Stadsnieuws. urgent te zijn). En alweer: onder den schijn van een algemeene ïegeliug van de betaling van alle onderwijstraktc- menten door den Staat, werd een on gehoorde uitbreiding gegeven aan het subsidiestelsel der bijzondere school. Waarom, zoo wil do „Nieuwe" alleen vragen, indien het bijzonder onderwijs uit zijn verdrukking moest worden gered, werd niet de definitieve oplossing van dit brandende vraagstuk, desnoods door middel van Grondwetsherziening aan de orde gesteld? Met telkens een paar millioen meer, otu de zooveel jaar, ruimt men haar niet uit den weg. Of wordt dat misschien met gewenscht? Raadgoverziclit. l)c raadszitting van j.l. Maandag ken merkte zich door een „warmte"", die'wij in de laatste tijden cenigszins ontwend zijn. Onze verslaggever spreekt van „ver warde" discussies, de „Nieuwe Araers- foortsche Courant" van een Poolschen landdag en van „discussies, die het karak ter vau obstructie aannamen". De ver slaggever van de Oude Amersfoortsche Courant heeft blijkbaar van de door elkaar pratende raadsleden zoo hier en daar nog een zinsnede opgevangen, waar door het oordeel van de andere verslag gevers wordt bevestigd. 't Zal ons benieuwen, wat de officieele verslaggever, gesteund door de coirigee- rende raadsleden, nog van de discussies zal weten te redden. Voordat we onze meening uiteenzetten over de wijze, waarop enkelen van Amersfoorts vroede mannen gemeend hebben de zaken, die aan hun hoede zijn toevertrouwd, te mogen behartigen, wenschen wij eerst een opmerking te herhalen, al vroeger door ons gemaakt, dat de leiding van de vergadering door den Burgemeester wel iets te wenschen overlaat. Minder lankmoedigheid, tegen over Raadsleden, die maai het woord nemen, terwijl een van dc heeren Col lega's aan het oreeren is, ware zeker gewenscht. Van een geregeld, ernstig en vooral zakelijk debat komt nu vaak weinig terecht. Stellig zou bij vaster leiding ook meer kalmte in de gemoederen komen. Daarmede zijn volstrekt niet veront schuldigd evenwel die raadsleden, die van de genoemde „lankmoedigheid" eigenlijk misbruik maken en zich maar zoo inin mogelijk aan de gebruikelijke vormen storend sprekers op hinderlijke wijze onderbreken en in de rede vallen. Geenszins. Maar van hoe grooten en gunstigen invloed een met krachtige hand bestuurde voorzittershamer kan zijn, moge blijken uit dc voorbeeldige wijze waarop de lieer Mackay in de Tweede Kamer lastige sprekers in het juiste spoor weet te houden en zich toch dc achting van alle partijen heeft weten te verzekeren. Wat was nu de zaak, die de gemoederen van de Raadsleden zoo in beweging bracht, dat het er naar het j eenparig oordcel van de aanwezigen met dc „achtbaarheid" van dit gewichtig college van edelachtbare heeren min of meer bedenkelijk begon uit tc zien? Laat ons trachten op deze vraag een zooveel mogelijk objéetief antwoord te geven en daarvoor nog even terug komen op ons Raadsvcrslag. Onmiddellijk nadat punt 4 van dc agenda, het verzoek van de Industrie en Huishoudschool om subsidie aan de orde gesteld werd, kwam de heer Hamers niet het voorstel om die aanvraag te renvoyeeren naar de Afdeelingeu, hierin krachtig gesteund door den heer Jorissen, die evenals dc heeren Vels-IIeyn en Kleber er B. en W. een ernstige grief van maakten, den Raad voor een „fait accompli" gesteld te hebben en zoo doende den Raadsleden dwongen on voorbereid te discussieeren cn te besluiten over een gewichtige aangelegenheid of volgens den heer Jorissen over gewich tige aangelegenheden, want met de Bouwverordening was het al niet beter gegaan. Dc heer Kleber gewaagde in dit verband zelfs van „luchthartigheid" van B. cn W. Uit de verslagen is dit laatste niet duidelijk op te maken, doch het mag gerust geconcludeerd worden