DE EEMLANDER.
No. 33.
Ie Jaargang.
Bijvoegsel behoorende bij het nummer van Zaterdag 23 April 1904.
Aan den Lezer.
Lezing van den heer A. Roodhuyzen,
Het lezen van een verslag eener
vergadering wordt vrij algemeen niet
als aangename lectuur gerekend. Toch
verzoeken wij u voor de lezing van den
heer Roodhuvzen een uitzondering te
willen maken. Wel komt het door den
geestigen spreker gesprokene op hel I
papier niet zóó tot zijn recht, als I
wanneer het door het oor wordt opge
vangen, maar het behartigens-1
waardige blijft erin aanwezig. Lees en
overweeg de rede. Maar doe meer 1
Zend na lezing uw naamkaartje aan
een der onderstaande adressen, waar
de ontvangst wordt aangemerkt als
eene aanmelding tot lid der «Centrale».
De Red. van «De Eemlander».
Bedoelde adressen zijn
F. M. VAN VEEN, Wijersstr. 4.
J. J. v. d. ELST, Bergstr. 23.
H. W. PRIELEVTTZ, Soestcrweg 24.
E. GERST, Oldcnbarncveldlaan 46.
H. DONKER, Kampstraat 28.
alsook: BUREAU «EEMLANDER»,
Hendrik van Viandenstraat 28.
Voor de Kiesvereeniging «Amers
foort» trad Donderdagavond in een
openbare vergadering als spreker op
de heer A. Roödhuijzen, van Enkhuizen,
met het onderwerp Samenwerking.
Nadat de voorzitter, de heer M. F.
van Veen de vergadering een woord
van welkom had toegeroepen, kreeg
de heer Roodhuijzen het woord en
sprak ongeveer als volgt
Wanneer ik gaarne voldoe aan de
uitnoodiging om hier een woord te
spreken, dan is dat in de eerste plaats
om het hooge belang, dat er bestaat,
dat de politieke zaak publiek behan
deld wordt. Wij leven in een tijd, dat
het bewustzijn levendig wordt, dat we
niet alleen te letten hebben op het be
lang van ons zelf, maar de vraag hoe
worden we geregeerd, begint meer en
meer een voorname plaats in ons leven
in te nemen.
We hebben een regeering, die tot
stand gekomen is, die haar oorsprong
dankt aan samenwerking. Het zal dus
de moeite waard zijn eens na te gaan,
waardoor het succes der huidige meer
derheid verkregen is, welke partijen
die meerderheid vormen en welke
leuzen zijn aangeheven.
Door de twee groote fracties der
tegenwoordige regccring is reeds her
haaldelijk geprobeerd tot een hecht
verbond te komen, maar vóór 1901 is
dat steeds mislukt. En geen wonder,
waar beide partijen, al staan ze dan
op den bodem der openbaring, zoo
verschillend zijn in geloofterwijl
Kuyper jarenlang is geweest de man
der demokratie, en de katholieken de
conservatieve partij bij uitnemendheid
vormen. Dezen hebben b.v. niet eens
een program. Het is van algemeene
bekendheid, dat de katholieken de
aardigheid hebben vertoond, als kamer
leden een program saam te stellen,
waarop de kiezers ze te kiezen hadden.
Die twee partijen zijn saam gekomen
door de leuze, dat het Christelijk ge
loof gevaar liep. Het is verbazend
dat die leuze eerst in 1901 werd ge
hoord en niet eerder in tijden van
atheïsme, materialisme en als men
wil van modernisme, Nu hebben die
dingen hun tijd gehad en ongetwijfeld
staan we tegenwoordig in het teeken
van het geloof, hoe men dat dan ook
noemen wil.
Onder die leus is men in 1901 opge
trokken ter stembus en van de behaalde
zege heeft Dr. Kuyper zelf verklaard,
dat het een overwinning was van het
christelijk geloof.
