No. 27.
Woensdag 5 April 1905.
2e Jaargang
Wees U Zelf!
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Het zoekende Lieht.
t
Het geachte lid voor Amersfoort
in actie.
FEUILLETON.
Vcrschyiit
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLAKDER.
Itnrcuu
Hendrik van Viauden straal 28]
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post-- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentlën
Van 1 tot 5 regels0.40
vooi iederen regel meer 0.08
(jBij abonnement aanmerkelijke koiiing.)
Attentie.
Jhr. Mr. H. W. van Asch van Wijck,
de afgevaardigde voor Amersfoort heeft
eene
POLITIEKE LEZING GEHOUDEN
te Scherpenzeel.
En als wij die lezing vergelijken
met die van den heer Sybrandy bijvoor
beeld, dan zien wij den tijd Diet verre,
dat de heer Van Asch van 'Wijck zulke
vorderingen maakt, dat hij zelfs in de
hoofdplaats van het district nog eens
eene lesing mei debat sal houden.
Mocht dit er nog eens toe komen, dan
beloven wij onzen lezers een uitvoerig
erslag, als de „paganistisclie" pers
tenminste niet geweerd wordt.
De heer Van Asch van Wijck be
hoorde tot nu toe in de Tweede Kamer
tot die bescheiden menschen, die er niet
van hielden veel te spreken.
Intusschen stemmen deed hij altijd
lerfect. Voor zoover wij ons herinneren
ïceft alleen de Zondagsrust hem kunnen
verleiden de rol van hoorder en stemmer
met die van spreker te verwisselen.
In zeker opzicht is liet een aanbeveling
Toor een kamerlid, als hij zich weinig
doet hooren.
Dan maakt hij zich tenminste niet
schuldig aan het „verpraten van den
nationalen tijd", dan ontgaat hij het
verwijt, dat hij in de Kamer „praat voor
de kiezers".
Bovendien, zie je niemand minder
dan de groote Mr. Lohman heeft het op
een meeting hier ter stede in Amicitia
eens gezegd op het werken „in de
aldeelingen" komt het aan.
Maar één nadeel staat er tegenover.
Als eea Kamerlid nooit of bijna
nooit iets van zich doet hooren
de arbeid in de afdeelingen valt buiten
de controle van het publiek dan
wordt dit in verkiezingsdagen wel eens
tegen hem uitgespeeld.
Dan wordt er wel eens gezegd, dat
hij het eigenlijk niet kan. En thans
heeft de heer Van Asch van Wijck ge
toond, dat hij 't best kan.
Zijn rede is ons meegevallen, maar
toch, een paar kantteekeningen willen
we er op maken.
Ge weet immers lezers, Scherpenzeel
De schare is als de zee: zij draagt, of
verslindt al naar de wind waait.
Uit het Duitsch
van
ERNST VAN WILDENBRUCH.
11).
Een half uur later, terwijl hij stil
luisterend in zijn kamer zat, hoorde hij,
hoe de baron uit zijne vertrekken ging
en met zware schreden de woning ver
liet. Hij ijlde naar een der op straat
uitzicht gevende vensters en oogde hem
na. De baron sloeg de gewone richting
in; hij ging naar zijne bruid. Dustöch!
De oude keerde naar zijne kamer
terug, wierp het schrijfgerei op tafel en
dadeljjk daarop zat hij weer te schrijven.
Thans knetterde het papier onder zijne
knarsende penzijne oogen brandden en
de Bpieren van zijn gezicht vertrokken
en Woudenberg liggen vlak bij elkaar
en er zullen waarschijnlijk wel Wouden
bergers op de Scherpenzeelsche vergade
ring aanwezig zijn geweest.
En nu komt 't ons voor, dat een deel
van die lezing bestemd is geweest voor
het Woudenbergsche publiek.
Woudenberg ressorteert onder het
kiesdistrict Amersfoort en Scherpenzeel
niet.
En
Maar eerst ergens anders over!
Er is een mooie betrekking vacaut.
Minister van Buitenlandsche Zaken.
Zou dat niet iets zijn voor Jhr. Mr.
H. W. van Asch van Wijck?
Aan óns de eer voor hel eerst op die
keuze de aandacht gevestigd te hebben.
Nog in geen enkel orgaan is daarop
gewezen.
Nog niemand schijnt tot dusver ont
dekt te hebben, dat de heer Van Asch
van Wijck
diplomatieke hoedanigheden
bezit.
Wij hebben dit ontdekt.
Luister maar, we knippen uit het
Veenendaalsohe anti-revolutionaire
orgaan, uit het verslag van de rode van
den heer Van A. v. W. het volgende:
„Allereerst waarschuwde de zeer ge-
„achte spreker er voor, op politiek ge-
„bied toch niet te zeer te letten o p
„een naam.
