Tweede Kamer.
Allerlei.
theorie: fle beoordeciing van het par
ticulier bezit en de socialistische voor
stelling van den klassenstrijd. Uit den
aard der zaak verwerpen de soc. dem.
liet privaatbezit, ze bestrijden liet aan
de hand van de waardeleer van Marx omdat
het kapitaal is de optelsom van de meer
waarde die den arbeider is onthouden. Hier
aan nu kleven twee fouten. Ten eerste de
historische fout, dat de vorming van
kapitaal eeuwenlang is aangevangen vóór
er van loonarbeid sprake was. Wanneer
dat bewezen kan worden, dan kan er
ook nooit bewezen worden, dat alle ka
pitaal op ontstolen meerwaarde berust.
Maar er is ook een economische fout.
Men heeft kapitaal, dat uitsluitend moet
beschouwd worden, als de vrucht van
arbeid en de spaarzaamheid.
Hoewel ik de socialistische voorstel
ling verwerp, ben ik toch niet blindt
voor de fouten van het privaatbezit. We
moeten wel degelijk de uitwassen van
het kapitaal tegengaan en de bevoegd
heid ervan beperken, maar dat is heel
iets anders dan het kapitaal opheffen.
De particuliere bezitsvorm wortelt in
de menschelijke natuur en kan niet ge
mist worden, omdat het is de prikkel
van meerder willen en meerder kunnen.
Thans iets over de voorstelling van
den klassenstrijd, die in hun voorstel
ling is een eeuwigdurend conflict van
belangen, waarbij het recht van den
een alleen kan worden gewaarborgd
door ondergang van den ander. Ik ont
ken beslist een dergelijken vorm van
klassenstrijd. Ik geef toe, dat tusschen
werkers en ondernemers een strijd van
belangen bestaat en dat elke groep er
op uit is zijn aandeel zoo groot mo
gelijk te maken. Dat doen de
werkgevers maar ook de werknemers.
Een strijd van belangen die over geheel
de wereld dezelfde is als tusschen koo-
per en verkooper, huurder en verhuur
der, waar ieder de voordeeligste voor
waarden tracht te bedwingen. ïletvcrschil
is dit, en daar wijs ik ook uitdrukkelijk
op omdat er democraten onder de vrij
zinnigen zijn, die het twee namen voor
één zaak noemen, dat de socialistische
voorstelling uitsluit de mogelijkheid van
oplossing, daar anders niet kan gespro
ken worden vau een eeuwigdurenden
belangenstrijd. En er zijn wel degelijk
middelen voor een mogelijke oplossing.
Zoo kan men door het meer organisee-
ren van den verkoop van de goederen
het risico kleiner doen worden. Het on
middellijk gevolg daarvan is een prijs
vermindering der goederen en een da
ling van den rentevoet. De opvatting
wordt gedeeld door verschillende eco
nomen, dat de rentevoet gaat dalen,
zoo sterk, dat hij nog slecht een pre
mie voor het iniliatief zal zijn.
Een twreede middel vinden we in het
gunstiger maken van vraag en aanbod.
Ik ben een groot voorstander van w erk-
vcrschaffing in den goeden zin van het
woord, niet in den vorm van liefdadig
heid. Zoo zou men door droogmaking
van de Zuiderzee kunnen komen tot
een arbeidsovervloed, zoodat men voor
één plaats niet krijgt tal van arbeiders,
maar dat bijv. twee werkgevers moeten
opbieden om een werkman te kvijgen
Dan stelt de werkf^Gr met meer de
condities me't\i* de werknemer.
i^en derde weg tot oplossing van het
belangen co ïflict is de productieve co
öperatie. Dan hebben de werknemers
geen werkgevers en dan hebben ze dus
geen meerwaarde te verliezen.
