No. 61.
Zaterdag 30 Juli 1904.
ie Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees U
t
Buitenland.
Arm Nederland!
FEUILLETON.
DE SLAG BIJ WATERLOO.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags. I
Bureau
Hendrik van Viundenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per 'post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Frljs der adverteutlën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Wie meende, dat Nederland tot de
meest welvarende landen behoort, zal
met verwondering kennis genomen heb
ben van een vergelijkend staatje van het
aantal bedeelden in ons land en in eenige
andere landen, dat zeker in Den Haag
verschijnend blaadje, De Protcctie-
bode, voortgaat in haar kolommen af
te drukken, als volgt:
De Ver. Staten 5 bedeelden per lt 00 inwoners
Frankrijk 32 os
Oostenrijk 35
DuitschUnd .50
Nederland 105
't Is om van te schrikken. In ons land
zou ieder tiende man (en zelf nog eenigen
meer) bedeeld worden
Gelukkig is het staatje niet waar, zelfs
volkomen onjuist. Herhaaldelijk is die
onjuistheid aangetoond. Toch blijft het
dienst doen als reclaineiniddel ter aan
beveling van hoogere invoerrechten:
„Zoo slecht is het met onze welvaart
gesteld! Dat „komt van ons vrijhandel-
stelsel. Weg dus met dat stelsel!" Heb
ben de heercn, die protectie voorstaan
geen betere wapens in hun arsenaal?
Men is geneigd liet te denken. Dit wapen
toch is hun zoo dikwijls uit de hand
geslagen, dat men zich verwonderen moet,
dat zij 't niet reeds lang bij 't oud roest
geworpen hebben.
Voor de eerste maal vernam men van
de indrukwekkende vergelijking van het
aantal bedeelden in ons land en elders
in 1895 bij de behandeling in de Tweede
Kamer van de motie Dobbehnan. Toen
heette het uit den mond van den heer
Truijen, afgevaardigde voor Weert, dat
20 pCt. onzer bevolking door de openbare
weldadigheid werd ondersteund. De
toenmalige Minister van Buitenlandsche
Zaken, de heer Koëll, nam daarop de
moeite die onzinnige bewering te weer
leggen. Hij deelde mede, dat door hem
een onderzoek was ingesteld en een
ambtenaar, door zijne betrekking met de
zaken van armenzorg op de hoogte, hem
had bericht, dat wanneer men allen mede-
telde, die door openbare en door bijzon
dere liefdadigheid werden ondersteund
en ook die gratis geneeskundige behan
deling genieten, hoogstens een cijfer van
7 pCt. bereikt werd. Hij dit cijfer dient
dan nog in aanmerking genomen te
worden, dat, wegens het ontbreken in
„Een kint is uls een wit papier,
Dus let op dit onnoozel dier-,
WaJit soo daer iemand quaet in prent,
Soo is dat edel wit geschendt".
door
3) ALEXANDER L. IOELLAND.
En toen hij nu opstond, om met zijne
voordracht te beginnen, was Hans het
daarover met zichzelven eens, dat hij
reden had met het uiterlijk van zijn aan
staanden schoonvader tevreden te zijn.
De overste ging eenige schreden van
den wal staan, terwijl hij met zijn stok
om zich zwaaide. Hans volgde oplettend
al zijne bewegingen en deed zijn best
zijn tockomstigen schoonvader te be
lieven.
„Denk nu, dat ik bij de boerenhof
stede Belle-AUiance sta, waar zich het
hoofdkwartier des keizers bevindt, en
in het noorden op twee mijlen afstands
van Waterloo, hebben wij Brussel.... zoo
wat bij die werktuigen daar."