Toen de meerderheid de regeering
had aanvaard en men reeds bij de
eerste begrootingsdebatten den premier
de. vraag stelde: waarin zijt gij het
toch zoo eens, dat de belde partijen
samen brengt, zei Dr. Kuyper met
zijn bekende Helklinkende stem Een
ding hebben we gemeen, we leven uit
eert wortel des geloofs. Daarover kun
nen we niet vechten. Wij liberalen
willen vrijheid van godsdienst en als
zich iemand verbergt achter de vesting
van het geloof, dan houden we ons stil.
Of dienzelfden wortel des geloofs even
wel den toets der critiek zou kunnen
doorstaan, is niet moeilijk te beant
woorden. De voorbeelden zijn talrijk
om aan te toonen, dat die wortel des
geloof feitelijk een oneetbare peen is
gebleken. De menschen komen al
dadelijk tot verschillende conclusies,
als het er op aan komt hun stellingen
in het staatkundige leven toe te passen.
Dit is gebleken bij de kwestie van den
doodstraf. De anti-rev. afgevaardigde
uit Middelburg Mr. Lucasse, zei bij de
eerste begrooling tegen minister Loef:
het geloof eischt, dat we den doodstraf
invoeren, want voor ons anti-revolutio
nairen, en dus ook voor jullie katho
lieken, die op denzclfden bodem des
geloofs staan, is de doodstraf onmisbaar
in ons strafrecht. Loef is een meegaand,
maar ook praktisch man, (dat zijn de
katholieken over het algemeen, die
zijn veel meegaander dan de anti-rev.)
Loef dan zeiIk sta ook op dienzelfden
wortel des geloofs, maar het is nu
geen tijd om den doodstraf in te voeren.
Nu vraag ik je toch! God eischt in
zijn ordonnantiën, dat de doodstraf
ingevoerd wordt en nu zeggen ze, dat
is wel waar maar op het oogenblik is
de tijd er niet voor. Heeft men dan
niet het recht om te zeggen, dat de
leuze slechts is geweest om de kiezers
te vangen V Inderdaad ze beteekent
niets. Later heeft minister Loef nog
eens gezegdhet getuigt van groote
smakeloosheid aan te dringen op in
voering van den doodstraf. Hoe kan
nu toch iemand zeggen, dat de ordon
nantiën Gods smakeloos zijn?
Als nu eens werkelijk de doodstraf
een uitvloeisel was van een ordonnantie
Gods, hoe kan dan toch de beul
overal zoo'n veracht mensch zijn? In
Frankrijk mag zelfs de zoon van den
beul geen soldaat zijn, omdat daardoor
het leger onteerd zou worden. Je hebt
geen doodstraf of er moet een kerel
zoo gemeen zijn om als beul op te
treden om de ordonnantie Gods uit
te voeren. Dat moest dus eigenlijk een
begeerde betrekking zijn. Ds. Rudolph
werd eens schaakmat gezet met de
opmerking dat in ons land geen mensch
zou te vinden zijn voor beul: waaruit
hij zich redde, door te zeggen, dat hij
dan zijn toga uit zou trekken en als
zoodanig fungeeren. Wij hopen dat
we hem vooreerst nog niet zullen zien
met het zwaard in de hand om kerels
een kopje kleiner te maken.
Ook bij de eedkwestie bleek juist
op theologisch gebied, een diepgaand
verschil tuschen Kuiper en Lohman.
Kuiper maakte zich er toen af door
te zeggenlaten we op die kwestie
niet verder ingaan, want in het parle
ment zijn theologisch kwesties niet
aan de orde. Dr Kuiper is een slim
man en herinnerde zich, dal hij feite
lijk niet op zijn post stondLohman
is de algemeen geachte man en wordt
in alles ontzien.
Dan hebben we de voorwaardelijke
veroordeeling, die den wetsovertreder
bij eerste vonnis niet gevangen wil
zetten, maar hem gelegenheid wilgeven
te trachten een beter mensch te worden.
