No. 18, 2e Jaargang r Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Wees U Het zoekende Licht. Buitenland. „De schoolstrijd heeft uit". FEUILLETON. Voor Vrouwen. Verschijnt Woensrings en Zaterdng». DE EEMLANDER. ltui-cau Hendrik van Viandenstraat 28, Abtinementsprlji Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs «Ier advertentiëu Van 1 tot 5 regels 0.40 voor iedercn regel meer0.08 Bij abonnement aanmerkelijke korting Herhaaldelijk war den nota's, knitan- tiën enz. roor „De Eenilander", aangeboden ten linise van oneen penningmees ter. Om misverstand te voor komen gelieve men er goed nota van te nemen, dat alles, betreffende ons blad HOPT gezonden worden aan ons bureau, Hendrik van Vianden straat 28 daar anders geen betaling zal worden gedaan. „Broeders, de principieele schoolstrijd heeft uit en God geve, dat hij nooit terugkeert!, maar daarom laat nog do worsteling der geesten in den boezem van ons volk niet af," verklaarde de Minister van Binnenlandsehe Zaken, dr. Kuyper, in de vergadering van de Ver- eeniging van Christ, onderwijzers en onderwijzeres! en. De Schoolstrijd is uit maar de hoofdworsteling blijft; „de strijd tusschen de twee machten, die om het bezit van ons volk worstelen"; „een strijd, die uit de geestenwereld in het leven van het volk en in den boezem der natie indringt" „de strijd van een machtigen geest, die breekt, geheel breekt en opzettelijk breken wil met het verleden." Tot het voeren van dien strijd roept de machtige stem des Ministers zijne hoorders op, teneinde de drie derden van ons vader land te veroveren voor het christelijk onderwijs. En toch zou, volgens den Minister, de Schoolstrijd uit zijn! Het wil ons daarentegen voorkomen, dat die strijd, welke na de dusgenaamde pacificatie en de concessies van Minister Borgesius inderdaad veel van zijn scherpte had verloren, integendeel een nieuwe faze is ingetreden; de waarschijnlijkheid is groot dat hij voortaan met grooter felheid dan ooit zal worden gestreden, ja een karakter aannemen, vroeger niet gekend. "Veler oogen zijn thans geopend aan gaande het karakter van dien strijd. Men mag den Minister de eere niet onthouden, dat hij alles heeft gedaan om duidelijk in het licht te stellen waarom het gaat. Het geldt volgens hem thans niet meer een strijd vóór of tegen de Wat in zichzelf niet goed is, wordt niet goed door schoonheid can vormen. Laukillakd. Uit het Duitsch van ERNST VAN "WILDENBRUCH. 2). In de gezelschapskringen van Breslau was voor eenigen tijd een persoon op getreden, wiens verschijnen bij de fa milies, welke hij een bezoek bracht, een zekere opgewondenheid, een mengsel van gevleiden trots en beklemde zorg, te voorschijn riep. Deze persoonlijkheid was de baron Von Fahrenwald. ledereen kende den naam en den rijkdom van dit geslacht, iedereen mom pelde echter ook, dat het inct de Fahren- walds niet geheel „pluis" was. Jaren lang na den dood van den vader had men den baron Eberhard niet ge zien. Het scheen wel als had de aarde neutrale volksschool, vóór of tegen do bijzondere kerkelijke school; in dien strijd, die uitgevochten scheen, is thans belichaamd de worsteling tusschen twee tegenstrijdige wereldbeschouwingen, twee elkaar uitsluitende levensproblemen, waar- tusschen, volgens den Minister, geen overeenstemming, geen compromis moge lijk is; een worsteling welke moet ein digen met de vernietiging, met den ondergang van een der beide. De eene wereldbeschouwing is volgens hem onchristelijk, in haar oorsprong Satanisch; en in denzelfden geest sprak d.d. op den antirevolutionairen Partijdag te Zwolle de heer Noordtzij, die de be faamde antithese van den Premier tusschen pagamsten en geloovigen maakte tot „eene tegenstelling tusschen de beginselen van Satan en die van Jezus Christus". Ook hij verklaarde vrede tusschen beide voor onmogelijk. De strijd voor en tegen de openbare school is, dus naar de eigen verklaring der voormannen, geworden tot oen strijd tusschen de