No. 45.
Woensdag 7 Juni 1905.
2e Jaargang
Wees U Zelf l
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
i
Het zoekende Licht.
Waarom en Omdat.
FEUILLETON.
Van Wijnbergen contra De Beaufort.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Itiircnu
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
l'rijs der advertentiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting
Een pleidooi voor de Vrijzinnige
richting.
Waarom heeft een groot deel der
Nederduitsch Hervormde kiezers in 1901
medegewerkt tot het aan 't bewind
brengen van ons tegenwoordig ministerie?
Omdat zij van meening waren, dat
van Dr. Kuyper was te verwachten een
wetgeving steunende op Gods Woord
en een regeeringsbeleid, bevorderende
het Christelijk beginsel, zooals ook zij
dat opvatten.
Omdat zij de belangen hunner Kerk
toen veiliger waanden onder do hoede
van IIr. Kuyper en de zijnen dan onder
die der liberale partij.
Omdat zij vreesden voor een samen
gaan van de liberalen met de sociaal
democraten en dientengevolge voor dure
sociale wetten en aanzienlijke verhooging
van de belastingen.
Waarom zullen vele Nederd. Her
vormden nu van dezen waan genezen
zijn?
Omdat van de wetten door dit
ministerie tot stand gebracht niet éen
beantwoordt aan de bovengenoemde
verwachtingen, niet één uitsluitend door
drongen is van het Christelijk beginsel.
Omdat onder en door het huidige
bewind in het voordeel van de Ned.
Herv. Kerk niets, in haar nadeel veel
is geschied en verricht (getuige de
Hooger Onderwijswet).
Omdat de bezorgdheid voor een veel
geld kostende coalitie van liberalen en
sociaaldemocraten ten eenenmale ijdel
en ongegrond is gebleken.
Waarom moe6t voor elk der Chris
telijke partijen deze 4-jarige periode wel
op een bittere teleurstelling uitloopen;
tenminste voor hen, die niet zich bevre
digd achten door het schenken van voor-
deelige betrekkingen aan geloofsgenooten,
maar de geestelijke belangen den voor
rang wenschen te geven boven de stof
felijke?
Omdat door de leiders en volgers
der drie verbonden regeeringspartijen
openlijk wordt verkondigd, dat do onver
anderlijke aanneming van den bijbul als
Gods Woord, het belijden van God
in alle dingen des levens, en het gc-
looven in Christus als Gods Zoon den
gemcenschappelijker. grondslag vormen.
Als de menschen het laten verstaan, dan
verstaan zij ook het doen.
Chineesche wijsheid.
Uit het Duitsch
ERNST VAN WILDENBRUCH.
28).
Na eenige oogenblikken zagen ze,
dat hij in het kreupelhout drong.
Weldra bleef hij staan. Op de plaats,
waar hij zich bevond, was een kleine,
opene plek, eenige voeten in het vier
kant. Hij hing de lantaarn aan een
tak, wierp de rol neer, spuwde in de
handen en met een: „Vooruit nu maar!"
stak hij de spade in den grond en be
gon een gat te graven.
De beide vrouwen waren tot aan den
rand van het kreupelboschje genaderd
en volgden elke zijner bewegingen.
Deze grondstellingen zonder meer
vormen ook het eenige wat hen ver-
cenigt, terwijl elk der drie samengaande
richtingen juist in de toepassing van
Gods Woord, in do uitlegging der
Christelijke leer hemelsbreed van de
andere verschilt en ieder voor zich, zijn
eigen voor de eenig ware houdt.
Vooral geldt dit van het Roomsche
deel der coalitie. Zij toch kent aan de
overlevering cene gelijke waarde toe als
aan den bijbel en beweert dat hare
Kerk alleen van bijbel en overlevering
een onfeilbare verklaring geven kan.
Logisch doorredeneerende komt men
dus tot de slotsom dat de samenwerking
dezer partijen alleen kan leiden tot
opneming in de Grondwet van de pla
tonische verklaring, dat Gods Woord de
Grondslag moet zijn voor de Neder-
landsche Wetgeving, terwijl het toepassen
van hetgeen Gods Woord voorschrijft,
in die wetgeving achterwege moet blij
ven, omdat de uitleggingen daarvan
verre uiteenloopen; dikwijls zelfs lijn
recht elkander tegenspreken.
Eu dat deze slotsom juist.is, bewijzen
de afgeloopen vier jaren volkomen.
Want wat ziet men? Dat deze regeering
wetten heeft tot stand gebracht, die in
den grond der zaak niets met de uit
sluitende bevordering van 't Openbarings
geloof te maken hebben.
