No. 39.
Woensdag 17 Mei 1905.
2e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Het zoekende Lieht.
Buiten de Orde.
FEUILLETON.
HET MOOIS GAAT ER AF.
Allerlei.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
In ons nummer van Zaterdag 17
December 1904 komt een ingezonden
6tuk voor: „Mr. Sybrandy en de Waar
heid" van den heer Stijnman, waaruit
we het volgende nog eens onder de
oogen van onze lezers brengen:
„En, vergadering, zoo zegt mr. Sy
brandy met stemverheffing: in het R. K.
Noord-Brabant zijn in 't geheel 3 (zegge
3) R. K. notarissen.
„Men roept uit de vergadering: In
Bergen op Zoom zijn er twee.
Juist, zegt mr. S., dan is de derde
ergens anders.
„Zijn vrienden juichen hem toe voor
deze advocaterige handigheid.
,Ik heb mij de moeite getroost deze
bewering wat nader te onderzoeken.
„Nu blijkt mij uit het jaarboek van
het Notarisambt, uitgave v. d. Ven en
Fikkert He jaargang 1904 het volgende:
(Wij bekorten hier Red.)
„Tezamen zijn er in Noord-Brabant
92 notarissen, waarvan 62 R. K. en 30
niet R. K. of, zooals het jaarboek zegt,
protestanten." Tot zoover de heer St(jnman.
In een hoofdartikeltje in ons nummer
van Woensdag 21 Deeembed 1904
schreven wij, onder het opschrift.„Naam-
chriBtenen" naar aanleiding van de
groote reeks van onwaarheden, door den
heer Sybrandy aan den man gebracht, o.a.
„Het erge van het geval is, dat wij
PaganiBten" onze „Christelijke" tegen
standers er op moeten wijzen, hoe de
achting voor de ernst en do waardig
heid van een partij schade lijdt, door
zulke verkondigers van hare beginse
len."
Niettemin heeft de Propaganda-Club
Groen van Prinster er" het niet
beneden zich geacht, den naam van den
nobelen bestlijder van Thorbecke, te
bezoedelen, door de verdediging van dc
„Christelijke" beginselen toe te vertrou
wen aan een man, van wien publiek
geconstateerd is, dat hij niet schroomt,
ter wille van een oogenblikkelijk succes,
het gebod: Gij zult geen valsche ge
tuigenis gevet!openlijk en opzet
telijk met voeten te treden.
Hier valt niet te denken aan cenc
vergissing.
Wanneer het waar was, dat door
liberale Ministeries in een roomsche
provincie als Noord-Brabant slechts 3
Een machtige God heeft welgedane priesters.
Chineesche wijsheid.
Uit het Duitsch
ERNST VAN WTLDENBRUCH.
23).
Aan de wanden, die met een lichtblauw,
met gouden figuren versierd behangsel
bedekt waren, hingen fraaie schilderijen,
landschappen voort tellende, uit de andere
vertrekken bijeengebracht; eene aller
liefste schrijftafel stond in een der hoeken
by het venster; rondom stoelen met
zilverdamast bekleed en een sofa van
dezelfde stof; tusschen de vensters een
booge wandspiegel, in zware goud
bronzen lijst, en het geheel rijk ver
licht door een aan de zoldering hangende
kroon en eenige in de hoeken geplaatste
lampen, welker ballons met roode zijde
katholieke notarissen benoemd waren,
dan zouden deze regecringen zich hebben
schuldig gemaakt aan ergelijke partij
digheid. Dat zou een hoogst ernstige
beschuldiging zijn.
Nemen we nu voor een oogenblik aan,
dat deze v a 1 s c h e beschuldiging wer
kelijk door Mr. Sybrandy is geuit, in
do meening, dat hij waarheid sprak, dan
was liet de plicht van een fatsoenlijk
man geweest onmiddellijk toen de onjuist
heid van deze beschuldiging geconsta
teerd was, die openlijk in tc trekken.
Daar laat men geen half jaar over
heen loopen.
De vergadering van Vrijdag 12 Mei,
waar Mr. Sybrandy sprak, was goed
bezet.
Tal van nieuwsgierige „Paganisten"
vooral waren opgekomen om den „be
luchten" Sybrandy eens te zien en te
hooren.
De heer Sybrandy zorgde er voor in
zijn rede zeer gematigd en zeer fat
soenlijk te zijn.
Ware het de eerste maal geweest,
dat hij in liet politieke leven optrad,
men zou naar huiB hebben kunnen gaan
met den indruk, ei was een tegenstander
aan het woord, en liet was een fatsoeu-
lijk man.
