No. 51.
Zaterdag 25 Juni 1904.
ie Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken.
Buitenland.
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Bij de Koninklijke Paketvaart-
maatschappij.
FEUILLETON.
Een Stormachtige Nacht
DE EEMLANDER.
Vci'si'lilj ut
tl'oensdagfi en Zaterdags.
liiircau
I Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post - 0.00
Prijs der adverteutlëu
Van 1 tot regels0.40
voor iederen regel meer0.03
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Zij, die /.ich nn abonneeren
ontvangen de tot 1 Juli ver
schijnende nummers gratis.
Indien gc met het examen niet slaagt,
kunt ge u nog altijd verbinden bij de
maatschappij Nederland of bij de Konink
lijke Paketvaartmaatschappij" dat was
de troost van den vriendelijken officier
van gezondheid, die mij had gekeurd
voor den dienst bij de marine. Ik be
sloot me aan dien raad te houden toen
ik niet behoorde tot de gelukkigen, want
ik zou en ik moest varen! Veel zien
van de wereld was altijd mijn ideaal;
't zeemansleven trok me daarom zeer
aan en ik besloot bij de Paketvaartinaat
schappij mijn geluk te beproeven,
't Toeval wilde dat daar juist gebrek
aau jongelui was; waar vroeger altijd
een groote toevloed was om plaatsing,
véél te groot, zoodat men soms langer
dan een jaar op de lijst stond om hier
voor in aanmerking te komen, daar was
't aantal der liefhebbers langzamerhand
zoo ingekrompen, dat er nu jougelui
voor opleiding te kort kwamen. De vaste
vooruitzichten en het aantrekkelijke leven
lokten wel weer candidaten, echter niet
zooveel of ik had het geluk hierbij ook
opgenomen te worden. Ik werd opnieuw
goedgekeurd door den dokter der maat
schappij en mijn oogen door een speci
aliteit en ik ontving mijn aanstelling als
leerling-stuurman met de noodige regle
menten, waardoor ik wist dat ik me
verbond 3 jaar de maatschappij te dienen.
Ziekte of ongeschiktheid voor den dienst
kou de maatschappij noodzaken mij to
ontslaan; wanneer ik me zou wensclien
los te maken van de verplichting, dan
uioest ik de gemaakte kosten vergoeden
indien er geen dwang was door ziekten
of gebleken ongeschiktheid.
De maatschappij zorgt voor een een
voudige uitrusting, die men wat kan
1) Van een oucl-leei-ling-der H. B. 8. alhier
ontvingen wij dit artikel, aat wij onder dank
betuiging gaarne plaatsen. lied.
Men moet de mensehen al zeer goed
kennenalvorens men den moed heef t
zich eenvoudig en gelmel voor te doen
znoals men is.
Naar het Duitsch van
ERNST ECKSTEIN.
Van dit oogenblik af herhaalden zich
zulke tooneelen dikwijls en bij het ouder
worden van het kind was het, alsof ook
de druk, die ons eertijds zoo gelukkig
leven belastte, zwaarder werd. Als ik
die bleeke, schoone vrouw, met hare
weemoedige oogen, zoo diep bedroefd
zag, voelde ik een innig medelijden,
zoodat ik mijne tranen dikwijls niet
bedwingen kon.
Zoo vergiug een lang, troosteloos jaar.