Doch de socialistische voorstelling van
den klassenstrijd heeft nog een ander
verschil met ons belangenconflict. Ze
neemt weg elk begrip van gelijke be
langen. 4t Is duidelijk, dat elk werk
man belang heeft bij liet goedgaan van
het bedrijf, er bestaat verw antschap van
belangen. Dat bewijst dat onze maat
schappij niet bestaat uit tegenstrijdige
elementen, maar meer overeenkomst heeft
niet een weefsel, waarvan geen draad ge
knakt kan worden zonder het geheel te
schenden.
Ik kan nu het historisch materialisme
laten rusten, omdat dat geen rechtstreeks
verband houdt met het politieke leven
en ook de verelendungstheorië, omdat
de sociaal-dcmokratcn die zelf laten rus
ten, een bewijs, dat een jonge partij er
ook al oude plunje op na kan houden.
Ik hoop den indruk te hebben geves
tigd, dat er groot verschil bestaat tus
schen de sociaal-democraten en de vrij
zinnigen, niet gradueel maar principieel.
Onze wereldbeschouwing is niet de so-,
cialistische en die van de sociaal-demo-
kraten is niet de onze. En wanneer nu
de kerkelijke partijen onder aan
voering van hun grootmeester in de po
litiek toch weer aankomen met die ver
schillende legenden, dan maken zij zich
willens en wetens schuldig aan de ver
minking der feiten.
Nu kom ik bij mijn eigen menschen
aan tafel. Ik kan daarover kort zijn na
hetgeen ik van de andere partijen ge
zegd heb. Immers we staan tegenover
de sociaal-demokraten en we staan te
genover de kerkelijke partijen. Maar
zult gc zeggen, dat zijn alleen negatieve
kenmerken. Ik heb aiieen gezegd, wat
wc niet willen, ik zal nu ook trachten
te zeggen, wat we wel willen. Dij de
ontwikkeling van de vrijzinnige begin
selen moeten we dit onderscheid maken
dat we niet hebben bindende uitspraken,
zooals bij de kerkelijke en de sociaal-
demokraten, bij wie de uitsj raken zijn
geworden tot vaste programpunten. "Wij
nu hebben geen bindende uitspraken
en dat is een verklaring van onze ar
moede en onze zwakte, omdat we daar
door telkens moeten optreden 0111 onze
eigen geesteskinderen te vermoorden.
Wat andere vrijzinnigen hebben ge
daan, daartegen moeten wij vaak op
treden. Maar het is ook onze rijkdom,
want daardoor alleen hebben de vrijzin
nigen het vermogen zich aan te passen
bij de verschijnselen van nieuwe tijden.
Daarom is het onze rijkdom, omdat we
altijd kunnen aanpassen bij het nieuwe
leven, dat uit de ruïne van oude be
grippen zal opbloeien.
Ge moogt het wel zien het vrijzinnige
gebouw, want ik heb niets liever, dan
dat we zeggen kunnen we wonen in
een glazen gebouw. Dat gebouw wordt
gesteund door vier hoeksteenen.
Wij huldigen de vrijheid als levens
beginsel, niet de vrijheid die ontaard
in bandeloosheid of plutocratie, maar
uitsluitend de vrijheid, die den mensch
in staat stelt te komen tot de ontplooiing
van zijn economische kracht.
Wij verzetten ons tegen de indeeling
van ons volk in groepen en klassen, wij
zeggen het volk is één en ondeelbaar,
dat we aan het volk moeten toemeten
met dezelfde maat de rechten en plich
ten. De derde hoeksteen is onze opvat
ting van het recht. Ik bedoel daarmee,
dat er is een recht, de geschreven wet,
voor den burger, maar ook nog een
liooger Recht, het rechtsbewustzijn, het
eciitsbcsef. Dat heeft ons gebracht op
weg naar den vierden hoeksteen, dat
we hebben verplichtingen tegenover de
economisch zwakken, dat heeft ons ge
bracht tot een staatkunde die beoogt te
hervormen en te verbeteren en de ver
houdingen in overeenstemming te bren
gen met den geest des tijds.