volgelingen van Satan en die van Jezus Christus, waartusschcu geen vrede mogelijk is en die moet eindigen met de algeheele overwinning van de eene en de vernietiging van de andere partij. De onjuistheid dezer tegenstelling te willen aantoonen, zou natuurlijk tot niets leiden. Den voorstanders der openbare volksschool blijft niets over dan haar te aanvaarden, zooals men een toegeworpen handschoen opneemt, en daarmede de bittere konsekwentie -.Strijd tot het uiterste voor de openbare en tegen de bijzondere kerkelijke school. Het geldt voor hen niet rneor, enkel front te maken voor de openbare doch tevens tegen het z.g. christelijk onderwijs. Dit is volgens de eigen verklaring van den Minister en diens geestverwanten de onvermijdelijke inzet van den nieuwen schoolstrijd. Zij drijven daarmee de voorstanders van de openbare school, de door hen als paganisten (heidenen), ongeloovigen en volgelingen van Satan gemerkten, den weg op, ingeslagen in Frankrijk door de voorstanders van het Rekenonderwijs. Zij rechtvaardigen de toekomstige daden van lien, die de overwinning harervoor standers niet enkel zullen benutten om de positie der openbare school met alle middelen te versterken, doch ook om do bijzondere christelijke school zooveel hem een tijd lang verzwolgen. Waar had hij gezeten? Eenigen vermoedden, dat hij een reis om de wereld had ge maakt; anderen zeiden, dat hij niet van het slot was weg geweest, doch als het ware begraven en verborgen onder zijne boeken had geleefd; een derde soort van berichtgevers eindelijk wist te ver tellen, dat hij heel eenvoudig in een of ander gesticht gebracht was. Bloedver wanten, van wie men iets zekers en be paalds had kunnen vernemen, bestonden niet; de Fahrenwalds waren als een oude, verdorde boom, die al zijn takken heeft verloren en waarvan slechts nog de stam is overgebleven. En nu dook deze geheimzinnige per soonlijkheid plotseling op, maakte visites en deed al datgene waardoor menschen blijk geven, dat zij met menschen willen verkeeren. En dubbel opvallend, zijne bezoeken golden voornamelijk die fa milies, waar huwbare dochters in huis waren. Wal had dat te beduiden? Wel licht dat hij er aan dacht? Men kon het den ouders in waarheid niet euvel duiden, als zij zich opgewonden ge voelden. Een vrijheer vonFahrenwald totschoon zoon te hebben, de eigene dochter als gebiedster van een door ieder hoogge prezen landgoed en eigenares van een groot vermogen te weten onder nor male omstandigheden zou dit waarlijk een gelukkig lot uit de loterij zijn. Maar mogelijk afbreuk te doen, zoowel door onthouding van subsidies als op andere wijze, zelfs door deze te verbieden. Dit is, overeenkomstig den wil van den Minister en de zijnen, do nieuwe faze van den schoolstrijd welke ons te wachten staat en waarmee het werk der vereeniging, der verbroedering en der onderlinge waardeering, dat in de laatste jaren der vorige eeuw met goeden uit slag werd verricht, voor langen tijd is ongedaan gemaakt. Als Waarheid d'eersten grondslag vormt, Rechtschapenheid de muren 't Geloof als dak daarboven staat, En Liefde stookt dc vuren Al stroomt dan ook dc regen, al loeit ook een orkaan, Een huis, dat zóó gebouwd is, zal immer blijven staan. Maky. Hoe men soms kinderen opvoedt. Karei. Ma, mag ik een koekje? Moeder. Ik heb er geen meer; alles is op. K. Ik weet, dat er nog zijn; ik heb zo zelf in liet trommeltje gezien! M. Je hebt er nu heclemaal geen noodig; en bovendien zijn koekjes niet gezond. K. Ze zijn juist heel gezond! (een beetje jengelend) en ik wou toch een koekje hebben! Ma, mag ik een koekje? M. Kind! houd toch op, ik heb nu heusch geen tijd. K. (schreeuwende). Ma! ik wil oen koekje hebben! M. Wees toch stil! je krijgt niets als je je mond niet houdt. K. - (steeds huilende) Ik wil en ik zal een koekje hebben! ik moet! M. (haastig opspringende, en een koekje uit het trommeltje nemende). Hier heb je het dan! Houd je monden eet het gauw op: ik hoor Piet aanko