„De weg daar langs den wal is de
straat, die naar Brussel leidt, en hier",
ons land van plaatselijke centrale be-
deeldenrcgisters en van norainatieve
registers bij vele instellingen, de Neder-
landschc statistiek der bedeelden een
onbekend, doch zeker aanzienlijk aantal
dubbeltellingen bevat, n.l. van personen,
in hetzelfde jaar door meer dan eene
instelling van weldadigheid, of door
dezelfde instelling meer dan eenmaal in
hetzelfde jaar bedeeld. Toorts wees de
Minister er op, dat in de statistiek voor
Frankrijk alleen zij worden opgenomen,
die door de „bureaux de bienfaisance"
worden ondersteund, in Amerika alleen
de personen, die in armhuizen zijn op
genomen. Men zoude die tegenspraak
afdoende achten. Toch niet! De volkomen
onjuiste cijfers kunnen nog dienst doen
voor de onnadenkende menigte. Eene
variatie heeft men in den loop der jaren
er in gebracht. Het cijfer 197 voor
Nederland, dat in 1895 en later ook nog
op de omslagen van de bekende oranje
kleurige brochures van den Heer Eugène
Regout en anderen voorkwam, is ver
vangen door 105. Men heeft zich dus
wat laten afdingen; waarschijnlijk begrij
pend, dat het eerste toch door niemand
werd geloofd. De cijfers voor de andere
landen heeft men gemakshalve onver
anderd gelaten, ofschoon de lieer Truijen
indertijd mededeelde, dat zij betrekking
hadden op 1889. Men vond liet blijkbaar
niet de moeite waard ze aan de hand
van latere statistische gegevens te ver
beteren. De heer Roëdl toch had in 1895
reeds alle lieteekeuis voor eene verge
lijking er aan ontnomen.
En nu hebben laatstelijk Mr. Aalberse
in het Katholiek Sociaal Weekblad en
Mr. Smissaert in het Tijdschrift voor
Amenzorg nos. 111 en 112 (in Augustus
en September 1903) nog eens aangetoond,
hoe onjuist dat cijfer 105 voor Nederland
is en medegedeeld, dat dit volgens de
„Jaarcijfers" voor 1899 pl. ui. 47 behoort
te zijn, en dat men nog rekening heeft
te houden met de dubbele telling van
vele personen, die door meer dan eene
instelling worden ondersteund.
Heeft die tegenspraak iets geholpen
Welncen! Alsof de cijfers nimmer waren
weerlegd, gaat de l'rotectiebode voort
ze af te drukken; zij zijn o. a. nog te
vinden in het Februarinummer van 1904.
Wij kunnen hieraan nog dit toevoegen
Wenscht men, gelijk de Proteetiebode,
geen rekening te houden met de dubbel
tellingen, dan behoort men dit ook niet
de overste ijlde over de vlakte van Wa
terloo, „hier in het gras is het bosch
van Boignes. Op den landweg naar Brus
sel en hier voor het bosch staan de En-
gelschen, gij moet u het bovenste deel
van het terrein wat hooger denken. Bij
den linkervleugel van Wellington, dus
i:i het oosten, hier in het gras, hebben
wij het slot Hougoumont; dat moeten
wij aanduiden," zeide de overste en zag
rond.
De gedienstige Hans had spoedig een
stokje gevonden, dat hij op het gewich
tige punt in de aarde stak.
„Uitmuntend" riep de overste, die ge
voelde dat hij een hoorder met belang
stelling en fantasie ontmoet had, „van
deze zijde namelijk hebben wij de Prui
sen te wachten."
Hans bemerkte, dat de overste een
steen opnam en dien met een geheim
zinnig gezicht in het gras legde.
„Hier, bij Hougoumont begon de slag.
Jeröinc viel het eerst aan. Hij nam het
bosch in, maar het kasteel hield, ver
dedigd door Wellingtons beste troepen,
het uit."
„Intusschen wilde Napoleon, (he hier
bij Belle-Alliauce staat, juist den maar
schalk Ncy bevel geven Wellington in
het centrum aan te vallen, toen hij eene
menigte soldaten ontdekte, die van uit
het oosten, achter de bank bij dien
boom naderkwamen."
