Buitenland.
Binnenland.
„Als de vos de passie preekt"
De positie der Eerste Kamer.
Krebbers (H. J.) Eigen schuld, voor
10 tl 11 jarigen.
Lou%verse (P.) Toch Oranje boven
Bestevaar Tromp enz. voor 12 a 13 j.
Malat (H) Aan eigen haard. 12 jar.
Mcta Duifjes en Bokjes 8 j.
Osselen v. Delden (M. W. van)
Hansje Kozengaarde voor 8 lOjarg.
Tuuk (Titia van der) Uit het Too-
verland. Sprookjes voor 10 jarigen.
Tuuk (Titia van der) In 't hoekje
van den Haard voor 10 jarigen.
Verder vestigen we aandacht op
De Nieuw e Vertcllin gen door Thé-
rèse Hoven, Ilelene Swarth, Titia v.d.
Tuuk. Sprookjes vauH ans Andersen
uit het Deensch door Christine Doorman.
\an hondjes en Katjes voor kleine
Scbatjes door M. J. Salverda de Grave
Herderschee voor zeer jonge kinderen,
even als de zoo geestig en artistiek
geïllustreerde boekjes van Nelly Boden-
heim Handjeplak en In Hollandstaat
een huis.
Talrijke werkjes samengesteld door
of onder toezicht van A. Weremeus-
Buning.
De voorstandei's van het bijzonder
onderwijs maken zich tegenwoordig bui
tengewoon bezorgd over het gemis aan
„echte liberaliteit" bij de vrijzinnigen.
De Standaard b. v. klaagde steen en
been, dat er bij de behandeling van de
Hooger-Onderwijswet in spe van die
„echte liberaliteit" niets is gebleken „hoe
wel er anders toch onder deze groepen
de ^vrijzinnigevrije geesten zijn,
om voor liberaliteit te voelen en te
pleiten."
Volgens dit antirevol. orgaan brengt het
karakter van die „echte liberaliteit"
mede, dat men ja en amen zegt op alle
aanvragen om subsidie voor het bijzon
der ouderwijs het zij Vrije Universiteit
of christelijke bewaarschool; dat Kijk
en Gemeente de vrije beschikking ge
ven over de belastingpenningen „door
allen opgebracht ten bate van oen on
derwijs dat uitsluitend bestemd is voor
enkelen. Wie daartoe niet onmiddelijk
bereid is, of althans het geven van sub
sidie afhankelijk maakt van hetvoldoen
aan zekere voorwaarden door het alge
meen geëischt, kent niet de „echte libe
raliteit" mist „liberalen zin", wil weder
het heropenen van den schoolstrijd.
Waar gewoonlijk door Standaard
Co. aan het woord liberaal alles vastge
knoopt wordt wat er tusschen hemel en
aarde leelijks bestaat, doet die eervolle
vermelding aan die „echte liberaliteit"
toegekend onwillekeurig denken aan
het spreekwoord, dat den boer waar
schuwt op zijn ganzen te passen.
Indien men werkelijk meent dat de
„echte liberaliteit" meebrengt aan de
eischen van het bijzonder onderwijs te
voldoen, waarom dan die echtejiberalen,
die „vrije geesten", „welke voor libera
liteit voelen en pleiten", bij de stembus
zoo fel bestreden, juist met een beroep
op de belangen van het bijzonder On
derwijs? Zij hadden toch, getuige de
wct-Borgesius, den steun door het Ka
merlid Pyttcrsen aan het voorstel Lob
man verleend, het ijveren van het Ka
merlid Veegens voor de pensioneering
van de bijzondere onderwijzers, voldoen
de bewezen dat het hun ernst was de
gelijkstelling van het bijzonder met het
openbaar onderwijs te willen. Niet uit
liefde daarvoor, maar uit een oogpunt
van recht.
Toen echter was de erkenning van
de waarde van de „echte liberaliteit"
ver te zoeken.
Thans, nu de „liberale Izin" dienst
moet doen in het proces tegen de te
genstanders van de Yrije-Universiteits-
wet, is men er even ruim van voorzien
als de prullemand van de Duitsche am
bassade te Parijs van „bewijzen" tegen
Dreyfus.
Intusschen, wij verheugen ons in deze
zij 't ook wat spade, erkenning van de
deugden der „echte liberaliteit" en zul
len aan 't bestaan dier „vrije geesten
vol liberalen zin" herinneren, als de
wind eens weder uit een anderen hoek
waait.