Van de wet ter aanschaffing van
artilleriemateriaal en van de drankwet
behoeft dit geen betoog.
De Hooger en de Lager Onderwijswet
beoogen feitelijk ook niets tot uitsluitende
bevordering van 't Openbaringsgeloof.
Want, niet waar, van een wet, die ook
rechten en staatsgelden toekent aan
liooge of Lagere scholen, die opgericht
kunnen worden ter bestrijding van 't
Christendom, kan men niet zeggen, dat
zij dient ter bevordering van 't Open
baringsgeloof.
Men zou ook geen gedeelte van „Gods
Woord" kunnen aanhalen, dat grond
geeft voor hot steunen en toelaten van
bijzondere scholen onverschillig van welke
richting. De Tariefwet die in 't geheel
geen rekening houdt met de draagkracht
der bevolking, maar de „kleine luyden"
onevenredig hoog belast in vergelijking
met hun beter bedeelde medeburgers,
zal men bezwaarlijk op grond van Gods
Woordkunnen verdedigen.
De Zondagswet echter, die steunt op
het 4de gebod, dus uit de Openbaring
Hij werkte met zekere tvoede; een
dof gegrom begeleidde iederen schep
aarde, dien hij ter zijde wierp. Toen
richtte hij zich op, nam de rol van
den grond, tilde die met beide handen
hoog op en slingerde haar vervolgens
uit alle macht in den gapenden, zwarten
kuil.
Daarna staarde hij een poos in het
vermeende graf.
„Ziezoo," zeidc hij, „nu zijc gij
daarin; daar blijft ge nu en komt er
al uw levensdagen niet meer uit!"
Toen greep hij weder naar de spade
en wierp het gat dicht.
„Mevrouw de barones, kom nu mee!"
fluisterde hot meisje.
De oude Johann had zijn werk vol
bracht en zou zeker dadelijk teruggaan,
langs de plaats waar de beide vrouwen
stonden. Ze drongen verder in het
kreupelhout en weldra kwam hij voorbij,
om naar het slot terug te keeren.
„Nu meent hij, mevrouw de barones
begraven te hebben," zei het meisje.
Anna kon niets antwoorden. De goed
gemeende, doch plompe wijze, waarop
hare kamenier al het verschrikkelijke,
dat zij beleefde en zag, nog eens her
haalde, maakte de kwelling nog on
draaglijker. Het was, alsof haar de keel
werd dichtgeknepenzij slikte, en slikte
nogmaals, en zou zeker bewusteloos
neergevallen zijn, indien zij niet tegen
een boomstam had geleund en door het
voortvloeit, is achterwege gebleven?
Waarom?
Omdat tussclieu de Roomsch-lCatho-
lieken en de Anti-Revolutionairen daar
omtrent de grootste oneenigheid bestaat.
De regeling der eedsquaestie
in verband met Jezus' woord: uw ja
zij ja en uw neen zij iïcen, is achter
wege gebleven. Waarom
Omdat alweder daarover onder do
regeeringspartijen de grootste oneenig
heid bestaat (zie debat tusschen Lobman
en Kuyper in de 2de Kamer over deze
quaestie).
De invoering van de doodstraf,
steunende op het orthodox christelijk
beginsel dat alle gezag ontleend is aan
God en dus de Overheid als plaatsver
vangster der wrekende gerechtigheid
Gods recht heeft te beschikken over het
leven van den misdadigeu mensch, is
achterwege gebleven. Waarom?
Omdat de christelijke regeerings
partijen het ook in dezen niet met elkaar
eens zijn.
Zoo zou men voort kunnen gaan en
b.v. nog noemen: de herziening van ons
strafrecht, de loterijwet enz. Feiten te
over.
Deze regeering moest dus teleurstel
ling brengen. En dat onder de partijen,
die haar steunen, hoe langer hoe meer
menschen de oogen opengaan, bewijze:
het optreden der christen-democraten in
de Anti. rcv. partij; het verzet der Ned.
Herv. predikanten tegen de Ilooger
Onderwijswet, en van velen hunner
tegen het algeheele regeeringsbeleid
(Ds. Krop te Zwolle. Ds. van Leeuwen,
te Rijsoord, Ds. Bronsveld te Utrecht,
Ds. Wagenaar te Jieetiwarden en anderen).
Ja zelfs onder Katholieken, die zich
anders onvoorwaardelijk onderwerpen
aan hun geestelijke voorgangers, gaan
stemmen op tegen het tegenwoordig
bewind, (zie de bekende brieven van
„een Katholiek" in de Nieuwe Rott.
Couranti.
