Uit de Omgeving. Stadsnieuws. Tweede Kamer. Zuid-Amerikaansche partijgroep als arti kel 1 op zijn program staan: zoodra de tegenpartij ons geen gelijk geelt, trek ken we de revolvers en worden 2/3van de partijgangers tot generaal gemaakt Art. 2 luidt: zoodra de revolver is ge trokken en 'Ij van ons den rang van generaal hebben behaald, slaan we, vol gens aloud oorlogsrecht, aan hetrooven en plunderen. Doch slechts in de uiter ste noodzakelijkheid zal er op den vij and worden gevuurd. Wie nu geen kind is weet, dat politieke partijen het nooit met elkaar eens zijn. En daar hebben we dus de meest eenvoudige en ver strekkende verklaring van het feit, dat er in Uruguay en andere Castro-staten altijd burgeroorlog is en dat het er nooit naar kruit riekt. Den Haag 25 Maart 1904. De zaak van 't hooger onderwijs is nu in in de Tweede Kamer beslecht: Donderdag j.l. is 't ingediende wets ontwerp met 56 tegen 41 stemmen aan genomen. De geheelc rechterzijde met uitzondering van den heer Visser stemde voor; de geheele linkerzijde met den heer de Visser stemde tegen. Drie stem men van de honderd ontbrakenéén veroorzaakt door de vakature in't kies district Eist, en de beide anderen door dat de heeren Marchant en van Raalte wegens familieomstandigheden afwezig waren, Was de Kamer voltallig geweest, dan was dus ook 't wetsontwerp aange nomen geworden met 57 tegen 43 stemmen De heer Schokking las een verkla ring voor, dieweinigzeggendwas,doch in elk geval de Regeering een stem schonk. Toen de stemming was afgeloopen, had alleen de heer lalina gelegenheid den Minister te feliciteeren, want deze verdween onmiddellijk, zeker liever geen felicitaties ontvangende voordat ook de Eerste Kamer dit wetsontwerp zal goed gekeurd hebben. En of dit zal gebeuren is zeer twijfelachtig, naar wij weten. De vorige week is de interpellatie- Drucker in zake 't ontslag van den heer Lindeman behandeld. De behandeling der zaak zelf moest uit den aard vrij onbevredigend zijn; feitelijk was daar over immers reeds alles gezegd. Doch 't zwaartepunt lag o. i. in de uitste kende w ijze, waarop den heer Drucker nog eens wees op de rechtlooze positie der ambtenaren in ons land, des te ge vaarlijker nu onder deze regoering blijk baar meer en meer dwang wordt ge oefend op de ambtenaren in ons land, om hen van 't meedoen aan politieke en andere bewegingen terug te houden, wel te verstaan als deze bewegingen niet liggen in de lijn der regeeriugs- politiek. 't Gebeurde bij de posterijen is daarvan een nieuw bewijs. De gevaren aan zulk een stelsel ver bonden werden duidelijk in 't licht ge steld. Een motie, inhoudende de verklaring dat tU8schenkomst der Regeering ge wettigd was, maar waarin overigens 't beleid van den Minister werd afgekeurd, kou om de eerste alinea geen genade bij de sociaal-democraten vinden. Dezen stelden daarop een eigen motie tot een voudige afkeuring vau 't ontslag. De motie Drucker kreeg 12, de motie Troelstra 14 stemmen en daarmee was deze zaak eindelijk van de baan. Verdediging van 't beleid des Minis ters leverde alleen de heer Heemskerk; dat die verdediging echter veel effect had kunnen we niet zeggen. Ru een enkel woord over een wets ontwerp tot voorkoming van knoeierijen bij de opgaven voor de vermogensbe lasting. Dat was eigenlijk een vermakelijke geschiedenis. Van alle zijden werden amendementen ingediend, meest, om 't wetsontwerp nog wat te verscherpen. De heer Harte van Tccklenburg scheen niet erg op de hoogte der behandelde materie te zijn. Hij raakte hoe langer hoe meer verward bij al hetgeen hem af- en aangeraden werd, en zeide op 't laatst, dat de Kamer het niet kwalijk moest nemen, maar dat hij zich heusch geen rekenschap van al die amende menten zoo op eens kon geven. De liukerzijde der Kamer vond het blijkbaar vermakelijk, de rechterzijde, voornamelijk 's Ministers geloofsgenootcn ergerden zich aan dit onhandig gedoe van him man in 't ministerie en dach ten zeker ook wel met bezorgdheid aan den tijd, dat deze Minister de tariefwet zal moeten verdedigen. 