Dat wordt hij in de gevangenis niet.
Gevangenissen zijn geen verbeterhuizen
maar hoogescholen, waar men vaak
als volleerd boef weer uitkomt.
De coalitie, in de bekende grenzen-
looze eigennaam, redeneert dat de
voorwaardelijke veroordeeling geen
christelijk beginsel is. Maar, als ze die
invoerde, zou ik zeggen, dat is nu nog
eens een christelijke daad. Ik herinner
aan het verhaal van Mattheus, waar
Jezus tot de zondige vrouw zegt: «Ga
heen en zondig voortaan niet meer.»
Loef heet daarvoor te zijn en men kan
het betreuren, dat hij in de coalitie-
zak is verdwaald. Maar Lohman zegt:
het is een alleronchristelijk standpunt,
men moet een misdadiger niet ver
beteren, dat heeft God niet verordon
neerd, maar straffen. Kan men het doen,
goed, maar plicht is het niet. Lohman
blijft zich zelf als antie-revolutionair
hierin gelijk. Dit verklaart meteen
waarom de anti-revolutionairen zoo
vurig de doodstraf voorstaanis
een misdadiger eenmaal het hoofd er
af, dan kun je h em ook niet meer
verbeteren.
Deze drie zaken toonen, dunkt me,
reeds voldoende aan, dat de verkiezings
leuze valsch was. Maar al is de leugen
nog zoo snel, de waarheid achterhaalt
hem wel. 't Is bovendien ook een zeer
gevaarlijke leuze, want ze voert ons
een stap terug tot vóór 1789 toen
onder den invloed van liberale leuzen,
tot spijt der calvinisten, verschillende
hervormingen zijn ingevoerd, waarvan
de voornaamste was vrijheid van gods
dienst. De menschen te verdeden in
geloovigen en ongeloovigen, twee ware
gelooven te proclameeren is een aan
randing van die vrijheid en kweekt
I bij overschilligen huichelarij. Dit laat
J zich bemerken bij benoemingen,
I waarbij niet gevraagd wordt naar ge
schiktheid maar naar de loofsbelijdcnis,
of je van het ware geloof bent. Dat
het huichelarij kweekt, ik behoef
slechts de herrinneren aan de benoc-
i mingen, bij de rijks verzekeringsbank,
waar de klerken de lessenaars tooien
met bijbelteksten. Als de hooge oomes
dan komen, dan kunnen ze zien, wat
een braaf en schriftuurlijk mensch men
toch is. 't Was een goed werk van de
heeren Borgesius en Troelstra, dat ze
daarop gewezen hebben, ze hebben
I den vinger op een wondeplck gelegd.
Het ministerie is dus opgevaren
onder een valschc en gevaarlijke leuze.
Maar een enkele leuze was niet genoeg
om de kiezers naar de stembus te
drijven, er moesten ook beloften zijn.
op de Deputaten vergadering te Utrecht
zijn die door Kuyper vastgesteld. Het
verbond met de katholieken was toen
al klaar. In 1897 had men het ook
geprobeerd, maar toen heeft het schip-
breide geleden op graanrechten.
Er zijn gelukkig maar twee beloften,
want nu zijn er ook maar twee niei
nagekomen.
De eerste wasvoor zoover de
grondwet het toelaat, wijziging van de
onderwijswet in den geest van het
unierapport. We weten dat dit doelt
op de subsidies aan de bijzondere
scholen. Deze belofte heeft de anfi-
I revolutionairen hard doen loopen
vooral de anti-rev: onderwijzers, die
j cenzeer gewaardeerd corps verkiezings-
agenten vormen. Wanneer openbare
onderwijzers zich met verkiezingen
bemoeien hebben de christelijke regee-
ringsmannen veel te zeggen, maar
hun onderwijzers vormen daarbij de
keurbende. Geen wonder dat de christe
lijke onderwijzers voor die belofte hard
liepen, want het was voor hen een econo-
mische. Openbare onderwijzers klagen
nog al eens, en ik zeg vaak niet ten
onrechte, maar zij moesten eens een
statistiek inzien van salarissen der
christelijke onderwijzers. Of misschien
1 is het ook beter dat ze het niet doen.
want al licht zouden zij zich dan zelf
voor heel hoog houden en misschien
er over gaan denken een villa in
Baam te huren of zoo.