Geconstateerd mag dus worden, dat
het doel, waarvoor de regeering aan
het bewind is gekomen, niet verwezen
lijkt is en nooit door 't samengaan van
drie dergelijke partijen, tegenover elkaar
staande juist in de toepassing van dat
gene wat hen vereonigt, verwezenlijkt
zal kunuen worden.
Waarom moeten dus kiezers, die
niet door partijzucht verblind zijn, bij
de aanstaande verkiezingen niet de
meisje met beide handen vastgegrepen
ware. Slechts langzamerhand week de
geweldige spanning op hare borst;
eindelijk vermocht zij diep adem te
halen en nu barstte zij in tranen uit.
„Wat moet ik nu doen?" snikte zij.
„In het slot kan ik toch niet terug-
keeren!"
Diep bewogen, door medelijden over
weldigd, knielde het meisje voor haar
neer, en de armen om haar heen
slaande, zeide zij op smeekenden toon:
„Mevrouw de barones, lieve, goede
mevrouw, ween nu niet zoo! God is
goed, God zal u niet verlaten. Naar
het slot kan mevrouw de barones niet
terugkeeren, dat is duidelijk; daarom
wil ik mevrouw de barones iets zeggen:
laat mevrouw de barones met mij mee
gaan, naar mijne ouders, in het dorp.
Mijn ouders hebben wel slechts oen
paar kleine kamers, maar het zijn
goede menschen. Mevrouw kan zeer
goed een paar dagen bij hen wonen.
Een bed voot mevrouw de barones is
er wel, en eten ook, en morgen komt
er weer een dag, dan zullen we wel
verder zien."
Met deze woorden had zij Anna onder
den arm genomen en voerde haar, die
als willoos met zich handelen liet, door
het park naar het veld, en dan in wijde
bochten naar het dorp, naar het huis
harer ouders, waar zij aan de venster
luiken klopte en de oude menschen uit
regeeringscandidaten stemmen.
Omdat in 't algemeen elke partij,
die zich een vasten weg afgebakend
hoeft, om te bereiken een steeds voor
oogen staand doel gevaar loopt blind
te zijn voor het goede in het streven
van anderen.
Omdat bovendien dergelijke partijen
door hun streng partijverband, hare aan
hangers dikwijls dwingen tot daden, die
zij anders openlijk zouden afkeuren.
Men denke maar aan den heer Loh-
inan en de Hooger Onderwijswet, aan
Talma's democratie en aan het goed
praten van de leugens van Sybrandy
door de clericale pers.
Waarom staat de Vrijz. richting
aan dat gevaar niet bloot?
Omdat zij mist dien streng afgc-
bakenden weg en dat enge partijverband.
Omdat haar mannen zich alleen
gebonden achten door hun verantwoor
delijkheid tegenover hun kiezers, hun
eigen inzichten en hun eigen geweten.
Omdat sedert 1848 met onuitwisch-
bare letteren in hun banier geschreven
staat het woord vrijheid; vrijheid o. a
ook van godsdienst en geweten.
Juist voor de duizenden kiezers in
Nederland, die zich niet bij eene of
andere partij hebben aangesloten, dus
afkeerig zijn van een p a r t ij r e gc e-
ring, die met de eischen barer tegen
standers in 't geheel geen rekening
houdt, moet 'de keuze uitvallen ten gunste
van de vrijz. candidaten.
Nooit is onder vrijz. ministeries een
wet tot stand gekomen, of ook mannen
van andere partijen hebben er vóór
gestemd.
Zelfs do veelgesmade leerplichtwet is
aangenomen met behulp van twee Katli.
afgevaardigden (Schaepmau en Kolkman).
Onder onze tegenwoordige regeering
heeft men echter het treurige schouwspel
gezien, dat wetten zijn aangenomen
waarvoor zich zelfs nog niet eens de
geheele regeeringsmeerderheid verklaar
de (Dr. J. Th. de Visser stemde tegen de
II. Onderwijswet) terwijl onder de vóó r
stemmers mannen waren, die de wet
in hun hart afkeurden (Ds. Schokking.
van Idsitiga en Mr. de Savornin Lob
man).
Wat kunnen onbevooroordeelde men
schen leeren uit den huidigen politieken
strijd?
Dat het onheil en jammer over
een land brengt wanneer een der uiterste
partijen aan het bewind is. Dat een
regeering van Clericalen, zoowel als eene
van Soc. democraten verderfelijk voor
een land moet zijn. Dat die uiterste
partijen uitnemend zijn in de oppositie
als stuwkracht in de richting hunner
idealen.
Dat echter bij een gematigde midden
partij, die geleidelijk voortgaat op den
weg van vooruitgang, zonder groote
sprongen of schokkende catastrophen,
de belangen der natie het veiligst zijn.