uit het feit, dat Wethouder Celosse zich gedrongen gevoelde tegen deze belcodi- ging \an B. en W. ernstig te protesteeren. Dit zijn voorw aar ernstige grievcm. Zijn die werkelijk gerechtvaardigd, dan ware er dunkt ons maar één juist middel geweest, om zijn oordeel over deze wijze van handelen te kennen te geven en wel: een scherpe motie van afkeu ring tegen het „luchthartig" beleid van B. en W. Intusschen, de oppositie, heeft niet gemeend dezen o.i. aange wezen weg m te slaan. Laat ons zien, wat er door het Dagelijksch Bestuur en door zijne verdedigers in den Raad tegen deze gewichtige beschuldiging werd ingebracht. Om het belang der zaak wenschen wij in de eerste plaats nogmaals af tc drukken, wat door B. en W. bij de schriftelijke toelichting van hun voorstel werd gezegd. Deze toelichting luidt in zijn geheel als volgt Bij Uw besluit van 25 Augustus 19U4 (Bijlage No. 135G) werd om advies iu onze handen gesteld het hiernevens overgelegd adres van het Bestuur der vereeniging „Amersfoortsche Industrie- en Huishoudschool" te Amersfoort, hou dende verzoek, aan deze vereeniging voor hot jaar 1905 een subsidie te ver- leenen van f1750. Na uitvoerige behandeling dezer zaak in het jaar 1903 (zie Bijlage No. 928) heeft het standpunt waarop ons College zich toenmaals geplaats heeft geene ver andering oudergaan, Tot motiveering van ons advies mee- nen wij iu 4t kort in herinnering te moeten brengen welk dat standpunt was. Uit de gewisselde stukken blijkt o a. dat wij, bij schrijven van 23 April 1903, No. 3573, aan het Bestuur van boven gemelde vereeniging hot volgende te kennon gaven„zoolang althans voor deze streek de levensvatbaarheid van eene groote school nog moeten blijken, is het o. i. noodzakelijk, dat op zeer bescheiden schaal een aanvang worde go maakt" en aan het slot van dit schrijven: „zooals wij in den aanvang hebben gezegd, vindt Uw plan in *t algemeen sympathie bij ons College. Wij zijn dan ook, mits op bescheiden schaal een aanvang worde gemaakt, gaarne bereid, bij den Raad plannen, die naar ons oordeel levensvatbaarheid hebben en overeenkomen met de draagkracht onzer Gemeente, te steunen." Voorts, dat in ons antwoord op de verslagen uwer Afdeelingen (Bijlage No. 3728) o.a. deze zinsuede voorkomt „zóoals wij reeds'aanvankelijk hadden opgemerkt, bestond bij ons College veel sympathie voor deze schoolal leen waren wij van oordeel, dat deze op beperkte schaal moest worden ingericht". Alleen door het advies vau den In specteur van het middelbaar onderwijs, die eene school op beperkte schaal af keurde, eu de tegemoetkomende toezeg gingen van het Bestuur der school, waardoor het van Gemeentewege ge vraagde financieele offer aanmerkelijk werd beperkt, werden wij schoorvoetend er toe geleid, de uitvoering van het breed opgezet plan niet tegen te hou den. Nu echter, door den loop dien de zaak genomen hoeft, het Bestuur van de vereeniging zelf een plan tot oprichting en exploitatie van een Industrie- en Huishoudschool op een meer beperkte schaal heelt ingediend, hetwelk volko men beantwoordde aan onze hierboven in herinnering gebrachte zienswijze iu het jaar 1903, komt het de meerderheid van ons College voor, dat de tot stand koming dezer nuttige Instelling krachtig dient te worden bevorderd, weshalve wij U voorstellen, tot wederopzegging, uit de Gemeentekas een jaarlijksch subsidie van 1"175C te verleenen, waarvan 3/4 gedeelte, of f 1312.50, over het jaar 1905, onder dc voorwaarden vervat in bij gaand ontwerpbesluit. In hoofdzaak verwijzen B. en W. dus naar de uitvoerige gedachtewisse lingen, die over de Industrieschool reeds hebben plaats gehad, zoowel iu als buiten den Raad alsook in de Pers. Bij het debat werd dit ook nog eens aangedikt door Wethouder Celosse