompelde de mistclstruik in water en elk der aanwezigen ontving een tak je als voorbehoedmiddel tegen ziekte en betoovering. Bij de oude Grieken gold de mistel als een tooverlwijg. Homerus zegt er van, dat het takje rijkdom schenkt, ..sluimer geeft of ervan ontslaat, en van don dood zelvcn de oogen ontzegelt" Zij was de magische twijg van Proserpina, aarmed Encas de deuren van het dui stere, onderaardsche rijk kon openen. De maretak heeft altijd een groote rol gespeeld in het volksgeloof. De naam is ontleend aan het woordje maar of mare, dat oorspronkelijk alvin beduid de, maar later in de hoteekenis van heks is overgegaan. Zoo werd de ge wijde plant der Druïden een duivcls- plant hij dc Christenen. In Vlaanderen noemt men haar-nog duivelsgras, gedu rende de Middeleeuwen sprak men van een duivelsch gewas. Volgens de volksvoorstelling in ver schillende landen gingen de maren of heksen rijden op slapende menschen, en bij gebreke van hen ook op dieren en planten. Als zij zich op een boom neerzetten, ontwikkelde zich op die plaats een maretak. In Duitschland noemt, men de plant „Donnerbeson" en .Jageteufel". Het eerste wijst op een oud volksgeloof, dat een boom, waarop een maretak groeit, tegen liet inslaan van den bliksem is gevrijwaard, terwijl het tweede woord herinnert aan dc Middeleeuwschc tooverbockon, waarin de inistcltak aanbevolen werd als dui velbanner. De oudere botanisten noem den de plant „Fuga daemonum" of duivclsvlucht. Als afweermiddel tegen het booze en het slechte heeft de maretak dienst moeten doen. Een takje boven de deur van huis of stal gehangen, belette den toegang aan de „maar." Men legde soms een elzentwijgje, waarop een mistel groeide, in zijn bed, om te ver hoeden, dat men des nachts „van de Berijpte brandnetel mare bereden" zo.u worden. Ter voor koming van vallende ziekte hing men een stukje mistelhout aan den hals, enz. enz. Een andere plant, die met het Kerst feest in verband, gebracht werd, is de Roos van Jericho, een echte woestijn- plant. Het droge woestijnklimaat is weinig bevorderlijk voor den planten groei, maar toch zijn er enkele planten, die zich hebben weten aan te passen en zelfs bij een langdurige regenlooze pe riode niet ten gronde gaan. Zij schrom pelen eenvoudig ineen en ontplooien liaar bladeren weer, zoodra zij met wa ter of alleen maar met vochtige lucht in aanraking komen. Dat vermogen heeft aan de Roos van Jericho (Anasta- tica Hiervcliuntica) een bijgeloovige vereering bezorgd. Omgeven als ze was met een fantastische waas van geheim zinnigheid, heeft ze een voorname rol kunnen spelen in de waarzeggerij. Bij een op handen zijnde verlossing zette men een Roos van Jericho in water cn naarmate zij zich meer of minder snel opende, zou de bevalling meer of min der voorspoedig verloopen. In de volksvoorstelling is deze eigen aardige plant het zinnebeeld der op standing geworden. Volgens de sage zou zij het eerst open zijn gegaan bij de ge boorte van Jezus. Bij Zijn kruisdood sloot zij zich, om opnieuw te ontluiken bij Zijn opstanding. Zij is in verband gebracht met de moeder Gods en men heeft haar deswege Rosa Sanctae Mariae genoemd. De vertaling van haar Arabischen naam is Hand van Mar ia. Op de plaatsen, waar Maria bij haar vlucht naar Egypte haar voeten had neergezet in de woestijn, zou zij volgens de sage zijn ontsproten. Dergelijke voor stellingen zijn aanleiding geweest tot het ontstaan van een oud gebruik, om in den Kerstnacht de