Inderdaad, de echte liberaliteit wil
gelijk recht voor openbaar en bijzonder
onderwijs, en omdat zij dit wil heeft
de linkerzijde der Kamer zich eenstem
mig verklaard vóór de subsidie aan de
bijzondere gymnasia, vóór de bijzondere
leerstoelen aan de Rijksuniversiteit, en
tegen de begunstiging van de Vrije Uni
versiteit, omdat deze strijdig was met
het gelijke recht.
Wie van Staat of Gemeente subsidie
verlangt, ook al doopt men die voor
de gelegenheid als tegemoetkoming,
moet zich ook onderwerpen aan de
voorwaarden door deze te stellen en de
eerste verplichting daarmede op zich te
nemen is, te zorgen dat het onderwijs
beantwoordt aan de eischen. Wie dit
niet wil, blijve vrij, doch verliest daar
mee ook alle aanspraak op steun.
En daar wij herinneren slechts
aan de kritiek door den heer de Savor-
niu Lolmian geleverd de Vrije Uni
versiteit niet aan de eischen eencr uni
versiteit voldoet, is, wat de Minister
wilde en de meerderheid goedkeurde,
niet gelijk recht, maar begunstiging,
en daartoe mocht geen echte liberaal
meewerken.
De calvinistische vos moge au nog zoo
roerend preeken, de liberale boer blijft
op zijn hoede: ook die van de Eerste
Kamer.
Terug in de schoot der
Moederkerk.
In tijden van nood.
Onze lezers zullen zich nog wel de
historie van abbé Loisy gerinneren,
die een 4 tal jaren geleden aanvroeg
om colleges bijbelexegese te mogen
geven aan de hoogeschool, welk ver
zoek werd ingewilligd.
Loisy was van meening, dat het ka
tholiek geloof vereenigbaar is met de
vrije werking van de rede en vrije cri-
tische studiën. Hij hoopte dat hij de
uitkomsten van zijn eigen studiën op
bijbelteksten zonder moeielijkhcden van
de kerk te ondervinden, zou kunnen
openbaar maken op zijn college.
De leerstellingen van Loisy brachten
weldra beroering iu de kringen, van
katholieke theologen, en al het moge
lijke werd gedaan om Loisy te bewe
gen zijn colleges te staken, waartoe hij
evenwel niet te bewegen was. Thans
heeft Loisy evenwel plotseling het be
sluit genomen, om zijn colleges na de
Paaschvatantic te staken.
De Temps heeft nrar aanleiding daar
van een gesprek gehad met Albert Rc-
ville, den president der afkeeling gods
dienstwetenschappen aan de Sorbonne.
Uit dat onderhoud blijkt, dat de vijan
den van Loisy lang te vergeefs hebben
gewerkt, om hem in zijn verderfelijken
loop te stuiten, hoewel zij kardinaal
Richard tot hun zaak hadden overge
haald, maar van Kardinaal Richard
was pastoor Loisy niet afhankelijk.
Richard is toen naar Rome gegaan
om den Paus en het Heilig College
op het gevaar te wijzen, dat voor de
kerk dreigde van Loisy. Eerst heeft.
Loisy zich met vuur verdedigd, maar
thans ziet hij af van verderen strijd.
Nog pas 14 dagen geleden had Loisy
aan Jean Réville, een zoon van Albert
Réville, verzekerd, dat hij van plan was
door te gaan met zijn colleges. Thans
schrijft hij dat hij uit eigen beweging
met zijn cursus ophoudt, voor zijn eigen
gemoedsrust.
Albert Réville, gelooft niet veel van
die eigen beweging. Als u 't mij vraagt,
dan heeft Loisy den banvloek willen
vermijden. Men heeft mij verzekerd,
zegt Rcville, dat kardinaal Richard het
besluit reeds in zijn lessenaar had, maar
dat hij er niet mee voor den dag wilde
komen voordat de beraadslagingen over
de wet tegen het congregaticonderwijs
afgeloopen zouden zijn, daar de anticle-
ricalen deze inbreuk op de vrijheidv an
denken zouden kunnen uitspelen in hun
voordeel.
De heer Réville is niet verwonderd
dat Loisy zich heeft overgegeven; im
mers, deze geestelijke was zoo gehecht
aan de katholieke kerk.
