No. 42. Zaterdag, 27 Mei 1905. 2e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. Het politieke leven in Nederland Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER." De Eemlander. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau: Hendrik van Viandenstr. 28. Abonnementsprijs Per jaar f 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiën Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) DOOR Mr W. H. DE BEAUFORT. Wanneer men het voorrecht heeFt, altijd aangenomen dat het een voorrecht is, wat niet altijd zoo is, bijna 40 jaar met bewustzijn te hebben meegeleefd het staatkundige leven van ons volk; wanneer men zelf, zooals ik, een dertig tal jaren heeft deelgenomen aan dat leven, dan wordt men getroffen door allerlei tegenstellingen bij het terug denken aan het verleden. Toen ging de strijd op staatkundig terrein tusschen de liberalen en de conservatieven. Men dacht er destijds nog niet aan dat de anti-revolutionaire partij ook eens als regeeringspartij zou op treden. Die partij was toen een fractie van de conservatieven met uitzondering van Groen van Prinsterer en Keuchenius. die een zelfstandige fractie vormden. Wanneer wij in die dagen als jonge liberalen optraden waarschuwde men tegen en was men geducht voor de liberale beginselen. Maar men was nog meer bevreesd voorden predikant té Amsterdam, tevens redacteur van De Standaard en De Heraut den toenmaligen afgevaardigde voor Gouda. Van de liberalen mocht men veel te vreezen hebben, maar meer nog van den Calvinislischen, democratischen Dr. A. Kuyper. Die man is nu opgetreden als minister president en staat thans hoog in de gratie bij alle conservatieven en steunt zelfs op de machtigste conservatieve, de Roomsche, partij. En juist de demo cratische calvanisten steken het luidst de krijgstrompet tegen hem. Nog een andere tegenstelling vinden we in den schoolstrijd. Destijds stond Groen van Prinsterer aan het hoofd van het verzet. Het hoofdpunt van den strijd was het woord christelijk in een der artikelen van de I.ager Onderwijs wet. Dat was een der ergelijksle dingen. Groen van Prinsterer sprak zelfs van een onzedelijk woordenspel, een onheilig bedrog. Beets en Chantepie Je la Saussave verlieten de vereerd ging voor Chr. Nat. Schoolonderwijs, omdat ze het op dat punt met Groen niet eens waren. En nu? Tweemaal zijn de anti-revolu tionairen in de gelegenheid geweest dm dat woord uit de wet te lichten en toch is het er in blijven staan. Nog een ander punt uit den school strijd is: Christendom boven geloofs verdeeldheid. Zooals de heeren weten was dat een woord van Thorbecke. In de oogen der tegenstanders deugde het niet, die stelling heette een dor, een krachteloos beginsel. En de tegen woordige regeeringsmeerderheid, waar steunt die nu op? De gemeenschap pelijke wortel des geloofs vindt juist zijn kracht in die stelling. Verder wil ik niet spreken over het verleden, maar me bepalen tot het heden, tot hetgeen in de laatste vier jaren is voorgevallen. Zooals we weten vielen de verkiezingen in 1901 uit in Clericalen zin, zoodat het voor de hand lag, dat we een Clericale regeering kregen. Onze tegenstanders hooren dat woord clericaal niet graag, ze beweren dat het onjuist is. Maar als we zien hoe politiek en godsdienst meer en meer. met elkaar vermengd worden, als wc nagaan dal Dr. lvuypcr nog kort voor zijn optreden in de politiek predikant was en als we zien hoe steeds meer bedienaren van den gods dienst een rol gaan spelen in het staat kundige leven, dan geloof ik dat dat woord volstrekt niet misplaatst is. Zoodra de regeering optrad kregen wc al heel spoedig verschillende nieuwe regelingen te zien. Zoo kregen we een verandering in het reglement van den ministerraad; een verandering waardoor niet ieder minister meer zijn voorstellen kon doen aan de Koningin, maar waar door alles voortaan moest gaan door den ministerraad. Een andere verandering was dat er een parmanent voorzitter zou zijn. voor taan dus een vaste voorzitter. Volgens het bestaande reglement was ieder minister op zijn beurt om de 3 maan den