't Wetsontwerp w erd natuurlijk zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Ten slotte nog de kwestie over de toelating van 't nieuw gekozen lid voor Eist. In enkele gemeenten had voor deze verkiezing niet de door de wet voorgeschreven aankondiging plaats ge had. De meerderheid der commissie tot onderzoek der geloofsbrieven achtte dit terecht voldoende reden om niet tot toelating te besluiten. De minderheid, gevormd door den heer Lohman, voelde niets daarvoor, 't Was ecu informaliteit, die niets be- teekende en daarmee uit. De heeren van Nispen en Drucker, gesteund door de heeren Schaper en Roëll, wezen op 't gevaarlijk precedent, dat men door deze toelating zou schep pen. Nu kwam er geen politiek bij in 't spel; de heer Wijnbergen wordt natuurlijk toch weer gekozen. Doch als 't later eens om één stem zou gaan en wel politieke overwegingen zouden kun nen gelden, zou dan de toevallige meer derheid in een toelating bij deze gele genheid niet voldoende reden vinden, om dan ook tot toelating te besluiten? De grootc meerderheid der Kamer leden (38 van de 54) was 't met deze opvatting eens, zoodat in Eist een nieuwe verkiezing moet plaats hebben. Deze week zijn verschillende wets ontwerpen in de afdeelingen onderzocht. Dan gaat de Kamer uiteen om 19 April weer bijeen te komen en na wat klein werk meteen metde drankwettebeginnen. Ba.-irn. Woensdagavond werd door de afdeeliug Baarn van den Bond van Ned. onderwijzers een openbare verga dering gehouden in hótcl „de la Pro menade," waarin als spreker optrad de heer Th. H. Ketelaar van Amsterdam met het onderwerp „De vrijheid van den onderwijzer." Bij de opening der vergadering deelde de heer 11. Kuiper, mede, waarom deze vergadering belegd was. Aan de Oos- terschool was namelijk een vacature voor plaatsvervangend hoofd en nu gingen er geruchten, dat aan de sollicitanten was gevraagd of zij lid van den Bond waren. Een naar aanleiding daarvan ingesteld onderzoek bracht aan 't licht dat verschillende autoriteiten die vraag gesteld hadden. Vandaar de vergadering, waar tegenwoordig waren afgevaardigden van 't Hoofdbestuur, van de Propaganda- commissie in 't gewest Utrecht en van de afdeelingen: Amersfoort. Utrecht Zeist, Doorn en Hilversum. De heer Ketelaar het woord ver krijgende zegt: De voorzitter heeft als onderwerp aangekondigd. De vrijheid van den onderwijzer. Ik zal evenwel dit punt niet in 't algemeen bespreken maar meer in 't bijzonder de verhouding van autoriteiten tot den bond van Ned. Ond. Waar ge vraagd is aan sollicitanten of zij bonds lid waren of niet, waar inlichtingen tot ons gekomen zijn, dat er gezegd is, dat het niet goed is lid van dien Bond te zijn, daar zal het goed zijn dit punt eens te bespreken. We moeten in de eerste plaats weten, wat de Bond is, doet en beoogt; dan eerst kunnen we weten of het zijn nut kan hebben het lidmaatschap af te raden. En waar nu in ons land het recht van vereenigen vrij is en waar we hebben een minister van Binnenlandschc Zaken die zoo voor het vereenigingsleven is, al laat hij dat wel een9 op een vreemde manier blij ken, daar kunnen we vragen: ligt het wel op den weg van autoriteiten om op te treden zooals ze dat in Baarn doen? Wat is het doel van den Bond? Dit leeren we kennen int het program, maai