Kiezer», buiten partijverband staan
de, of door partijzucht niet overliecrscht
en verblind, brengt dus als vll mail
uw stem uit op «Ie vrijzinnige
candidate 11.
den slaap wekte.
Een half uur later lag Anna in hot bed
der arme dagloonersvrouw, terwijl deze
zich met haar man en hare dochter
naar de keuken begaf en met open
mond luisterde naar het verhaal der
vrceselijke dingen, die in het slot waren
voorgevallen.
Den volgenden morgen zat Eberhard
von Fahrenwald in zijn kamer, in een
armstoel, de knieën met een wollen
deken bedekt vermoeid, gebroken,
als een plotseling oud geworden man.
De deur ging open en de oude Johann
verscheen, met een bord in de hand,
waarop een ontbijt. Hij zette het bord
op de tafel, naast zijn heer.
„Nu moet mijnheer de baron ont
bijten," zeide hij.
Zijne vroeger deemoedige houding
was verdwenen; hij stond daar naast
zijn beer als een oppasser bij een
gevangene.
De baron sloeg de oogen neer; het
scheen, of hij bevreesd was voor zijn
bediende.
„Ontbijt nu!" gebood deze nog eens,
en terwijl Eberhard von Fahrenwald
trachtte iets te eten, ging hij met de
handen in de zakken de kamer op en
neer, ramen en deuren onderzoekend.
Toen kwam hij terug, om de rest van
het ontbijt weg te ruimen.
Eberhard zag hem schuw van ter
zijde aan. Zijne handen plukten aan
Vorige weck heeft de heer Van
Wijnbergen alhier een politieke lezing
gehouden met gesloten deuren en zon
der debat. Alleen Roomsch Katholieken
en geestverwanten hadden toegang
en de Oude Amersfoortsche
Courant.
Blijkens het verslag in dat blad, is
de heer Van Wijnbergen gevallen over
de uiting van inr. W. II. de Beaufort,
Jat een der katholieke kamerleden er
kend zou hebben, dat de Staatssubsidie,
die aan kloosterscholen ten goede zal
komen ook zal dienen voor kapellen
en kloosters.
De heer Van Wijnbergen deelde mede,
dat hij dat katholieke kamerlid was,
maar inplaats van dat hij dat had er
kend, had hij het ten stelligste ontkend.
Aldus de heer Van Wijnbergen.
En de heer Van Wijnbergen heeft
er zich over bedroefd, dat een man als
do heer de Beaufort iets dergelijks heeft
kunnen doen.
Natuurlijk wordt deze „vergissing"
van den heer de Beaufort door Eem-
bode en Stichtsche Courant uitgebuit
teneinde er een wapen uit te smeden
tegen de heer De Beaufort.
Wij wenschen onze lezers en onze
eerlijke tegenstanders in de gelegenheid
te stellen om zich een oordeel over de
zaak te vormen en zullen daarom een
citaat uit de handelingen laten afdrukken,
en wel dat deel van de rede van den
heer Wijnbergen, dat de heer De
Beaufort aanleiding heeft gegeven om
te beweren, dat door een katholiek
kamerlid is erkend, dat de rijkssubsidie
de wollen deken; het was hem aan te
zien, dat hij iets op het hart had, doch
dit niet durfde uiten.
Eindelijk kwam het.
„Waar is mijn vrouw toch?
De oude Johann haalde de schouders
op, alsof het niet de moeite waard was,
op zulk eene vraag te antwoorden, en
liep naar de deur.
„Waar is mijne vrouw?" herhaalde
Eberhard met heesche stem.
Nu wendde de oude man het hoofd
naar hem en zag hem met zijne giftige
oogen aan.
„Denkt mijnheer de baron dan nog
altijd daaraan? Die zaak is toch af
gedaan, dacht ik. Het zou beter zijn,
als mijnheer de baron eens aan iets
anders ging denken."
Eberhard draaide heen en weer in
zijn stoel; het scheen dat hij wilde op
staan, doch de gevaarlijke blik van den
ouden man hield hem op zijne plaats.
Een tijdlang zagen ze elkaar zwijgend
in de oogen; toen vertoonden er zich
zweetdruppels op het voorhoofd van den
baron; eerst slechts een paar, daarna
meer; hij wilde spreken, doch zijn on
derkaak scheen verlamd.
„Maar zij is toch niet
Hij kon de vraag niet ten einde-
brengen.
,Ja zeker, dat spreekt immers van
zelf!" viel de oude Johann in de rede.
„Wat zou zij anders zijn? Mijnheer