„'t Is toch een ook in deze streek
„veelvuldig voorkomend verschijnsel, dat
„men zijn stem uitbrengt op sommige
„personen veelal van aanzienlijken huize,
„enkel om den goeden naam, dien ze
„hebben. Zulke personen staan dan ook
„gunstig bekend hetzij wegens hun mild
dadigheid, welwillendheid, minzaamheid,
„ja ook om hun godsdienstzin.
„Men wijst dan van liberale zijde op
„deze deugden; men steekt zijn candi-
„daat in de hoogte wegens zijn voor
treffelijkheid; en ziet, juist omtrent het
„punt, waarop het bij politieke verkie
zingen aankomt, namelijk welke rich
ting die candidaat uit wil, wordt de
„minkundige kiezer niet ingelicht. Dit
„nu, zegt spreker, is geheel verkeerd.
„Elk kiezer heeft bij het uitbrengen van
„zijn stem, inzonderheid bij de aanstaande
„verkiezingen, er terdege op te letten,
„welken kant de gestelde candidaten
„uitwillen. En al wordt dan van liberale
„zijde iemand gesteld en aanbevolen,
„die als mensch uitmuntende hoe-
zich tot eene uitdrukking van verkropte
woede, terwijl hij schreef.
Op den avond van denzelfden dag
ontving Anna von Glassner het volgende
epistel:
„Voor de laatste maal wordt ge ge
waarschuwd! Ge ruïneert hem en stort
u zelve in het verderf! Vandaag had
het weinig gescheeld, of de ongelukkige
man had zijn bewaker en trouwen be
geleider doodgeslagen.
„Wie oogen heeft, om te zien, die
zie toe!!!
„Iemand, die zijn plicht doet."
Schijnbaar bedaard was de baron van
Anna weggegaan; in zijn binnenste
echter leefde de herinnering voort aan
wat hij met den ouden Johann had
gehad. En deze herinnering was als
een gistende kiem in zijn bloed; zeiiet
hem niet meer tot rust komen.
Het ging met hem, zooals het ieder
een gaat, die met iemand heeft getwist
Op het oogenblik, dat de tegenstander
ons zijne meening voor de voeten weipt
en wij die opgewonden terugslingeren,
staan wij daar zoo niet bij stil eerst
later, als de hartstocht voorbij is, komt
dat woord weer tot ons, sttllefjes, als
tersluiks, en door zijne geruischloosbeid
doordringender dan te voren, en nu komt
de mijmerende gedachte: of dat woord
misschien ook gelijk gehad kan hebben.
„danigheden bezit, maar in de staat
kunde den linker kant uitgaat, dan
„moet een kiezer, die op het behoud
„van het christelijk element in ons
„volksleven prijs stelt, aan den zoodanigen
„nooit zijn stem geven.
„Naar sprekers meening zijn er ook
„onder degenen, die tot de liberale partij
„behooren, nog gcloovigen, maar hoe
„dezulken op politiek terrein liberaal
„kunnen zijn, is spreker een raadsel,
„daar kan spreker niet bij."
Voel je 't lezers! Niet te veel letten
op een naam. Wat zou daar mee be
doeld zijn. Niet op den naam tot
zekere hoogte zijn wij het er wel mee
eens, als w ij er den uitleg maar van
mogen geven.
Wij zouden dan zeggen, let niet op
den naam, maar op de d a d e n, op wat
er gepresteerd is.
Let op de bet eek en is en op de
beginselen van den persoon.
En als Jhr. Mr. H. W. van Asch
van Wijck komt te staan tegenover Mr.
W. II. de Beaufort, let dan niet op
den naam, maar vraag U af welke per
soon beteekent het meest.
De name n klinken beide goed, doch
om verschillende redenen.
De naam fan Asch van Wijck heeft
een goeden klank, omdat de overleden
Minister van Koloniën en oud-burge
meester van Amersfoort, T. A. J. van
Asch van Wijck, die droeg en dat
was een bekwaam man.
De naam Beaufort klinkt goed,
omdat de drager er van zelf een be
kwaam man is.
Maar ;op de namen moet je niet zoo
letten, zei de heer Van Asch van Wijck.
En als onze lezers ons nu het genoegen
willen doen nog eens aandachtig over
te lezen, wat we citeerden uit het Veeuen-
daalsche orgaan, dan zal hun de niet
uitgesproken bedoeling van den geachte»
afgevaardigde uit Amersfoort wel duide
lijk worden.
En nu komen de diplomatieke hoe
danigheden van den heer Van Asch van
Wijck zonneklaar aan het licht.
In plaats van ronduit te zeggen:
Als in Juni Mr. W. H. de Beaufort
tegenover mij komt te staau, dan
moet jelui niet zeggen
de heer de Beaufort is hier in de
streek zoo gezien,
de heer de Beaufort is zoo goed voor
de minder-bevoorrechten.