en den heer Gerritsen en bovendien en hier vestigen we den bijzonderen nadruk op, door de heeren "Van Duinen cn Oostervecn. Wat werd door deze heeren verklaard? We knippen uit ons verslag. De Heer "Van Duinen beweert den vroegeren strijd niet medegemaakt te hebben, doch meende dat de Raad er in principe vóór was. Wanneer men in principe voor stichting is, dan is het vreemd nu tèrugtétreden. Wanneer spreker de verslagen van toen naleest, was men tegen liet groote plan, doch ingenomen met de school. De Heer Ooster veen. M. de V. Over het ingediende verzoek heb ik ernstig nagedacht. Toen het vorige plan werd ingediend, was ik nog geen lid van den Raad. Ik vind geene vrijmoe digheid om terugzending naar de afdee lingen te bevorderen vooral met het oog op de subsidiën lk ben thans be hoorlijk op de hoogte van het plan. De regeering bevorderd ook het vakonder wijs. Spreker vindt, dat men voor eene zeer nuttige instelling wel geld mag geven. Bij het vakonderwijs kunnen alle richtingen profi toeren, gegoeden en minder gegoeden. Met opzet schuiven we deze beide Raadsleden cenigszins op den voorgrond. Voornamelijk, omdat beide heeren geen lid van den Raad waren, toen de Indu strie- cn Huishoudschool een paar jaar geleden in dit College ter tafel kwam, wat wel het geval was met de heeren opposanten. En toch achtten beide Raadsleden zich genoeg op de hoogte \an de. zaak om in de vergadering van j.l. Maandag reeds eene beslissing aan te durven. Zij vonden dus ook, evenals B. cn W., dat de zaak reeds voldoende voorbereid was. De heer Ooster veen kwam zelfs verklaren: geen vrijmoedigheid ie vin den,om terugzending naar de afdeelingen tc bevorderenvooral met het oog op de subsidiën." Wij wenschen hier een woord van luilde te plaatsen voor het sympathieke optreden van den heer Oosterveen. Sympathiek, omdat het van hem was een daad van moed, zich openlijk als voorstander van de Industrieschool uit te spreken. Velen zijner partijgenooten zullen hem die houding ernstig ten kwade duiden. Hij heeft o. i., niettegenstaande de met politieke hartstocht opgezweepte vooroordeelen tegen de „biefstukscliool", zijn kalmte en onafhankelijkheid van oordeel weten tc bewaren om zich alleen te laten leiden door datgene, wat hij achtte te zijn liet wraarachtig belang der gemeente. Deze beide heeren waren wèl voldoeude op de hoogte, de heeren H a 111 e r s c.s. niet. Verklare, wie het verklaren kan. Toch, in kt algemeen is er natuurlijk niets tegen toe te geven aan het ver langen van een minderheid in den Raad, om een of andere zaak, hoe goed die ook vroeger reeds is besproken, nog eens uitvoerig in dc afdeelingen te be handelen. Doch iu dit speciale geval was dit niet mogelijk, omdat indien dit gebeurd was, de termijn yooi* aanvraag van sub sidiën (voor 15 April moest de aanvraag bij Gedeputeerde Staten worden ingediend), dan verstreken zou zijn en de school vermoedelijk weer een jaar zou moeten wrorden uitgesteld. Voor de hand ligt de vraag nu: had den B. en W. dan niet éér met een voorstel kunnen komen? In October toch was het adres van de Verceuiging „Industrie- cn Huishoud school" reeds ingekomen. We mcenen, dat het antwoord, dat op een vraag van deze strekking van den heer Veis Iicijn vrij afdoende dooi den Burgemeester, door Wethouder Celosse en den lieer Gerritsen werd gegeven, n.l., dat B. en W. aanvankelijk meenden dat er zoohi grooten haast niet bij was, dat de goedkeuring van den Minister pas tien dagen geleden was ingekomen, terwijl door de beide leden van het Dagelijksch Bestuur verwezen werd naar de uitvoerige besprekingen in 1903. Zou dc heer Van Eek het zoo hcei ver mis gehad hebben, die verzending- naar de afdeelingen niet gewenscht achtte omdat zooals hij zeide: „men elkaar