er zijn ook wel punten buiten het pro gram waarvoor de Bond krachtig strijdt, bijv. voor een betere rechtspositie. En dat de Bond daar krachtig voor strijdt, de vergadering van heden is daarvan het beste bewijs. De autoriteiten behoe ven maar het geringste te doen om die rechtspositie aan te tasten, of aanstonds komen de afdeelingen en het Hoofd bestuur om daartegen te protesteeren. Zoo toont de Bond niet alleen met woorden maar ook met daden te strijden. Punt 1 van 't program vraagt ver betering van salaris. Van 1890 af heeft de Bond steeds op hetzelfde aanbeeld gehamerd, de gebreken aangewezen in de bestaande sularisregelingen en ge werkt voor billijke verhoogingen naar anciënniteit. En het resultaat? In 1901 is onder minister Borgesius een wet tot stand gekomen, waarin dat beginsel is uitgewerkt. En al zijn we met die wet nog niet tevreden, in principe hebben we ons doel bereikt. Dat was alleen mogelijk omdat meer en meer onderwij zers zich aansloten bij den Bond, daar zij overtuigd zijn van het goed recht van ons streven. Maar nu vraag ik: steekt daar iets verkeerds in? Moet men daarom iemand afraden lid van dien Bond te zijn? Het 2e punt van ons program heeft meer verzet uitgelokt, want dat raakt feitelijk het hart van de kwestie en wijst meteen uit, waarom we alleen klas seonderwijzers kunnen hebben. Dat punt vraagt: Toekenning van gelijken invloed op de regehng der schoolzaken aan alle leerkrachten der school. Op het oogen is de toestand zoo, dat het hoofd der school, volgens art: 21 der wet, de aan gewezen man is, die de regehng in alle opzichten maakt. Is dat goed? Moet er één man zijn, die zegt: ik ben de man van art21, de alwetende man, die alles doet, of zou het ook beter zijn: dat die inan de zaken in orde ging brengen in overleg met het personeel. Hoofden zijn wel eens wat knapper dan andere onderwijzers, soms worden ze meer geprotegeerd, maar in ieder geval zijn het toch maar gewone men- sclien En uu is het een onmogelijkheid dat zoo'n hoofd van alle vakken van het lager onderwijs zoo bijzonder veel verstand heeft. Ieder onderwijzer heeft zoo zijn lievelingsvakken eu nu zal het aan een school vaak voorkomen, dat de een meer in taal, de ander meer in re kenen studeert. Daarom zeggen we, roep de krachten van de school bijeen, dan kan ieder zijn raad geven, dan krijgt men een samenwerking en opbbuM waaraan ieder heeft megewerkt. Als dat gedaan wordt, is de invloed op het on derwijs en de onderwijzers zoo groot, dat zij met meer plezier werken, want dan weten zij dat zij aan hun gezame- lijk werk arbeiden. Deze kwestie heeft ondertusschen gemaakt dat er heel wat verzet tegen den Bond gekomen is. Om die zaak is de Bond verdacht gemaakt op allerlei manieren; hij was socialistisch, anarchistisch enz. Maar deze kwestie heeft met politiek niets te maken het is een zuiver paedagogische vraag. Wat kan er nu tegen zijn, dat een onderwij zer daarvoor ijvert? Het dorde punt is: Verbetering dor opleiding, is daar iets tegen? Mag de onderwijzer er niet voor streven, dat de toekomstige onderwijzer een betere op leiding zal hebben genoten, dan hij zelf. Evenzoo is het met de andere punten. Betere regehng der wachtgelden, wedu wen- en weezenpensioen, verkrijging van een betere Leerplichtwet, Zijn dat nu punten waarvoor men niet ijveren mag? Is dat soms iets revolutionairs, iets waardoor Baarn iu opstand zal komen of waardoor een, misdadige woeling zal ontstaan. Ook ijveren we voor verstrekking van voeding en klceding, en waar particu liere hulp niet voldoende is daar moet de staat ingrijpen. Mogen we dat soms niet? Zijn we juist niet zedelijk verplicht, wij die altijd