Wie weet hierbij een verbetering te
ontdekken? Men heeft mij gezegd: 't
is geen verslechtering. Maar daarmee is
dan juist de novelle veroordeeld, want
iets wat niet slechter is, hebben we niet
noodig, we moeten iets hebben dat beter
is. Die kweekscholen zullen trouwens
ook geen goede onderwijzers afleveren,
niaar onderwijzers van een bepaald ge
halte, van een bepaalde kleur.
Voor de bijzondere onderwijzers, wordt
een wettelijk vastgesteld minimum uitge-|
koerd. Er is echter maar één voorwaarde,
dat die uitgekeerde minima ook ten
goede komen aan de onderwijzer n.l.
een kwitantie, een papiertje.
Ik wil niet spreken van Oud-Testa-
mentisch, maar ik zou het willen noemen
een echt patriarchaal vertrouwen om
zich met zoo'n papiertje tevreden te
stellen, om dat voldoende te achten als
bewijs dat de onderwijzer ook werkelijk
het uitgekeerde geld krijgt.
Hierbij is nog een verbetering. Die heb
ik zoo even vergeten of liever overge
slagen omdat die beter hierbij te pas
komt. Er zijn ook verhoogde minima,
voor hoofden van scholen geregeld naar
liet aantal schoolgaande kinderen, 't Is
mij een zielkundig raadsel waarom men
dat verschil heeft ingesteld. Misschien
redeneert men, dat in groote plaatsen,
waar men groole scholen heeft de be
hoeften grooter zijn dan in kleinere
plaatsen met gewoonlijk kleine scholen.
Maar dan nog blijft het een merk
waardig punt- want waarom heeft men
dan die regeling alleen ontworpen voor
bovenmeesters en niet voor ondermeesters
ook. Men heeft zeker gezegddie leven
ovei het algemeen toch zoo beroerd,
dat we ei'maar niet aan zullen beginnen.
Ik sprak van ondermeesters en boven
meesters, die termen herinneren aan de
vorige eeuw, welnu het ontwerp doet
dit ook.
25 leerlingen zijn voldoende om sub
sidie te verkrijgen. De gemeente en
bijzondere scholen krijgen evenveel naar
deuzelfden maatstaf. Wat zijn daarvan
de gevolgen? Het rechtstreeksch gevolg
zal zijn het ontstaan van een groot aantal
kleine scholen. Hierbij moet ik opmer
ken, dat uit gemis aan technisch inzicht
al vele dingen verkeerd zijn gezegd,
want een kleine school is niet per se
slecht. Ik ken wel kleine scholen, die
heel goed zijn o.a. van de Nieuwe seliool-
verceiiighig in .Amsterdam. En dan heb
je tal van instituten, waar de regeerders
hun kinderen gewoonlijk heen zenden,
die zijn ook goed. Ik kan ook wel een
kleine school inrichten, die uitstekend
is, als men mij de noodige fondsen maar
verschaft. Ik zou zeggen 25 leerlingen,
laten we nu eens met ons vieren aan
ons werk gaan, dan zul je eens zien
hoe goed die school is. Maar dat is de
zaak niel. Zulke scholen zullen er wel
zijn, maar voor de kinderen van de wet
gevers, niet voor de kinderen van het
volk. Dat is het diep huichelachtige, dat
men wel goed weet te zorgen voor eigen
kinderen, maar niet voor de kinderen
uit de onderste lagen. Voor de kinde
ren van het plebs, van het repalje komt
het er zoo niet op aan, als eigen kinderen
maar goed onderwijs krijgen. Pestalozzi,
eon man die ook bij onze Christelijke w et
gevers nog wel gezag heeft, heeft het
zoo uitmuntend gezegd, ge kunt het
lezen in zijn zwanenzang, dat ieder kind
recht heeft op een eigen ontwikkeling,
dat ieder kind in de maatschappij recht
heeft op het meest volledige onderricht
voor al zijn gaven. En aan het slot zegt
hij: Indien dan" niet alle kinderen het
zelfde onderwijs konden krijgen, dan
moesten de armste kinderen het boste
onderwijs kunnen krijgen, want die heb
ben het het meest noodig.
Niet de vraag dus of het onderwijs
goed kan zijn aan kleine scholen, maar
men behoort deze wijzigingen te zien
in het licht van de toestanden, die elders
worden gehandhaafd, dat zijn de voor
waarden.
