No. 17. Zaterdag 27 Februari 1904. Wees U Zelf! ie Jaargang Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging ()DE EEMLANDER". Van de Veluwe. FEUILLETON. HET NOODLOTTIGE TESTAMENT. Arnold Toynbee. DE EEMLANDER Vcrsoliijnt. jWeensdags en Zaterdags. Redacteur: P. van der Meer Jzn. Bureau (voorloopig) Beekesteinsche Laan 32. Abouneineutsprijs Per jaar Franco jper post Per 3 maanden Franco per post f 3.00 - 3.50 - 0.75 - 0.90 Prijs der advertentien Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 {Bij abonnement aanmerkelijke korting.) I.. S.! Met ingang van 1 Maart a.s. wordt het administratie eu redaetieknreaii van ,,De Kein- lauder" verplaatst van Beeke steinsche liaan 33 naar Hen drik van Vianden.st.raat 28. De Administratie van „De Eemiander". Be oude A/iti-revolutioniiairo partij, die, gelijk we opmerkten, steeds zooveel mogelijk haar eigen candidaten in het vuur bracht, mag aanspraak maken op de eer cener onvermoeide en onver poosde werkzaamheid. Terend op de lauwheid liarer politieke tegenstanders en ook op die barer meer verdraagzame gelootkgenooten, wist zij de kat steeds in het donker te knijpen en de stille trom te roeren in het haar goedgezinde kamp. Zij keek naar links en rechts rond en wist het altoos zóó te plooien, dat een harer uitverkorenen, van onver dachte reputatie natuurlijk, als candidaat voor een opengevallen zetel onder luide hallelujah's werd geproclameerd. Voor aan in de rijen der strijdenden stonden de Onderwijzers der bijzondere scholen; zij vormden vaak de ziel der plaatse lijke kiesvercenigingen. Verbaasd keek de menigte naar al die Soessah, nieuws gierig vragend naar de bcteekenis van al dat politiek gedoe. Als nijvere zaaiers zaaiden zij hun zaad in wèlgeploegde voren; machtspreuken en gewijde woor den klonken den bescheiden vrager als welluidende muziek tegen: een zaak van groot gewicht stond op het spel, er werd geklopt aan de deur van het geweten en de stern daarbinnen sprak „ja en amen" op het politiek betoog. Zóó bearbeid, heeft menig kiezer in oprecht heid zijns harten, wanneer hij in zijn binnenkamer was weergekeerd, het vast besluit genomen, der wereld niet gelijk vormig te worden, maar ook op politiek terrein te bewandelen het enge pad, hem afgebakend door de onzichtbare macht zijner diepgevoelde overtuiging. Zóó sterk is hier vaak de invloed van 't godsdienstig besef, dat men op de vraag naar de meerdere of mindere bekwaamheid der candidaten voor Pro- In een kleine, achter gelegen en Blechts zeer eenvoudig ingerichte kamer, stond in den hoek een ledikant en hier heen ging met zachten tred, de lampe- kap neergeslagen, de koude, zijderui schende dame. Bijna onhoorbaar was zij gekomen eu zij schrok dan ook hef tig, toen zij, trots alle voorzichtigheid, uit de kussens twee donkere, duidelijk Smart uitdrukkende oogen op haar ge vestigd zag. Op het bed lag een jong, wellicht twaalf- of dertienjarig meisje, wier rose gezichtje in de frissche witte omgeving een zeldzame bloem geleek. Bruine lokken vielen langs haar hoofdje, een sierlijk gevormde arm had zich van de knellende omhulling vrijgemaakt en de zwak gebogen hals zou iederen beeld houwer verrukt hebben doen staan. Het schoonste waren evenwel de groote don kerbruine oogen, met lang# zijden wim pers; het geheel drukte goedheid en onschuld uit. „Tante", fluisterde Toni. „O, lieve tante, ik heb dezen nacht zoo veel vreemde voetstappen op de trappen en in de gang gehoord; er is toch met mijn armen