Ik heb abbé Loisy gecondoleerd met
zijn besluit, zoo eindigde Albert Réville,
ik ben overtuigd, dat het hem veel heeft
gekost om tot zulk een beslissing te
komen. Hij zal ongetwijfeld eenzwaren
strijd gestreden hebben.
Het is zoowat voor het eerst, dat
Rusland, waar de fondsen van buiten
niet meer zoo willig volvloeien, het
wanhopige besluit neemt dan in vredes
naam (in do hoop n.m. op een eervol
len, het staatscrediet weer wat opmon-
terenden vrede de hand in eigen
portemonnaic steekt en onderzoekt of
in de hoekjes en gaatjes nog wat te
vinden is voor den aanbouw van kruisers
en aankoop van geschut. Rusland heeft
anders nooit in de war gezeten met de
middelen tot versterking van de staats
kas. Nam de regeering niet eenmaal
de vrijheid, toen de schatkist lecgraaktc
en men van papieren geld, zonder goud-
waarborg niet wilde weten, de koers
van den roebel te verhoogen met 20°/o
door namelijk de waai de van den stand-
aardmunt te brengen van 15 op 20
roebel? En heeft de Russische regee
ring niet met zooveel vrijmoedigheid in
moeilijke omstandigheden een beroep
gedaan op de geldmarkt, dat thans de
staatsschuld G500 millioen beloopt?
Een geestig schrijver zeidc d. d. dat
dit ongehoord succes in Europa's finan-
tieele wereld aan niets anders te dan
ken was dan het huwelijk van Rusland
met de rijke weduwe, de Fransche re
publiek. Maar zelfs deze schijnt de
scheiding van goederen thans te gaan
verkiezen boven een gemeenschap, die
haar naar den ondergang schijnt te zul
len leiden. Voor de dubieuse spoorweg
plannen en de kostbare politiek in Azië
in de richting van de Roode Zee heeft
de vermogende weduwe haar spaar
duitjes over gehad: en het was zonder
twijfel haar enthousiasme voor schoone
technisch-wetenschappelijkc prestaties,
die haar deed berusten in den aanleg
van den Siberischen spoorweg, dien
droom van Witte, den minister, dien
Morpheus nog al eens naar oorden
pleegt te voeren waar de koers van den
eigen roebel tot een tien dubbel pari
stijgt! Dat was heel aardig voor Witte
van zulke dingen te droomen. Voor
Frankrijk en haar spaarzame kleine
renteniers is het echter minder aange
naam te moeten droomen van een enkele
leelijke Tsoengoes, die met het slotvan
zijn geweer en wat dynamiet, wel inge
licht door ecu Japanees, de vrucht van
zijn spaargeld in de lucht doet springen.
Of, anders van een Japansch leger, dat
Mandschoerije bezettend, verklaart: ja,
deze technischwetcnsckappelijke presta
tie, erken ik gaarne als te belmoren
tot den boedel van het Fransch-Russi-
sehc huwelijk. Alleen de rente van den
Trans-Biberischen is voor mij.
Dat zijn van die visioenen die het
platteland van de republiek moeten be
zoeken, nu Rusland vol echtelijken
schroom geen beroep meer durft doen
op ziju wederhelft en aan het sparen
gaat, een feit dat overigens de ironische
vreugde wekt van ieder, die de Russi
sche manier van Huishouden kent en
daarbij niet werkdadig was geinterres-
scerd.
Tot troost verzekert de Russische
regeering dat bij de besparingen de
rechten van wie ook, geenszins zullen
worden verkort.
Aangename belofte voor wie het be
drag zijner rente ziet dalen, al naar
gelang net ijs iu de Oost- Aziatische wa
teren smelt, en alle hoop moet vesti
gen op het nieuwe grootsche eskader,
waarvoor 134 millioen roebel beschik
baar is, dank zij de bezuinigingen. Dat
is zonder twijfel een aardig bedrag, als
men bedenkt, dat de marinebegrooting
van Rusland ongeveer230 millioenmark
omvat. Men zou daarvan dus bijna een
tweede Russische vloot kunnen bouwen!
Zoo bevat het bericht omtrent de be
sparingen een goede hoop voor de
Fransche spaarders, een hoop zoo mooi
dat men zou gaan twijfelen aan de be
wering, dat nieuwe tijden zijn aange
broken in het Russische financiecle
beleid, en de besparingen met eeu kunst
greep zijn, niet ongelijk aan die met
den imperiaal van 25, welke omgetoo-
verd werd in een van 20 roebel!