leeren dat in een gezond lichaam slechts een gezonde ziel kan wonen, om terwille van het kind daar voor op te komen. Verkrijging van kosteloos onderwijs? Men kan daarover van meening ver- scliillen, maar dat is toch geen vraag om te zeggen wanneer ge meewerkt aan een bond, die daarvoor ijvert, dan kunnen we U in het goede stille Baarn iuet hebben. Zooals ik reeds gezegd heb, buiten ons program treedt men gelukkig ook op. Als de autoriteiten hun macht mis bruiken, dan laten wij daartegen ons hooien. Is dat verkeerd? Mogen we daarvoor niet opkomen? Wij hebben een Wecrstandskas. Als een ontslag in onze oogen onrechtvaar dig is dan keeren wij het salaris uit. Dat is nu wol niet prettig voor de autori teiten, maar kwalijk nemen kan het men ons niet, het is \oor ons een eisch van zelfbehoud. Wij hebben ook een Ondersteunings kas voor ongelukkige collega's die ziek zijn en hun verplegiilgskosten bijv. niet kunnen betalen. Dat vindt men over 't algemeen prachtig want dat is liefda digheid maar wij eischen daarnaast recht vaardigheid. Ook ons Informatie-bureau i9 niet zoo heel erg. Ecu ouderwijzer solliciteert bijv. naar Baarn en dan vraagt hij ons om inlichtingen. Een vraag luidt: Hoe staat het met de vrijheid van den onderwijzer? En dan antwoorden we: Burgemeester en schoolopziener vragen of men lid van den Bond is. Welke vragen zijn nu hier in Baarn gedaan? Ik heb bij me verschillende brieven van sollicitanten, waaruit ik een en ander meedeel. Een onderwijzer bracht een bezoek bij den Burgemeester, die hem o. a. vroeg: Is u lid van het N. O. G.? Hoe denkt u over de hoofden van Scholen? De gevraagde begreep de vraag niet goed waarop de burgemeester zei: nu zeg maar op, je hoeft hier niet te liegen. Aan een ander had de schoolopziener gevraagdIs u bondslid en hij had er bijgevoegd: een onderwijzer, die zich op den voorgrond stelt, wordt hier nooit benoemd. Yerder hekelde liij den Bond om zijn wijze van werken. De burgemeester vroeg: Is u lid van den Bond? Welke godsdienst? Gaat u veel naar de kerk? Weet u dat de be volking in Baarn nogal godsdienstig is Erkent u het hoofd der school als uw meerdere Een ander bedankte als lid van den Bond en op de vraag waarom, schrijft hij: „omdat ik iu Baarn niet benoemd kan worden en ook in Amersfoort nooit zal komen zoolang ik bondslid ben. In Baarn ben ik scherp ondervraagd." Ook de hoofden houden er hun in formatiebureau op na. Een heeft er gevraagd aan het hoofd waar een sol licitant werkzaam isIs hij bondslid Heftig of kalm? Wat beteckent dat toch? Men doet die vragen maar niet om een praatje te maken, men houdt er natuurlijk bij de aanbeveling rekening mee. Door ge heel ons land waait een geest van reactie. De zaak-Lindeman en de zaak-Linthuis hebben bewezen hoe voorzichtig men tegenwoordig moet zijn. Eu daartegen over staat de anti-rev. schoolopzieners Wïrtz en Oosterbaan, avond aan avond propaganda gaan maken voor deze re geering. Maar bij het onderdrukken van het gevoel bij den onderwijzer van zijn recht om lid te zijn van den Bond, zal ieder merken, dat hij te doen heeft met een machtig lichaam, dat steeds weer stand zal bicden en steeds zal blijven strijden voorDe vrijheid van den on derwijzer. Debat. De heer h. It. Fikkert zegt: Ik heb hedenavond gemerkt, dat men toch nooit te oud is om iets te leeren. 