Als lvuyper had gezegdVoor 25
leerlingen moeten 3 onderwijzers zijn,
voor 50 leerlingen 2 onderwijzers er bij
enz. dan zou blijken dat hij verbetering
van het onderwijs wil. Maar de wet
zegt: voor 40 leerlingen 1 onderwijzer,
voor 90 twee enz. En dat wordt door
geen onderwijzer verdedigd. Dat kan
alleen verdediging vinden bij mensehen
van de politiek, maav geen onderwijzer
hij zij: katholiek, anti-revolutionair of
paganist keurt zoo iets goed. Stel u ook
voor cenc school met 90 leerlingen en
2 onderwijzers. Ieder heeft er dan een
goede 40 voor zijn rekening, cn dan
kinderen zeer uiteenloopende in ontwik
keling. Multatuli, een paganist zal men
liet wel niet kw alijk nemen, dat hij Mul
tatuli aanhaah, Multatuli nu zei: Er zijn
van die jongens, die absoluut het leeren
niet af te leeren is. "Welnu die jongens
komen misschien bij dergelijke toestan
den toch vooruit, maar de rest niet De
Nederlandsche onderwijswet heeft kleine
scholen steeds als iets ongewoons be
schouwd. Zelfs die van Heemskerck, die
men toch zeker niet van te groote liefde
voor het onderwijs zal verdenken. Het
gevolg van deze wetswijziging zal nu
juist zijn, dat tal van scholen, die nu
behoorlijk ingericht kunnen zijn, zullen
worden versnipperd en tal van kleine
scholen, die, let wel, niet uit den aard
der zaak slecht behoeven te zijn, zullen
verrijzen. En om een kleine school goed
te maken dat is duur.
Hadden we nu nog maar alleen met
de onderwijzers te doen, dan waren we
het dadelijk eens, maar de politieke
partij is het alleen er maar om te doen
om een groep kinderen af te trekken
van het onderwijs, dat zij op zich zelf
wei goed zouden vindeu
De grondfout op dit punt is dus, dat
de wijziging een zeer groot aantal
scholen naar beneden dringt en tal van
scholen sticht waar ouders hun kinderen
heenzenden, omdat ze gesuggereerd zijn,
dat zo die school moeten hebben. En
die kleine scholen zullen niet goed zijn
omdat de minimum eischcn zullen zijn
de normalen cischen.
Nu de geldkwestie. Herhaalde malen
is er reeds gewezen op den nood dei
groote gemeenten, ten gevolge van de
voortdurende uitbreiding van ls rijks
wetgeving. Minister Kuvper zegt nu:
de bijzondere scholen stellen we gelijk
met de openbare, de bijzondere scholen
krijgen 2 mill, meer en de openbare
krijgen ook meer. Men zou dus zoo
zeggen dat er ten deele is tegemoet
gekomen aan de wenschcn der gemeen
ten. Neen, zegt Kuvper, wat je aan
onderwijs meer krijgt, krijg je aan nït-
keering van de belastingen minder. Die
zet is meesterlijk. Men zou zoo zeggen,
Kuvper heeft gevraagd: hoe kan ik de
bijzondere school meer geven, hoe kan
ik de openbare school meer geven cn
toch zorgen, dat de laatste het loodje
legt.
Op 1 Januari 190(3 zal nu bijv. uit
gerekend kunnen worden, hoeveel ik
volgens de oude methode zou krijgen
en hoeveel volgens de nieuw e. Dan wordt
het verschil opgemaakt. En nu wordt
het: Als we maken, pardon daar ge
bruik ik een oneerbiedig woord, ik moet
zeggen als het noodlot wil, dat het open
baar onderwijs achteruit gaat dan is
dat voordeel. Misschien zullen er wel
gemeentebesturen, natuurlijk paganis-
tische, zijn die dat noodlot een handje
helpen. De zielkundige die dit wetsont
werp gemaakt heeft, heeft daaraan
zeker nooit gedacht. Wij hebben dus:
de openbare school, die blijft, wordt
slechter en de bijzondere school, die
komt, en er zullen er veel komen,
erwten en boonen zijn sterk ethische
middelen, is pci se slechter. Daarbij
komt nog iets. Hét is een onbetwistbaar
feit, dat de openbare school de sleep
boot is geweest voor de bijzondere school.
Door vooruitgang van de eerste moest
de tweede mee. Die heilzame concur
rentie wordt ook niet behouden, want
nu wordt het een wedstrijd, wie het
minst doet. De sleepboot is dan weg.
Als aan de gestelde minima maar wordt
voldaan, dan treden de bijzondere scholen
niet op als concurrenten maar als rem
mers, de geweldige sleepkracht wordt
opgeheven.