„Ik weet, hoe het met mijnheer den
baron staat" steeds weer klonk hem
dat in de ooren, telkens en telkens op
nieuw, evenals de waterdruppel, die
zonder ophouden op het hoofd van den
gefolterde valt. En terwijl die woorden
hem in de ooren rusteloos naklonken,
was het hem, alsof daar dat ondier weer
kwam aanzwemmen, waarvan hij Anna
verteld had, als richtte het die gruwzame
oogen weer tot hem op, en hetgeen uit
die oogen sprak, was immcrR niets anders
dan dat: „Ik weet hoe het met je staat."
En dan was het wel zoo geheel
onmogelijk? Was er in hemzelveu niet
iets geweest, dat hem met afschuw ver
vulde, als hij er aan terugdacht? Steeds
weer hoorde hij eene angstwekkende
stem, die de kamer doorklonk en
dat was zijn stem geweest. Steeds weer
voelde hij de kramptrekkingen, die in
zijn ruggemerg waren opgekomen, zich
aan het geheele lichaam hadden mede
gedeeld, zijn arm hadden opgeheven en
zijne vuisten gebald. Het liet hem niet
meer los; altijd en altijd weer moest
hij zich in bijzonderheden te binnen
brengen, hoe het gekomen was en hoe
het hem te moede was geweest. Het
was hem geweest alsof iets van buitenaf
zich van hem meester gemaakt had;
alsof hem iets had besprongen, dat hem
overmeesterde met geweldige macht, iets
als een wild dier, dat eensklaps in hem
gedrongen was en uit hem te voorschijn
De heer de Beaufort is een kerksch
man, hij is welwillend, hij is minzaam,
neen, dat geeft allemaal niets, want al
moge dit helaas? niet tegen te
spreken zijn, do heer de Beaufort stemt
links en ik stem rechts.
Dat alles staat er niet, dat halen wij
er maar uit, doch zie je, dat is nu juist
het diplomatieke.
Mr. W. H. de Beaufort is nu eenmaal
een man die in een groot deel van het
district zeer gezien is, zoodat het niet
„tactisch" is hem onder zijn vrienden
rechtstreeks aan te vallen. Maar dat kan
men den heer Van Asch vau Wijck nu
nooit verwijten. Hij heeft immers niemand
genoemd? Intusschen, wat er bedoeld
wordt is duidelijk genoeg.
Hadden we niet volkomen het recht
lezers, te zeggen, dat de heer Van
Asch van Wijck ons is meegevallen?
Scherts terzijde: Mr. W. II. de Beaufort
zou tot een dergelijke» bedekten aanval
op een eventueelen tegencandidaat niet
in staat zijn. Daarvoor staat hij te hoog.
„Naar sprekers meoning, zijn er ook
„onder degenen, die tot de liberale partij
„behooren, nog geloovigen, maar hoe
„dezulken op politiek terrein liberaal
„kunnen zijn, is spreker een raadsel,
daar kan spreker niet bij."
Spreker kan er niet bij en dat zegt
iets als de heer Van Asch van
W ij c k er niet bij kan.
Dat moet wel heel ingewikkeld zijn.
Wij, „Paganisten" vindendatheelgewoon.
W ij zeggen eenvoudig, dat politiek
en kerkleer zaken zijn, die gescheiden
moeten en kunnen blijven. Doch, wie
zijn wij, dat we het zouden wagen te
trachten andere, betere en mildere be
grippen over andersdenkenden aan te
brengen, bij mannen als onzen afgevaar
digde, wij die uicts hebben dan ons
verstand.
Geven we nog even het woord aan
den spreker:
„Wij zeggen: Gods Woord is een
„licht op ons pad, ook op staatkundig
„gebied; maar de revolutiemannen loeren
„de menschelijke rede, ons verstand,
„dat alleen licht ons voldoende voor.
„En leert Gods Woord ons niet, dat ons
„verstand door do zonde verduisterd is?"
Nu snap je toch wel lezers, dat men-
kwam. Vandaar die plotselinge, onbe
grijpelijke kracht, die hij in zijn armen
gevoeld had. Als hij aan den zwaren
stoel dacht, begreep hij niet hoe het
hem mogelijk was geweest dezen op te
heffen als een knods. En in dat oogen
blik was het toch zoo geweest; in dar
oogenblik was hem dat zware meubel als
een veer zoo licht geweest. Onwillekeurig
sloot hij de oogen. Had hij niet dikwijls
gehoord en gelezen, dat menschen in
dolle woede ijzeren hangen breken?
