No. 87. Zaterdag 29 October 1904. ie Jaargang Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". NUMMER 24. DE OPPOSITIE. FEUILLETON. Voor Vrouwen. DE MLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Itnreaii Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiëu Van 1 tot 5 regels 0.40 voor iederen regel meer0.08' (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) In 1901 kwam het Christelijk volks deel aan de regeering en gingen de vrijzinnigen over in de oppositie. Onlangs heeft de Standaard eens nagegaan of de oppositie haar taak naar behoorcn ver vult. Aanvankelijk, merkte zij op, stond de oppositie verbluft over 't feit, dat zij oppositie was geworden. Maar wel dra herstelde zij zich van „den eersten verbijsterden indruk" en kwam „wol- haast na korten tijd" tot de overtuiging, dat het nieuwe kabinet het zou afleggen. En wel, omdat dr. Kuyper bekend stoud „in de kringen der opposilie als zulk een heethoofd en fanatiek drijver", dat hij zeker „zijn eigen graf ging delven". Natuurlijk ontbraken de „goede" hen gelaars niet om in troebel water te visschen of degenen, die knuppels in 't christelijk hoenderhok probeerden te werpen. Maar d« oppositie zag zich bitter teleurgesteld door de voorzichtige kalmte, die het optreden van het Kabinet ken merkte". „Men aasde op krasse voor stellen van wet en zie, zoodanige voor stellen kwamen niet". De oppositie het talmen moe ging het kabinet prikkelen „om hard van stapel te loopen teneinde zoo dit gelukt was, een poging te wagen om het omver te werpen". Maar ook deze toeleg mislukte, niet tegenstaande alles op het spel werd gezet. Hooger-Onderwijswet en Drank wet deden dienst, de eerste werd „storm ram", de laatste „een der bedenkelijkste en gevaarlijkste ontwerpen van wet, die ooit de Staten-Generaal bereikt hadden". Ook de Tariefwet deed uitnemenden dienst. Toch verloor de oppositie en „weer moest dus aan de tactiek een andere plooi worden gegeven". Naast hernieuwing van den school strijd door de linkerzijde! werd de leuze „weg met dr. Kuyper" aange heven en sedert eenige weken is „die nieuwe tactiek op gang". Maar, zegt het blad van dr. Kuyper, die tactiek is niet doeltreffend. „Een tegenpartij, die tijdelijk onderligt, is alleen dan gevaarlijk als ze tijd neemt, om zichzelve inwendig te herzien en eerst na weer op kracht gekomen te zijn tot den aanval overgaat". Zoo'n brave Standaard! Ook de Nederlander meent eens het werk der oppositie te moeten nagaan en Bij groote smart sluit gij u, als tic oester. Het zou uit' dooil zijn. in/lien men met ge weld beproefde uw hart te ontsluiten. Op jeugdigen leeftijd bedorven, reeds vroegtijdig ineen modderpoel als de gevangenis geworpen, waarin het, als bloedzuigers in een moeras, we- wemelde van ondeugden, was Bigarreau op vijftienjarigen leeftijd van niets on kundig, en had hij voor niets eerbied. Toch wekte de slapende Norine, met haar korte rokken, geen ongezonden opwellingen of slechte begeerten in hem op. De ontroering, die hij ondervond was iustinktmatig eerbiedig, en is mis schien te vergelijken bij de stille be wondering van een wilde, voor een schoon, hem onbekend voorwerp. Deze vagebond, opgevoed tusschen jonge, schaamtelooze bedorven deugnieten, be greep eensklaps het bestaan van vrouwe lijke bevalligheid en maagdelijke schoon koud tot de conclusie, dat door een groot deel der liberale pers „felle ruste- looze bestrijding tegen het tegenwoordig Ministerie" wordt gevoerd, eene bestrij ding, die met „loyale oppositie' weinig meer gemeen heeft en soms den indruk maakt, dat de grieven letterlijk gezocht worden. Elders heet het „de weerzin wekkende wijze, waarop in het gevolg ran de sociaal-democratie door sommige liberale bladen het Ministerie bestreden wordt" Het spreekt vanzelf, dat als de oomes en tantes zich zoo over de oppositie uit laten, de neefjes en nichtjes meebazelen. Het jongste anti-revolutionaire dagblad „de Sticlitsche Courantom een enkel blad te noemen schrijft: „Een oppositie als thans gevoerd wordt, hebben we in ons land nog nooit beleefd. „Nadat eerst een paar jaar het Mini sterie als liet ware werd getart om nu toch eens iets te doen waardoor het zich van liberale ministeries onderscheidde, worden thans alle wetsontwerpen, die zij indient, als