'tls nu reeds 56 jaar geleden, dat ik bij het onderwijs kwam, heb verschil lende rangen doorloopen en ben nu schoolopziener iu 't arrondissement Amers foort. Ik moet opmerken, omtrent de gege ven inlichtingen, dat er een klein abuis bestaat. Ik heb niet gewaagd aan een sollicitant of hij lid van den Bond was. Zoo onnoozel ben ik niet. Ik begrijp wel, dat bijna ieder onderwijzer lid is, ik heb het slechts geconstateerd en er bijgevoegd, dat ik dit zeer natuurlijk vond. Ik heb er aan toegevoegd, of de sollicitant ingenomen was met het wer ken van den Bond. Het Hoofdbestuur was er zelf niet mee ingenomen, meen ik; ik geloof dan ook niet dat ik mijn bevoegdheid ben te buiten gegaan. Ik heb over de nieuwe spelling gesproken, maar had even goed over het zaaien van knollen kunnen spreken. Men moet toch een praatje maken om te zien of er wat in de sollicitauten zit. Yoor 't overige wil ik met den heer Ketelaar niet in debat treden. Hij heeft zooveel vragen gedaan en ieder zal daarop antwoorden: zeker mag dat. Om do vrijheid van den onderwijzer te be perken is er maar een autoriteit en dat is de onderwijzer zelf. Wat de verschil lende punten van 't program aangaat, die laten mij vrij koud, ofschoon ik er niet onverschillig voor ben. Maar dit wil ik wel zeggen: wij schoolopzieners en an dere autoriteiten werken meer in 't be lang van de onderwijzers dan de onder wijzers wel weten. Verbeteringen van salarissen enz. komen vaak tot stand door het werken der autoriteiten en niet omdat de Bond een adres aan den Raad stuurt. Ook ik heb in mijn loop baan hoofden aangetroffen, die hun plicht niet deden, maar daarom mag men nog niet de revolutie proclameereu met betrekking tot de regeling van de schoolzaken. Reglementen dooden; gereglemen teerde schoolvergaderingen wil zeggen de tirannie van de helft -j- 1. De heer Schiukel wil opmerken, dat aan zijn school schoolvergaderingen worden gehouden die uitstekend werken, maar hij is tegen verplichte schoolver gaderingen waar onderwijzers van 18 jaar dezelfde rechten hebben als die van 6U jaar. Repliek. De heer KetelaarDe heer Schin kel heeft de macht van het tegenwoor dig hoofd al veel verzwakt. Hij zegt niet ieder moet dezelfde macht hebben. Ik draai het om en zeg, geen hoofden van 23 jaar moeten macht hebben over onderwijzers van 60 jaar. De heer Fikkert zegt men krijgt de tirannie van de helft -}- 1, maar dat is toch beter dan de tirannie van één. Het werken van den Bond bevalt den heer Fikkert niet. Hij zegt: niet jullie hebt het gedaan maar de autoriteiten, maar zou de heer Fikkert nu werkelijk denken, dat de autoriteiten op die ge dachten zijn gekomen zonder het wer ken van den Bond? Het Hoofdbestuur was niet ingenomen met de wijze van werken. Dit ziet op de kwestie Kappe- tein. Toen de Bond besloot dat steun zou worden verleend aan Kappetein te gen het advies van de meerderheid van het Hoofdbestuur in, heeft het Hoofd bestuur dat opgevat als een motie van afkeuring. Toen het later niet zoo bleek te zijn is het Hoofdbestuur aangebleven. De symphatie van den heer F. voor den Bond is gering. Dat bew ijst, waar hij zegt een onderwijzer heeft geen tijd om te werken voor den Bond, hij moet leven voor zijn taak. Als ieder er zoo over dacht, zou het leven er raai- uit_ zien. De school heeft ook een sociale taak en om die naar bchooren te ver vullen moeten de onderwijzers de maat schappij ingaan om den toestand des volks te leeren kennen. Naast de gewone taak staat de taak in de maatschappij. Nog enkele heeren voerden hierna het woord, evenwel over punten buiten het onderwerp gelegen. Nadat de voorzitter een woord van dank had gericht tot spreker en debaters sloot hij de verga dering. Voor Vrouwen. Reformkleeding. In het Maartnummer van het Maand blad der Vereeniging voor verbetering van Vrouwenkleeding stond geannon ceerd, dat 23 en 24 dezer te Utrecht een tentoonstelling zou worden gehouden van rcfomionder- en bovenkleeding. Op dit bericht afgaande wilde ik in 't nummer