Toen werd Alexis geboren. Gij kent den
jongen en hebt gezien, dat hij voor het
ideaal van mannelijk schoon kan door
gaan. Reeds van de geboorte af was hij
gezond, vroolijk en zoo lieftallig, dat
zelfs vreemden hem bewonderden. Toen
hij zes maanden oud was, geleek hij
precies de kleine Bambino van de Ma
donna della Sedia en bij andere kmde-
aanvullen en na 3 reizen varen ongeveer,
moet de leerling-stuurman een der zee
vaartscholen bezoeken hier te lande,
waarvoor hot schoolgeld door de maat
schappij wordt betaald. Men heeft dan
aan boord reeds veel geleerd van de
praktijk en kan de lessen goed volgen;
het is n.l. ook een vereischte bij de
aaustelling dat men 3 klassen eener
H. B. School heeft doorloopen of een
daarmee gelijkgestelde inrichting van
onderwijs. Ongeveer na een jaar doet
men examen en wordt na slagen aange-
gesteld als 4en officier; men vertrekt
dan voor 3 achtereenvolgende jaren naar
Indië, want de dienst van deze maat
schappij voorziet voornamelijk in 't ver
voer ginds van goederen en passagiers
tusschen de verschillende eilanden. De
maatschappij Nederland heeft het vervoer
tusschen ons land en zijn O. I. bezittin
gen en een contract aangegaan met de
Kon. Paketvaartmaatsch. om de leerling-
stuurlieden in staat te stellen de eerste
proefreizen op haar goederenbooten mee
te maken. Ik was den koning te rijk
met mijn aanstelling, zag wel wat op
tegen het afscheid maar de verschillende
bezorgingen en afscheidsbezoeken aan
de familieleden hier en daar gaven zoo
veel afleiding, dat de tijd omvloog. Ook
las ik het boek van den heer v. Kol
door om te zien of er voor mij beharti-
gingewaardige wenken in stonden en
natuurlijk kocht ik dadelijk 3 sportriemen
met het oog op het voorkomen van zee
ziekte. Of het daaraan lag, kan ik niet
verklaren, een feit is dat ik ze alle 3
volgens voorschrift droeg en in T minst
geen last van de ellendige kwaal heb
gehad, ofschoon ik al spoedig twee der
riemen liet vervallen, omdat het te lastig
in het werk was. Andere jongelui wer
den er soms geducht door gekweld en
als men daarbij flink heeft te werken,
dan voelt men zich niet bepaald plei-
zierig! Sommigen lijden er maar enkele
dagen aan, bij anderen duurt het de
gcheele reisik heb zelfs gehoord van
een zeekapitein die het zijn leven lang
behield als hij aan boord was. Ik geloof
uiet dat ik in dat geval de kracht zou
hebben gehad om in het vak te blijven;
de groote bekoring van het leven op
zee met de voortdurende afwisseling
moet wel sterk zijn invloed hebben doen
gelden om het voortdurend onwelzijn te
verdragen. Voor menschen van den
vasten wal lijkt, oppervlakkig beschouwd,
ren van zijn leeftijd was hij veel vooruit.
Ik had gehoopt, dat mijne vrouw in
dit kind een troost zoude vinden, maar
nu kwam het verdriet eerst met ver
dubbelde kracht op. liet meisje begon
te spreken en ieder woord, dat over
de kleine lipjes (kwam, klonk der moeder
als een vreeselijk verwijt in de ooren.
In iedere liefkoozing geloofde zij de
vraag te vernemen: „Waarom hebt gij
mij niet iets gegeven van hetgeen zoo
ruimschoots het deel van mijnen broe
der werd?"
Toen ik de eens zoo levenslustige en
gezonde vrouw zich dagelijks .hoorde
kwellen met allerlei zelfverwijten en
haar steeds zwaarmoediger zag worden,
begon ik [te vreezen, dat hier eene
duurzame geestverzwakking zoude plaats
vinden, wanneer er niet spoedig veran
dering kwam. Zij begon thans alles van
de donkerste zijde in te zien on tobde
weken lang over het idee, dat het toch
minder ongelukkig zoude geweest zijn,
indien het kreupele kind een jongen
ware geweest. Waarom kon Alexis niet
een meisje zijn? De ruil zou voor hem
slechts voordeelig zijn, waut schoonheid
en bevalligheid zijn gaven, waarvan een
meisje honderdmaal meer voordeel heeft
dan een jongen. Dit ongelukkige schepsel
echter, dat, ware het met talent begaafd
en met een mannelijk karakter toege
rust, zich misschien langzamerhand in
het noodlot zoude geschikt hebben,
hot leven aan boord eentonig, terwijl het
dit toch niet is; er is daarbij zooveel
werk, dat zich wel telkens herhaalt
maar met verschillend resultaat, dat er
geen kwestie is van verveling maar zich
dikwijls genoeg het geval voordoet dat
we geen tijd hebben voor schrijven of
lezen. De oproeping voor het vertrek
kwam; Woensdag zou de boot vertrek
ken, Maandag moest ik aan boord zijn.