voorzitter. Noch Thorbecke, noch Heemskcrck hebben dat voorzitter schap voor zich verlangd. Wel van Hall, waardoor dan ook juist de twee spalt is gekomen, die het ministerie uiteen deen vallen! Toen de zaak der sprake kwam in de Eerste en Tweede Kamer, was het de heer Fransen van der Putte in de leiding geven tot conflicten, 't Is een vaste regel, door van Karnebeek is er zoo juist aan herinnerd in de Tweede Kamer, bij gelegenheid van de inter pellatie van Kol, en een regel, die geëerbiedigd moet worden, dat alleen een minister van Buitenlandsche zaken, zich daarmee bemoeit. Wanneer dat niet geschiedt, wanneer een andere minister zich met die zaken gaat be moeien, komen er allerlei onaange naamheden uit voort, 't Gaat moeilijk om een collega te desavouceren, en j vooral niet als dat de minister president is. Hij kan niet zeggenik alleen ben I verantwoordelijk wat men collega zegt, daar heb ik niets mee te maken. De crisis aan Buitenlandsche zaken heeft zich 't eerst doen kennen bij ge legenheid van de geruchtmakende reis van den minister president naar Parijs en Londen, waarop gevolgd is de nota aan de Engelsehe regeering, waardoor Uit de dagbladen weten we, dat de minister-president in aanraking is ge weest met verschillende vorsten en hooggeplaatste staatslieden. Hij heeft besprekingen gehouden met den keizer van Duitschland. den koning van Ita lië, den koning van Saksen en den koning van België, en dat bij zoo'n onderhoud alleen over koetjes en kalf jes wordt gesproken mogen we toch niet aannemen. Wel eigenaardig is het, dat blijkens antwoord van den minis ter van Binnenlandsche Zaken bij de interpellatie van Kol, dergelijke ont moetingen door hem worden gezocht. Althans hij heeft gezegd, dat hij zich niet zal laten weerhouden met die ver schillende personen in aanraking te komen, en dat hij dan ook niet over koetjes en kalfjes wenschte te spreken. Ik heb dikwijls van Nederlandsche staatslieden gehoord, en weet dat het ook in andere kleine landen zoo is. Mr. W. II. de Beaufort. Eerste, die uit ervaring van zijn lang staatkundige leven, ernstig tegen deze nieuwigheid waarschuwde. Het ant woord van de ministertafel was, dat die gchecle wijziging toch eigelijk niet veel had te beteekenen. Dat is echter wel het 'géval, want al 'heel spoedig bleek, dat de minister president zich bemoeide met de zaken van de ver schillende departementen, 't Eerst ge beurde dit met Buitenlandsche zaken en al weten we niet het fijne van alle verwikkelingen waardoor ten slotte de minister van Buitenlandsche zaken is gevallen, doch weten we wel zooveel, dat het bemoeien van Dr. Kuyper het begin is geweest van al dp ellende aan Buitenlandsche zaken. Het bemoeien van een minister met zaken van zijn ambtgenooten is altijd onaangenaam. Als het met andere departementen gebeurd is het echter nog te schikken en bij te leggen, maar bij Buitenlandsche zaken kan hel aan een eind kwam aan den Transvaal oorlog. Men heeft de Engelsehe regee ring daarmede een dienst bewezen, en een eind gemaakt aan het bloed vergieten. Maar het heeft mij altijd leed gedaan, dat hét een Nederlandsche regeering was die zoo een einde aan dien oorlog maakte. Ik mag onzen Transvaalschen broeders niets verwij ten. Zij hebben dapper gestreden, zij hebben huis en hof prijs gegeven zij hebben ten slotte hun vrouwen en kinderen verlaten/zij' hebben alles op geofferd. Niet dat zij het op hebben gegeven, daarover wil ik ze niet hard vallen, maar mij he.eft het, bedroefd, dat.de tusschenkomst der Nederlandsche regeering, hun zelf ntët dén tijd heeft gelaten om het juiste o'ogenbïik van onderwerping te kiezen. Ik vrees, dat al heeft de regeering tic gevolgen mis schien niet geheel overzien in de ge- geschiedenis Nederland deze rol niet ter eere zal worden gerekend. dat zij juist, zooveel het met de inter nationale beleefdheid strookt, dergelijke ontmoetingen ontwijken. Daar zijn dan ook verschillende redenen voor. Er kan zoo licht een woord worden gezegd, dat verkeerd wordt begrepen, een hoffelijke betuiging kan als een beleefdheid worden beschouwd. Bij