Stadsnieuws. Allerlei. ▼oor het onderwijs voor een gedeelte (zij het kan ook indirect) een subsidie was voor kerkelijke doeleinden. Wij knippen uit de Handelingen" het volgende uit de redevoering van den heer Wijnbergen. Maar nu verder. Is het waar, dat de zusters of fraters het minimum-salaris, dat wordt uitgekeerd, niet behoeven, niet noodig hebben om het onderwijs te bekostigen? Dit nu ontken ik beslist. De heer Goeinau Borgesius zegt woordelijk, dat het in de kloosters zóó geschapen staat, dat men reeds van de subsidiën die nu worden uitgekeerd, geld overhoudt. Volgens den heer Goeman Borgesius zal dus het meerdere subsidie, bij deze wet voorgesteld, geheel onnoodig zijn voor het onderwijs. Welnu, ik tart iemand dit maar eenigszins aannemelijk to maken. Door sommige leden is gezegd dat nu het Staatsgeld zal worden besteed voor kloosters en kapellen. Ik zou willen vragen hinderen die kloosters en kapellen de heeren soms? Het heeft er allen schijn van. Maar waarom dan toch? Als men langs een klooster wandelt, knu men niet zeggen dat er overmatige luxe wordt ten toou gespreid. Dat een klooster grooter is dan een particu lier huis is iets dat vanzelf spreekt, om dat er zoo velen in wonen. En de kapellen? Hebben de heeren er iets op tegen dat men er die bij do kloosters op na houdt? Is het nu geen oneerlijke wijze van redeneeren om te zeggen: de onderwijzers hebben hun salaris wel noodig voor levensonderhoud, voor woning, voedsel, kleeding, uitgaan enz., doch dc zusters en fraters kunnen het wel met minder doen. Maar de zusters, al leven zij bescheiden als men onderwijs geeft heeft men echter goed voedsel noodig hebben toch ook hun huishouding, en wél een huishouding van bijzondere soort. En nn zou men gaan uitrekenen hoeveel onze zusters precies noodig hebben aan voedsel, kleeding en wassching. Neen, men moet die huishouding en de kosten dier huis houding in zijn geheel nemen. Wanneer men een onderwijzer aanstelt voor f50C, gaat men toch ook niet uitrekenen hoeveel hij precies noodig heeft als hij zuinig leeft voor voeding, woning en kleeding? Neen, men geeft hem, wat hij noodig heeft om al die uitgaven te kunnen doen, die zij» maat schappelijke positie meebrengen. Maar zóó behandeld men dan ook kloosterlingen. Z ij uu leven gezamelijk, zij gaan niet uit, zij leven eenvoudig, doch een huiskapel wordt nn wel gevorderd voor hen; zij hebben dus wel andere uitgaven dan leeke n-o n d e r w ij z e r s, maar daarom nog niet minder uit gaven. Dit onthoud® men wol. Stel dat men een school hoeft en dat alles met de leermiddelen er bij geheel gereed is, en dat men dan staat voor de vraag wat voordeeliger is: een personeel van een schoolhoofd met twee onderwijzers of orde- zusters. Dan is het volstrekt niet zeker, dat men, zusters vragende, de goedkoopste onderwijs krachten krijgt. Als men toch om bij dit geval te blijven zusters vraagt, kan men niet vol staan met één hoofd en twee onderwijzeres sen, doch dan heeft men tegelijk daarmede ook het andere personeel te nemen. Men heeft dan te zorgen voor een behoorlijke woning met kapel enz.; aan het hoofd staat een overste, men heeft personeel noodig buiten het ou derwijzend personeel, een of meer werk zusters. Maar dan toch zal het duidelijk wezen, dat het niet aangaat te zeggen: dat onderwijs der kloosterlingen kost zoo goed als niets; van het thans gegeven subsidie houdt men reeds over. Neen, Mijnheer de Voorzitter! dat is beslist onwaar. Wat de heer Wijnbergen hier zegt de baron kan lang wachten, eer zij terugkomt!" Ebcrhard staarde hem aan. „Weggegaan?" vroeg hij toonloos. Nu kwam Jobann van de deur terug en zette het bord weer op tafel en keek den baron met een grijnslach aan. „Dood is zij! Wat hadt gij anders gedacht?" Eberhard's