Het afscheid viel mee; we hielden ons
allen goed en ik was vóór 12 uur aan
boord. We waren met ons zessen jonge
lui in éen kajuit, ontvingen onze zee
manskist. met inhoud, gaven onze koffer
tjes een plaats en verwisselden dadelijk
ons gewone kostuum voor een werkpak
aan boord. De nette uniform dient voor
bezoeken aan wal. 't Was druk met
laden aan boord en we kregen direct
allerlei bezigheden. Na 5 uur waren
we vry en mochten aan wal gaan eten,
want er was nog niet op ons gerekend.
Eeil bezoek aan Carré was een vroolijk
besluit van den dag.
AAN BOORD.
Kwart voor 4 's naohts op te staan,
haastig je kleeren aan te schieten, je en
passant te wasschen om te vier uur op
wacht te zijn, men went er spoedig aan.
Om 5 uur komt de bootsman en dan
wordt het „schrobben" of je leven er
van afhangt. Het lieele dek krijgt een
beurt, van voor tot achter, de onderbrug
(waar de hut van den kapitein en de
kaartkamer zijn) en de bovenbrug met
het roer en de twee kompassen. Dit
werk duurt ongeveer 2l/a uur, ofschoon
we niet ons vijven er aan werken. Om
streeks half acht weer naar de brug,
waar we om 8 uur worden afgelost. Ik
frisch me dan eens flink op (in een
„dropje"! water) en ga met mijn collega
ontbijten, wat de anderen al achter den
rug hebben. Het. water uit. de Amster-
dainsche waterleiding dat in ijzeren
tauks wordt meegevoerd, permitteert er
geen ruim gebruik van; het dient ook
voor drinkwater, doch wordt daarvoor
eerst gefiltreerd van wege de kleine
ijzerdeeltjes, die er zich in bevinden.
Het ontbijt bestaat uit pap van grove
gort en is als kazerne-kost, ui. niet
smakelijk klaar gemaakt; we eten ze
met stroop, waarvan we evenals van
suiker voor koffie en thee om de 3
dagen een vast rantsoen krijgen, maar-
amper genoeg. Aan thee en koffie zijn
we niet verslaafd, velen drinken ze nooit,
dit arme wezen, waarvoor in het leven
geen enkele troost bestond, dit was....
o, neen, deze gedachte was onverdra-
gelijk.
Zoo bereikteu wij eindelijk den twee-
deu winter. De toestand van Natalie
was zoo verergerd, dat ik besluiten
moest den raad van den dokter op te
volgen en haar eenigen tijd ver van
lieideslot te laten doorbrengen. Zij zoude
naar eene vriendin gaan, die van onzen
toestand volkomen op de hoogte was
en haar eenige afleiding zoude verschel
len. Ik kou haar niet vergezellen, want
tot hare geruststelling had ik boloold,
bij de kinderen in het slot te blijven.
Weenende nam zij afscheid. Zij drukte
het kreupele kind met eeue innigheid
aan het hart, die mij diep trof. Daarna
ging zij even den kleinen Alexis zoenen,
maar kwam onmiddellijk tot het vrien
delijk pratende meisje terug. Het kind
zat overeind in haar bedje, met een
blauw lint om de blonde lokken en
keek als verbaasd over de wilde smart
der moeder. Nog nooit had het kind
mij zoo lief en aardig toegeschenen als
op dat oogenblik. Ik voelde, dat liet
gevoel ook mij zou overmeesteren en,
niet in staat te spreken, liep ik naar
het bedje oiu het lieve schepseltje te
kussen.
Eens hadden wij een avond als thans.