dergelijke ontmoetingen moet dan ook een zekeren schroom worden betracht, maar dien schroom schijnt de president minister niet te kennen en het is te hopen, dat aan die groote onbe schroomdheid zich even groote behoed zaamheid zal paren. Ik hoop dat Dr. Kuyper daarbij zeer voorzichtig zal zijn, maar ben wel bevreesd, want voorzichtigheid in het spreken behoort niet tot zijn op-den-voorgrond-tredende eigenschappen. Ik acht dan ook dezen nieuwen koers in het buitcnlandsch beleid een zeer gevaarlijken koers. Een tweede punt, waaruit de ver andering in den nieuwen koers blijkt. is de verhouding tot de Kroon. Ik wil goed begrepen worden. Het is verre- van mij om den minister-president of een der andere ministers te beschul digen van rebublikeinsche of anti-mo narchale neigingen of van gebrek aan eerbied jegens de persoon van de Koningin. Integendeel, ik gelool, dat het meer te wijten is aan zekere on bedrevenheid in dc regeeringspractijk. gemis aan vormen en misschien ook aan het in hooge mate zelfvertrouwen. We moeten niet vergeten dat Kuyper niel gevormd is in de school waar onze staatslieden uit voortkomen. Dr. Kuyper is ongetwijfeld een man van groote bekwaamheden. Als godgeleerde en als dagbladschrijver heeft hij een voorname, zoo niet de voornaamste plaats ingenomen. Hij is ook eenigen tijd lid van de Tweede Kamer geweest, maar was daar steeds in de oppositie- en wel laatstelijk de leider van de heftigste oppositie tegen de regeering. Dat is geen leerschool voor staatkun dige vormen, daardoor heeft Dr. Kuyper het hooge gewicht van een correcte constitutioneele regeeringspraktijk niet leeren inzien, en aan de voor een be windsman zoo noodige inachtneming der vormen geen waarde leeren hechten. Het heeft mij in hooge mate verbaasd en verwonderd, en ik wil ook wel zeggen ontstemd, dat ik pas kort na het optreden van Dr. Kuyper in een der Belgische bladen las, dat hij in Antwerpen tot een dagbladschrijver had gezegd -Ik zal ter gelegenheid van de tentoonstelling een Nederlandsch oorlogschip naar Antwerpen zenden.» I let zenden nu van oorlogschepen naar een buitenlandsche haven kan alleen geschieden op voordracht van de mi nisters van Marine en Buitenlandsche Zaken met speciale machtiging van het hoofd van den Staat. Een minister van Binnenlandsche Zaken heeft geen scheiien uit te zenden, 't Is een zon derling vergrijp tegen de vormen, waar over men niet te licht moet denken het kan ernstige gevolgen hebben en geeft een verkeerden indruk in het Buitenland. Maar ook hij het binnenlandsch be stuur heeft de minister zich bij ge wichtige beslissingen tegen de vor men vergrepen. Zoo o.a. bij de ont binding der Eerste Kamer, hetgeen na 1848 nog niet was voorgekomen. We weten, dat de Eerste Kamer de Hoo- ger Onderwijswet had verworpen en wel om dc opneming van de effectus civilis voor de Vrije Universiteit en om de regeling van het bijzonder Hon ger Onderwijs. Nu had de regeering kunnen doen als de vorige liberale regeering bij de verwerping der onge vallenwet. Dat heeft ze niet gedaan. Er is zoo'n spoed achter gezet, dat het allen schijn had, alsof de Kroon in het geheel niet geraadpleegd was. De minister gaf daardoor gelegenheid tot de bekende uiting van den heer Troelstra, dat het waar karakter van het koningschap als ornament en als uithangbord der parlementaire meer derheid. nooit zoo naakt was tentoon gesteld, als bij deze ontbinding. In de Eerste Kamer werd deze han delwijze door den minister al zeer zonderling verdedigd. Hij zei, dat het was in het laatst van Juni, dat men dan de menschen niet bij elkaar kon houden, daar ze dan op reis gaan. Ik meen, dat wanneer er zoo gewichtige staatsbelangen moeten worden behar tigd, dat dan de leden niet op reis zouden zijn gegaan en dat ze anders wel terug gekomen zouden zijn. Volkomen terecht heeft de heer van Houten er op gewezen, dat waar de regeering wees op de redevoeringen i van de heeren van Boneval Kaure en [van Weideren Rengers, die de ontbin ding heetten te hebben noodig gemaakt

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 5