Dat zijn de hoeksteenen van het vrij
zinnige gebouw. Die beginselen zijn als
zuilen zoo hoog dat ze wel een poli
tieke worsteling waard zijn. Ik hoop en
vertrouw, dat ons volk dat zal inzien
en dat er moge kome 11a de duister
nis van heden, het licht van den libe
ralen dag.
Thans kom ik tot het tweede gedeelte.
In de politiek hebben we hiermede
te maken, of uit dat standpunt is af le
leiden een deugdelijk regeeringsbeginsel.
Het kerkelijk beginsel hoort thuis bij
theologen en op deputatcn-vergaderin-
gen. Het bewijs daarvoor is geleverd
door onze christelijke regcering. Toen
deze aan het roer kwam werd er im
mers gezegd dat we zouden krijgen
specifiek christelijke politiek. Maar de
dagen gaan, de wekey, gaan, de maan
den gaan en rU? jaren gaan en de spe
cifiek christelijke beginselen spelen nog
s.teeds verstoppertje. Men merkt er nog
niets van. Al die kerksche uitspraken
zijn nog niets geweest, dan wat de
Franschman zoo geestig uitdrukt, „des
mots sur des rubans," woorden op lin
ten geschreven, die 1111 vroolijk uitwap
peren maar straks als de dorre bladeren
in het slijk worden getreden.
Maar zult ge zeggen als er niets is
veranderd waarom bestrijdt ge dan het
ministerie? Ja er is wol verandering ge
komen,- maar niet in de richting, zooals
ze die hebben voorgesteld, er is veran
dering gekomen ten kwade. Stilstand is
er gekomen in de sociale wetgeving.
Toen de regeering optrad, vond ze
o. a. de armenwet gereed, een wet voor
die armen, die geen nacht en geen dag
meer kunnen wac den. En ze wachten
nu al drie jaren en zullen nog wel lang
moeten wachten. Dikke woorden genoeg
in de troonrede's. Die zijn nog nooit
zoo dik en zoo vet geweest. Daarin zijn
de sociale wetten de paradepaarden,
die men in het gezicht van de stembus
vroolijk laat draven, hop, hop, hop
maar daarna worden ze weggeborgen
in het donkerste hoekje van den
stal.
Wc hebben een moedwillige scheiding
gekregen van links en rechts, juist in
een tijd, dat het noodig is, dat de zonen
van één volk samengaan omdat men
niet weet wat de toekomst brengt.
Ten derde hebben we het roekeloos
spel met onze handelspolitiek, waarvan
Dr. Kuyper zelf getuigde dat het ons
land heeft grootgemaakt; onder allerlei
drogredenen worden pogingen gedaan
ons terug te werpen in een toestand,
die ons volk al lang heeft veroordeeld.
Ten vierde hebben we reactie op
elk gebied. Wel mocht Dr. Kuyper
zeggeu: niemand wil reactie, maar dan
mag men ook zeggen, Kuyper is een
psychologisch, een zielkundig raadsel
want al zijn daden getuigen van reactie.
Op do jaarvergadering van den Bond
van Buig. Ambtenaren werd hei rond
uit gezegd, dat men niet meer vrijuit
durfde spreken. Zij wisten aan de Sy-
brandy 's is alles geoorloofd maar aan
de anderen niet.
Reactie ook in onze belastingheffing.