Doch het verleden van den heer
Sybrandy kwam met hem mede.
Hem te hooren spreken over „Chris
telijke" levensbeschouwing scheen de
vergadering te verbitteren, hem lof te
hooren brengen aan een man als pro
fessor Drucker, over diens „rechtschapen
heid" was weerzinwekkend.
Ware genoemde professor tegenwoor
dig geweest, hij had hem dit compliment
niet kunnen teruggeven.
Maar uitdrukkelijk vermelden we het,
de rede van de lieer Sybrandy zelf gaf
geen aanleiding tot de aversie, die er
onder het grootste deel van de aanwezi
gen tegen den spreker heerschte.
Blijkbaar met opzet zorgde hij er voor
zijn hoorders zoo weinig mogelijk te
prikkelen.
Het mocht hem niet baten.
Toen de heer Duys die daarin
stellig buiten dc orde was hem het
recht ontzei te spreken over „Christelijke"
beginselen, waar Mr. Sybrandy zich niet
had ontzien, terwille van de propaganda
zich van valsche gegevens te bedienen,
omhuld waren: een verblijf, als voor
eene fee, door een goeden geest inge
richt.
De baron opende do deur van de
aangrenzende kamer, waar oen groote
glazen ballon, met blauwe stof omhuld,
aan den zolder hing en een gezellig licht
verspreidde. Recht tegenover de deur,
onder een blauw zijden hemel stond een
bed, kostbaar en rijk, met sneeuwwitte
kussens en linnen van het fijnste weefsel.
Sprakeloos, door dankbaarheid over
weldigd, hing Anna aan den hals van
haar echtgenoot; zooveel had zij reeds
van hem ontvangen, maar dit spande
toch de kroon; zoo schenkt slechts een
mensch, wiens ziel ons steeds nabij is,
onafgebroken en overal.
„Ik denk," zei de baron, „dat het
goed zal zijn, nu je kamenier te roepen
opdat ge van je reiskleeding kunt ont
doen en het je gemakkelijk maken."
Hij liet den blik eens rondgaan; op
stoelen en sofa's lagen Anna's zooeven
uitgepakte klcederen verspreid; een
négligé van rozeroode wollen stof lag
bovenop, tot gebruik gereed.
„Ik ga intusschen naar boven, naar
mijn kamer," ging hij voort, „en als ik
terugkom, zullen we samen soupeeren,
en zoo je het goedvindt, laten we in je
kamer het noodige klaarzetten; hier is
het gezelliger dan daarginds."
„Naar boven, naar mijn kamer," had
hij gezegd. Zij zag hem vragend aan.
toen deze hom de beschuldiging naar
het hoofd slingerde, naar aanleiding van
de notariskwestie: Seliaaiu II Mr.
Sybrandy dergelijke Neliande-
lijke leugen* te verknopen,
toen barstte de zaal in een luid applaus
en bravogeroep los.
De heer Duys had uiting gegeven
aan hetgeen er omging in de gemoede
ren van het meerendeel der vergadering.
Maar de heer Duys was buiten
de orde. Dc heer Duys werd per
soonlijk.
Zeker, doch hoewel dit volkomen er
kennende, zullen wij de laatsteu zijn
het den heer Duys ten kwade te dui
den; dat hij lucht gaf aan zijn walging.
Het gold hier geen partijzaak, het
was hier een opkomen voor eerlijkheid
en fatsoen.
En wat was het antwoord van
den heer Sybrandy in zijn repliek?
Niets
Tenminste, hij wilde zich er af ma
ken, door er overheen te praten. Maar
toen uit de vergadering tal van stem
men hem toeriepen: de notarissen, de
notarissen, tocu antwoordde de heer
Sybrandy
„Dat I* buiten «le orde."
Bah.
Mr. Sybrandy moge een goed poli
tick „Christen" zijn, een man van eer
is hij niet.
Buiten de orde!
Ja Mr. Sybrandy, als het van U
ifhangt, zult ge wel altijd er voor
zorgen, dat het „buiten de orde" blijft,
want om ronduit te erkennen:
„Het spijt mij, dat ik mij van dit
immoreelc propaganda-middel heb be
diend, ik heb gezondigd,"
daarvoor blijkt gij te laag te staan.
Doch onder alle, eenzigszins talrijke
groepen van personen vindt men indi
viduen, die de corporatie niet tot eer
verstrekken.
En het is onrechtvaardig een
geheele klasse van personen verant
woordelijk te stellen voor hetgeen de
enkeling misdrijft.