Maar minister lvuyper zei, dat het
streven moet zijn om 3/3 van de kin
deren op de bijzondere school te krijgen,
en hij dus zoo beminnelijk was zelfs
kinderen van paganisten daar te willen
hebben; waar mannen als Fabius en de
Waal Malefijt steeds zeggen dat men te
veel uitgeeft voor onderwijs, daar weten
we, dat de geweldige macht die deze
novelle hun geeft, door hen niet ge
bruikt zal worden ter verbetering van
het onderwijs.
De kleine verbeteringen, die het ont
werp geeft worden geweldig ovcrheerscht
door de schadelijke gevolgen. liet peil
van het onderwijs, zoowel van het bij
zonder als van het openbaar moei dalen.
Daarom alleen ben ik een beslist tegen
stander van deze novelle, omdat de
vraag niet is krijgt het kind goed onder
w ijs, maar krijgt het gekleurd onderw ijs.
Ik stel u voor thans eenigc minuten
te pauseeren, dan hoop ik u straki te
bewijzen, dat de zoo vaak gesmade en
veroordeelde neutrale school slechts de
eenig ware school kan zijn.
Pauze.
Als men vraagt, wat de aanleiding is
om een betoog te leveren ter verdediging
van de neutrale school, dan zijn er vele
rédenen, waarvan er echter twee op den
voorgrond dringen. Zoo o.a. wat men
al wel van de neutrale school zegt. Ik
wil hier niet spreken van de kleine
blaadjes, van dat persgespuis dat voor
een eigen parochie schrijft; maar wat
de groote, fatsoenlijke bladen er van
zeggen. Hoe kan een onderwijzer neutraal
zijn? Hoe kan een man van karakter
in school zijn beginsel onder stoelen of
banken steken? Ziedaar vragen, die men
vaak van de tegenpartij hoort en voor
welker beantwoording men dient na te
gaan in hoeverre het begrip neutraal
van die partij juist is.
Om een juisten kijk op een of anderen
toestand te krijgen, heeft men met de
geschiedenis te maken, we moeten dus
de geschiedenis van de school weten,
't Is misschien vrij boud van mij ge
sproken als ik beweer, dat er in de
geschiedenis nog veel voor u te leeren
is. Maar ik durf dit gerust te zeggen,
want een man als mr. de Savornin
Lobman toonde in de kamer tegenover
Trcub, professor Treub, maar groote
mannen noem je altijd maar zoo bij den
naam, tegenover Treub dan, dat hij ook
niet op de. hoogte was. Hij zeide n.l:
Iedereen die eenigszins met de bij
zondere scholen bekend is weet overigens
dat het niet waar is, weet dat de be
weging bij de Protestanten over de
Katholieken kan ik niet oordeelcn, omdat
ik niet onder hen verkeer niet van
dominees, maar van de gezinnen is uit
gegaan. Wel wordt geld gevraagd op
aanbeveling van predikanten, want er
moet iemand zijn die den collectant
introduceert, anders zou iedereen wel
geld kunnen komen halen. Maar van
de gezinshoofden is de beweging uit
gegaan, meer nog van de bijzondere
onderwijzers die, zich zelf gevende voor
de zaak ondanks het nadeel dat zij leden
door niet bij het openbaar onderwijs te
gaan, de bijzondere scholen hebben in
het leven geroepen, en dat, zonder dat
de meeste predikanten destijds er aan
medededen. Later werd, althans in
vele gemeenten, geen predikant beroepen
waarvan men niet wist dat hij was vóór
de bijzondere school.
Zóó is de geschiedenis geweest. Het
geen de heer Treub ons voorstelt, toont
aan, dat hij nog geheel en al zit in oude
dogma's waaruit hij zich als vrijzinnig
democraat eerst zal moeten losmaken,
voordat hij er aan denken kan eenigszins
de leiding te aanvaarden van het Neder
landsche volk.
Hij noemde- de beweging voor de bijzon
dere school ovcrhcersching van predi
kanten op staatkundig gebied, maar de
bijzondere school komt mij voor juist
het beste middel te zijn, om de ovcr
hcersching van predikanten tegen te gaan.
Gisteren is reeds opgemerkt, dat juist
de openbare school is tot stand gekomen
onder den middellijken invloed van de
moderne predikanten. Dat is de oor
sprong geweest van de bevoorrechting
der openbare school, tot zij haar toppunt
bereikte onder Kappeyne. Toen is er
langzamerhand achteruitgang gekomen.u
Dit nu is volkomen in strijd met de
historie. Eu dat wist mr. de Savornin
Lobman zelf ook wel, maar hij had het
nu eenmaal in zijn réde noodig.