knieën trokken als door kramp omhoog; zijn mond ging open, alsof hij naar lucht snakte; hij stak beide vuisten in den mond; toen viel zijn bovenlijf voorover, zoodat zijn borst bijna zijn knieën raakte. Zijn geheele lichaam schokte. Als een duivel stond de oude Joliann naast hem. „Dat alles," zeide hij met harde stem, „heb ik mijnheer den baron voor uit gezegd; mijnheer dc baron heeft niet willen hooien." Ebcrhard gaf geen antwoord. Hij had de handen onder het hoofd ge bracht; hij dacht na. Vreemd was het, doch ondanks zijne geestverwarring ge voelde hij duidelijk, dat zijne gedachten helder waren. Hij herinnerde zich vol komen het voorgevallene van den vorigen avond; alle bijzondorheden stonden liem duidelijk voor den geest. Mot een ruk richtte hij het hoofd op. „Maar toen ik haar het laatst aag, was zij niet dood," zeide hij. Eensklaps had hij zich herinnerd, dat, komt dunkt ons neer op het volgende: de behoeften van ordebroeders zijn ge heele andere, dan die van leekenonder- wijzers. Om een kloosterschool te vesti gen is noodig een klooster met prior enz. en niet te vergeten een kapel voor de godsdienstoefening, dus wanneer men een deel van de staatssubidie voor het onderhoud van klooster en kapel be steedt, dan geeft men het geld uit voor zaken, (die voor het onderwijs dringend noodig zijn, die een intregeerend, een noodzakelijk deel uitmaken van het door kloosterbroeders te geven onderwijs. Men leze aandachtig 11a, vooral wat door ons gespatieerd is en men zal met ons en met den heer de Beaufort tot de conclusie komen, dat hier de heer van Wijnbergen toch heeft erkend, dat het staatsgeld zij het indirect ten goede komt aan kloosters en kappellen, dus dat er van een vergissing van den heer de Beaufort allerminst sprake is. UIT DE PERS. Wij lezen in het Utrechtsch Dagblad: „De rechtsche bladen vinden het niet aangenaam, als men cr op wijst, dat hunnerzijds van de verkiezingen een godsdienststrijd met al don aan kleve van dien en de beroering van ontketende godsdienstige hartstochten gemaakt wordt. „En toch, nu hief ook De Standaard zelf de onheilige vaan van den gods dienstoorlog op. In ecu verkiczings- artikcl van dat blad van 31 Mei 1905 lezen we de woorden: „„Men voelt klaar en helder, dat het pleit niet om onze partijbelangen gaat, maar om het land, om de toekomst van ons volk, om het opkomend geslacht, en in en bij dat alles 0111 liet Kruis van Christus. „„Zal hij de Redder en dc Heiland ook van ons volk blijven, of zal Reder- land hem verlaten en naar andere red ders uitzien? „„En juist deze diepe opvatting stemt rustig, omdat ze tot zoo hoogen ernst stemt. „„We beelden ons niet in, dat wij de uitkomst in handen hebben. Niet onze mannen regeeren, maar onze God regeert, en Ilij zal die uitkomst mot gewisse zekerheid doen komen, die in zijn Raad over ons volk bestemd is."" „Ziedaar dus wederom in het offi- cieuse regeeringsorgaan „het Kruis van Christus" tot inzet der verkiezingen ge maakt! „Wij zullen nu 'niet vragen, hoe ernstige en gemoedelijke mannen er over denken, dat aldus „het Kruis van Christus" en de Voorzienigheid zelve in don strijd om de stembus worden gesleept. „We willen alleen een andere vraag stellen: gesteld nu eens, wat toch ook mogelijk is, dat de kerkelijke partijen liet hij de stembus niet winnen en de zich bij uitstek „Christelijk" noemende regeering valt. „Waarom houden alle politieke per sonen, die de achting voor zichzelf wenschen te bewaren, steeds angstvallig de Koningin buiten den verkiezingsstrijd? „Omdat men nooit de kans zou wil len loopen, dat de naam der Koningin ook maar in verwijderd verband met een verkiezingsnederlaag gebracht kon worden. „Omdat, zoowel het mengen van haar in een strijd, waarin het waarlijk lang niet altijd op