Doch, zoodra men een individu als
Sybrandy goed genoeg acht om dc
verkondiger te zijn van zijn beginselen
met de wetenschap, dat hij ter wille
„Waar woon je dan eigenlijk?
„O tamelijk ver van hier," gaf hij
ten antwoord, „op dc tweede verdieping."
Hij zag de verwondering op haar
gezicht, doch het was, alsof hij verdere
vragen wilde ontwijken. Hij nam haar
hoofd tusschen zijne handen, kuste haar
en met een „tot straks" ging hij heen.
Aan de deur had hij haar glimlachend
toegeknikt; verbeeldde zij het zich, of
was er in dien glimlach werkelijk iets
gedwongens geweest?
Zij begaf zich in hare slaapkamer,
waar de kamenier reeds op haar wachtte.
Deze, een meisje uit het dorp, was niet
bijzonder ervaren in het werk, dat zij
zou verrichtenzwijgend en niet zonder
verlegenheid, wachtte zij om daarmede
te beginnen. Niet minder verlegen
echter was de meesteresse zelve. Het
was de eerste maal, dat Anna zich bij
het uit- en aankleeden liet helpen; met
een heimelijk lachje bekende zij zich
zelve, dat het prinses-zijn geleerd moet
worden.
Toen zij in hare zitkamer terug
keerde, stond in het midden daarvan
de tafel met het souper gereed. Eber-
hard was nog niet teruggekomen: zij
was alleen. Zij ging naar een der
vensters, knielde op een stoel, en op
het kozijn leunende, staarde zij in het
duister naar buiten. Nadat zij een
poosje zoo had gelegen, richtte zij zich
op, keek om enjawel, daar stond
van het succes er niet tegen opziet zich
van onware voorstellingen te bedienen,
dan wordt men mede-verantwoordelijk.
Schaam U, propaganda-club „Groen
van Prinsterer", gij die U zoo gaarne
„Christelijk" noemt, dat gij zoo weinig
gevoel van betamelijkheid toont te be
zitten om mannen als Sybrandy tc doen
optreden.
Gij „politieke Christenen" veroordeelt
het, dat wij scheiding wenschcn te ma
ken tusschen godsdienst en politiek,
doch gij zelf schijnt scheiding te maken
tusschen „Christendom en fatsoen."
Wij eindigen met onzen geestverwan
ten den raad te geven om in het vervolg,
mocht „Groen van Prinsterer" den bru
talen moed hebben Mr. Sybrandy weer
te doen optreden, die vergadering niet
meer te bezoeken en evenmin met dien
man te debatteeren.
Laat hem metzijn „mannen broeders"
en zijn leugens alleen.
't Is voor den heer van Asch van
Wijck toch niet heel aangenaam, dat
zijn kandidatuur door een dergelijk
„Christen" moet worden verdedigd.
Ieder die eenigszins van nabij bekend
is met den politieken strijd, zooals deze
bij name op het platteland en in de
dorpen gevoerd wordt, heeft de ervaring
kunnen opdoen dat de heftigste bestrijders
der vrijzinnigen en de ijverigste propa
gandisten voor het huidige Kabinet de
gereformeerde predikanten zijn.
De lasterpraatjes over de openbare
school worden bij voorkeur door hen
gecolporteerd; Dr. Kuypcr's beruchte
antithese wordt door hen in populairen
vorm weergegeven, daarbij aan al wat
niet rechtzinnig is het recht ontzeggend
zich christenen tc noemen en de vrij
zinnigen brandmerkend als ongeloovigen
en godloochenaars.
Nu zijn we de laatste om dit erg
euvel te duiden; iedere eerlijke overtui
ging, ook al dunkt zij ons verkeerd,
bekrompen, eenzijdig, is in ons oog
respectabel; wij mogen haar bestrijden
waar 't noodig imaar eerbiedigen haar
op denzelfden grond waarom wij eerbied
eischen voor de onze.
Mits die overtuiging ook inderdaad
eerlijk gemeend zij en niet een partij-
zuchtig of erger nog, een zelfzuchtig,
hij achter haar bij de deur. Zij had
een gevoel, alsof hij daar reeds langen
tijd zwijgend naar haar had staan kijken.
Hij stond zoo onbeweeglijk; in zijne
boog opgerichte gestalte was een soort
van spanning, in zijne gelaatstrekken
eene soort van strakheid, alsof hij zoo
even een inwendigen strijd tot bedaren
had gebracht.
Terwijl Anna zich oprichtte, gleed
haar een der bruin fluweclen pantoffeltjes
van den voet; snel bukte hij en kuste
haar op den voetzool, die slechts met
de zijden kous bedekt was. Even snel
richtte hij zich weder op.