tóch niet zou overtuigen"? Wie met aandacht de verdere discus sie gevolgd heeft, een discussie die ge voerd werd op een wijze, die door de Nieuwe Amersfoortsche Courant terecht obstructie genoemd wreid, waarbij de lieer Jorissen de aanvoerder was, dan blijkt het dunkt ons duidelijk, dat de heer Van Eek volkomen juist gezien had en dat dc heeren opposanten zich wel degelijk reeds een vaststaande opinie hadden gevormd n.l. „zoö hard mogelijk het tot stand komen van dc Industrie school tegen te werken". Eu wanneer men in liet licht der latei- gevoerde discussion het voorstel tot ren- vooy naar de afdeelingen nog eens bekijkt, dan krijgt men den indruk, dat het niet te gewaagd is om te onderstellen, dat niet het zoo vurig gewcnschte grondige onderzoek, doch dc veel vuriger wenscli „dc zaak op dc lange baan te schuiven" het onuitgesproken motief is geweest van dit voorstel. Wij moeten er hierbij óók nog even aan herinneren, dat het de heer Hamers geweest is, die indertijd getracht heeft, de memoriepost betreffende de Industrie-school van de' begrooting af te voeren. Acht iemand het mogelijk, dat ge noemde heer nog tot andere gedachten gekomen zou zijn bij een behandeling in dc afdeelingen? Gcloove wie dat gelooven kan. Het standpunt, vooral door de heeren van Kalken cn Visser ingenomen cn ook gedeeld door dc heer Plomp achten wc beter te verdedigen althans, dan dc wijze waarop door den heer Jorissen oppositie gevoerd werd. Genoemd raadslid maar hij schijnt niet kalm geweest tc zijn deed telkens voorstellen 0111 te trachten de school zoo slecht mogelijk te maken, zóó zelfs, dat de heer Van E s v e 1 d den heer Jorissen bij een van diens voorstellen toevoegde (volgens het ver slag van de O. A. C. tenminste): „Indien dit (voorstel van den heer J.) wordt aangenomen geeft niet de Gemeente subsidie aan de school, maar dc school aan de gemeente." Obstructie van den ergsten aard. En de andere heeren mogen niet door woorden dit demagogisch drijven ge steund hebben, door dader, d.w.z door vóór dc voorstellen van den heer Jorissen tc stemmen deden ze dit wel. Laat ons ten slotte h e t argument eens onder de oogen zien, dat werd aangevoerd tegen dc school en wel de financieele kwestie. Toegeven willen wij voor het oogen- blik, dat het bijzondere omstandigheden zijn, waardoor dit jaar de kosten ge makkelijk kunnen worden gedekt, doch een dwaasheid achten we het te komen aandragen met het schrikbeeld, dat wc zullen moeten komen tot een Inkomsten belasting van 4 °/0. Als dit eens moet gebeuren, dan zal het waarlijk geen gevolg zijn van de f 1750 subsidie aan de Industrieschool. Men stelle die f 1750 eens tegenover een bcgrooting van f 600.000 ongeveer, dan komt het belachelijke van een dergelijke voorstelling van zaken vol doende uit. Wanneer over verhooging van be lastingen gesproken wordt, dan is het altijd de „Middenstand," die naar veler meening het kind van de rekening wrordt. Hier w illen wij er op- wijzen, dat juist zij, die geacht kunnen worden de representanten bij uitnemendheid te zijn van den Middenstand, n.l. de voorzitter en de secretaris (of gewezen secretaris althans) van de vereeniging „Handel cn Nijverheid:" Y o o r het verleenen van li c t subsidie gestemd hebben. De heeren weten te goed van hoe groot belang goed vakonderwijs aan meisjes ook voor den Middenstand i9, om tegen de betrekkelijk geringe op offering voor de gemeente op te zien. Die bedreiging met 4% inkomsten belasting, tengevolge van liet verleenen van f 1750 subsidie is goed om onont wikkelde kiezers te vangen of indruk te maken op egoisten, die niets over hebben voor de „opheffing van de minder bedeelden" wat tocli, zooals door Mr. Heyligers volkomen juist werd opgemerkt óók een gemeentebelang