Gemengde Kerlelitru.
Op den militair-spoorweg Marienfeld
Zosen bij Berlijn worden proeven ge
nomen met een nieuwe sneltrein machine.
De machine „Ileissdampf-Locomotief"
patent Schmidt is op de fabriek ,van
Borsig te Berlijn geconstrueerd en weegt
zonder tender 25000 K. G.
Bij het proefrijden werd een snelheid
bereikt van 135 K. M. per uur met
een trein bestaande uit 3 rijtuigen, een
trein van 6 rijtuigen bereikte 128 K.
M. per uur. Men zal zich herinneren,
dat op dezelfde lijn laatst proeven zijn
genomen met electrische machines, die
een snelheid van 228 K. M. per uur
bereikten.
Vrouwenraad.
Een standbeeld voor stad
houder Willem III.
De Nationale Vrouwenraad van Ne
derland hield te Den Haag een zeer
druk bezochte algemeene vergadering,
onder voorzitterschap van mevrouw A.
E. van DorpVerdam, die in haar
openingswoord de voordeelen opsomde
van de internationale betrekkingen, die
de Nationale Vrouwenraad heeft aange
knoopt. Zij sprak den wensch uit dat
meerdere vronwenvereenigingen zich bij
den raad zullen aansluiten.
De aftredende leden voor Nederland
in de 3 internationale comité's (finan
ciën, wetten en pers) de dames A. H.
van Wijlen, 's-Gravenhagemevr. II.
BoddaertSchuurbeque Boeye, 's-Gra-
venhage, en jonkvrouwe W. A. Naber,
Amsterdam, werden herkozen. Rotterdam
is aangewezen als plaats voor de vol
gende algemeene vergadering.
Mej. Wolfson deed namens de Ver-
eeniging tot behartiging der belangen
van de vrouw, te Rotterdam, een voor
stel om in samenwerking met andere
vereenigingen een protest-vergadering
in den Haag te beleggen tegen het
Kon. Besluit vau 2 Maart jl. waarbij
alleen ongehuwde vrouwen voortaan tot
de betrekkingen bij post- en telegraaf
worden toegelaten.
Vau verschillende zijde werd warme
instemming met dit voorstel betuigd.
Mevrouw Wijnaends FranckenDijse-
rinck verklaarde gehoord te hebben dat
het Kon. Besluit zou te wijten zijn aan
het „gezeur" van eenige gehuwde vrou
wen die wilden blijven, in de plaatsen
waar haar mannen woonden.
Door anderen werd het Kon. Besl.
aan geheel andere motieven toegeschre
ven.
Het voorstel werd verworpen. Op 1
na alle afgevaardigden stemden voor
het honden van de protestvergadering,
maar het voorstel moest om aangeno
men te worden, alle stemmen hebben.
De afgevaardigde van Onderlinge
Vrouwenbescherming, die tegenstemde,
verklaarde niet te willen medewerken
aan het nemen van een overhaast be
sluit.
Intusschen deed nu mej. Wolfson |ter
vergadering pogingen, om, zij 'tookniet
uitgaande van den Nat. Vrouwenraad,
toch de protestmeeting binnenkort te
kunnen houden.
De Nieuwe Rottcrdamsche Courant
weet mede te deelen, dat de commissie
voor de oprichting van een standbeeld van
den stadhouder prins Willem Hl een
heel eind met hare werkzaamheden be
gint op te schieten. De commissie heeft
voor hare plannen allerwegc bijval ge
vonden. Een groot aantal voorname
ingezetenen van het land hebben haar
aanstonds hunne medewerking toege
zegd. In alle provinciën zonder onder
scheid zijn provinciale comité's in wor
ding die zich binnenkort met een oproe
ping om financieelen steun tot het
Nederlandsche volk zullen wenden.
Het is de commissie er alleen om
te doen, prins Willem Hl te herdenken
als den genialen telg uit het Huis van
Oranje, door wiens heldenmoed en on
geëvenaard staatsmansbeleid het Neder
landsche volk een vrij volk is gebleven.