„Vergeef mij!" zeide hij, in verwar
ring een stap achteruit doende.
Lachend wierp zij zich aan zijne borst.
„Maar wat zou ik je moeten ver
geven
Een warme gloed vertoonde zich iu
zijne oogen, om dadelijk weder te ver
dwijnen. Hij kuste haar, bijna afwerend
op het voorhoofd.
Ja, ja," zeide hij heesoh, „niets,
niets
Toen zette hij zich met haar aan
tafel.
Het souper was zeer gezellig; men
at, dronk en babbelde.- Toen het was
afgeloopen, keek Anna met zekeren
angst naar de deur. Zou nu de oude
Johann verschijnen, om de tafel af te
nemen?
Eberhard scheen hare gedachten ge-
bijsmaakje hebbe. Is dat het geval, dan
krijgen die heftige aanval'en eenerzijds
en die warme verdediging andererzijds
een karakter, waarop minister Heems-
kerk's woord past, dat het moois er af is.
Nu lazen we d. d. in De Heraut
het vroegere blad van dr. Kuyper, orgaan
der Gereformeerde Kerken, het volgende:
„De zware lasten, die op 't chris
tenvolk drukken met 't oog op 't
onderwijs der kinderen, worden nu
voor een groot deel doorderegee-
ring van de ouders overgeno
men.
„Wie zoo aan de eene zijde verlicht
wordt, kan aan de andere zijde meer
doen. En de vraag mag wel met ernst
overwogen worden, of de tijd thans
niet gekomen is, o m de tractem en
ten onzer predikanten, voor
zoover dit noodigis,ophooger
pei 1 te brengen."
Hier komt het zelfzuchtige aapje erg
leelijk uit den mouw.
Niet de verheffing van het „christelijk"
onderwijs gold dus de strijd; zelfs niet
dc ontlasting der ouders van den zwa-
ren druk der hooge schoolgelden, of van
het „christenvolk" van de offers voordo
bijzondere school gebracht, maar om de
traktementen der geestelijke propagan
disten tc kunnen verhoogen.
De milliocnen uit de Staatskas zullen
dus tenslotte voor een deel vloeien in
de beurzen dier predikanten.
Het is niet te verwonderen dat de
hoeren zoo warm loopen voor dit Ka
binet en voor de Subsidie-novelle in de
bres springen.
Ongetwijfeld is dit menschelijk; maar
het mooie van den strijd wordt er niet
door verhoogd.
Vorstelijke personen, en zelfs sommige
ministers van binnenlandsche zaken, zich
noemende premier, schijnen er een bij
zonder genoegen in te scheppen om in
de hoofdsteden van andere landen zich
een weinig te ontspannen van hun ver-
moeienden arbeid, en door „la fenime"
en „le vin" zich wat te laten opvroolij-
kcn. Vaak is het te Brussel, waar men
die verstrooiing zocht, maar vaker nog
treft men gekroonde hoofden aan in de
schouwburgen van de republikeinsche
hoofdstad Parijs.
raden te hebben.
„Johann bedient niet meer aan tafel,"
stelde hij haar gerust. „Ik vind, we
moeten alles laten, zooals het is.
Waarom zullen we ons laten storen?"
Daarmede was zij het eene. Zij liet
zich door hem champage schenken.
„Maar jij drinkt in 't geheel niet,"
zeide zij eensklaps.
„Wel zeker," antwoordde hij, en
haastig ledigde hij zijn glaB. Zij had
echter wel goed gezien; hij dronk slechts
zeer weinig. Hij had zijn stoel achter-
uitgeschoveu en zag zijne jonge vrouw
van ter zijde aan; hij zag, hoe de wijn
haar bloed begon te verwarmen, zoodat
haar gezicht meer kleur kreeg en zij
er in haar rosekleurig morgenkleedje
bekoorlijk begon uit te zien. Zijne
oogen kregen seen strakke, starende
uitdrukking, totdat hij, als eensklaps
tot zich zeiven komende, den blik van
haar afwendde.
Anna bemerkte niets daarvan. Zij
babbelde over hare bloemen, waarmede
zij zich reeds den volgenden dag zou
gaan bezighouden; ook zij zou een
grooten moestuin aanleggen, die natuur
lijk ook onder haar toezicht zou staan.
Zij was geheel verdiept in hare planuen
en gelukkig als een kind.
Intusschen zat de bleeke man zwijgend
aan hare zijde. Of hij hoorde, wat zij
sprak? Of hij daarop acht gaf? Hij
zag er niet naar uit. Zijne ziel scheen