oom niets gebeurd?" vinciale of Generale Staten het open hartig antwoord verneemt: „'t Doet er niet toe, wie meer of minder bekwaam is, als de man in questic maar staat op denzelfden bodem als onze vrome Vade ren". Waar zóó wordt gesproken, baat de taal van het gezond verstand niet. Daar moet op den duur ontstaan een fanatieke neiging, om te verwerpen en te verguizen al degenen, die, hoewel ze waarlijk godsdienstig zijn, op staatkundig gebied een andere meening zijn toege daan. Zoo is het te verklaren, dat de kie zers in hun eenvoud iemand afvaardigen naar de Provinciale Staten, die hun gewest soms slechts gebrekkig kent, of er slechts kort vertoeft. Het heeft ons inderdaad getroffen, dat een man als de Heer Kortlaug zoo royaal in de Prov. Staten werd gestemd. Dit pleit voor de waarheid van hetgeen wc boven zeiden. Opmerkelijk evenwel blijft het, dat de Heer Kortlang in Ermelo veel minder stemmen verwierf, dan men aanvankelijk dacht. Daar scheen men te beseffen, dat het der Anti-revolutionnaire partij te doen was, een harer trouwe aanhangers te begunstigen boven eiken anderen Candidaat. Die stemming doet ons zien, dat Putten en Nijkerk nog te veel loopen aan den leiband van of liever te zeer luisteren naar het zoet gekweel der doleerende partij. Deze partij viert in Veldwijk haar triumfen. Men is daar uitermate goed georganiseerduien houdt zich daar van alle politieke aangelegenheden op de hoogte, er ontglipt niets aan de aandacht. Men juicht, als in 't uiterste hoekje van Friesland „de ware partij" het heeft gewonnen. Zelfs bij verkiezingen voor den gemeenteraad brengt men de beginsel- questie in het spel, zoodat er onder het volk al gemompeld wordt van „de partij van Veldwijk". Als strijdbare mannen nemen de Veldwijkers aan de verkiezing deel; elk der strijders „bearbeidt" een vooraf bepaald getal kiezors en mist het werk van den eenen broeder, dan tracht een ander succes te verwerven. Bij deze wijze van werken slaat de weerpartij vaak een allerbespottelijkste figuur; daar ontbreekt maar al te zeer wat noodig is: eendrachtige samenwerking. Ieder volgt daar meer zijn eigen meening, terwijl de machtige factor van „des harten over tuiging" niet aanwezig is. Toch - we zeiden het reeds - er is kentering waar te nemen. Zal de werk- Mevrouw Bcrning bleef ook hier, ook tegenover deze smeekendc kinderstem, ongeroerd, zij verheugde zich over de slagen die zij het weerlooze jonge kind zou toebrengen. „Mijnheer Andreas Berning is heden nacht gestorven!" zeide zij zonder eenige voorbereiding en keerde zich toen om, ten einde de kamer te verlaten. Een kreet kwam over de lippen van de kleine. „Dood!" riep zij, met geheel den af schuw, welke dit treurige woord in een kinderhart ontstaan doet, „lieve tante, laat mij niet zoo alleen in donker blijf toch bij mij. Mevrouw Berning ging zoo rustig, als had zij niets gehoord, uit de kamer. Om haar mondhoeken speelde een boos af schuwelijk lachje. H Vijf jaren waren sedert voorbij ge gaan; een eeuwigheid wanneer ze nog voor ons liggen, niets wanneer ze door leefd zijn, onverschillig of we ze in vreugde of in droefheid hebben doorgebracht. Twee jonge mannen zaten naast el kaar in een kleine, voor kantoor inge richte maar toch elegant gemeubileerde kamer; de een rookend, voor zich, op tafel, handschoenen en een sigaretten koker; de ander, blijkbaar hier thuis, was een jong advokaat, die eerst voor korten tijd de praktijk van zijn gestor- zaamheid aan de overzijde