De hoop voor die cristelijke onder
wijzers is evenwel vervlogen. Lohman
zei in de Kamer: van die zaak komt
niets, en als L. zegt dat er niets van
komt, dan komt er ook niets van,
want dat is de man, de minister zonder
portefeuille. De christelijke onderwijzers
konden dus met lange neuzen naar
huis gaan. Dat was niet pleizierig voor
ze en ze zijn ontevreden geworden en
hebben geklaagd bij de kamerleden. En
ze zeiden tot de mannen, die zij hadden
helpen kiezen hoe zit dat. je hebt dat
beloofd, maar er komt niets van.
De heer Lucasse, die zoo verzot is
op de doodstraf, maakte zich vooral
in de afdeelingen tot tolk der onte
vredenen. En Kuyper, die niet graag
zijn mannetjes afstoot, heeft er ook
enkele woordjes aan gewijd. Wie
Kuyper wel eens gehoord heeft, weet,
dat hij, dat kan doen met woordjes o,
zoo mooi, des te mooier als hij een
leelijke zaak moet goedpraten. Hij
zeidevan de zaak zelve kan niets
komen, daar moet je grondwetsher
ziening voor hebben. En toen men
voor de verkiezingen vroegmoet er
grondwetsherziening komen, zei Dr.
K., daar doe ik niet aan mee. Maar
na de verkiezingen zegt Dr. K. pas,
voor die zaak, is grondwetsherziening
noodig. Er moest evenwel toch iets
gedaan worden, echter men moest de
zekerheid hebben, (dat zei Dr. K. en
daar ben ik blij om, dan hoef ik het
niet te zeggen, want het getuigt van
weinig vertrouwen in de christelijke
schoolbesturen) dat het geld besteed
werd voor het doel waarvoor het ge
geven werd. En dan zou men het doen.
wanneer de schatkist het toe liet. Waar
nu de minister van financien pas had
verklaard, dat er een tekort zou zijn
van 9 mill., begrijpen we, dat die be
lofte niets zegt. Maar met dergelijke
I larie furie kon de christelijke onder
wijzer naar huis gaan.
Tegen den zin van Kuyper welis
waar, was op de Depututenvcrgadering
verklaard, dat, wanneer de tegenwoor
dige meerderheid aan het roer kwam,
de Leerplichtwet zou worden inge
trokken. Dit heeft Kuyper evenwel
niet gedaan en naar hij zei uit be
leefdheid voor zijn voorganger minister
Borgesius, die zoo goed was geweest
de subsidies voor het bijzonder on
derwijs te verhoogen. Dat is natuurlijk
weer een praatje, want iemand staande
op de ordonnantiën Gods, doet zoo
iets niet uit beleefdheid.
Het tweede punt is hel pensioen
I voor den ouden werkman. In 1897 was
dat reeds beloofd uit de graanrechten
maar in 1901 kon men die niet meer
gebruiken, want zei Dr. Kuyper met
zijn beminnelijke oprechtheid, die
graanrechten hebben mijn partij zooveel
schade gedaan. Dat is een eigenaardige
manier óm met zijn beginsel om te
springen. Het doet mij denken aan
den neger uit de Negerhut van oom
Tom, die een predjeatie houdt voor
andere negers. Hij zei: je noemt me
inconsequentMaar wat is consequent.