Hij toch handhaafde ons zelfstandig
bestaan, toen dit dreigde ten onder te
gaan in den strijd tegen den machtig-
stcn monarch van Europa. De commissie
vertrouwt dan ook en de medewer
king die zij tot nu toe van zeer ver
schillende zijden ondervond, geeft haar
daartoe aanleiding, -dat haar streven
met warmte zal worden gesteund door
allen, die een wèl onderhouden en op
recht nationaliteitsgevoel als eene leven
wekkende kracht voor ons klein landje
beschouwen.
De commissie is thans samengesteld
als volgt: luitenant-generaal A. Kool,
chef van den gencralen staf (voorzitter);
jhr. mr. J. P. van Swinderen, vice-pre
sident van den Raad van State (onder
voorzitter): J. T. T. C. van Dam van
Issclt, voorzitter van den Centralen ge
zondheidsraad (secretaris): mr. C. H.
van Tienhoven, directeur van de Neder
landsche Bank (penningmeester); mr.
W. H. de Beaufort, mr. Th. L. M. II.
Borret, lid van den Raad van State, J.
E. N. baron Schimmclpennick van der
Oye, voorzitter van de Eerste Kamer;
mr- S. A. 'Yening Meinesz, lid van de
Eerste Kamer; mr. A. E J. baron van
Voorst tot Voorst, commissaris der Koning
in in de provincie Noordbrabant; jhr.
C. II. A. van der Wyck, oud-gouverneur-
goneraal van Ned.-indië, en mr. G. G.
van der Hoeven (adjunct-secretaris).
Den Haag 5 April.
In de politieke evolutie in ons land
nadert een leerrijk tijdstipten opzichte
der Eerste Kamer nl. zullen wij weldra
aanschouwelijk onderwijs in het Neder
landsche staatsrecht ontvangen. De hou
ding dier Kamer tegenover het ontwerp
hooger-onderwijswet, eerlang ook,
tenzij het ministerie eerder overleden
is, tegenover de tariefwet, zal o. i.
onmiskenbaar de aandacht vestigen op:
le. het groote nut eener Eerste Kamer,
als tweede instantie in de wetgeving;
2e. op de onhoudbaar zwakke positie
der Eerste Kamer, zooals zij heden ten
dage ten onzent nog gekozen wordt.
Het eerste punt, het nut eener tweede
instantie in de wetgeving, wordt in het
algemeen reeds door alle partijen toe
gegeven, ook door die, welke met de
Eerste Kamer in haar tegenwoordigen
vorin niet tevreden zijn. De vrijzinnig-
democraten, die in hun voorstel tot
grondwetsherziening ook voor ditstaats-
college de directe verkiezing verlangen;
de unie-liberalen, die voor zoover deze
groep zich reeds geuit heeft, met eerst-
genoemden de gegoedheid willen schrap
pen als eisch voor verkiesbaarheid; de
sociaal-democraten zelfs, die in plaats
van de Eerste Kamer de in de prak
tijk zoo ongelukkige volksstemming
hebben voorgesteld, zij allen erken
nen, dat het verstandig is en wijs, dat
over een zoo gewichtig iets als een wet,
meer dan eenmaal beraadslaagd en be
slist worde, en dat het bedenkelijk zou
zijn, de beslissing alleenlijk op te dra
gon aan de macht, de overijling, het
humeur zelfs van ééne toevallige meer
derheid.
Wordt dus het nut der tweede in
stantie in het algemeen reeds volmon
dig erkend, de omstandigheden van het
oogenblik zijn daarenboven tot het
illustecrcn van gezegd nut bij uitstek
geschikt. Immers het ontwerp hooger-
onderwijswet, door de Tweede Kamer
zooeven aangenomen, moge al niet in
overijling of opwinding zijn meerder
heid erlangd hebben, niet te ontkennen
valt, dat de stemming in de Tweede
Kamer slechts te danken is aan een
toevallige partijgroepeering en volstrekt
niet beantwoordt aan een bij de meer
derheid onzes volks gevestigde overtui
ging. En nu doelen wij volstrekt niet
op ons gebrekkig kiesstelsel dat het
moeilijk maakt, in hen, die slechts dooi
de helft der volwassen mannen worden
afgevaardigd, volksvertegenwoordigers te
zien neen, zelfs fingeerende dat de
Tweede Kamer reeds zonder algemeen
kiesrecht terecht zou heeten een tak
der volksvertegenwoordiging, i9 het toch
onloochenbaar, dat ook in die vergade
ring de inhoud van het hooger-onder-
wijs-ontwerp feitelijk slechts uitdrukt
den wensch van één groep der afge
vaardigden, de anti-revolutionairen, daar
de andere deelen der regeringsmeerder
heid het ontwerp óf voor een deel on
verschillig óf voor een deel zelfs afkeu
renswaardig, schadelijk vonden en zij
alleen om het aftreden van het minis
terie te voorkomen, uit een zuiver po
litiek bij-oogmerk dus, hun steun aan
het wetsontwerp geschonken hebben.