plant in een vaas met water te plaatsen, zoodat zij tegen middernacht haar vertakkingen ont plooide. Onder het zingen van Kerst liederen wachtte men dat plechtige oogenblik af. In de tweede helft der vorige eeuw bestond dat gebruik nog in Limburg. Het eenvoudige volk stelde zich voor dat geheel de natuur had deelgenomen aan de vreugde bij de geboorte van Je zus en dat de planten daar later nog telken jare blijk van gaven, door de kelken te openen in den Kerstnacht, zooals ze weleer hadden gedaan. In een oud Duitsch Kerstlied „Lasst uns das Kindlcin wiegen" komt dezelfde ge dachte tot uiting: „D'Erd grünel und bringt rössle, Der Heyland kompt vom Himmel, Des freuen sicli die Engelein Und singen in den Lüfftcn fein, O Jesulein süss." Een Kerstvertelling W" waren hij de doktersfamilie op Hciligenavond uitgenoodigd cn toen, precies om zeven uur dc deur van de eetkamer openging, was het daarachter een geschitter van kris tal en porcelain en damast, dat een vóortrcffelijken maaltijd beloofde. Pas was de soep verorberd of de telefoon ri"g. „Als dat nu maar niet Annemarie is," zei de doktersvrouw ontsteld. „Neen, maar, dat zou een dikke streep door mijn feestrekening zijn. Nooit heeft een dokter een rustig uur. Zoo vaak als we ons verheugd hebben op een gezellig feestje, komt dat lamme ding tusschen- beide!" Ze had goed geraden. De dokter kwam binnen en zcide: „Ik word bij Annemarie geroepen, je weet wel, de vrouw van den mijndircc- tcur." Daar heb je het nu al weer! Mijn broer heeft ons nog wel een gans ge zonden en mijn man is cr dol op cn... „Eet nu maar smakelijk, allemaal, ik moet geen tijd verliezen. De dappere Annemarie heeft tot het uiterste ge wacht, eer zij mij, op een avond als de zen liet roepen..." De dokter wilde alleen gaan, maar dat kon ik niet over mijn hart verkrij gen. Hij zou, na de auto gebruikt te hebben, nog wel een half uur moeten klimmen. Ik was een goede vriend van hem, dus gingen we samen. Binnen het uur waren we bij liet huis van Horbis, Annemarie's man. De dokter begon da delijk allerlei voorbereidselen te treffen, nadat hij dc aanstaande moeder even onderzocht had. Ik bleef in het keuken tje, waar een klein lampje brandde cn een groote waterketel boven een open haardvuur pruttelde. Ik kende Horbis wel, maar nu maakte ik ook nog ken nis met zijn moeder, een oude opge wekte vrouw, en met den broer van Horbis, een ecrstc-jaars-student. Toen we hoorden, dat daarginds alles goed ging en het waarschijnlijk een ge makkelijke bevalling zou zijn, raakten we in een rustig gesprek. De gerustheid maakte ons vertrouwelijk. De oude moe der bekende, dat zij er ernstig over ge dacht had behalve den dokter ook nog een man te raadplegen, die bekend was voor de geneeskrachtig kruiden, waar mee hij alle ziekten genas. „Maar dit is toch geen ziekte," zeide ik, „maar een natuurlijke functie van het lichaam." - Ja, dat is ook zoo, beaamde de moeder, maar wij vrouwen hebben nu eenmaal een zwak voor bijzondere mid deltjes, al moet ik persoonlijk zeggen, dat ik in den dokter een onbegrensd vertrouwen stel. Ik zou U anders heel wat kunnen vertellen van wonderbare genezingen. „Laat eens hooren. laat eens hooren," zeide ik, belust als ik was om eens iets te vernemen van allerlei bijgeloof en kwakzalverij, die onze bergbewoners in stilte aanhangen en bewonderen. En men begon; eerst, schuchter, de moeder alleen; daarna de student, ver volgens alle twee te zamen en elkaar in de rede