No. 67
Zaterdag 20 Augustus 1904.
ie Jaargang
Wees U Keif!
Vriend Jan.
verschijntj Liberaal Orgaan roor Amersfoort en Omstreken.
Buitenland.
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Een Volksschool.
FEUILLETON.
ifoensilagü en Zaterdags.)
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.1
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Nu Nederland op 't punt staat den
laatsten stap te doen, om te komen tot
de volkomen gelijkstelling van het bij
zonder godsdienstig, met het openbaar
neutraal onderwijs, verschaft het een
zeker weemoedig genot, kennis te nemen
van twee kortgeleden verschenen werken,
handelende over de Amcrikaansche
Volksschool; wij bedoelen de „Reports
of the Mosely Educational Commission"
en het werkje van Karl Knortz, „Die
Amerikanische Volksschule".
De Engelsche heer A. Morsely heeft
een 26 tal mannen van gezag op onder
wijsgebied naar Amerika gezonden met
de opdracht, een onderzoek in te stellen
naar de inrichting en de werking van
het onderwijs in de Republiek, in den
meest uitgebreiden zin. De rapporten
dezer commissie zijn in oen bundel ver-
ecnigd, welke voor geringen prijs ver
krijgbaar gesteld is en bevatten een
overzicht van het geheele gebied van het
onderwijs, van de „Kindergarten" af tot
en met de universiteit. Wat nu in al
deze rapporten, nagenoeg zonder uitzon
dering, het meest treft, is, na de vol
mondige erkenning dat het Amerikaan-
sche onderwijs wat gehalte en resultaten
betreft verre staat boven het Engelsche,
de verwondering over de liefde, de
geestdrift zelfs welke bij alle klassen
der bevolking bestaat voor de Volks
school, dat is, voor de ko6telooze, voor
allen gelijke, godsdienstlooze school.
Het onderwijs in de Vereenigde Staten
zoo rapporteert de heer Papillen
berust bij alle plaatselijk verschil ten op
zichte van inrichting en bestuur, op het
beginsel dat iedere burger, hij zij man
of vrouw, zonder onderscheid van maat
schappelijke klasse, geloof <jf rijkdom,
gelijke aanspraak heeft om vooruit te
komen en dat de Staat verplicht is hem
daartoe, door middel van het onderwijs,
de gelegenheid te verschaffen.
De Amerikaan beschouwt het onder
wijs als een levenskwestie voor de natie,
onmisbaar voor de algemeene welvaart
en de beste geldbelegging voor den Staat.
Hoe meer geld voor het onderwijs wordt
uitgegeven, hoe liever men dit ziet,
omdat men weet dat het honderdvoudig
rente zal afwerpen en het liever aan de
school besteedt, dan aan armhuizen en
gevangenissen.
Gelijk nederigheid geen wegwerpen
van ziehzelren is, behoeft gevoel ran
eigenwaarde met hoogmoed niets ge
meen te hebben
A. Pierson.
„Ah hebt gij geteekend? Jlebt gij iets
I medegebracht om mij te laten zien?^
Weder bloosde de onbekende en werd
verlegen.
i Eindelijk gelukte het hem een klein
album uit zijn zak te halen en mom
pelde hij:
„O, het zijn maar schetsen...."
Abel Largij uain het album en bla
derde er in. Hot was gevuld met meer
of minder afgewerkte teekeniugen, die
eene zekere bedrevenheid ei zee.r wei-
nig talent toonden. Terwijl de beeld
houwer de bladen omsloeg, zag hij den
teekenaar aan. Hij was zeer leelijk, dat
arme onderkruipsel, mismaakt, bijna be
lachelijk, maar hij had buitengewone
oogen; mooie grijs-blauwe oogen vol uit
drukking, schranderheid en goedheid,
Die liefde voor de school is de groote
kracht van het onderwijs en daartoe
werken twee dingen mede: het ontbre
ken van klasseverschil en van religieuze
gemoedsbezwaren. Amerika kent geen
„religious difficulty", zoomin als een
horizontale verdeeling der maatschappij
in verschillende klassen en standen, inet
scherp afgebakende grenzen van gewoon
ten, overleveringen en inzichten; „uit
de goot naar de universiteit" is niet, als
bij ons, een kunstmatig te verwezenlijken
ideaal, maar de natuurlijke weg, welke
door iederen burger der Républiek kan
worden gevolgd.