Bij de liberalen is altijd het streven
geweest de lasten te leggen op de
sterke schouders en die af te nemen
van de zwakke. Wanneer men de
finaneieele politiek van de laatste 20
jaren nagaat, dan ziet men dat 35 mill,
gulden per jaar zijn afgenomen van de
zwakke schouders en overgedragen op
de sterke. En wat doet Kuyper? Met
zijn tnriefwet gaat hij probeeren of hij
veeren kan plukken van een kikker. Ook
dat is reactie. En debcoogde wijziging van
de gemeentewet is hot meeste eigen
aardige feit van de eigenaardige feiten
van dit ministerie. Dat ontwerp is zoo
reactionair, dat het niet alleen omver
werpt, wat liberalen hebben gedaan
maar ook wat zijn eigen menschen wil
len. Deccntralisatieis een anti-revolutionair
beginsel. En wat doet nu Kuyper? Hij
wil juist centralisatie, hij werkt precies
in de verkeerde richting en reageert
zoodoende op eigen beginselen.
E11 in de vierde plaats hebben wede
Postwet, die de ingezetenen gaat over
leveren aan den willekeur vau den post
ambtenaar, die heeft te oordeelen of er
in een biljet ook iets staat, gevaarlijk
voor het staatsgezag. Ja dat iseenmooi
woord, maar waar begint het en waar
eindigt het? Is het misschien staatsge
vaarlijk als ik zeg dat Kuyper niets ge
daan heeft. Nu mag het nog, maar latei-
als ik het op papier zet en het is bijv.
3 dagen voor een verkiezing dan blijft
bet misschien liggen, en wordt dan den
vierden dag bezorgd, omdat het bij na
der inzien toch niet zoo gevaarlijk bleek.
De rechter zal zoodoende voortaan niet
meer beslissen of iets staatsgevaarlijk
is. En een postambtenaar van de dorre
"Vcluwe, die verlangt naar de vette klei
en de grazige weiden van Noord-Hol
land zal wellicht denken, laat ik maar
veel biljetten inhouden, misschien helpt
het mij wel bij mijn bevordering.
We raken meer en meer in 't moeras.
Om daaruit te komen worde straks ge
ijverd en worde straks een beroep ge
daan op lien die de vrijzinnigheid lief
hebben.
Debat in 't volgend nummer.
DEN 1IAAG, 2 Dcc.
Langzaam, zeer langzaam kruipen dc
beraadslagingen over de Indische begroo
ting voort en 't is uitteraard onmogelijk
in een weekoverzicht alle zaken te ver
melden. De algemecne beschouwingen
duurden tot Zaterdag VAli^de vorige
week. Alleen belangrijk was't antwoord
van den Minister. Omtreut de espedities
n dé Gajoe- en de Allaslanden vertelde
hij niets nieuws. Hij beloofde echter
uitdrukkelijk, da - geen nieuwe excursies,
expedities of wac ook zouden ondernomen
worden buiten de hoogste noodzakelijk
heid. Laat ons hopen, dat deze belofte
tooneelcn als op Sumatra zal oorkomen.
't Financieel gedeelte scheen den
Minister zelf niet heel duidelijk te zijn.
Zoo verklaarde hij eenmaal 't geheel
met den lieer "Van Deventer eens te
zijn; toon hij echter 't bewuste gedeelte
met diens artikel voorlas, bleek 't dat
Mr. "Van Deventer juist beweerde, wat
de Minister bestreed. Intusschen onze
indruk" is, dat de gevraagde som wel voor
Indië zal toegestaan worden, al zijn velen
't niet eens met de wijze vaarop die
steun verleend wordt, of met 't bedrag
dat Nsordt toegestaan
Lit 't besprokene bij de artikelen
willen we alleen behandelen de kwestie
der koelie-schandalen in Deli.
Bekend is, hoe de heer Van Kol reeds
in 1898 over deze kwestie sprak, hoe
daarna de geschriften van Mr. Van den
Brand aller aandacht op de behandeling
tier koelies in Deli vestigde. Een onder
zoek door den lieer Hoetink en daarna
door den lieer Rhemrev ingesteld, bracht
aan 't licht, dat de toestanden daar
werkelijk onduldbaar zijn. Wonderlijk
genoeg weigert de Minister 't laatstbe
doelde rapport te publicceren, ja wil 't
zelfs niet aan dc Kamer ter inzage
zenden.