Daar staat een hooiberg. Nu zet ik
mijn ladder aan den cenen kant, maar
[ik kom er niet op: welnu nu probeer
ik het aan den anderen kant en ik
kom er wel op. Nu zeg je: die kerel
is niet consequent, maar jawel men
schen, ik wou op den hooiberg komen
I en nu zit ik er op.
Volgens het rapport van de staats
commissie van 1896 zal de pensionnec-
ring 450 mill, vcreischen. Dat verdeelt
over 50 jaren zal dus per jaar geven
9 mill. Uit de taricfrechten zou dus
de eerste termijn kunnen worden be
streden, men had het ook kunnen
doen als men het geld niet voor snel
vuurkanonnen had uitgegeven. Dat het
pensioen voor den werkman zou worden
gehaald uit de tariefverhooging is reeds
in de Troonrede van 1901 verklaard.
En dan is het trouwbreuk het een te
geven zonder het ander. Men mocht
verwachten dat naast de tarielwet zou
liggen het pensioen voor den ouden
werkman. Deze cisch is bovendien
volstrekt niet te zwaar daar wat het
laatste betreft, Dr. Kuyper te beschikken
heeft over materiaal in overvloed. De
verhooging der tarieven is er echter
wel, hel ander laat nog steeds op zich
wachten. Dit is een hoogst oneerlijke
politiek. Er is zelfs zoo weinig over
het pensioen gesproken, dat het geheel
vergeten schijnt te zijn en de baten
zullen dan ook moeten dienen lot
dekking van het tekort.
Het is een groote onbeschaamdheid
van de anti-rev. pers om ts zeggen het
komt nog. De goegemeente gelooft
dat. maar denkt niet aan de vraag ol
het nog in behandeling zal komen.
Dat dit niet zal gebeuren, daar hebben
we een onverdacht getuige voor in den
heer Godin de Beaufortanti-rev. lid
van de Eerste Kamer. Deze noemt
uitdrukkelijk of), wat in deze periode
nog tot stand zal komen en van de 25
of 26 ontwerpen, waarmee zoo gegeurd
wordt, noemt hij er slechts 3 of 4en
daaronder is niet de pensioenwet. We
kunnen dus ook met volle recht spre
ken van trouwbreuk en onvervulde
beloften.
Men zou een verkeerd beeld van de
meerderheid krijgen, wanneer men on-
I vermeld liet, dat er in deze coalitie
j nog een andere fractie aan het woord
is nl. de conservatieve fractie. Het
ministerie Pierson-Borgesius was in de
oogen van vele conservatieven zoo
rood. dat het tot eiken prijs weg moest.
De secretaris van den Christelijk Histo-
rischen Kiezersbond heeft verklaard
dat het ministerie Pierson-Borgesius
den soc.-democratischen weg opging;
daarom konden de Chr. Hist, niet meer
met de liberalen meegaan. En dat is
het voornaamste geweesthet steunen
i op het portemonnaie-conservatisme dat
dit ministerie op het kussen heeft gc-
I bracht. Voor wie altijd rood ziet, is
zelfs het rose puntje reeds verschrik
kelijk, maar ik moet er toch legen
protcstceren, dat men het ministerie
Pierson-Borgesius socialistich noemt.
We weten toch wel dat het niet zit in
het meer of minder, maar in het prin
ciep van den klassenstrijd. Wat heeft
het ministerie P.-B. gedaan? Bij de
Leerplichtwet is zooveel mogelijk aan
alle gemoedsbezwaren tegemoet ge
komen. Maar het verzet der anti-revu-
lutionairen en katholieken had een
godsdienstigen ondergrond, zegt men.