Geheel in denzelfden geest, doch
scherper geaccentueerd, schrijft Prof. Rhys
van Oxford. Ook hij was het diepst ge
troffen door de groote belangstelling
welke zich in alle lagen der bevolking
openbaarde voor het onderw ijs. De over
tuiging dat het volk, hetwelk alle macht
in den Staat in handen heeft, tot de
hoogste ontwikkeling moot worden ge
bracht, bestaat niet enkel bij de meer
beschaafde mannen en vrouwen, maar
het geloof aan de noodzakelijkheid van
goed onderwijs is overheerschend bij de
groote massa der bevolking zonder
onderscheid. En deze liefde voor de school
wordt, ook volgens hem, gevoed door
het ontbroken van klasse-, stand- en
godsdienstige invloeden. AVel bestaan er
r. katholieke parochiale scholen, welke
zeer goed bestuurd worden, doch de
meening dat dit te eeniger tijd, bij toe
name der r. k. bevolking, zou kunnen
leiden tot een „schoolstrijd", werd van
alle zijden bestreden. Het denkbeeld dat
de Staat zou bijdragen voor het voort
bestaan en het onderhoud van bijzondere,
kerkelijk gekleurde scholen kwam den
Amerikanen zoo ondenkbaar en zoo
dwaas voor, dat zij er zelfs niet over
wilden praten. Katholieken en Prote
stanten waren het hierover geheel eens,
en de tegenstelling welke er bestaat
tusschcn den vrede die er in Amerika
heerseht en den betreurenswaardigen
strijd welke er hier te lande (n.l. Enge
land) gevoerd wordt, tot groote schade
voor de verwachtingen welke wij op
onze scholen bouwen, was niet een der
minst belangrijke uitkomsten van ons
onderzoek.
Als Prof. Rhys den Nederland
sehen schoolstrijd van nabij kende, zou
hij wellicht nog sterker uitdrukkingen
gebruikt hebben.
oogen, die zoo duidelijk verhaalden van
al het ondervonden leed en het weinige
genoten geluk, dat de brave kunstenaar
zich door een teeder mcedoogen voelde
aangegrepen.
„Zoo, zoo, gij wilt dus kunstenaar
worden? En als ik u nu zeg, dut gij
niets geen kans hebt om mede te kun
nen dingen, om iets te worden, in één
woord, dat gij hot misschien nog eens
toteenmiddelmatigen bceldemuaker kunt
brengen, maar nooit tot een echten kun
stenaar
De ongelukkige glimlachte .droevig:
„En al zeidet gij mij dat, meester,
dan zou ik u antwoorden: Ja, ik weet
het, de loopbaan, die ik gekozen heb
zal voor mij een waren kruisweg zijn.
De schöone droomen, die mij vervolgen,
zal ik nooit kunnen verwezenlijken. Ik
zal alleen de teleurstellingen van een
kunstenaarsleven kennen, nooit de zalig
heden. In één woord, ik zal altijd slechts
een mislukte kunstenaar zijn. Dat alles
weet ik; ik weet het al lang. Haar als
ik van het leven niets anders vraag dan
deze marteling, als ik al die kwellingen
moedig aanvaard, als ik ze zelfs afsmeek....
meester! wat zoudt gij dan op uwe beurt
antwoorden?"
„Ik zou u allereerst antwoorden, man
netje, dat gij veel te goed spreekt voor
den zoon van een boer of een hand
werksman. Wie zijt gij?"