vallend en aanvullend. Ein delijk kwam Horbis zelf een oogenblik binnen en nam hij aan het gesprek deel, waarbij hij als zijn meening te kennen gaf. dat er niets zóó groot was als de geheimzinnige macht van den gletscherreus, waaraan ieder in zijn om geving geloofde. Maar daarmede dreef hij don student uit zijn bewonderende positie. „Alles goed en wel, zeide hij, we kunnen ver tellen van allerlei dwaasheden, waar aan men hier hecht, maar wij moeten die niet verdedigen en piet geloovcn. Wat is ten slofte „het grootste". Wat voor den een het mooiste en het groot se is; is het. niet voor den ander. Er zijn er, die Homerus' Ilias en Odys see het mooiste en het grootste van de letterkundige scheppingen noemen. En toch zijn dat maar sagen, navertelt in den vorm va'n een groot kunstwerk, maar toch sage. Neen, voor het eeuwig ware, voor het diep menschelijke, dat als een vuur uit de ziel van een begena digden dichter opvlamt, d a a rvoor heb ik bewondering. Dat zegt mij heel wat meer dan de „gletschergcest" of de fi guren van Ilias en Odyssee. Ja, moeder tje, dat lijkt U misschien vreemd cn ik kan U dat ook niet zoo uitleggen, maar een feit is het, dat wij, jongeren, tegenwoordig naar waarheid en duide lijkheid verlangen en niet zoo gauw dweepen met verzinsels, sagen, berg geesten en wat dan ook. Ik zal U ze ker niet overtuigen, maar ik..." Dat behoeft ook heclemaal niet en zou je ook niet kunnen, jongen, ant woordde de moeder glimlachend. Want daar, bij verzinsels, sagen en berggees ten zoek ik óók niet de voorwerpen mijner diepste vereering. Want ik, ik ik wil het wel bekennen ik ken niets zoo groot als Napoleon. Dat is voor mij de grootste figuur onder de reëele men schen geweest. Wat een man! Tk her inner me zoo goed, hoe grootvader, toen ik nog een kind was, vertelde van den Russischen veldtocht. Hij had dien als jonge vrijwilliger meegemaakt. En voor Napoleon had hij een onuitroeibare ver eering. Net als ik nu nog. De student stoof op. „Maar moeder, nu is u er toch glad naast! Hoe kan U tegenwoordig nog een schepper van oorlogen en oorlogsgru welen, hoe kan men den ooi-log en de oorlogstechniek verheerlijken. Want, moeder, dat doet U toch met uw dwee- perij met Napoleon! Vindt U niet wendde hij zich tot mij, zeker om het woorden-duel met zijn moeder af te breken, vindt U niet, mijnheer, dat de drama's van Shakespeare en dat de Faust van Goethe bovenaan staan op de lijst van de hoogste voortbrengselen van menschelijken geest en menschelijk vernuft? Faust en Hamlet zijn voor mij scheppingen, wier diepte men niet meer peilen kan." Stil wat, stil wat, niet zoo hard, zeide dc moeder en wees naar de deur. Uit de kamer er naast drongen angstige kreten door. ^Dichtwerken zijn de meening, de uiting van enkele personen. Maar heldendaden, zooals een tocht naar de stratosfeer, de verkenning van de Noordpool of was het de Zuid pool? zulke heldendaden... „Overmoed, waaghalzerij, krachtpat serij hebben met den bliksem en den donder van het genie geen enkele vonk gemeenzaam!" bracht de zoon, die zich ging opwinden, met groot gebaar uit en hij trok daarbij minachtend zijn lippen omhoog. Eensklaps werd het stil in het ver trek. De conversatie viel. 