men en je moet hem niet zeggen wat je gekregen hebt, hoor! Piet komt binnen. K. (tegen Piot). Ik heb een koekje gehad, en jij krijgt er geen. P. Hé Ma! krijg ik ook een koekje? ik wil er ook een hebben. M. O! kinderen, wat zeuren jullie zooals de zaken nu stonden Het was alleszins verklaarbaar dat die opwinding zich in nog sterkere mate meedeelde aan dc! dochters zeiven. Nieuwsgierigheid mengde zich niet af schrik; het was een even onuitputtelijk als bekoorlijk onderwerp voor gezel schapsdiscours. Zoodra het vaststond dat de „gekke baron" want zoo noemde uien hem kortweg ergens uitgenoodigd was en verschijnen zou, vlogen de jonge dames op, van huis tot huis, over en iveer; zij Huisterden en giebelden en lachten met elkander en huiverden vau wel lustige zaligheid. Elk harer beschouwde zich zelve als de meest bcgeerenswaardige! Hoe vroeg men elkander als het ware wederkeerig af, op wie harer wel deze huivering wekkende mensch zijne oogen richten, naar wie van haar hij wel de hand uit strekken zou! Dc blozende wangen bo gen zich naar elkander, de kleine handen drukten elkaar niet wederzijdsche ver standhouding het was een verschrikte duivenvlucht, waarboven in de lucht oen havik zweeft. Men kan zich dan ook voorstellen, hoe hoogst eigenaardig en vormelijk-stijf de ontvangst was, welke den baron Eber hard von Fahrenwald ten deel viel, zoo dikwijls hij in gezelschappen verscheen. Zijne persoonlijke verschijning en zijne wijze van optieden versterkte alles wat toch! Het is niet mogelijk met zulke kinderen iets in de kast te houden. Maar, hoor Karei! weet wel, ik geef je nooit meer iets. K. (in de andere kanier). Ik heb een koekje gekregen Het jongste zusje. Dat wil ik ook hebben! K. Je moet maar goed zeuren, dan geeft ma je er wel een. Dan krijg je alles gedaan! En de moeder, die klaagt „zulke kin deren" te hebben, begrijpt niet, welke groote fouten zij begaan heeft. 1. Zij jokt. Zij zegt: „alles is op;" waarop het kind dadelijk antwoord„er zijn er nog, want ik heb zo zelfgezien". 2. Zij geeft eene onware reden op voor hare weigering: „je hebt er geen noodig en koekjes zijn ongezond". 3. Zij heeft zeuren en jengelen aan gemoedigd door hem een koekje te geven om hem stil te krijgen. Zij zou er hem geen jgegeven hebben, als hij zoet was geweest. 4. Zij doet het omgekeerde van wat ze gezegd had te zullen doen, als hij zijn mond niet hield. 5. Zij heeft hem aangemoedigd gul zig en zelfzuchtig te zijn, door te zeg gen: „eet gauw en zeg niet aan Piet, dat je wat gehad hebt," 6. Ze heeft hem gedreigd met iets, dat ze niet van plan is ten uitvoer te brengen, door te zeggen: „ik geef je nooit meer iets." Zij heeft in één woord haar kinderen den indruk gegeven, dat zij hun wen- sclien heeft ingewilligd, niet omdat zij hen liefheeft, maar omdat ze niet langer lastig gevallen wil worden. En Karei toont door zijn raad aan zijn zusje, heel goed begrepen te hebben, hoe zij mama kunnen laten gehoorzamen. En toch heeft deze moeder hare kin deren lief; zij werkt voor lien van den morgen tot den avond maar als zij oud geworden is, zal zij hebben te klagen over de onhartelijkheid en on verschilligheid van hare kinderen. De fout ligt evenwel niet alleen bij deze laatsten. Eene moeder kan hare gezondheid, ja haar leven voor haar ge zin opofferen, zonder gewaardeerd te worden of dat gez.n gelukkig te maken. Een kind kan geen indruk krijgen van vriendelijkheid, als zijne moeder het te druk heeft, om vriendelijk te zijn; even- over hem gemompeld en gepraat werd. Men wist, dat hij steeds door zijn dienaar werd begeleid, die niet uit zijne nabijheid week en hem naar elk gezel schap volgde. Deze dienaar was een lange, magere man met sneeuwwitte haren en con door zware rimpels doorploegd gezicht, waaruit een groote, gebogen neus te voorschijn kwam. Hij zag er in zijn zwarten rok en wit overhemd uit als een versteend over blijfsel uit den tijd, toen er nog groote heeren en groote kamerdienaren