Gaan we nu de geschiedenis eens na,
dan zien we, dat wanneer er welvaart
is, weinig voor het onderwijs gedaan
wordt. Karei V en Eilips II hebben
veel voor ons onderwijl gedaan en de
Slaten-Generaal namen het van hen
over. En bovenaan de mannen die veel
zorg hebben besteed aan de school staat
Prins Willem I. Hoe komt dat? Zij hadden
ieder voor hun doel flinke mannen
noodig, ze wisten dat een goede school
daarvoor de beste waarborg was.
En in de 18c eeuw. Nederland was
rijk en nam rust en voor het onderwijs
werd zoo goed als niets gedaan. Zoo
lang de staat de zorg voor het onder
wijs had, was het onderwijs goed, toen
in de 18e eeuw de kerk zich er meer
en meer mee ging bemoeien was het
onderwijs slecht. Tal van vereenigingon
hebben toen geprobeerd het onderwijs
te verbeteren, zoo o. a. de Maatschappij
tot Nut van 't Algemeen, het Zeeuw-
schc Genootschap e. a. maar het baatte
niet. Totdat met de groote revolutie van
1795 is ingehaa'd het beginsel, dat nog
als grondbeginsel wordt gehuldigd, n.l.
de staat behcerscht alle onderwijs door
eenparige, wetten. Under dat beginsel
zijn de reglementen van I8U1 en 1803
en de wet van 1806 tot stand gekomen.
De schoolwet van 1800 schreef de chris
telijke school vóór, maar niet de calvi
nistische, omdat er al te veel ropmschen
waren; joden telden men niet en
paganisten, dut woord kende men nog
niet. Maar den onderwijzers werd ver
boden leerstellig onderwijs te geven.
Om nu geheel de, verdere schoolge
schiedenis in Nederland te begrijpen,
moet men bedenken, dat er in ons land.
twee machtige kerkelijke partijen waren,
die elkaar het licht in de oogen niet
gunden. Z. M. "Willem 1, die nog met
onverantwoordelijke ministers regeerde,
werd uit den treure vervolgd en ver
veeld om een nieuwe onderwijswet. In
1824 gaf hij last een nieuwe wet te
maken, maar er kwam niets van, daar
men geen oplossing kon vinden die
beide partijen bevredigen kon. Ten einde
raad gaf Z. M. in 1830 (Besluit van
27 Mei 1830) last, om te waken, dat
men zich in de openbare scholen niet
zou bedienen van boeken, die iets be
vatten strijdig met de zeden of dat aan
stoot zou kunnen geven aan ('e 'een of
andere gezindte. Aooral dat laatste is
van groote beteekenis. Waarom? Tot
nog toe was het verboden leerstellig
onderwijs te geven, dogma's waren dus
verboden. Thans mocht men gceil aan
stoot geven aan andere gezindten. Dat
is dus de eerste maal dat in Nedérland
de zoo vermaarde neutraliteitsformule
werd uitgesproken. Het hielp echter
niet veel. Men had toen twee partijen,
die tegenover elkander stonden, Room-
schen en Calvinisten. En inplaats van
dat de klachten verminderden, vermeer
den ze juist. In 1842 werd nu het he-
roiëk besluit genomen,dat elk geestelijke
liet recht erlangde, opgave te vragen
van alle boeken, gezangen enz. om na
te gaan of er ook iets in stond wat
zijn godsdienstige overtuiging hinderen
kon.
De pastoor kon dat doen, de dominé
en ook de rabbi. Yonden zij dan iets
kwetsends, dan werd dat met papier
overplakt. Dat overplakkcn getuigt zeker
van veel kinderpsycholoyie. Stel u dat
maar eens voor, kinderen met boekjes
waarin zooveel overplakt was. En er
was veel te overplakkcn, want men kan
wel begrijpen, dat de boekjes uit dio
dagen die Herk den geest ademden van
v. (1. Ende en v. d. Palm, voor-de Ka
tholieken vooral veel te overplakken
gaven. Dat is zeker, de paedagogiek
heeft er geen groot woord in gehad,
maar dat is steeds zoo, dat heeft ze
nog niet.