Wat was het geweest, waardoor zijne
spieren zoo verschrikkelijk gestaald
werden? Peinzend trad hij zijn kamer
binnen en waagde het niet antwoord te
geven op de vraag, die hij zich zwijgend
deed.
Zóó dus „stond" het met hem! En
hoe weinig had het gescheeld, of hij
had zijn ouden Johann neergeveld en
doodgeslagen zeker, de oude had
hem gesard, maar hij had toch moeten
bedenken hoe dc grijsaard aan hem hing,
trouw als een hond. En hij had hem
bijna omgebracht.
Wat 'had de oude ook van Anna ge
zegd? „Als er een juffrouw komt, die
met mijnheer den baron wil trouwen,
omdat zij rijk wil worden
Hier echter sprong hij op. Dat was
valsch en gelogen, dat wist hij, zóó
verstandig was hij nog wel. Dat waren
gedachten, zooals ze in een kncchtcnziel
opkomen. Maar h ij wist te goed, dat
schen als de heer Van Asch van Wijck,
die zóó voorgelicht worden, door „pa
ganisten" die alleen maar over hun dooi
de zonde verduisterde rode te beschik
ken hebben, moeiolijk ingelicht kunnen
worden.
We zullen ons er dan ook maar niet
aan wagen.
Alleen achten we het van belang te
notcereu den nieuwen naam die de ge
achte afgevaardigde voor zijn politieke
tegenstanders heeft uitgevonden,
n.l. r e v o 1 utiemannen.
Akelig, hé Re-vo-lu-tie-manuen! Wat
moet dit een indruk maken.
In een ander doel van de „boeiende"
rede wordt ook gesproken van do
„rcvolutiebcgiiisclcn" waardoor de Chris-
Iclijkc grondslagen onzer maatschappij
worden ondermijnd."
Zoo iets slaat in.
Alleen een kleine bedenking.
De „Christelijke grondslagen" worden
ondermijnd.
Maar wie heeft toch die „Christelijke"
grondslagen gelegd
Behalve het korte tijdperk, dat de
heer Mackay aan het roer geweest is,
hebben we in Ie laatste halve eeuw
altijd liberale kabinetten aan het bewind
gehad.
Die zullen toch zeker geen „Christe
lijke" grondslagen gelegd hebben
En als ze nu al een veertigtal
jaren bezig zijn met „ondermijnen"
dau schiet dat toch niet hard op
Enfin, dat zal later wel eens opge
helderd worden.
Duidelijk, beeldrijk en welsprekend
wordt Spreker, wanneer hij uiteenzet,
hoe dat ondermijnen in zijn werk gaat.
Luister maar
„Een ander belangrijk punt in spie-
„kers rede was de re vol utiebe-
„gi n s e 1 en, waardoor de Christelijke
„grondslagen onzer maatschappij wor
den ondermijnd. De liberale partij is
„begonnen de voegen van het fundament
„los te maken de vrijzinnig-democraten
„maken hecle steenen los, en de so
ciaal democraten halen die steenen er
„uit. Alle die drie partijen der Linker
zijde werken samen; allen bewandelen
„dcnzelfden weg; loopen in dezelfde
„richting; alleen de een loopt harder
„dan de ander."
Daar heb je 't nou.
Liberalen, radicalen, socialisten, 't is
alles een pot nat.
hij tot haar gekomen was en niet zij
tot hem. Hij breidde zijne armen uit.
Ware zij nu maar hier in dit oogenblik,
opdat hij haar aan zijn borst kon druk
ken! Want machtiger en met nog
grooter zekerheid dan tevoren gevoelde
bij thans, dat er voor hem slechts één
levensdoel, ééne redding bestond, en
dat was zij, aan wien hij dacht, naar
wie hij verlangde: Anna, Anna, Anna!
Als een doodsangst bekroop hem de
gedachte, dat zij hem nog zou kunnen
ontgaan, cn met hevig ougeduld zag bij
den dag tegemoet, dat zij hun bruiloft
zouden vieren, dat zij hem geheel zou
tocbehooren, altijd en overal bij hem
en met hem zou zijn.
Het eerste, wat hij daarom besloot te
doen, was, dat hij zijne bruid naar zijn
kleiu slot zou brengen. Zij moest de
omgeving leeren kennen, waar zij met
hem te sainen zou zijn; haar toekomstig
tehuis!
Het was thans in 't begin der maand
April en hoewel de winter voorbij was,
bleef hij nog koppig weerstand bieden
aan het naderende voorjaar. Toch wilde
de baron niet langer wachten met ge
volg te geven aan zijn voornemen. Er
moesten maatregelen genomen om Anna
in de gelegenheid te stellen, met hare
toekomstige woonplaats vertrouwd te
geraken, en zij zelve had daar ook lust
in. Ook in haar leefde liet verlangen,
de omgeving van haar nieuwe tehuis te