Hans zag om en begon onrustig te
te doen voor vroegere jaren. De ver
gelijking hiermede toont afdoende aan
dat de toestand niet slechter doch beter
is geworden. In 1855 toch waren er op
eene bevolking van 3.2(11.227 zielen
•527.790 bedeelden (die met levensmid
delen en brandstoffen niet medegerekend
daar dit aantal toen onbekend was);
derhalve ongeveer 160 per 1000 inwo
ners. In 1900 was het aantal bedeelden
oj) een tot 5.104.137 zielen aangegroeide
bevolking afgenomen tot 240.240 of
ongeveer 47 per 1000 inwoners.
Docli er is meer. Wil men op grond
vanbedeeldencyfers don welvaartstoestand
beoordeelen, dan is het aantal bedeelden
alléén niet voldoende doch moet het
bedrag der uitkeeriug mede in rekening
worden gebracht. In 1855 beliepen de
uitkeeringen f 5.497.104, d. i. ongeveer
10 gld. per arme; in 1900 was dit cijfer
gestegen tot f 7.387.000 of f 30.
per arme. De vergelijkende cijfers too-
nen dus aan, dat, terwijl het aantal
bedeelden in 1855 meer dan 3 maal zoo
groot was dan in 1900, de armen thans
3 maal zoo veel ondersteuning genieten
dan toen liet geval was.
Hieruit blijkt tevens dat niet mag wor
den afgegaan uitsluitend op het aantal
bedeelden, gelijk de Proteetiebode doet,
of alléén op het bedrag der onkosten,
doch dat met beide factoren rekening
dient te worden gehouden. Stijging van
het bedrag der uitkeeringen kan zeker
niet worden geacht een toeken van toe
nemende armoede, waar daarnaast op
afneming van het getal der bedeelden
kan worden gewezen. Integendeel, naast
de vermindering van het aantal onder
steunden wordt door bovengenoemde
cijfers bewezen dat het Nederlandsehe
volk in staat is thans 3 maal zooveel
geld op te brengen tot ondersteuning
der armen, dat Neérland's vooruitgang
ook op het gebied der armenzorg ver
meerdering der volkswelvaart beteekent.
Of ook dit betoog iets zal helpen?
Wij durven het niet te hopen; doch,
idien do Proteetiebode mocht voortgaan
haar misleidende cijfers te gebruiken als
argument voor het door haar aanbevo
len Beschermende Stelsel, is zeker de
vraag gerechtvaardigdWat moet men
daarvan denken? V. R.
worden: zou Bliicher in aantocht zijn?
„Blü Blii begon hij halfluid
„Het was Biilow", zeide gelukkig) de
overste, „het was Biilow, die met3U000
Pruisen naderde. Napoleon maakte
allerijl schikkingen om den nieuwen vij-
aud te ontvangen; want hij twijfelde er
geen oogenblik aan of Grouchy volgde
de Pruisen op de hielen."
„De keizer had namelijk den vorigen
dag maarschalk Grouchy met den ge-
heelen rechter vleugel gedetacheerd om
Bliicher en Biilow: te ontvangen, maar
Grouchy ja, al deze bizonderhen zult
ge u uit de geschiedenis wel herinneren,"
viel de overste zich zeiven in de rede.
Hans knikte toestemmend.
„Ney begon dus den aanval metdehem
eigen onverschrokkenheid. Maal' de En-
gelsehe cavallerie wierp zich op de Fran-
schen, doorbrak hunne gelederen en
dreef ze met een verlies van twee vaan
dels en vele kanonnen terug. Milhaud
ijlt met zijn kurassiers te hulp, en de
keizer zelf, die hetgevaar ziet, geeft zijn
paard de sporen en rent over de vlakte
van Belle-Alliance er heen."
De overste ijlde van zijn plaats, hup
pelde een weinig, evenals een galop-
peerend paard, terwijl hij schilderde,
hoe de keizer over struik en steen reed,
de troepen van Ncy weer in orde bracht
en tot een nieuwen aanval liet voort
rukken.