„Ik heet Jan Dubois, mijnheer," ant-
Geheel in denzelfden geest schrijven
verschillende andere leden der Hosely-
Commi8sie; allen zijn het er over eens
dat het hooge standpunt hetwelk het
onderwijs in de Staten inneemt; de liefde
der bevolking voor de volksschool; de
meestal uitstekende verstandhouding tus
schen onderwijzers en leerlingen en de
ijver waarmede deze van het onderwijs
gebruik maken, goeddeels moeten ver
klaard worden uit deze twee oorzaken:
het ontbreken van klasse-onderscheid,
zoodat rijken en armen op dezelfde ban
ken plaats nemen, en het gemis van
godsdienstige gemoedsbezwaren.
Hen zou hiertegen wellicht kunnen
aanvoeren, dat deze Engelsche commissie,
wier leden slechts betrekkelijk korten
tijd in Amerika vertoefden, zich een
weinig door den schijn hebben laten
verblinden, en de werkelijkheid minder
mooi is als zij deze waanden.
Al wat zij echter meededen wordt ten
volle bevestigd door den schrijver van
het bovengenoemde Duitsche werkje,
Karl Knortz, van Evansville, Indiana.
„De openbare 6chool van Amerika
zoo schrijft hij een door het volk
voor het volk gegronde instelling, heeft
ten doel de kinderen van alle burgers
tot zelfstandige, plichtbewuste en vrijheid
lievende leden eener republikeinsche
gemeenschap op te voeden. Zij is dus
niet een door de kinderen van on- of
minvermogende ouders bezochte kasten-
school naar Europcesch modeldoch
is gegrond op het beginsel van staat
kundige en maatschappelijke gelijkheid
en vormt dus den hoeksteen der Amcri
kaansche Republiek, waarom dan ook
iedere burger er naar streeft hare werk
zaamheid te verboogen en haar steeds
te doen blijven voldoen aan de immer
hooger strevende eischen des tijds. Yoor
geen andere instelling draagt hij met
zooveel liefde bij; immers, hij weet dat
nergens schrielheid zoo slecht te pas
komt en integendeel het voor het onder
wijs besteedc geld onberekenbare rente
afwerpt".
„De Volksschool zoo schrijft hij
verder is het nationale eigendom van
den Amerikaan. Hoe vroom hij over
't. algemeen ook zij en hoe bereidwillig
hij iedere poging tot verbreiding van
den Christelijken godsdienst ook met geld
steunt, zoo bestrijdt hij toch met de
meeste kracht iedere beweging, welke
ten doel heeft de School ouder kerkelijken
woordde de jonge man, op nieuw ver
legen en niet op zijn gemak. ,lk was
te zwak gebouwd om veel aan het boe
renwerk te helpen en men liet mij aan
mijzelf over. Ik heb veel boeken ge
lezen
„En uwe boeken hebben u ongetwij
feld niet geleerd, dat debeeldhouwkunst
een handwerk voor hongerlijders is
zelfs als men talent heeft? Als ik u bij
mij neem het is maar eene veron
derstelling dan maakt gij toch zeker
geen aanspraak op betaling?"
„Neen, zeker niet, meester! De ge
ringe diensten, die ik u misschien kan
bew ijzen, zouden meer dan beloond zijn,
als gij mij wildet toestaan u aan het
werk te zien... o! ik zal u niet hinde
ren dat verzeker ik u!"
„Welzoo, en wat eet gij dan? want
ik vermoed, dat gij toch niet van de
lucht leeft?"
„Ik heb eenige spaarpenningen waar
op ik een jaar of twee kan teren; ik
geef bijnu niets uit. En dan zal ik bij
de houtsnijders wel wat werk kunnen
krijgen; ik heb in een oud kasteel
bij ons eenige dingen hersteld en
dat roemde inen zeer. Heester, stemt
gij toe?"
„Toestemmen! toestemmen! Daar weet
ik nog niets van. Haar haal mij intus-
schen voor twee stuivers tabak om te
rooken. Op den hoek van de straat,
rechts!"
invloed te brengen, omdat deze bestemd
is en moet zijn voor de aanhangers van
alle sekten en voor alle natiën".