Alleen de konklusies worden gepubli
ceerd en wezen op mishandelingen, slechte
rechtspraak, enz. Van alle zijden werd
op publicatie aangedrongen, de Minister
was echter niet te vermurwen.
't Moet voor den heer "Van Kol een
voldoening geweest zijn, eindelijk door
allen te zien erkend, dat hij gelijk had
bij zijn klachten en dat hem daarover
zelfs van de rechterzijde hulde werd
gebracht.
Ook gelijk gaf hem de heer Cremer,
clie vroeger als Minister steeds ontkend
had. Ongelukkig scheen ons echter diens
uitdrukking, dat deze „geestelijke inzin
king" dan in de laatste jaren moest
ontstaan zijn.
Deze bewering lokte een fulminante
rede van den heer Troelstra uit, waarin
deze den lieer Cremer geducht te lijf
ging en zijn partijgenoot Van Kol met
een aureool omgaf, die ons echter wel
wat al te groot en te lichtgevend leek.
Beter doeltreffend was As heeren Troel
stra's eerste rede geweest, waarin hij de
rapporten nog eens goed naging en naar
aanleiding daarvan met den heer Van
Kol een motie voorstelde, waarin hoofd
zakelijk den Minister werd aangeraden
op den ingeslagen weg voort te gaan
en alleen nog op de instelling van een
commissie werd aangedrongen, om de
heele zaak nog eens te onderzoeken.
De Minister zeide, dat hij de aan den
dag gebrachte feiten met kracht wenschte
te bestrijden, dat hij in zoover dus niets
tegen de motie had, maar dat hij toch
niet dc aanneming aanried, omdat 't
eenmaal niet aangenaam was voor iemand,
die in de goede richting ging, nog eens
opzettelijk een duw in den rug te krijgen
om hem wat harder voort te drijven.
De Kamer wilde dc motie niet graag
verwerpen, omdat zulks een verkeerden
indruk zou geven, daarom stelden de
heeren Fock, De Waal Malefijt en De
Visser een andere motie, die op 't zelfde
neerkwam, doch waarin de „duw" ont
brak.
De Minister zeide, dat hij, was hij
Kamerlid, voor deze motie zou stemmen
en 't gevolg was, dat de Kamer de motie
zonder hoofdelijke stemming aannam,
aldus te kennen gevende, dat ze een
krachtig ingrijpen in Deli beslist nood
zakelijk achtte.
Over de andere ter sprake gebrachte
zaken, hoe belangrijk ook, zwijgen
we. Koffie en onderwijs, verlaging van
salarissen en pensioenen, tin en ge
vangeniswezen 't ging alles in bonte
volgorde 't oog der Kamerleden voorbij,
die er echter niet voldoende door ge
boeid schenen; althans de zaal was maar
zelden vol en Donderdagochtend kon
niet eens op tijd (kwart over tienen)
begonnen worden, daar minder dan 51
leden aanwezig waren.
De Kamer is laat dit jaar en zal waar
schijnlijk eerst 6 December met de al-
gemeene beschouwingen over de Staats-
bcgrooting beginnen, of vijf dagen later
dan verleden jaar.
Zou minister Kuyper daarbij komen?
Dat is ieders vraag.
UIT DE PERS.
In de „Telegraaf" van Vrijdag 25
November komt het volgende artikeltje
voor van Jen lieer Levy, die op zijn
gGSVbne scherpzinnige wijze zijn oordeel
uitspreekt over den uitbrander, die de
lieer de Stuers van de Roomsch-Katho-
lieke kamer-fractie heeft gekregen.
Wc nemen dil artikel in zijn geheel
over
Eene Executie.
Een voorval, in de zitting van de Twee
de Kamer d.d. 24 November j.l. mag, om
den wille der eonstituoneele beginselen, niet
ouopgemerkt voorbijgaan.