prikkelen tot meerdere krachtsinspanning? Wij hopen het van harte. Te lang reeds is er gesmaald op hen, die tot de meer verdraagzame partij zich rekenen en ieder het recht toekennen, een zelfstan dig oordeel te mogen bezitten over het groote raderwerk der maatschappelijke samenleving, dat met geen mogelijkheid te regelen valt naar de bijzondere op vatting van enkelen. In 't Kamer over zicht viel het ons op, dat een der woord voerders constateerde dat de „Gerefor meerde" partij slechts 8s/hj0'o bedraagt der gcheele Xederlandsche bevolking. Moet „dit kleine kuddeke". zooals de partijgenooten zich met welgevallen noe men, dan den toon aangeven van 't na tionaal accoord? Ligt het behoud van Nederland dan enkel en alleen in het bestaan der calvinistische partij? En moet het leeuwendeel der bevolking dan geleid worden door die enkelen? De Veluwenaars mogen het bedenken en zich afvragen, of het geen tijd vrordt, te breken, met de partij, die steeds in do eerste plaats voor zichzel- ve zorgde en in dit opzicht zich toon de in haar ware gedaante. De Veluw- sche bladen geredigeerd blijkbaar door de corypheeën der Calvinisten, zin gen thans een liedje van zoet verlangen zij ademen een geest van toenadering, die tot omhelzing zou nopen doch weet en versta, dat het nu de tijd is van liefkoozingen en minnezangen. Al wat zich maar cenigzins verwant gevoelt met de toongevers, wordt uitgenoodigd die bladen te steunen. Edoch zoover is het nog niet. Den ideaalstaat van den ijveraar, waarin ieder geloovig kiezer in kinderlijken eenvoud zegt: "Zie, dat zijn nu onze bladen" is nog op verre na niet aangebroken. In den dagelijk- schen omgang wordt over de „onver kwikkelijke politiek" slechts niet dan ongaarne gesproken, Op het bureau van den ijveraar- redacteur is dat an ders. Daar lijmt men kerk en politiek aan elkaar, om zoo, aan den gewijden lijmstok te vangen en te bezitten ieder, die wat al te ver zich waagt in de sfe ren der calvinistische geesten. A. B. (1) Wij bedoelen du Nieuwe Nijkerksche Courant, de Harderwijker, en dePuttensche courant die alle precies denzelfdeu inhoud hebben, maar onder een ander hoofd ver ven vader overgenomen had, Ernst Dal berg, zoon van den ouden notaris. Zijn vriend, langer en flinker gebouw d dan hij, met de levendige grijze oogen en de eenigszins hoogmoedige houding zijner moeder, was Oskar Berning, de jonge bezitter van Heuvcloord, dat hij sedert hij meerderjarig was, zelfstandig bestuurde, of .liever door zijn dienaren besturen liet. Oskar was er van kinds af aan gewoon, zich door zijn moeder als zeer rijk en tot geluk geboren te hooren noemen; hij had reeds als knaap over beduidende sommen te beschikken gehad en slechts zijn zucht naar kennis, zijn helder ver stand had hij het te danken dat hij niet een middelmatig, of arrogant mensch geworden was. Mevrouw Berning had, in haar blinde vergoding van hein, dien zij beminde, 6teeds tot hem gezegd: „Wees gelukkig!" maar nooit iets anders, {dat hem later wellicht lastig of bezwaarlijk worden kon. Oskar leerde spelende, hij studeerde, reisde en ontving een alzijdige opvoe ding, maar in den grond zijns harten was hij egoïst. Bij alles gold hem zijn ik eigenlijk als het middelpunt der schepping; hij hield zich ver van het geen voor hem onaangenaam kon ziju, cijferde het eenvoudig weg uit het le ven, zonder te vragen hoezeer daardoor soms de rechten van ouderen gekrenkt werden. Ook nu zeide hij mistroostig: spreid worden. Uitgever is de