Of het kwam, omdat er in neef Hans
Een vondst in den konak. Bij het
afbreken van het oude paleis, van Dra
ga en Alexander heeft men een nood
uitgang gevonden, die voerde naar buiten
de stad. Zij was naruurlijk gebouwd om
den koning in geval van nood gelegen
heid te geven tot een veilige vlucht.
Koning Alexander moet de ingang kort
voor den moord hebben laten dichtmet-
selen en aldus zich zelf de gelegenheid
hebben ontnomen er in het uiterste
oogenblik gebruik van te maken. De
aanleiding tot dien maatregel was de
vrees, dat de samenzweerders van de
gang gebruik zouden maken, om in het
palcis door te dringen. Aangetoond is
evenwel, dat slechts zeer weinigen be
kend waren met het bestaan van de
gang.
Koeropatkin meldde 20 Juli aan den
Tsaar: de verkenningen, die in den laat-
sten tijd dagelijks waren uitgevoerd in
de richting van Kai-tsjou en Liao-ho-tan
brachten aan het licht, dat de vijand de
toppen en de hellingen van de hoogten
ten Noorden van Kai-tsjou tusschen den
spoorweg en Tale-tsin-sahe duchtig had
versterkt. Bij Ilo-tsia-toen ging de vij
and 23 Juli 's morgens om 5 uur tot den
aanval over met ongeveer 8 legerafdee-
lingcu. Zijn hoofdmacht trok hij samen
in de richting van Da-tsa-poe. Lang
zaam rukte de vijand op onder bedek
king van 30 stukken geschut, die heftig
vuurden. Dit vuur werd met goed ge
volg beantwoord door de batterijen van
onze achterhoede.
Deze opende een geweervuur op de
aanrukkende Japansche infanterie, 'legen
's morgens half tien rukten voor het
eerst 3 bataljons op uit Tale-tsin-sahe
in de richting van Ta-sji-tsjiao. Gedurende
den verderen loop van het gevecht stel
den de Japanners in de richting van
Tsa-sji-tsjiao ongeveer een brigade infan
terie op, bovendien zouden zij eenregi
ment over Tsinsahe naar Tau-tsji. Om
4 uur in den namiddag staakte de vij
and zijn opmarsch.
Onze verliezen zijn nog niet vastge
steld. Naar gemeld wordt zullen ze on-
beteekenend blijken; daar het evenwel
een warme dag was, kwamen er wel ge
vallen van zonnesteek voor.
De nacht van 23 op 24 verliep rustig.
iets van een dichter stak, of het kwam
omdat de overste zijne schildering zoo
aanschouwelijk maakte, of wel en
dat moest het zijn omdat hij zijne
dochter beminde: in een woord,
Hans werd door het verhaal geheel ine-
dcgcslcept.
Hij zag niet meer den huppelenden
geknevelden overste; hij aanschouwde
door den kruitdamp heen den keizer
zelf, op het witte strijdros, met de zwarte
oogen, zooals wij hem op de platen zien.
Hij vloog daarheen over sloot en heg,
door veld en tuin, slechts met moeite
door zijn staf gevolgd. Rustig en koel
zat hij vast in den zadel met den half-
geopenden groenen rok, witten broek
en driekanten hoed. Zijn gelaat drukte
vermoeidheid nog inspaiuiing uit; kalm
en bleek als marmer verleende het aan
de gcheele gestalte en de eenvoudige
uniform iets verhevens, iets spookachtigs.
Zoo reed hij daarheen, dat kleine bloed
dorstige monster, dat in drie dagen drie
slagen had geleverd. Alles week voor
hem terzijde; vluchtende boeren, in storm
pas loopende troepen, ja zelfs de verwon
den en halfdooden trokken zich terug
en zagen met een mengeling van schrik
en bewondering naar den keizer, die
hen als een bliksemstraal voorbijging.