producten van een onge ëvenaard clericalisme en van felle reactie veroordeeld". Hel schijnt alsof „hot haar roeping is om de regeeringspersonen op de hatelijkste en kleingeestigste wijze persoonlijk te bestrijden en te sarren". En uit de aangehaalde voorbeelden meent het blad, „kan ieder duidelijk zien, wat men van zulk eeu oppositie moet denken, ti.l. dat ze in geen enkel opzicht te vertrouwen is". Het staat dus niet best met de oppo sitie: zij is niet loyal, kleingeestig en niet te vertrouwen, terwijl zij vooral in hare bestrijding van dr. Kuyper te per soonlijk is. Haar taak vervult zij naar het oordeel van „De Standaard" slecht, wijl zij tijd tot inwendige versterking moet nemen en eerst, als ze op krachten is gekomen, de regeering mag aanvallen. Laat ons eens nagaan, of het zoo erg met de oppositie staat. Het Christelijk volksdeel naar authentieke uitlegging zijn dit allen, die uit den wortel der Schrift tot gelijke staatkundige overtuiging zijn gekomen, had in 1901 grooter overwinning behaald dan zelfs van die zijde gehoopt werd. Wellicht is het daaraan toe te schrijven dat reeds op den avond der herstemmingen met een overmoed werd gesproken, „dien Christenen hebben te weerstaan". In de eerste troonrede werd met de groote trom aangekondigd, dat heid. Dit nieuwe begrip, gepaard aan een geioel van dankbaarheid enteeder- lieid, bracht hen in een wellustige, maar tevens kuische vervoering. Hij be schouwde Norine vol aandacht en be wondering, maar stil en ingetogen, maakte het hem toch gelukkig. Het diepe dichtgebladerdt bosch was bijna volmaakt stil; de rust werd alleen gestoord door het geklots van de' beek, die haastig onder het geboomte door stroomde; en door het gekoer van voort durend verliefde houtduiven. De door de zon bruingebrande varens ademden een doordringende geur uit; hier en daar zag men de brem, met de steel vol zwarte doppen of gouden bloemen; zon der eenig geluid te veroorzaken, kwam de blauwe vlinder uit de struiken, zette zich even op een heidebloem neder en verdwecen dan weer even stil als hij gekomen was. Zoo had het uren geduurd, maar ein delijk schudde Norine hare met hei bloempjes bezaaide haren uit, zij liet haar armen vallen en glimlachte vrien delijk. „Zoo, ben je wakker!" riep Bigarreau. „O, ik sliep al lang niet meer, ik lag naar je te kijken." „En waarom sprak je dan niet?" Wel ja, dan zoudt gij opgestaan zijn, en ik vond het zoo prettig, je op de knieën naast mij te zien." „Meen je het waarlijk?" vroeg hij eene specifiek christelijke staatkunde voortaan werd beleden, en meer dan noodig gewezen op de nieuwe koers door liet schip van staat te volgen. Bij het algemeene begrootingsdebat klonk het uit meer dan een mond„vol ver wachting klopt ons hart". Wel werd geantwoord op de vraag, waaraan het specifiek christelijke onderkend kon worden, dat men ook het zout in de spijze niet afzonderlijk waarneemt, ter wijl het desniettemin aanwezig is, doelt ook voor den besten staatkundigen proever is liet totnogtoe niet mogelijk geweest dit zout anders to proeven dan in sommige benoemingen. Tenzij men de speetivet, de snelvuur- kanonnen, de wijzigingen in de gemeen tewet en in het wetboek van strafrecht of de drankwet met het christelijk zout doortrokken acht. Neen, teleurstelling heeft het christelijk bewind gebaard voorzoover men nu eens eene andere wijze van regeeren ver wachtte. Men is niet ver van de waar heid, wanneer men de gevolgde staat kunde conservatief of wellicht reactionair noemt. Het specifiek Christelijke karak ter is verloochend. Is het nu niet de taak der oppositie hierop te wijzen? Behoort zij niet overal en steeds het kiezersvolk, dat in 1901 een christelijk kabinet heeft gewild, er aan te herinneren, dat de daden van het ministerie in geen onkel opzicht Christelijker zijn dan die van vroegere kabinetten, in elk geval, dat zij niet beantwoorden aan de zoo breed uitgesponnen verwachtingen Dat men dit minder pleizierig vindt en liever ziet dat de oppositie zich bezig houdt bijv. met versterking van eigen krachten, is wol mogelijk, maar De Standaard zal toch niet willen bevelen, op welke wijze de oppositie zicli ver sterken moet? Dit zal de oppositie zelf wel uitmaken. Maar zij is daarom niet deloyaal, omdat het der regeeringspartij