't Was of ieder aan iets heel anders dacht en alleen maar gesproken had om eonig stemge luid voort te brengen. Ik trachtte wat te zeggen om de stilte te verbreken, om de gevoelens van beklemdheid of angst geen gelegenheid te geven zich te diep te doen gelden. In mijn meening had de student gelijk, niet zijn jong-oude moeder. Maar ik wilde hem eerst wat plagen, zijn hooge stem wat neerslaan, hem laten zien, dat er ook nog andere groote en edele daden waren dan het maken van gedichten. Ik wilde hem er op wijzen, dat b.v. de man. die den we reldvrede tot stand brengt voor mij.de. hoogste, dc grootste der menschen zou zijn Maar op dat oogenblik kwam dc help ster haastig binnen, greep naar den waterketel en verdween zonder een woord te zeggen. „Nu, wat wat wilde U zeggen, ure neer?" vroeg de student. Wel, zeide ik, dit: het mooiste en het schoonste, de voor mij eenig ware heldendaad is. „Wat Annemarie juist volbracht heeft", viel de dokter met zijn hartelijke zware stem mij in de rede en hij zette ons allen schaakmat. Zij heeft zoo juist Wat is het? Een jongen? Een meisje? werd er gevraagd. „Zij heeft zoo juist het leven gege ven aan een allerliefst gezond dochter tje, gezond en lief. Ik feliciteer!" Ja, dat was het slot op onze conver- Het gebed van een Moeder verhoord Hen verloren leven ver van huis IN liet stille schemerduister van haar kamer zat eenzaam een vrouw in diepe gedachten verzonken, een moeder, bezig met berinneringen uit het verleden. Nu weer dat Kerstfeest, dat haar altijd moest doen denken aan zoo vele droeve dingen, die haar oud had den gemaakt cn moe vóór haar .tijd. Zij zat daar met de handen in haar schoot, voor het raam, terwijl de avond viel en haastige menschen op dezen win terdag langs haar raam gingen. Maar die zag zij niet De kamer was, zooals zij altijd geweest was, zoo intiem, vol van herinneringen. Maar de gezellig heid was er al jaren weg, zoodat de oude meubelen, de schilderijen en alles wat do kamer aantrekkelijk maakte, geen andere waarde meer hadden dan dn herinneringen van liefde cn vrede, die stil crann verhonden waren, totdat... ook zij naar betere oorden zou overgaan. Zoo zat het moedertje en dacht aan de dingen, die het leven aangenaam hadden gemaakt en lief en nu, sinds zeven jaar. Toen was het gebeurd. Jacques, haar jongen, was het ouder lijk huis ontvlucht. Als zij er nog aan ducht, die heftige woorden, die er waren gevallen tusschen hem en zijn vader, oen deze hem zijn gedrag verweet, /.ij had niets gezegd, was stil gebleven, ang stig stil cn toen. zonder dat zij er iets uan kon doen. zonder afscheid, was Jacques heengegaan met een ziel vol opstand tegen hen», die hij zijn vader genoemd had. Met Jacques was het gc- ik uit hun woning verdwenen. Zelden of nooit werd er meer over hem gespro ken, maar in hun diepste wezen voel- den ze elkanders nooden, dat het altijd was om hem, den jongen. Het onuitge sproken leed. Dat was een droevig Kerstfeest toen, dacht moedertje nu. En toch had vader gelijk gehad. Zoo dik wijls reeds had zo Jacques vermaand om zijn verteringen, die hij maakte met vrienden. Het was wel moeilijk voor hem geweest en altijd 's avonds thuis zijn alleen bij vader en moeder ging toch ook niet Zij moesten wel wat door de vingers zien. Maar het werd ten laat ste te erg, geen avond was hij thuis en dikwijls werd 't middernacht en later, als hij wankelend soms de ouderlijke woning, betrad. Toen vader tenslotte in greep en hem zijn levenswijze onder hêt oog bracht, was het te laat... en met op stand in zijn hart ging Jacques heen. Zoo dikwijls had zij dit reeds over dacht en nu op den dag voor Kerstmis, den dag waarop het geschiedde, over dacht zij het wederom. In den beginne had