Aan de Hollaudsche Kolonisten komt
de eer toe, de eerste Volksscholen in
Amerika te hebben gesticht; deze stonden
onder toezicht der gereformeerde geeste
lijken en langen tijd bleef dit regel ook
voor de later opgerichte scholen; doch
reeds Benjamin Franklin drong aan op
vrijmaking der school van alle kerkelijk
toezicht ;alle Kerkgenootschappen behoor
den het schoolonderwijs geldelijk te steu
nen, maar geen hunner mocht ten koste van
andere toezicht uitoefenen. Zoolang de be
volking nog schaarsch en meerendeelsvan
één geloof was, bleef het religieus karakter
der school onaangetast; doch gaandeweg
ontstond strijd tusschcn de aanhangers
van verschillende sekten over het toe
zicht, welke eindigde met de vrijmaking
der school en hare omzetting in eene
geheel neutrale instelling. Het godsdienst-
ondcrwijs werd uit de Volksschool ge
bannen; de Bijbel wordt nog slechts
daar bij de opening der lessen gebruikt,
wanneer niemand er bezwaar tegen
maakt. Is dit echter het geval, dan
wordt het gebruik geweerd. In het
wezen der zaak is de Amcrikaansche
school dus godsdienstloos en iedere
burger zonder uitzondering, draagt tot
de kosten bij, onverschillig of hij er al
of niet voor zijn kinderen gebruik van
maakt.
Naar men weet heeft de jonge
troonopvolger van Rusland den naam
Alexis gekregen. Deze naam is bijna
een omen. Behalve dat Tsaar Alexis
Rusland van zijn laatste vrijheden be
roofde, was hij alles behalve een heilige.
Een bekend staaltje van de toenmalige
toestanden aan het hof, geeft prins Dol-
goeroeki in zijn bekende memoires. De
tweede vrouw van Alexis, de levenslus
tige Nathalie Norischkin, nam het ook
van haar kant met de echtelijke plichten
niet zoo heel nauw. Althans haar zoon
Peter, den „hervormer" van Rusland,
geleek sprekend op den bojaar Stresch-
nevv. Eens op een dag, zoo vertelt Dol-
goeroeki was er aan het hof flink ge
dineerd. Aan het dessert zei Peter I
op eens wijzend op graaf Ivan Pusch-
kiu: „Die weet ten minste, dat hij de
Jan Dubois snelde met zooveel ijver
weg om het eerste bevel van zijn mees
ter te volbrengen, dat hij bijna tegen
Suzanna aanliep, die met een groot
bouquet viooltjes in de hand binnentrad.
De arme jongen stamelde allerlei ver
ontschuldigingen en ging eindelijk weg,
zichzelven afvragende of liet jonge meis
je aan de viooltjes geur gaf of de viool
tjes aan haar.
Suzanna zag hem glimlachend na.
„Zeg eens, oom, waar hebt gij dit
model gevonden? Ik maak er u geen
compliment over."
„Spot niet, meisje. Zie, die arme jon
gen heeft in zijn hoofd iets, dat den
waren kunstenaar uitmaakt en in zijn
hart iets, dat hem tot sterveus toe zal
doen lijden om dat zijne vingers nooit
ten uitvoer zullen kunnen brengen wat
zijn hoofd droomt. Ja, er zijn nog an
dere martelaren dan in den heiligen
kalender. Gij komt om mij te halen,
niet waar? ik zal mijn jas aantrekken
en ben tot inv dienst. Baat ons gaan
ontbijten, lieveling! Wat ziet gij er aar
dig uit met uwe viooltjes!"
„Ik heb ze gekocht om te doen ge-
looven, dat het hier niet kwalijk riekt"
En, al lachende, ging zij een pot van
keulsch aardewerk halen, deed er water
in en zette den ruiker naast den steek-
bijtel.