bestonden. Nimmer had men een woord uit zijn mond vernomen; nauwelijks een enkele maal had men gezien, dat hij een blik naar rechts of links wierp naar slechts één punt richtte zich zijne oogen, aan slechts een persoon wijdde hij zijne aan dacht: dat was zijn meestor. Eiken avond, wanneer hij den baron naar een gezelschap begeleidde, her haalde zich iets eigenaardigs: hij stond achter zijn heer en nam hem met zwij gende waardigheid den mantel af; alsdan wendde de baron zich tot hem en zei: „Ga naar huis, Johann, en haal mij straks af." Telkenmale, wanneer de baron dit zei, neeg de oude Johann, rustig als een senator, nam den mantel van zijn meestor aan en gingniet naar huis. In het dienstbodenvertrek zette hij zich neder, ernstig, vol waardigheid en zwij gend en wachtte tot het bezoek afge- min kan hij begrijpen wat liefde is, als ouders zoo overladen zijn met bezig heden, dat zij telkens boos, haastig en onredelijk zijn, en die kleinigheden ver- waarloozen, welke zijn geluk uitmaken. Als gij het volle vertrouwen van uw kind wilt hebben, moet ge hem altijd vriendelijk te woord,staan. Kunt ge hem geven of toestaan, wat hij u vraagt, doe het zoo spoedig mogelijk. Acht gij het beter, zijn wensch niet in te willigen, zeg het hem op zachtcn doch beslisten toon en spreek nimmer onder den in vloed van drift of zelfzucht. Volhard bij uwe weigering en sta zelfs in den regel niet toe dat uw kind op dc zaak terng- kome. Ik zou hier nog bij willen voegen, dat de moeder die zich verlaagt tot leugens en bedrog in de opvoeding, niets anders kan verwachten. Dc kinderlijke eerbied kan alleen geboren worden in een atmosfeer van waarheid, en liefde. Elke wijze vrouw bouwt haar huis, maar die zeer dwaas is breekt het af met hare handen. Spr. 14 1. Naar „Attx Meres". Dc volheid dc» tijd». Toen dc eerste smarten van de Zuid- Afrikaanspheonderwerpinggeledenware.il en de geest van de overwonnenen zich genoeg verheffen kon om een antwoord te geven op de vraag, wat nu? toen reeds werd verzekerd dat Engeland met altijd meester zou blijven in Zuid-Afrika. Jongen en geesldriftigen verklaarden dat rooincks er binnen een paar jaar uit zouden gaan; anderen, de meer be- dachtzamen, zeiden niet een bijbolsch citaat: als de volheid des tijds gekomen is. Wanneer dit zijn zou wist en weet niemand. Ook de Engel9che regeering niet, die dan ook niet zorgeloosheid de Zuid-Afrikaansche politiek van Randbe- scherining voortzette en behalve de Boeren talrijke andere elementen ook onder de Engelsclie bevolking tegen zich opzette. Als kras voorbeeld daarvan kan dienen de invoer van C'hineezen, die het Zuid- Afrikaansch blank mijnproletariaat ver bitterd heeft en dc onbeschaamde wijze, waarop iiet Chineezen-reglement ver kracht werd. Op deze feiten grondvesten sommigen loopen was. Zoodra dan de baron de kamer uittrad, stond de oude alweer gereed, den mantel in beide handen, stom als een visch. Natuurlijk hadden de knechten en dienstmeisjes der fami lies, waar die bezoeken plaats vonden, moeite gedaan om den komisclien ouden man aan het praten te krijgen, maar zij hadden hunne pogingen moeten op geven zij hadden evengoed tot een steen kunnen spreken; de oude had zelfs niet éénmaal laten blijken, dat hij hunne tegenwoordigheid opmerkte. Ja toch, één enkelen keer had hij eenig teeken van leven gegeven het geval was nauwkeurig geboekstaafd geworden toon eens een snibbig kamermeisje in zijne tegenwoordigheid gezegd had, dat dc baron nu wel spoedig zou trouwen en eene jonge barones in zijn huis zou brengen. Toen was hij, zoo vertelde het meisje als het ware met een schok in eengekrompen en had haar met een blik aangekeken o, afschuwelijk, vertelde zij. En toen had hij heel hoog zijn schouders opgehaald en daarna weer strak en stom voor zich uit gekeken. En dat schouderophalen had er uitge zien, als wilde hij zeggen: „Waar praat je van? Weet je dan niet dat hij gek is?" Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1