Men kent do feiten.
In de zitting van 23 November j.l. had
de heer De Stuers te berde gebracht de
wijze, waarop onze troepen, ter gelegenheid
der expeditie in de Gajoe- en Alaslanden.
waren opgetreden. Buiten beschouwing en
wel opzettelijk buiten beschouwing blijven
vorm en inhoud zijner te dier zake gehou
den rede. Gevolgd werd zij echter door het
geen, in de bladen, wordt vermeld:
De heer Kolkman legt namens de katho
lieke partij de volgende verklariug at:
„Ten diepste betreuren ook wij't datvrou-
„wen en kinderen van de expeditie naar de
pGajoc- en Alaslanden de slachtoffers zijn
„geworden Desniettemin betreuren wij ten
„zeerste en keuren wijten zeerste af de wijze,
„waarop de heer Stuers zieh uitgelaten heeft.
„Hoezeer wij toeh wensehen, dat zoo wei
„nig mogelijk expedities plaats hebben, ver
slapen wij dat de expeditie tegen de Gajoe
„onvermijdelijk was en dat wij het beleid
„der regeering volkomen goedkeuren; en
„dat, naar onze overtuiging, de heer De
„Stuers sprekend zooals hij gedaan heeft
„(0111 geen scherper woord te gebruiken)
„allerminst een dienst aan het land heeft
„bewezen."
Het is deze „Verklaring" die mij uiter
mate bedenkelijk voorkomt, heel wat be
denkelijker dan de rede, welke haar uit
lokte, hoe men over deze laatste oordecle.
De „Verklaring" toch komt des Volksver
tegenwoordigers vrijheid te na,en vervalseht
de volkskeuze, mitsdien de verhouding des
volks tot zijne Vertegenwoordiging.
Het eerste punt is dunkt mij, voor een
blinde, klaar. Art. 82 der Grondwet van '48
behelsde het voorschrift: „De leden stemme11
„elk volgens eed en geweten zonder last
van of ruggespraak met hen, diebenoemen."
Bij de jongste Grondwetswijziging zijn de
woorden: „elk volgens eed en geweten." uit
Artikel 80 weggelateu. Waarom? „Omdat de
„achterwege gebleven uitdrukkingvolkomen
„overtollig was. Dat een afgevaardigde den
„eed of de belofte, die hij had afgelegd, al
lereerst bij het uitbrengen zijner stem zou
„moeten opvolgen, sprak toch wel van zelf."
(Arntzemus, Handel 11 blz. 349).
Het schijnt waarlijk niet overbodig om,
hetgeon „van zelf spreekt" terug te roepen
in het geheugen van hen, die tot de „ver
klaring" medewerkten. Hoe! Een volksver
tegenwoordiger doet zijn plicht door rond
uit zijne meening te zeggen over een of
ander punt van Regeeringsbeleid. Dit op
treden mishaagt u, te recht often onrechte,
het is vlakweg onverschillig. En nu zou
het vrijstaan openbare censuur op hem toe
te passen en hem vlakweg te beschuldigen
's landsdienst niet te behartigen! Met wel
ken zweem van recht, met welken schijn
van bevoegdheid?
Treedt de afgevaardigde, van onverschil
lig welke richting, in eene partij als een sol
daat in het gelid en heeft hij op commando to
spreken of te stemmen?
Laten buitensporigheden als deze verkla
ring antecedenten worden, en gij hebt Mam-
melukken gekweekt, die karakter aan partij-
inzicht ten offer brengen. Is daarmede het
parlementaire stelsel gebaat?
Dit laatste is het tweede belang, waarom
de „verklaring" strengelijk moet worden
afgekeurd. De staatkundige partij is nirts
dan de korte benaming Yoor hetgeen een
volksgroep in 's lands belang oorbaar' en
wenschelijk acht. Zij is, gelijk de klapper
bij een geschrift, het register bij een boek,
de titel bij een wet, de verkorte inhouds
opgave van haar streven, ton dienste van
het spraakgebruik, dat met langademige op
somming van onderdeelen kwalijk gediend
ware.