zij gebeden voor een behouden terugkeer. Toen stierf vader, drie jaren na het gebeurde. Geen van beiden had in die drie jaren ook maar iets van hun zoon vernomen. Zijn leven kon niet goed zijn gegaan, over woog zij later, want hij was toch opge staan legen zijn oudere en die zonde werd zoo dikwijls in het leven reeds ge straft. En nu, na zeven jaren, bad zij nog slechts voor het behoud zijner ziel. Zijn leven was reeds verloren en mis schien was het wel een genade van God, dat zij dat niet van nabij behoefde te aanschouwen. En in het schemerdon ker van de kamer knielde een moeder neer voor den brandenden kerstboom, die ook nu nog ieder jaar weer in de huiskamer stond, cn bad tot Hom. Toen Jacques dien droeven dag het ouderlijk huis was ontvlucht, had hij, na ecnige maanden gezworven tc heb ben. get eekend als koloniaal. Dikwijls dacht hij nap zijn moeder en greep een wild en woest verlangen hem aan. bij haar tc zijn om weer rust te vinden in haar liefde. Den eersten tijd had hij die stem ge smoord. Hij wilde niet terug naar de harde verwijten zijns vaders en niet te rug naar het droeve vermaan zijner moeder. En daarna, toen die stem ster ker in hem sprak en niet ophield hem te trekken naar het ouderlijk huis, was het te laat. Hij kon niet meer terug toen, daar hij gebonden was aan zijn contract als koloniaal. En Jacques ging naar verre landen, waar hij zijn leed zocht te verdrinken in een roes van zonden cn waar hij soms in zware gevechten tegen opstandige stammen den dood zocht, die maar niet wilde komen. En dan verdronk hij weer zijn dagen en verspeelde zijn geld aan alle hartstochten, die van zijn lichaam een wrak en van zijn ziel een modder poel maakten. Toen werd hij uit den dienst ontslagen en op dertigjarigen leeftijd was Jacq»ies opgeleefd, was hij een oude man geworden, die gebogen liep en in wiens gelaat in enkele jaren zich de sporen van een menschcnïcvcn hadden gegroefd. Toen werd hij op nieuw zwerver. Maar nu een, die overal gemeden werd, voor wie men opzij ging en die geen enkele verwachting meer had, dan de dood als een bevrijding uit dit ellendig bestaan. En nog had het lijden hem den dee moed niet ton volle geleerd. Hij bleef een zwerver die al die jaren zijn vroe ger leven had pogen te vergeten en nu was het dan zoover dat hij ronddoolde als een bedelaar, zich niet bekommerend om morgen, slechts zich afvragend wat vandaag hem zou schenken. Toen kwam het ergste. De ziekte, die hem deed hui veren, de gevolgen der uitspattingen. Dikwijls lag l»ij nu uren en uren aan den kant van den weg, onmachtig ver der te gaan, daar het lichaam haperde, En cr was niemand, die zich hekommor de om dat verloren leven, slechts af koer en walging wekte dat uitgeleefde lichaam. Ilii liep nu met twee stokken, die zijn wrakkig lichaam moesten stut ten: sterk gebogen liep hij, hij, man van dertig jaar. En iedcren dag werd hij minder, totdat het leven in hem niets meer was dan een smeulende vonk. Zoo lag Jacques op den avond voor Kerstmis aan den kant van den weg, onmachtig zijn tocht fe vervolgens. Hij voelde wel, dat zijn leven spoedig ein digen zou en hij verheugde zich daar over, want zijn ellende was groot. Toen kwam daar op dienzelfden avond een dienaar Gods voorbij, een zendeling, wicn de Kerstvreugde reeds in de ziel was neergedaald. Hij naderde Jacques en het zien van diens nood, wekte deer nis in hem. Aanstonds zag hij, wie die mensch was, die daar hulpeloos neerlag, want het