onaangenaam is, wat zij als oppositie doet. Wie met hoog opgestreken zeil eene koersverandering aankondigt, die elk moet waarnemen, mag niet boos worden als ieder omstander zegt geen nieuwe richting te bespeuren. En het is wel gemakkelijk te zeggen, dat een ruimer tijdsbestek noodig is om de christelijke staatkunde te laten duorwcr- werken, zoodat elk oordeel thans ontijdig zijn zou. Wie zoo luide roept om een anderen weg door onze regeering te blozend. „Ja gij keekt mij vriendelijk aan, en ik vond het prettig, onbeweeglijk te blij ven liggen, terwijl ik wist dat gij vlak bij mij waart.... Ik ben niets bang al leen met je te zijn, zooals voor de Cliam- penois." „De Champenois?" „Ja, de knecht van vader; die loopt mij altijd na als ik hot boscli in ga, hij vervolgt mij steeds.... Ik kan hem niet uitstaan." „Zal hij spoedig terugkeeren?" „Waarschijnlijk wel, hij was maar voor veertien dagen gegaan. Als hij voor goed weg bleef, zou ik niet treuren. Maar bij komt bepaald terug; daaren boven heeft vader hem graag bij zich hij is een goed werkman." Het gelaat van Bigarreau was somber geworden, hij haatte dien de Champe nois, omdat hij Norine naliep; waarom moest hij als een booze geest in hun midden komen? „Hoor eens Claude, vervolgde het meisje, als hij terug is, wees voorzich tig, vertrouw hem niet, maar tracht tocli goede vrienden met hem te zijnHij is jaloerscli on valsch, en als hij het land aun je krijgt, is hij in staat, je in het ongeluk te storten." Zij waren nu naar gekeerd. De zon ging onder, en deed van de jonge hoo rnen lange schaduwen op de omgehakte ruimte vallen, terwijl de struikon in goud bewandelen, moet erkennen, dat die weg niet zóó geruimen tijd naast het oude pad mag loopen. Waar blijft anders het verschil van richting? De oppositie, heet het, is kleingeestig, soms venijnig. Alles wat liet kabinet en vooral dr. Kuyper doet, wordt verkeerd uitgelegd. Letterlijk van alles wordt een wapen gemaakt om hei kabinet of hem te treffen. Is dit juist? Om dit juist te beoordeelen, zou men een boekdeel moe ten volschrijven, want meestal is het niet mogelijk oen goed inzicht te krijgen zonder dat de feiten, waarom liet gaat uitvoerig gekend worden. In zijne Deputatenredc „Volharden bij liet ideaal" zegt dr. Kuyper: Tegen het kabinet kan onze leus niet zijn. Of wie loopt storm togen wat toch op kan telen staat? Wie richt zijn hoofdaanval tegen een premier, die niet debatteert? Of ook, wie roept de wrake van het land op tegen een bewind, dat u door welwillendheden telkens ontwapend De strijd moet langs dit Kabinet voorbij gaan". Zooals in 1901 staat het nu in geenen deele. Het kabinet zal juist de inzet bij de a.s. verkiezingen zijn, omdat het als „viaduct" der regeerings-coalitie het aan valspunt is. Het ministerie toch vertegen woordigt bij uitstek de Christelijke partijen. En vinden deze partijen haar politiek belichaamd in het huidige kabi net, in dr. Kuyper wordt heel het régime uitgedrukt. Hij is oen premier, die wèl debatteert, en zijn bewind ontwapend allerminst de vrijzinnigen door welwil lendheden. Wijl dr. Kuyper, in tegen stelling met zijn Christendom, houdt van praal en pronk eii zich als permanent minister-premier eene positie heeft ge schapen als geen minister voor hein, eene positie in strijd met de anti-revo lutionaire staatsleer, die geen „regee- rende" minister, maar „koninklijke" raadsleden kent is het vrij natuurlijk, dat alles wat het kabinet doet, op zijne rekening wordt gezet en meermalen op zijn stofopwerpend paradevertoon wordt gewezen. Dat verklaart, waarom de oppositiepers van Oberma kritiseert welk minister reisde ooit incognito en ter sprake brengt de wijze, waarop dr. Kuyper zicli over de seniele aftakeling van burgemeesters, het ontbieden van vrije staatsburgers en het ondervragen van zijn collega's uitlaat. Men kan dat vooral niet hebben in een bij uitnemeiid- gekuld sclieenen. Vadert Vincart moest weldra thuiskomen, en Norine had nog niet voor het avondeten gezorgd. Nadat zij aan de boek water had gehaald, en Bigarcau liet vuur aanmaakte, bond zij een blauwen boezelaar voor, en begou vol ijver de groenten schoon te maken. De leerling kloofde hout, en hield nu en dau eens op, om liet meisje te be kijken, dat zicli metliet groenten schoon