heer A. J. Wiestman te Harderwijk, ten wiens huize de administratie wordt gevoerd. Opzettelijk schijnt men de bladen (eigenlijk dus één blad) die namen te hebben gegeven, om aan de bestaando bladen „Nijkerkor Cou rant" en Hardewijker Courant", respectieve lijk uitgegeven door de Wed. Malga to Nij- kerk de Firma Wedding te Harderwijk, oen kool te stoven. Deze bladen houden zich buiten alle politiek en vinden alzoo meer lezers. Adverteerders gelieven zich dit voor gezegd te houden. Men steuneook in zijn eigenbelang, de politieke Yeluwsche Bladen niet Sinds het begin van liet jaar 1892, toen Van der Vltigt zijn hoogst be langrijke Gidsartikelen schreef over „Toynbec-werk" is dit woord in onze taal, meer en meer een geijkte term geworden, om aan te duiden de pogin gen tot ontwikkeling en opheffing dei- arbeidersklasse en tot wcderzijdsche toenadering der maatschappelijke stan den. Ook in de praktijk is men het „Toynbee-werk" na dien tijd gaan be oefenen en tegenwoordig zullen er zeker weinig plaatsen van eenige beteekenis in ons land zijn, waar geen Toynbee- vereeniging bestaat. Ondertusschen is de man, naar wien dit werk genoemd is en die zulk een krachtigen stoot gaf tot socialen arbeid, onder ons betrekkelijk nog onbekend. Hij werd den 23stcn Augustus 1852 geboren en bracht zijn gelukkige kinds heid en jeugd grootendeels door te Wim bledon in een beschaafde omgeving, to midden van letterkundige en artistieke indrukken. Zijn vader had als oorarts een zeer drukke practijk, maar dit ver hinderde niet, dat hij tijd wist te vinden voor de uitvoering van allerlei sociale en sanitaire plannen; trots zijn vele be zigheden ontwierp hij model-arbeiders woningen te "Wimbledon en hield hij populaire voordrachten opgehelderd door proeven, waarbij de jonge Arnold hem behulpzaam was. Arnold was aanvankelijk met de jon gensliefde voor het soldatenleven behept; hij bracht dan ook twee jaar door op een militaire kweekschool, maar zijn zwak lichaam wees hem een andere richting. Niet meer naar school kunnende gaan, leerde hij hoofdzakelijk door zelf studie, zijn weg vinden op letterkundig, wijsgeerig en historisch terrein, en later „lk merk het al, ge wilt een zede- preek gaan houden, Ernst! Kan ik er onder geenerlei beding aan ontkomen? „Moeielijk!" was het ietwat ironische antwoord. „Je moet beginnen de waarde van het geld beter te leeren kennen, Oskar, ook een bron „Dank je! dank je wel! maar spaar me in vredesnaam het verdere, mijn waarde. Het zal, naar ik hoop, nog wel eenigen tijd voldoende zijn." De advocaat schudde het hoofd. „Je bent een beste kerel, Oskar, ook nu nog ofschoon je van jaar tot jaar achter uit gaat. Je vader hoopte kapi taal op kapitaal, hij verdiende steeds, jij laat je evenwel op de meest onbe schaamde manier bestelen, zoodat je ver mogen met den dag mindert." Een oogenblik scheen het jonge heer schap getroffen te zijn. ,\Vat kan ik er aan doen? vroeg hij wanhopig. „Moet ik zelf 's morgens vroeg te paard stijgen en tot laat in den avond toe zicht houden op mijn landlieden en knechts en zelf met de handelaars onderhandelen? Liever geen leven, dan zoo'n leven". Dalberg teckende figuurtjes op den rand zijuer schrijftasch. „Het is mij onbegrijpelijk," zeide hij. „Mijn hemel, bezat ik in mijn lieve vaderland zoo'n prachtig landgoed, zoo veel landerijen ach, slechts het tiende gedeelte ervan!" ik zou gelukkiger zijn dan een vorst!" begeeft hij zich, ten einde zich aan de studie van de wijsbegeerte