uiterlijk van den ellendige sprak duidelijk van de daden van dat verwoeste leven. Hij knielde bij hem neer en vertelde hem van het Kerstfeest, dat morgen ge vierd zou worden. Plotseling sidderde Jacques, hij de herinnering aan dien dag, die de eerste was geweest van zijn tocht naar den afgrond, op welks rand hij nu lag. Hij wist niets van zijn vader en moeder, zij niets van hem. Hij sprak met hem, zooals een geeste lijke spreekt met een, van wien de dood niet verre is. En Jaques verzoende zich met God. In den vroegen Kerstmorgen, toen de sneeuw haar Kerstkleed had gespreid over dc aarde, stierf hij. Moedertje had gebeden in haar stille kamer. Zij had gebeden vuriger nog dan anders. Zijn armoede of zijn rijkdom liet haar nu onverschillig. Biddend ging de moeder dien nacht in. Kerstmorgen zag men haar gaan naar het huis des geheds. Toen vierde vader zijn Kerstfeest in den hemel, de moeder op aarde, op het oogenblik. dat de zoon tot een beter leven overging. satie. En welk een slot! Al het mooie en groote, alle hoogten van roem en alle romantiek van wereldvrede had deze eenvoudige vrouw, deze lieve Annema rie, overtroffen. Wat beteekenen de epossen en de dramas der wereldletter kunde, de prestaties der sportgroolhp- den in vergelijking-met dit grootste al ler wonderen: het scheppen van een mensch! Weer viel de stilte. Het bleek, dat we allen gestreden hadden met de natuur lijke spanning over wat vlak bij ons zich afspeelde. Na de eerste gelukwcn- schen en handdrukken hadden we be hoefte aan stilte en rust. En in die ver teederde atmospheer, in de dankbare gelatenheid van het tegenwoordig oogenblik, hoorden we kerkklokstoncn tot ons doordringen, kerstklanken van nabij en van verder af. Zij brachten ons milde gedachten van eene verbroe dering tuschen hemel en aarde, door de menschwording van eene Goddelijke liefde en de handreiking van omhoog aan den door zorg en leed gedrukt en mensch hier beneden. Hier in de een voudige woning aan den bergrand scheen mij plotseling geopenbaard, wat het grootste en het schoonste is, dat een menschenziel zich kan denken. Ik begreep, dat boven alle genialiteit van menschelijke hersenen, hoven alle hel dendaden van mannen van den krijg, van den sport, van de wetenschap staat de macht der liefde, die het licht brengt in de duisternis, en die het goede doet triomfeeren over het kwade. En in dien Kerstnacht zagen de oogen mijner ziel duidelijker dan ooit het licht van de kribbe van Bethlehem uitstralen over de verjongde aarde. Toen we thuis kwamen, de dokter en ik, meenden de achtergeblevenen ons te moeten beklagen. Maar de dok- lor sneed die medelijdende betuigingen af door zijn simpel woord: „Annemarie's blijdschap met haar Kerstkind heeft ons allen gelukkig ge maakt, niet waar amice?" Ja, zeide ik, zooals „het" Kerstkind het de wereld doet. EEN OUD HERBARIUM Oud. Het begrip is betrekkelijk. Maar voor een herbarium, voor mijn verzame ling gedroogde planten uit mijn gym nasiumtijd is twintig jaar toch een res pectabel aantal jaren. En wanneer ik dat oude herbarium op een langen winteravond weer eens te voorschijn haal, verwonder ik er me eigenlijk over dat het zich zoo goed ge houden heeft. Frisch en levend zijn de kleuren gebleven, het groen van de bla deren, het geel en rood en wit en paars van dc bloemen. En terwijl daarbuiten de koude wintel-winden gaan over de aarde en hierbinnen lamp en haard vuur brandt, is het mij een vreugde jeugdherinneringen