maken bezig hjeld. Op een boomstam gezeten, met loshangende haren, haas6te zij zicli met het werk, en zong zij daar bij eeu lustig liedje. De zon verdween hoe langer hoe meer achter de liooge hoornen. Haar groote, helroode bol was gedeeltelijk tusschen de takken zicht baar; het water uit de beek was door den purperen hemel rood gekleurd. De vogels gingen met zacht gekweel tus schen het gebladerte ter ruste, de meer kol alleen huppelde lustig rond. Weldra was het schemering, dc zon was geheel ondergegaan, de blauwe klokjes hadden reeds een niet te bepalen kleur, oneen witte damp was zichtbaar boven de beek, wier geruisch nu duidelijk door het bosch vernomeu werd. Het eten kookte zacht in den ijzeren pot over het open houtvuur. Bigarreau verliet zijn hakblok, en ging in het drooge gras liggen aan de voeten van Norine, die bij het vuur gezeten was. Zij spraken niet, maar keken met het hoofd achterover, naar het verschijnen licid christelijk staatsman. Men verwacht nederigheid en ootmoed en ziet praal- lianserij. Dr. Kuyper kan dan ook met Uilenspiegel zeggen dat hij het er naar maakt, dat men hem persoonlijk meer dan eenig ander bewindsman aanvalt. Nu kan niet ontkend worden, dat eigenlijk dit op-de-vingers-tikken voor een groot deel het werk der regeerings- gezinde partijen en pers behoorde te zijn. Immers als christenen zijn zij tegen standers van de grootdoenerij van onzen premier en moeten indachtig aan liet hoogmoed komt voor den val dr. Kuyper binnen 't gareel houden. Maar de christelijke mannen doen liet niet wellicht uit verkeerd begrepen ontzag en mceneu nu de opposi tie kleingeestig en venijnig te moeten noemen als zij wel doet, wat dringend noodig is. Men verwijt persoonlijke be strijding van dr. Kuyper, maar men kan tocli niet verlangen, dat de oppositie haar aanval richt op eene stelling, waar de vijand niet is? De christelijke staat kunde valt eenvoudig niet te bestrijden, wijl ze nergens te zien is. Zelfs al neemt men met den premier aan, dat het chris telijk zout wel aanwezig is, dan moet men zich nog tegen iets anders richten; het onzichtbare valt men niet aan. Van do grieven in den aanvang uit de „Stan daard" c. s. ontleend, blijft dan niets over. Het is niet aan de oppositie te wijten, dat zij vooral dr Kuyper bestookt want zij wordt getrokken naar dat aan valspunt: daar zal om het regeerkasteel gestreden moeten worden. Nieuwe hoeden, nieuwe mantels, nieu we japonnen! om met do eerste te be ginnen: de nieuwste modellen zijn van vilt, meest groote platte hoeden, die men kan buigen naar dat ze liet beste iemand klceden en die slechts weinig garnee ring behoeven. Biais, choux van lint, een enkelen struisveerzijn ruim voldoende om een chique hoed te geven, die te vens solide is door goede kwaliteit. Met een mantel is men niet -zoo spoedig klaar; de meest uiteen loopcude model- Ion zullen gedragen worden, zoowel go- heel lange en wijde, waar de draagster in weg kan schuilen als halflange jac- jacquets of bolero's. Geheel bonten hoe den zoowel als mantels worden ver- van de schitterende sterren in het don ker azuur. „Waarom," riep Bigarreau op eens woest uit, „waarom zijn wij niet met ons beiden alleen op het werk. Wat zou het heerlijk zijn samen te werken, sa men het avondeten klaar te te maken, om dan ook samen zoo den nacht af te wachten. Hij had nauwelijks uitgesproken, of uien hoorde aan don zoom van het bosch het geluid van stemmen, en het geroep van: „Hei hola," drong tot hen door. „Daar is vader," zeide Norine op staande, „maar hij schijnt niet alleen te zijn Het bleek inderdaad Vader Vincart te zijn, vergezeld door een jongman, in blauwen kiel gekleed, met wien hij een levendig gesprek roerde. Toen zij nog op ongeveer twintig passen verwijderd waren, herkende Norine met haar scher pen blik den niedewandelaar. „O," pruttelde zij, „het is die ellen dige de Champenois." „Zoo, zoo kinderen, is de soep klaar? Ik koui niet alleen, maar breng iemand mede. Verbeeldt u toen ik den weg bij Gurgis verliet, ontmoette ik dezen kameraad, hij was juist op weg naar hier", „Goeden avond Norine," hernam op zijn beurt, de kameraad op zalvenden toon, zijn knapzak afdoende, „Gaat liet je naar wensch?" Hordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1904 | | pagina 1