der geschie denis te wijden naar Oxfords Universi teit. Ook hier staat hem weer zijn zwakke gezondheid in den weg, zoodat hij per dag slechts een paar uur ernstig kan werken. Zijn zomervacantie bracht hij veelal door in Whitechapel, alwaar hij onder de arbeiders verkeerde, deelnam aan hunne vergaderingen en zich verdiepte in hun belangen. Daar was hij eerst in zijn volle kracht „Ik sprak," zoo schrijft hij van daar, „gisterenavond veertig mi nuten bijna zonder pauze en zonder over een enkel woord te struikelen. Mijn vriend, die bij mij was, drukte mij na afloop hartelijk de hnnd. 't Gehoor was onder den indruk, vriendelijk en aan dachtig. Ik had een gevoel alsof ik een nieuw vermogen in mij had ontdekt. Al sta ik er nog weifelend tegenover, toch prikkelt het mijn energie." Later heeft hij dan ook bijna uitslui tend in spreken zijn kracht gezocht; heel weinig werd door hem op schrift gesteld. Een boekdeel van ruim 250 bladzijden bevat heel zijn letterkundige nalatenschap. De ruimste plaats wordt hier dan ook ingenomen door een stuk over de industrieele omwenteling van de achttiende eeuw in Engeland, ge deelten van twee cursussen door hem gehouden over de economische geschie denis van Engeland van 1700 tot 1H4U. Voorts vindt ge er een fragment over Ricardo en de oude staathuishoudkunde, populaire voordrachten, getiteld: Loonen en natuurwet. Industrie en democratie. Ziju radicalen socialisten De opvoeding van coöperatoren. Do ideale verhouding van kerk en staat. En last not least een verzameling aanteekeningen en losse gedachten. Niet breed van omvang, maar diep van inhoud is zijn werk. Een eigenaardige verdienste van Toyn bee is hierin gelegen, dat hij aan den eenen kant de waarde der oudere staathuishoudkunde ten volle erkent, en ter andere zijde aan de economie hoogcre eischen stelt dan de bevordering van vrije concurrentie en vrijen handel alleen, 't Was de groote verdienste van mannen als Adam Smith en Ricardo, dat zij de wetten ontdekten die de staat huishouding beheerschen, de wet van vraag en aanbod, van verdecling van den rijkdom enz. Maar 't was hun fout, dat zij die wetten beschouwden als on- „Maar het gaat hier niet om mij," ging hij na een pauze verder. „Je moet je uitgaven noodzakelijk verminderen, Oskar, in plaats van acht of tien luxe paarden er twee houden en voorname lijk niet zoo vele sieraden duur speel goed willen bezitten. De aanbouw en de inrichting hebben alleen twintigduizend gulden gekost, terwijl er geen cent meer inkomt". Oskar antwoordde niet, zijne gedach ten waren zoo verwijderd van de om geving, dat de woorden van den jongen advocaat voor hem geheel verloren gin gen. Hij zag voor zicli een uitermate rijk ingericht boudoir en als schoonste sieraad daarin, een jong slank meisje, met bruine lokken en prachtige oogen ach, oogen die hij maar niet verge ten kon, die hem heimelijk overal ver volgden en zijn rust dreigden te versto ren. Ook met haar had hij over zijne goederen gesproken, ook zij ontwierp plannen en teckeningen en hij zat luis terend, als waar, dat jonge wezen een bovennatuurlijk schepsel. Het zachte maanlicht had het engelenkopje be schenen, terwijl de jonge lippen zulke verleidende beelden schiepen en hem van het schoonste en het edelste van het leven spraken. „Was ik in uw plaats", zeido het meisje met de sterrenoogen, dan zou mijn schoonc Heuveloord een stukje paradijs op aarde worden. (H'orc// vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1