De herfststorm woedde vreeselijk 0111
het slot en de regen viel in stroomen
ze zijn al te lekker! dan maar liever
water. We krijgen met ons zessen iede
ren dag twee flesschen wijn aan tafel,
niet van de beste, zoodat we er lang
niet allen van gebruiken; 2 maal per
week een klein wit broodje elk, een
flinke portie boter en moeten ons verder
met scheepsbeschuit behelpen; meestal
eten we deze „gepiept", dat is geweekt
in zeewater en daarna geroosterd. Zon.
dag, Dinsdag eu Donderdag eten we
savoije of 100de kool met aardappelen
Maandags en Donderdags snert, Woens
dags en Zaterdags bruine booneii of
capucijners; we kunnen eten zooveel
we willen, maar de toebereiding laat
tamelijk veel te wenschen, zoodat we
meestal vrij hongerig van talel opstaan.
Onze vriend de koksmaat stopt ons nu
en dan wel eens wat toe van kliekjes
van den otficierstafol, waarvoor we hem
graag een paar sigaren geven; eens
bracht hij zelfs een koude kip! dat
kluifje smaakte alsof wc nog nooit iets
dergelijks geproefd hadden. Verwend
w orden we dus niet en klagen helpt niet,
daar we geheel als de matrozen behoorden
te worden behandeld en dus al veel
reden tot dankbaarheid hebben. Nu
keer ik tot het werk terug. Na het ont
bijt moesten we de eerste dagen de
olievaten die op het dek liggen, vastsjor
ren tegen de overslaande zeecndaarna
op dien tijd van de oliepullen de verf
met een hot mes afkrabben, een ver
velend werk dat toch moet gebeuren.
Om elf uur verzamelen we ons in de
mess-room, de salonvoor de machinisten,
van 1meter breedte bij 2'/i incterlengte.
De le officier geeft ons daar les in
de zeevaartkunde; soms dicteert hij ol
vertelt van het kompas, do log (snel
heidsmeter) enz. waarvan we dan in
onzen vrijen tijd een opstel mogen
(beter; moeten) maken. Om 12 uur is
het middageten, daarna hebben we tot
3 uur vrij, 'tzij om een dutje te doen
of te leeren. We hebben altijd veel te
leeren, dus van den vrijen tijd blijft
niet veel over. Daarna op de brug komen
om enkele praktische dingen te leeren,
in do laatste dagen was dat touwen
splitsen vlechten en knoopen enz. 0111
4 uur betrekken we weer de wacht tot
3; daarna zoeken we onze kooi up.
Bij Port-Said. Mijn wacht is veranderd,
ik heb nu de hondewacht, nl. van 12
tot 4 uur met den len officier,
's Morgens moesten we ouder het inatro
neder. Ons ougelukkig kind had de
koorts. De dokter, die nog laat in den
middag hier was geweest, verklaarde
het kind niet zonder gevaar en had
poeders voorgeschreven, die, zooals ik
uit het recept opmaakte, eene dosis
morphine bevatten.
Ik zat stil en in gedachten verzonken
aan het bed van Maria; zóó was haar
naam. Ik noem u thans dien naam voor
het eerst. Een onverklaarbare vrees,
een gevoel van eerbied, maakte het
mij tot nu toe onmogelijk. Sedert jaran
heb ik dat woord niet weder op mijne
lippen durven nemen, maar nu moet
ik de smart der herinnering nog eens
geheel doorleven, indien ik wil afreke
nen met den twijfel, die mij sedert
eenigen tijd weder beheerscht. Marie!...
er zijn woorden, die ons meteen heilige
siddering vervullen.
Nadenkend zat ik aan haar bedje en
luisterde met een beklemd hart naar
hare inooielijke ademhaling. Vreemde
weemoedige gedachten doorkruisten mijn
hoofd, cn hoe meer ik nadacht des te
donkerder kleurde dc toekomst zich en
het lot scheen ons slechts onheil te
kunnen brengen.