Nauwelijks vertoonde hij zich temid
den der soldaten, of allen stonden als
van zelf weer in het gelid, en een oogen
blik later kon de onvermoeide Ney zich
Om 5 uur 's morgens begon een voor
postenschermutseling in den omtrek van
Tau-tsji.
Ook wordt melding gemaakt van een
hevig gevecht tusschen Liao-jang en
Moekden.
Men beiicht, dat de Japansche ver
liezen in het gevecht om en bij Nioe-
tsjwang 24 en 25 Juli hebben bedragen
380 man.
Over het gevecht bij Wafangkau (15
en 16 Juli) geeft een officier van ge
zondheid in de Duna Zeitung nog een
beschrijving waaruit men kan opmaken
hoe demoraliscerend de oorlog op de
Russen moet werken:
De Japanners hadden dien nacht wei
nig geslapen; hun stellingen waren ver
sterkt en veranderd. Ze hebben betere
artillerie dan wij en zijn in de bergen
goed thuis, zoodat men met schrik ziet,
hoe snel ze soms naderen. Op 15 Juni
was het slaggewoel zoo groot, dat men
elkander nauwelijks verstaan kon, door
het knetterend rollen van de infanterie-
salvo's Van heuvel tot heuvel trok de
vijand verder. Verwonden vielen aan
alle kanten. Om 1 uur 's middags hoor
den we een bruisend hoera, terwijl we
meteen opmerkten hoe alles terugtrok
van den rechter vleugel, terwijl het ge
neraal Gerngross blijkt, die onder hoera's
voortrukt.
Den eersten vluchtelingen roepen we
toe: Zie je wel, hoe we overwinnen?
Doch er is geen houden meer aan;met
starre oogen, snel en heclemaal ontsteld
rennen ze verder. Er ontstond een al
gemeen sauve qui peut.
Gerugross moest zes veroverde stukken
achterlaten, en eindelijk ook terugtrek
ken. Aan een beek maakte de schrijver
en zijn gezellen even halt, om wat thee
en zwart brood te nuttigen. Elegant ge-
kleede garde-officieren smeekten om een
stuk brood. Ze hadden in drie dagen
niets gegeten.
Omtrent het gevecht bij Nioetschwang
meldt de Daily Mail, dat de Russen Zon
dag om 6 uur hun aanval op de Japan
sche stelling vernieuwden.
's Avonds werden ze door een aan
houdend heftig vuur gedrongen ijlings
te retireeren. Na een geveeht van twee
uur namen de Japanners den laatsten
heuvel en de Russen werden uit de
vlakte verdreven.
Gedurende dit gevecht moeten de ver
liezen der Russen groot geweest zijn.
weer in den zadel werpen, den uitval
vernieuwen, en ditmaal dreef hij deEn-
gelschen terug en vestigde zich in de
boerderij La Haie-sainte."
Napoleon stond weer bij Belle-Alliance.
„Nu komt dus Bülow van het oosten
hier van onder de bank te voorschijn.
De keizer laat generaal Mouton hem
tegemoet trekken. Om half vijf (de slag
was om een uur begonnen) beproefde
Wellington Ney te verdrijven uit La
Ilaie-sainte. Maar aangezien deze inziet,
dat er alles van afhangt om het terrein
voor het bosch te bemachtigen hier
in het zand aan den graskant" de
overste wierp zijn handschoen op de
aangeduide plaats „trekt Ney een
gedeelte van de reserve-brigade van Mil-
hauds kurassieren tot zich en werpt zich
dan op den vijand."
„Kort daarna werden zijne troepen
op de hoogte zichtbaar, en reeds riep
men „Victorie" in de omgeving des
Keizers."
„Het is een uur te laat" antwoordde
Napoleon. Toen hij evenwel zag, dat de
maarschalk in zijne nieuwe stelling van
het vijandelijk vuur veel te lijden had,
besloot hij hem ter hulpe te komen, om
tevens te beproeven Wellington met
éenen slag te vernietigen.
Wordt vervolgd.)