Redenen te over voor de „tweede iu-
stantie" der wetgeving om te de defi
nitieve verwezenlijking van zulk een
„volksovertuiging" hunmedewerking niet
te verleenen.
Wordt dus van meer dan een zijde
tot de Eerste Kamer de eisch der ver
werping geuit, richt zich een ongewoon
aantal oogen met even ongewone be
langstelling naar de deftige zijde van
het Binnenhof, merkwaardig is het, op
te merken, dat tegelijk allerwegc twij
fel geopperd wordt in het vermogen
der Eerste Kamer tot zulk een wilsver-
toon.
Niet het formeele vermogen natuur
lijk; formeel, volgens de grondwet, heeft
de Eerste Kamer de macht elk wetsont
werp af te stemmenin waarheid echter
is «lie macht geleidelijk kleiner, ja in
den regel zoo goed als nul geworden.
De verklaring van dit verschijnsel is
niet ver te zoeken; zij is gelegen inde
voortschrijdende ontwikkeling der denk
beelden. Ondervond het een halve eeuw
geleden weinig tegenspraak dat, een
Kamer, gekozen uit de hoogst-aangesla-
genen, het kenmerk van vertrouwen en
waardigheid van zelf reeds bezat, dat is
allengs heel anders geworden; men ziet
tegenwoordig in een rijk man nietsanders
dan iemand, die waarschijnlijk veel ge
ërfd heeft en die veel dure dingen kan
koopen, doch allerminst iemand, die
reeds als rijk man in aanmerking be
hoort te komen voor lid eencr wetge
vende vergadering. Het gevolg van deze
wisseling der denkbeelden bij onveran
derd blijven der geschreven staatsrege
ling, is, dat de instelling Eerste Kamer
in haar tegenwoordigen vorm haar le-
vensmerg verloren heeft.
Een vergadering van hoogstaangesla
genen heeft als zoodanig geen prestige
meer, en hiervan zichzelven vrijwel be
wust, mist dit college in den regel den
durf, om zonder expresse machtiging
van dat wat weikelijk leeft, nl. de bur
gerij, haar wil te verklaren.
Duidelijk is het hieraan toe te 'schrij
ven, dat de een thans zegt: de Eerste
Kamer neemt de hoogeronderwijs-wet
aan, want, daar zij twee maal achtereen
verwerpen niet aandurft, spaart zij haar
krachten op voor de tariefwet!de
ander met ^zekerheid voorspelt, dat de
Eerste Kamer de behandeling van de
hooger-onderwijs-wet zal uitstellen tot
na de a. j 8. verkiezing der provinciale
staten, haar committenten, omdat zij
zelve zonder verband met de burgers,
rijk maar zonder gezag, alleen dooreen
uitspraak van de kiezers voor een tijd
lang weer de ruggegraat verkrijgt, die
voor het verrichten van een daad on
ontbeerlijk is.
In het laatste geval zal dan ook de
zen zomer weer moeten geschieden wat
in onze staatsinrichting bijna altijd on
vermijdelijk was: de verkiezing der
provinciale staten wordt bedorven door
de politiek, en niet de mannen, die om
kun kennis van de prooijiciebelangen
zijn aangewezen, worden naar de pro
vinciale vertegenwoordiging afgevaardigd,
maar zij die op het gebied der lands-
politiek de gewenschte richting bezitten,
komen vóór de anderen in aanmerking.
Zoo is dan ook slechts de slotsom
mogelijk dat een Eerste Kamer een
hoogst nuttige instelling is, die wij nog
lang in ons staatsrecht hopen te behou-
deu, de bestaande Eerste Kamer echter
zooals zij tegenwoordig gekozen wordt,
niet anders heeten kan dan verouderd
en niot in staat haar taak naar behoo-
ren te vervullen.