„Dat ia mijn kind," zeide ik tot mij
zelf, „mijn vleesch en bloed; een we
zentje, dat lief heeft, maar tevens de
behoefte aan liefde gevoelt, een kind,
dat ik gaarne mijn leven zoude offeren,
kon ik slechts haar geluk er door koo-
zenlogies het kabelgat uitpakken. Dat
was een ontzettend zwaar werk, want
'tlag vol katrollen, kettingen, staaldraad
en touw. Deze lieele rommel moest naar
boven, waarvoor er een takel w as opge
hangen, sommige stokken waren echter
zoo zwaar, dat we ze niet dan met de
grootste inspanning boven konden krij
gen; er was o. a. bij een rol staaldraad
van een halven meter breed en
nieter dik, zeker een gewicht van hon
derden kilo's. Ons lesuurtjc schoot er
bij in. Het zware werk vermoeide me
de eerste weken zeer; nu gaat het al
veel beter. Van 12 tot 4 uur is dan
mijn wacht, waarvan ik al godeeltelijk
een tijd alleen aan het roer doorbreng.
Eerst moest ik het kompas goed kennen
tot iu de achtste gedeelten van deBtreken.
Vroeger moest ik maar kijken naar
ieder schip of licht, dat aan den horizon
verscheen, wat verbazend vervelend is.
Het sturen is echter een inspannend
werk, dat zéér veel oplettendheid ver-
eisclit, zoodat de tijd wat vlugger om
gaat. Na 3 uur weer touw splitsen nn
van 4nog enkele kleine werkjes:
daarna koffie drinken en tot 12 uur
verder vrij. Het eerste uur brengt de
le officier genoeglijk pratend door met
den 3on, wat door mijn maat en mij
trouw wordt opgevolgd aan den anderen
kant der brug, omdat het uitzien bij
nacht en kalm weer maar larie is, dam
de „uitkijk" vooruit zich 'dan altijd voor
ons de oogen uitkijkt. Van 12 uur
moet ik weer alleen sturen, de volgende
uren brengen we door met gezellig
praten met den officier; te kwart voor
vieren moeten dc noodige waarnemin
gen worden gedaan als: vragen hoeveel
slagen do machine doet, liet aflezen
van de log, van de temperatuur van
het zeewater, van de lucht hij de natte
en de droge bol en van den barometer,
wat alles in het journaal wordt opge
schreven.
Jacques Lebaudy heeft zich
naar de Matin verneemt te Brussel
laten interviewen. Hij begon niet te ver
klaren, dat hij zich in Brussel geves
tigd heeft, omdat de souvereiu van den
onafhaukelijkeu G'ongostaat daar ook
woont. Verder zeide hij, de dagbladen
niet te lezen. „Hun meeiiing", klonk
het vorstelijk, „is ons onverschillig, wij
pen. Zij is ziek, zij verkeert in gevaar
en ik bewaak haar leven met een angst,
alsof het eenige waarde bezat. Waarom?...
Om haar oen bestaan te verzekeren, dat
haar niets dan wanhoop, ellende en
ontbering kan geven. Is dat eigenlijk
niet waanzinnig? Welk recht hebben
wij dit kind liet leven op te dringen,
als wij onmachtig zijn haar gelukkig te
maken?
Mijn geest zag in de toekomst. De
ontwikkeling der volgende jaren trad
als een visioen voor mijne verbeelding
op. Evenals Natalie vroeger, zag ik
thans een gezelschap gezonde, bloeiende
kinderen huppelen eu springen. Zij
speelden vroolijk, terwijl inijne kreupele
Marie, in een '.-eek ineengehurkt, inet
een bleek gezichtje, smachtende blikken
wierp naar een genot, dat zij nooit mogt
smaken.
Maar dat beeld verdween cn maakte
plaats voor een ander. Ik zag in een
park een troepje jongelingen en jonge
meisjes. In elk oog las ik levensvreugde;
zij genoten het zoet eener eerste liefde.
Mijne ongelukkige Maria zat echter
droevig en stil in haar rolwagen en elk
vriendelijk woord, dat de gelukkigen
haar toevoegden, sneed haar door de
ziel, want het was enkel medelijden.
Wordt vervolgd).