van Woensdag een opwekking richten tot de lezeressen van de) Eem- lander om aan die tentoonstelling een bezoek te brengen: tot mijn spijt zag ik echter Zaterdag dat de datum iets vervroegd was, en nu op 23 dezer ge steld. Mijn bericht kunt daarvoor feite lijk in dit opzicht te laat; ik troost me echter eenigszins met de gedachte dat de voorstanders van reformkleeding deze gelegenheid niet ongebruikt zullen heb ben gelaten om nieuwe modellen te zien. Al geeft 't maandblad hun telkens wel geslaagde figuren te zien, 't aanschouwen van de stoffen roept vaak combinaties voor den geest, die nog meer voldoen dan 't zwartgekleurde plaatje en 't is natuurlijk ook veel aautrekkelijker. Wat mij betreft, ik kan niet zeggen dat reformkleeding mij bijzonder bekoort, maar smaken verschillen, en dus kunnen de opinies dit ook doen. Alleen bij zeer goed gevormde personen en een sotit- terendo coupe der kleeren, zal men iets werkelijk moois te zien krijgen. Ik geef gaarne toe, d at dezelfde voorwaarden bij de gewone kleeding ook Veel aan trekkelijks hebben maar dan zijn ze toch geen vei'.eischte. Een reform toilet doet mij altijd denken aan een meer of minder gekleede peignoir, naar mijn smaak dus niet voor alle gelegen heden een geschikte dracht. Nu mogen doktoren, ja zelfs professoren hun wél lomkleede redenen geven ten bate van de reformkleeding, waar anderen bezwa ren er tegen laten hooren als te veel den druk der rokken te leggen op de schouders, waardoor de longen er onder zouden lijden, daar zou ik niet graag als scheidsrechter willen optreden tus- schen de verschillende opvattingen, al tijd voorop-gesteld dat zij, dio vasthou den aan het dragen van een corset, 't zij met of zonder reformkleeding, zich niet overgeven aan liet dichtsnoeren der taille, maar zich geheel door hun natuurlijk figuur laten leiden bij die dracht. Het oorset dient dan slechts voor eenigên steun; hoe minder baleinen men er in draagt, hoe beter. Yóór den 17 a 18 jarigen leeftijd heeft men er geen behoefte aan. Op de tentoonstelling waren een aar dige collectie boven- en ondcrkleeren. Yooral „dfe Wekker" uit den Haag was met de laatste ruim vertegenwoordigd; tricot is wel de meest gezochte stof voor moderne onderkleeding en door haar groote poreusheid zeer aanbevelenswaar dig; een bezwaar lijkt me echter, dat 't fijnere tricot zoo licht ziju model verliest als gevolg van de groote rek baarheid. Ook enkele andere open weef sels merkte op; borduursels dikwerf zeer mooie, versierden de fijnere model len. Van de japonnen troffen mij som mige door him netten snit en wil ik hiervan vooral memoreeren een zwart moiro zijden, een ücht grijs kos tuum en een van de firma Jöre. De voorstandsters der reformkleeding zullen mij wel heel moeielijk te voldoen vinden waar de keuze zoo ruim w asik teeken gaarne aan, dat er misschien meerdere iu mijn smaak zouden vallen, als men zooals te Weenen, de verschillende toi letten kon zien dragen; daar heeft zelfs het bestuur een „tea" gegeven in de reformdracht en kon er dus beter een oordeel geveld worden. Het reform- schoeisel onderscheidt zich op het oog alleen door den zeer broeden voorschoen de ouderwetsche zilveren gespen zouden er niet onaardig opstaan! De nieuwe versiering voor japonnen, bestaande in diverse geborduurde zijde, tullen enz., vertoonde zeer mooie patronen. Over het algemeen is de tentoonstelling goed geslaagd, en kunnen wij het Utrcchtsche bestuur daarmee gelukwenschen. Zondagavond half acht zal Ds. 0. Genouy Waalsch predikant te Utrecht, in de Zaaier de godsdienstoefening der Walen hier ter stede, leiden.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 2