en gedachten aan lente- en zomertijd, aan groei en bloei en uitbundig leven over de aarde wak ker te roepen bij het doorbladeren van dit oude herbarium. Soms zijn het wee moedige herinneringen aan voorgoed verdwenen schoonheid. Den Haag, Dek kersduinen, Mei 1916, staat hier bij da akkerhoornbloem en bij het bitterzoet. Waar voor twintig jaar die Dekkers- duinen een prachtig stuk oorspronke lijk ongerept landschap vormden, daar is nu allang in 't Haagsche Westen een stad oi) zich zelf verrezen, een huizen zee,, straat bij straat, huis na huis En je moet heel wat verder weg gaan nu om de akkerhoornbloem en de bremraap, de hop en de hegge- rank te vinden in "t ongerepte duin cn langs stille slingerpaden. En hier bij de rose bloeiaar van de veenwortel en daar bij de prachtig be waard gebleven gevlekte orchidee van het moeras, staat Giethoorn, Juli 1916. Toen in de vacantiedagen van het mid denoorlogsjaar, toen was het veen- en moerasgebied van het land van Vollen- hove nog ongerept en waar ik mijn or chideeën plukte voor 't herbarium, dat wc bij het begin van den nieuwen cur sus voor den leeraar in natuurlijke his torie gereed moesten hebben, de orchi deeën en de moeras-lathyrus en de rate: laar en liet kartelblad en velerlei an dere planten cn bloemen van 't veen, daar ligt nu de Amerikaansche cultuur- steppe, wijd en troosteloos, daar vinden nu of vonden werklooze handen van arbeiders die van heinde en ver naar de werkverschaffing kwamen, arbeid in het graafwerk in 't veen. De planten bleven goed bewaard, maar het land waar zij eens groeiden en bloeiden is voor een goed deel ver dwenen, zooals dc jaren voorbij gingen van den jongenstijd waarin ik zo pluk te cn droogde en waarin de eerste kie men van latere natuurliefde werden ge legd of al ontsproten. Maar afgezien van die weemoed, die cr in alle herdenken van wat voorbij ging kan zijn, is er niets dan vreugde in dat voor zich neerleggen van twee decennia van zooveel kleurige en veel vormige schoonheid. Daar ligt de ane moon van 't Haagsche bosch als een wonder van teere gratie, daar spreidt de Pinksterbloem van de bonte wei in het voorjaar zijn simpele schoonheid uit. Daar heeft het waterdrieblad in blad en bloem ook in gedroogden staat iets van zijn haast exotische, als Japan- schc bekoring bewaard en daar toont de zoo gewone cn algcmeene doovene- tel, die langs eiken wegzoorn bloeit wat een fijn geteekende verschijning hij toch aitijd weer is. Daar is in 't kleu rige blad van eschdoorn en Amerikaan sche eik iets van de diepe schoonheid van het herfstbosch blijven fonkelen, daar toonen het hondsdraf en de paar debloem en het herderstaschje hoe ook het onkruid van een verwaarloosd ak- kerhockje zijn schoonheid hebben kan. Fluitekruid en kiemplantjes van de bruine beuk, speenkruid en crocus, alle wonderlijk zuiver bewaard, zijn boden van do ecu wig nieuwe voorjaarst ijden over de aarde, in vogel wikke cn mar griet. in stalkruid en lathyrus bloeit de rijpe zomer, in wilde wingerd, in aller lei beesterbladen kleurt en brandt do herfst, die voorbijging, de herfst die was en is en komt. Een kostelijk bezit, dit herbarium, (lat na vele jaren nog de moeite van vroeger loont. Wie het in zijn schoolja ren op H.B.S. of gymnasium aan moet leggen, zuchte niet over dit werk: er blijft voor later weinig bewaard uit dien tijd dat zooveel blijvende waarde beziL A. L. B.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1935 | | pagina 14