is. Doch aangenomen eens, dat al de geopperde grieven gegrond waren, van a. tot z., aangenomen zelfs, dat er nog veel meer grieven zijn, dan door op posanten zijn genoemd, dan hadden zij eens moeten bedenken, dat ze beloofd en bezworen hebben, de belangen der gemeente naar plicht en geweten te dienen cn dat daarmee niet te rijmen is de houding aangenomen door de heeren Jorissen, Vels-Hey 11, Plomp, Kleber en Hamers, n.l. weg te loopen, omdat ze hun zin niet konden k r ij g e n. Dat is niet het werk van ernstige mannen. Die heeren zijn natuurlijk overtuigd, dat z ij cn z ij alle e n het juiste inzicht hebben in de wijze waarop do Gemeente moet worden bestuurd. Doch dan zooveel te meer was het hun plicht geweest pal te staan op den post hun door de kiezers toevertrouwd. Zoo handelen geen „groote" mcnschen. De openbare vergadering, waarin Jhr. Sniissaert het zicktevcrzekeringsontwerp behandelde, was vrij goed bezet. Nadat de voorz. met een kort wooid wees op den bekwamen spoed waarmee de ïegeering nog iets van den socialen oogst poogt binnen te halen, dat de sociale wetsont werpen waarvan spreker heden avond er één zal behandelen, alle nog in de etalage kast prijken, gaf hij *t woord aan den spreker. Diens rede luidde aldus: Wanneer we, om kt woord van den voorz. te bezigen, lezen wat de sociale etalage bevat, dan zien we op de plank enkel wetsvoordrachten staan. Op soci aal gebied kan de regeering op geen enkel tot stand gekomen wet wijzen. Wel poogt de regeering nu zooveel mogelijk van den oogst binnen te halen. Het plan bestaat zelfs nog het arbeidscontract te behandelen ofschoon ik betwijfel of 't gelukken zal dit veel omvattende wetsontwerp, dat tot breed voerige behandeling zal leiden, gereed te krijgen in 't korte tijdsbestek dat ons nog van de algem. verkiezingen scheidt. Wanneer men dus wil nagaan welke richting bij de sociale wetgeving heeft voorgezeten, moet men zich beperken tot de wetsvoordrachten. En voor die richting ift de ziekteverzekering ken schetsend, omdat dit een geheel nieuw ontwerp van deze regeering is, waarin het zijn eigen richting had kunnen belichamen, wat met de arbeidswet, en het arbeidscontract niet het geval is, daar deze reeds onder liet vorig ministerie in voorbereiding waren. De ziekteverzeke ring is dus geheel nieuwe stof, waarbij men fouten kan vermijden die b.v. de Ongevallenwet aankleven, waarbij de administratie een groot deel der gelden verslindt. Hier in deze ziekteverz.wet was Dr. Kuypcr geheel vrij en kon dus zijn opvattingen omtrent sociale wetge ving toepassen. Die opvatting van Dr. Kuyper is deze, zooals ook reeds blijkt uit zijn groot amendement op de onge vallenwet: Inmenging van't staatsgezag op sociaal gebied is noodzakelijk, maar destaatmoct aanmoedigende particculicre krachten. Die particuliere krachten moe ten zelfs tegen verregaande inmenging van kt staatsgezag verdedigd worden. Nu is mijn doel aan te toonen in hoeverre dit ontwerp aan deze beginse len beantwoordt. Ik geef daarom een beknopt overzicht van wat de wet bevat. Een zeer belangrijke bepaling is de aaneenschakeling met de ongevallenwet, waarbij de ongevallen die korter dan 13 weken duren aan de Rijksverzeke- ringbank worden onttrokken en nu onder de ziekenkassen zullen komen. Yerzekeringsplichtig is ieder, die 16 jaar is cn vast werkman is d. i. ieder die minstens 6 dagen achtereen tegen geldelijk loon werkt. Uitgesloten zijn dus de losse werklieden. Behalve de verzekeringsplichtige, is ook verzekerd zijn gezin. Er zullen zijn 3 soorten ziekenkassen. Ie. erkende ziekenkassen, particuliere, die koninklijke goedkeuring moeten hebben, 2e. districts ziekenkassen, door dc overheid opgericht, 3e. onderneemersziekenkassen, b.v. van fabrieken enz. Wanneer een