En dan komen wc weer aan dienzclf-
den wortel des geloofs, maar dan vraag
ik toch. en Schaepman en Kolkman
die voor die wet stemden, waren «lat
ge'en goede christenen De anti-revo
lutionairen beweren altijd dat hij hen
het geestelijke vooropgaat. Maar waar
om steunen ze dan de poging niet om,
den vader die zijn kind het geeste
lijk voedsel onthoudt, te dwingen het
dat te geven. Zij hebben er eenvoudig
een stormram van gemaakt omdat die
wet kwam van liberalen kant. Wanneer
men een geheime stemming onder de
Christelijke onderwijzers kon houden,
zou men zien dat het meerendeel voor
het behouden der wet was. Tijdens
de beraadslagingen zei Ds. van Dijk
uit Doctinchem reeds, dat alle Christe
lijke onderwijzers er voor waren, als
zij maar vrijuit konden spreken. De
oppositie legen de Leerplichtwet is een
leus geweest zonder bodem, eigenlijkj
een anti-rev. dwarsigheid. Ieder goed
anti-rev. stuurt zijn kind naar school,
maar zondra komt er een wel, die
niet voor hem is, maar slechts onwil
lige ouders trelt of zij maken oppositie.
De anti-revolutionairen hebben 't meest
den oud-Hollandschen landaard behou
den. In 1879 tijdens de feesten ter
gelegenheid van het huwelijk van Wil
lem III en de tegenwoordige Koningin-
Regentes, schreef Het Handelsblad
menschen, er is altijd zoo'n gedrang I
in de Kalverslraat, men moest zich
aanwennen steeds rechts te houden.
Men vond dat best en' deed het. Maar
na de feesten maakte de gemeenteraad
een verordening, dat men rechts moest
houden. En toen waren de menschen
ontevreden, rechts houden was goed,
maar als zij het voor den burgemeester
moesten doen vertikten zij hel. Dat
is nu ook zoo met de anti-revolutio
nairen. Ieder stuurt zijn kinderen naar
de school maar zoodra een wet er voor
komt, maken ze oppositie.
Die verschillende socitile wetten van
het liberale ministerie, zooals: Leer
plichtwet, Ongevallenwet en Woning
wet kosten geld en aangezien dat geld
moet komen uit de zakken waarin het
zit en niet uit de zakken waarin het
niet zit, waren er veel menschen, die
zich anders nooit met politiek bemoeien,
maar die nu een einde wilden maken
aan dien toestand. En hoe kwamen
ze er af? Door zich te werpen in de
armen van hel clericalisme. Kuyper
is door het noodlot geworden de stok-
waarder van het conservatisme. Hij
hoort er niet. daar hoort Lohman, maar
die zit nu toch vlak naast hem. Want
Kuyper was noodig om zijn partij te
krijgen en dat zou Lohman met zijn
verdacht Calvinisme niet zijn gelukt.
Een valsch conservatisme regeert
thans. Een fractie die een anderen
kant uit wilde, de Kuvpcrianen. hebben
zich laten vangen door de leuze, dat
de godsdienst gevaar liep. Kuyper
heeft daarmede getoond zijn volkje
te kennen, hij weet dat de Nederlanders
hun godsdienst hoog houden. Maar de
ontevredenheid blijft niet uit. Het ge
weten der anti-revolutionaire partij is
vleesch geworden in den persoon van
den heer Staalman, die reeds bij de
eerste begrootingsdebatten Kuyper
toevoegde; zorg dat ge de «kleine
luyden» niet teleurstelt, want dan loopt
het mis. Vroeger heeft men altijd veel
met Staalman opgehad toen hij tegen
de liberalen en socialisten te keer
ging, maar nu hij zijn knuppel laat
dansen op de coalitieruggen, nu is
hij gen anti-revolutionair meer. Vroe
ger is Staalman wel een keer of vier
in Enkhuizen komen spreken, maar
vraag nu eens het bestuur der an-i-
rev. kiesvereeniging naar Staalman,
dan zeggen ze evenals I'etrus van den
Heer: wij kennen dien man niet.
Staalman is uit de partij gezel, louter
en alleen omdat hij crikiek oefende