Toen hij mot zijn pakje tabak terug
kwam, vond Jan Dubois de bloemen en
zoon van zijn vader is; maar ik weet
het niet."
En opstaand trad hij op eens op
Streschnew toe:
„Zeg op, Tichou, ben je mijn vader?"
Streschnew was heeleinaal ontsteld en
zei niets. De Tsaar, die nogal diep in
liet glas gekeken had, pakte hem bij
den kraag en riep:
„Spreek of ik worg je."
„Hajestcit". antwoordde Streschnew,
„ik weet het werkelijk niet... er waren
er zooveel."
Peter bedekte zijn gelaat met de han
den en liep de zaal uit.
Henry de Groux, die onlangs uit
een gesticht in Florence ontsnapte, blijkt
naar Genua gewandeld te zijn. Hij had
geen geld voor den trein. In Genua sliep
hij in liet portaal van een kerk. Daar
kreeg hij onderdak bij vrienden, die hem
ook per stoomboot ntuir Marseille stuur
den.
De Groux is nu vast besloten uit te
vorschen wie hem in het gesticht hebben
gestopt, en hij verklaart dat het me
disch onderzoek, waaraan bij werd onder
worpen een zuiver paskwil wils.
'tls de juiste manier om berucht te
worden: eerst dwaze schilderijen maken
ei. dan botoogen niet dwaas te zijn!
De legende van Kruger's millioencn
hebben sedert de catastrophe in Zuid-
Afrika de fantasie van de wereld bezig
gehouden.
In een bericht van Central Aews uit
Durban, gevolg natuurlijk van Krugers's
dood, wordt de heugenis aan het sprookje
nog eens opgefrischt.
De kustboot Penguin, zoo luidt het,
die gehuurd was om Kruger's millioenen
op te zoeken, die drie jaar geleden met
het stoomschip Dorothea op de kust van
Zoeloel md zijn verloren gegaan, heeft
schipbreuk geleden. Van de bemanning
van 26 koppen is slechts de bootsman
gered. Dit is de vijfde expeditie, voegt
het bericht er aan toe, die met dal doel
is uitgegaan, en alle zijn min of meer
ampspoedig geëindigd.
Gelukkig voor Nederlandsche schat
gravers kunnen deze nu weten, dal de
millioenen niet in de buurt van Hilver
sum begraven zijn.
Men verhaalt, dat de viouw van den
czaar veel talent voor karikatuur teeke
nen bezit. Den czaar zelf wilde zij echter
niets dan de bloemen. Een werkman
zeide hem, dat hij maar op den patroon,
die met zijn nichtje 'was gaan ontbijten,
moest wachten. Jan wachtte geduldig,
vergat de tabak uit de hand te leggen
en snoof van verre den geur der viool
tjes op.
Abel Largij had er volstrekt niet ern
stig over gedacht dien onvcrwachten
leerling bij zich tc houden. Hij had
nooit een leerling willen hebben, daar
voor was hij te zeer op zijne vrijheid
gesteld. Hij hiekl er niet van beweging
om zich te bemerken; zelfs zijne werk
lieden hinderden hem en hij plaatste ze
zoo ver mogelijk uit zijne nabijheid.
Daarom nam hij zich iederen dag voor
een voorwendsel te vinden om Jan
Dubois weg te zenden. Doch dat
voorwendsel kon hij maar niet vin
den. lederen morgen kwam Jan, netjes
maar armoedig gekleed en ging in een
hoek zitten, zoo ver mogelijk van den
meester. Hij toekende naar pleistermo
dellen of boetseerde, zonder ooit den
minsten raad te vragen. De beeldhou
wer vond zijne klei altijd gereed; de
linnen doeken, waarin zijne ontwerpen
gewikkeld waren, goed vochtig; zijn ta
bakspot gevuld; hij behoefde niet meer
aan zijn vuur te denken, dat vroeger
altijd op een ongeschikt oogenblik uit
ging-
(Wordt vervolgd).