Nu stond cr in de onderwijswet van
1806, dat R. en W. toestemming moesten
geven tot de oprichting van een bijzon
dere school. Het spreekt van zelf, dat
in overwegend Calvinistische gemeenten
geen kans bestond voor een R. K. school,
cn omgekeerd ook niet. Onder den drang
van beide kanten kwam nu bij de grond-
w etsherziening van 1848 de vrijheid van
onderwijs, zoodat de overheid dus geen
toestemming meer behoefde re geven.
Daarbij werd tevens bepaald dat binnen
2 jaar de onderwijswet moest zijn her
zien, dus in 1850. Bekwame spoed is
er echter altijd geweest, zoodat er in
1850 nog niets was. Die herziening
kwam eerst in 1857. Wel waren er ver
schillende ontwerpen geweest maar steeds
mislukten ze op dit cene punt: hoe
brengen we de vrijheid van onderwijs
in verband met art. 194 der Grondwet
m. a. w. hoe maken we de school toe
gankelijk voor allen. Een van de arti
kelen, dat het meest kans had van aan
genomen te worden verplichtte den
onderwijzer zijn onderwijs dienstbaar te
maken aan het aankweeken van chris
telijke. en maatschappelijke deugden,
terwijl hij eerbied moest inprenten voor
alle gezindten. Hij prent dien eerbied
in. Een storm van verontwaardiging
heeft dat gewekt bij dc a. r. Eerbied
voor den anders geloovige, dat ging
den a. r. te ver. Wanneer er jodenkin
deren in dc school waren, zou men dus
niet over den Christus mogen spreken?
En stel u voor, den anti-revolutionairen
moest men eerbied inprenten voor de
katholieken! En wat men het ergste
vond, er zou zelfs een jood aan het
hoofd eener school kunnen staan. Men
heeft zich in 1856 heel niet voor kun
nen stellen, dat er nog wel heel andere
mensehen dan joden bovenmeester zou
den woi den?
In zijn advies aan Willem III noemde
Groen zelfs de voorgestelde formule een
verloochening van het Christelijk karak
ter onzer natie, en een prijs geven aan
de roomsehen.
Dc calvinisten wilden een calvinisti-
schen school. Dat kon niet en roomsch
dat mocht niet. Duidelijk blijkt dus dat
de neutrale school niet in het leven is
geroepen door de moderne predikanten
maar ze is dc vrucht van den onver-
zocnlijken strijd tusschen calvinisten en
roomschen. De neutraliteit was van
twee kwaden het minst kwade kiezen.
"Waar de kerk zich van de school
meester heeft gemaakt was het onderwijs
slecht, vandaar dat cr veel waren, die
dankten voor het feit, dat de school
staatsschool was.
Wat hebben we nu .onder de neu
trale school te verstaan? De litteratuur
over dit punt is vooral tusschen 66 en 70
legio. Ik neem van de meest bekende
brochures die van mr. van Bemmelen,
Ds. Lampinck en van Degenhard. Als
men deze boekjes leest dan treft ons
dat de onderwijzer Degenhard de zaak
van den gezonden kant bekijkt Hij
vraagt niet wat de partijen willen, maar
wat is het recht van het kind? Dat is
liet eenigc goede standpunt. De school
is steeds de speelbal geweest van de
partijen. Voor de a. r. is de neutrale
onderwijzer iemand, die geregeld met
de hand voor zijn mond staat. Dat beeld
geeft ook mr. van Bemmelen, die geen
andere eisch stelt aan den onderwijzer
dan dezo: pas op, dat ge niets zegt.
Voor alles werd gevraagd wat zegt ge
niet? En daarvan heeft de Nederlandsche
school geprofiteerd, want dc onderwijzer
heeft juist daardoor gelegenheid gehad
zich in dc school te ontwikkelen.-Ter
wijl de partijen kibbelden en de neu
traliteit zochten in het negatieve leerde
de onderwijzer, dat de eenig waar
achtige eisch die gesteld mag worden is:
Wat doe ik wel? Deze eenig hooge
eischHet kind heeft recht op een eigen
ontwikkeling en een ander heeft niet
het recht een model van dat kind te
maken naar zijn beeld. Geef het kind,
wat dos kinds is, ziedaar de neutrali
teit van den Nedcrlandschen onderwijzer.
Ik ben 27 jaar onderwijzer, en nog
nooit hebben ik iets behoeven te ver
zwijgen of tc zeggen, wat een kind kon
krenken; niet om dc wet, maar uit
eerbied voor het kind.
In elk dogmaticus voelen wij juist
iemand, die misbruik maakt van het
kind. Men mag het kind niet verkneeden
en verknoeien, naar een dogmatiscken
vorm.