ondernemer een zieken kas opricht, zijn zijn werklieden ver plicht zich daar te verzekeren. Overigens zijn de verzekeringsplichtigen vrij in hun keuze, met dien verstande, dat echtgc- nooten altijd in één kas moeten ver zekerd zijn. Districtsklassen en ondernemerskassen uiogen geen verzekering weigeren. Particuliere kassen mogen in statuten bepalen, wie zij verzekeren willen, kun nen dus den kring zoo nauw mogelijk trekken, zoodat hier de antithese ook weer door kan werken. Wordt een verzekering geweigerd, dan is beroep mogelijk op de verzeke ringscontroleurs, dat zijn staatsambte naren. Heeft een verzekeringsplichtige verzuimd zich te verzekeren dan wordt hij verzekerd door den controleur bij de districtsziekenkas. Dc voorwaarde voor koninklijke goed keuring van particuliere ziekenkassen is dat hun reglementen geen bepalingen bevatten strijdig met de wet of bestuurs maatregelen. De erkende kassen mogen geen hooger uitkceringen doen dan dc publieke kassen. Hun dividend mag niet hooger zijn dan 4 De meerdere winst moet besteed worden tot verlaging van tarieven, verhooging van uitkecrin- gen of versterking van reservefonds, dat echter een bepaalde grens niet mag overschrijden. Ze zijn verplicht registers te houden, mededeelingen te doen aan controleurs enz. De erkenning vervalt bij faillissement, ook op verzoek en bij niet naleving van de bepalingen der wet, Districtsziekenkasscn. Daartoe wordt het land in districten verdeeld. In elk district is één kas, die wordt bestuurd door een bezoldigd directeur, die door de Kroon benoemd wordt. Deze kan vervangen worden door een plaatsver vangend directeur, die niet bezoldigd wordt, maar vergoeding krijgt bij ver vanging. Er is een Raad van toezicht bestaande uit 5 leden waarvan één door de Kroon en 4 andere door gedep. staten worden benoemd. Daarbij moet zijn 1 arts, 1 apotheker, 1 werkgever en 1 verzekerde. Ondernemersziekenkassen kunnen op gericht worden door werkgevers met minstens 50 werklieden, en moeten ook koninklijke goedkeuring hebben. De statuten worden vastgesteld in een vergadering, waarin de werkgever even veel stemmen heeft, als de werklieden sa men. De werkgever benoemt den secretaris boekhouder van 't Bestuur. De door den werkgever benoemde bestuursleden brengen half zooveel stem men uit als die, door de werklieden aangewezen. Het tarief mag niet hooger zijn dan bij districtskasscn. De goedkeuring kan op dezelfde gronden als bij particuliere erkende kassen ingetrokken worden. De schadeloosstelling wordt verleend bij ziekte, kraam en overlijden. Alleen de verzekeringsplichtige (hoofd van gezin) heeft aanspraak op het geld, Alle leden van 'tgeziü hebben aan spraak op geneeskundige behandeling en middelen bij ziekte. Bij kraam op verloskundige hulp begrafeniskosten levenloos geborei kind en kraamgeld. Bij overlijden verzekeringsplichtigef 50 Opbrengst van middelen. Bij de bc rekening van de premie wordt geen reke ning gehouden of de verzekeringsplichtige getrouwd of ongetrouwd, oud of jong i* Ze wordt berekend niet naar werkelijk loon van den verzekerde maa; naar 't gemiddeld loon, zooals dat in zij beroep volgens vastgestelde tabel aangegeven. Verder zijn de beroepen verdeeld 4 gevarcnklassen. De werkgever betaalt de geheel premie, maar kan die voor een dee verhalen op de werklieden. In de laagste gevarenklasse h. betaalt de werkman a/3 van eigen ven en kt geheel van de gezinsverz. In de hoogere gevarenklassen betaal hij de geheele gezinsverzekering, di voor 't gezin natuurlijk niet hooger dan in de lagere gevarenklassen, e voor eigen verzekering evenveel als i laagste gevarenklasse, terwijl 't mcei do pli dis eei de vei vo ne ke laf tra tO( Bc uit tei

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2