Wordt echter de staatkundige partij op
gevat en gehanteerd, als een band en vel
band, zóó klemmend en vast, dat zij ruimte
voor èene eerlijke, persoonlijke overtuiging
hoe afwijkend deze zijn moge, niet gedoogt
dan herleeft het imperatieve mandaat. De
volkskeuze is dan slechts vrij in schijn
want zij ontvangt richtsnoer, leiddraad en
wot van partij-programma's en partij-uit
spraken. Voor het uiterlijk kan het verte
genwoordigend stelsel dan misschien nog
zich handhaven, doch de ziel is er uit 011
de waardigheid tevens. Dit toch wete men
constitutioneele beginselen zijn, hetgeen men
ze maakt.
Dictatuur gedoogt een man van karakter
niet. Vat eene aanmatiging, als gelegen is
in de „Verklaring" post in ons publiek le
ven, het eerste gevolg zal zijn dat onze
volksvertegenwoordiging uit partij-creaturen
gaat bestaan. Dit ware, voor het parlemen
taire stelsel niets meer of minder dan een
doodsteek.
I. A. LEVY.
Amsterdam, 25 Nov. 1904.
Ouzo tijd staat in het toeken van den
automaat. Men heeft chocolade- brief
kaarten- perronkaarten- gas- en tal van
andere automaten, men heeft automati
sche weegtoestellen, automatische lunch
rooms, automatische worstmachines
ja, het zal niet lang duren of men heeft
zelfs automatische kindermeisjes en school
jongens! Het nieuwste artikel op dit ge
bied is echter de examen-automaat, die
in Frankrijk is vertoond.
Naar aanleiding n. 1. van een groot
aantal ongeteekende brieven heeft de
justitie een onderzoek bevolen naar de
handelingen van een apotheker, die zich
betastte met de opleiding van jongelie
den voor liet apothekers-examen. liet
blijkt nu, dat genoemde apothekci
meer vertrouwen bezittendein zijn eigen
kennis, dan in die zijner leerlingen,
onder aanneming van geld zieh in hun
plaats aan liet examen onderwierp en
hen daardoor den titel deed verwerven.
Bij ons, de Europcesclie Chineezen
zou zoo iets onmogelijk kunnen voor
komen, maar in liet vrije Frankrijk
schijnt men zoo nauw niet te zien.
Er zou ecliter wellicht hier, waar de
exanienwoede nog steeds klimmende
is, nog meer mee te verdienen zijn. Maai
wie weet, als liet nieuwe onderwijswetje
er eens door is, hoeveel automaten we
dan hier nog te zien krijgen! De wereld
wil steeds iets nieuws!
Zoo komt uit Parijs het bericht van
een zeer nieuw, maar wel eenigszins
gevaarlijk middel om taudeu te plonibee-
rcn.
.Aldaar had een tandmeester een eisch
tot echtscheiding tegen zijne vrouw in
gediend. In een lievigen twist daarover
schoot de vrouw een reiolver op haar
man af. De kogel drong den tandmees
ter door de bovenkaak en zette zich
vast in een hollen kies, zoo althans
luidt het verhaal.
Er wordt niet bij vermeld, maar het
lijkt ons nog al waarschijnlijk, dat van
het echtscheidingsproces nu voorloopig
wel niets zal inkomen, daar de tand-
mecstersvrouw door haar schot haar man
een nieuwe toekomst als rtandenschieter'
heeft geopend, en zijn financieelen toe
stand heeft gered.-
Van redden gesproken, dat gaat niet
altijd even gemakkelijk. Zelfs een red
dingsboot heeft vaak moeite zich zelf te
redden! Dat blijkt tenminste uit het vol
gende feit. v-