Neutraal zij men tegenover wat het
kind worden kan en wat het kind zelf
wil.
De opleiding tot christelijke en maat
schappelijke deugden kan het beste
geschieden zonder leerstellig onderricht.
I iefde en verdraagzaamheid, wraardeering
van elkander kunnen niet gekweekt
worden door het leerstellig onderwijs
waardoor het kind mystiek-instinctief
iets vijandigs gaat zien in elke andere
overtuiging. Neen slechts door waar
deering van elkander, door het aan
kweeken van een diepgevoelden eer
bied voor elke eerlijke overtuiging,
daardoor worden de christelijke deugden
beoefend.
Ten slotte. Het onderwijs aan een
bijzondere school kan goed zijn, maar
het echt neutrale onderwijs, dat geken
merkt wordt, gehoorzamende aan de
eischen van het kind, moet per se goed
zijn.
Naastenliefde en verdraagzaamheid
zijn zeker Christelijke maatschappelijke
hcidcnsche lengden. En die worden
aangekweekt op de openbare school,
waar de kinderen niet ingedeeld worden
naar pai tijen, maar waar we alleen
weten, dat ze kinderen zijn. En dan
zeg ik: De christelijke partijen, die zoo
prat gaan op hun deugden, praten over
verdraagzaamheid, de neutrale school
bereikt ze. Langdurig applaus).
Debat.
De voorzitter geeft voor debat, waar
voor zich opgeven de heeren Th. van
Lent, hoofd der R. K. school te Zeist
en J. R. van 't Ilof, één uur.
De heer v a n L e n t. Ik moet be
ginnen met eene woord van hulde aan
den heer Gerhard, voor de wijze waarop
hij hedenavond het onderwerp heeft be
handeld, waaruit telkens en telkens de
onderwijzer sprak vol liefde voor onder
wijs en jeugd, en tevens voor de
manier van 6prekcn, waardoor het den
inleider gelukt is op onderhoudende
wijze, met groote kennis van zaken,
hier en daar zelfs op humoristiche wijze
de vergadering 3 uur te boeien.
Het doet mij genoegen van den heer
Gerhard de verklaring te hebben gehoord
en van die verklaring neem ik gaarne
acte dat de verschillende gezindten
recht hebben op een onderwijs, dat
naar hun geest wordt gegeven.
Alles wat gedurende de drie uren is
gezegd in de wij kunnen wel zeggen
twee redevoeringen, aan grondige
critiek te onderwerpen is ondoenlijk,
daarom wijs ik er nadrukkelijk op, dat
het niet aanroeren van een of ander
punt, nog niel een volkomen instemming
inhoudt.
Hoewel inleider cr niet lang bij heeft
stil gestaan, is toch ook hij overtuigd
van het ongrondwettige der novelle. Ik
ineeit daartegenover te moeten stellen,
dat zeer kundige rechtsgeleerden o.a.
prof. Buys zulks hebben ontkend en
wel degelijk van oordeel zijn, dat art.
194 geen beletsel is voor het verleencn
van meer steun aan het bijzonder onder
wijs. Ook de eerste Kamer sprak zich
in dien geest reeds vroeger uit.
Inleider heeft zich afgevraagd: wordt
het totaal van onderwijs vermeerderd of
verminderd en komt dan tot de voor
mij onbegrijpelijke conclusie, dat het
onderwijs zal verslechteren.
Dit nu ben ik met hem vlakwmg
oneens. De bijzondere scholen zullen
ondanks dc felste oppositie blijven be
staan. Thans houden zij zich staande
met moeite van wat hun wordt geschon
ken. Gebrek aan middelen doet een
toestand geboren worden, die inderdaad
niet goed te noemen is. Doch indien de
bijzondere school ook de staatsbescher-
ming zal krijgen en finantieel zich zal
kunnen weren, zal ook haar onderwijs
verbeterd kunnen worden. Nu moet van
het gegev ene gelceld worden en dan kan
men dc zaken niet geheel in de perfectie
hebben.
Ook ik wil niets liever dan het onder
wijs zoo goed le maken ah het maar
eenigszins kan.
Bij /liet nagaan van dc gebreken be
gint de heer Gerhard met de Wacht
gelders. Ook ik zou niets liever wen
schcn, dar. dat alle onderwijzers die
door deze wijziging schade lijden aan
spraak krijgen op billijke vergoeding.
"Wij worden er maar leelijk op aange
zien en toch wenschcn we niets liever, dan