edele manier toegaat-, als zelfs de schijn van een échec door toen hij uit de bibliotheekzaal ging, Anna's lichaam zich begon te bewegen. De oude Jobann deed een stap achter uit; '■zijne handen balden zich tot vuisten Wilde die ongelukkige, kiankzinnige man zich verstouten, tegen hem te zeg gen, dat zij niet dood was? Het was hem, of men zijn goed recht te na kwam. Eberhard was opgestaan. „Waar is mijn vrouw," hijgde hij. „Dood is zij!" brulde Johan hem in liet gezicht. „E11 dat heb ik mijnheer den baron altijd al gezegd, en mijnheer de baron heeft niet willen hooren, en nu is het uitgekomen, zooals ik gezegd heb! E11 als mijnheer de baron mij niet wil ge- looven, moet mijnheer zich aankleeden en met mij medegaan naar beneden; daa zal ik mijnheer de baron wijzen waar zij ligt!" Eberhard drukte beide handen tegen liet hoofd. „Geef mij mijn goed," zeide hij toen, geef mij mijn goed! In vliegende haast kleedde hij zich. „Nu, vooruit dan!" zeide hij. Met onvaste treden betrad hij den corridor; zich aan de trapleuning vast houdende als een grijsaard, daalde hij trede voor trede de trap af, en zoo ging hij voort tot in den tuin. Dc oude Johanu nam hem onder den arm, daar hij zijne zwakte zag. Eber hard maakte een beweging, alsof hij dit partijgangers van haar geleden, aan haar prestige, aan den luister, waarin zij hoog boven de partijen is gezeten, afbreuk zou kunnen doen. „Moest dan de Naam van God en het kruis van Christus nog niet veel heiliger zijn dan de naam der Koningin? „En moet die overweging dan niet juist hen, die beweren zooveel beter dan andore mensehen in God en hun Christus te gelooven, er van terug houden hun heiligen Naam tot inzet te maken van zoo bij uitstek wereldsch rumoer?" Bilderdijk's fabeltje van den ezel, die per ongeluk op een doedelzak trapte, er., 't daardoor veroorzaakte geluid hoorende, meende, dat hij zeer muzikaal was, en uitstekend op den doedelzak kon spelen, zien we zich telkens, natuur lijk met de noodzakelijke wijzigingen in onze omgeving herhalen. Zoo vatten de Engelscho journalisten, die hier te lande oen onderzoek naar den stand van landbouw en veeteelt in stelden een scheldwoord op als een jubel kreet, en voelden zich daarmee zeer vereerd. Toen zij n.l. op hun reis door Friesland te Sneek op een stoomboot hadden plaats genomen, die hen naar Grouw zou voeren, had zich op dc kade een groote menigte volks verzameld, om de vreemde gasten uitgeleide te doen. Een straatjongen wist daarbij zijn ouden wrok tegen Engeland niet geheel te onderdrukken en gaf daarvan uiting door op luiden toon dc vreemdelingen na te roepen dat éene veelzeggende, op Friesch-Engelsche wijze nijdig uitge sproken wooid: „Chamberlain". Dit woord werd door de Engelschon onmiddellijk met gejuich begroet en als belooning voor deze verkeerd begrepen vriendelijkheid gooiden de Engelsche gasten een menigte dubbeltjes onder de lieve straatjeugd te grabbel. Wie weet hoe hoog zo 111 hun eigen land zullen opgeven van de vereering, die men hier van den orchideeën-aan bidder koestert! Je moet maar durven! Zoo dacht ook een zekere meneer Gabriel Garric te Parijs, die er sinds eenigen tijd zijn werk van maakte om zoogenoemde „beleggingsvoorwerpen", als taschjes, hoeden, enz. in de sneltreinen te stelen. Met een wijde jas aan bezocht hij geregeld do perrons der Parijsche stations, liefst op 't oogenblik als daar luxetreinen of exprestreinen 'gereed tot vertrekken stonden. De reizigers beleggen veelal hun plaats met een of ander handtaschje en op d:'e liandtasclijes had de heer Garric liet begrepen. ITet waren in den regel nogal dure voorwierpen, gezien dc rijkdom van het publiek, dat met deze treinen reist, en zoo gingen de zaken dan ook heel goed totdat de politie kwam en bij den lieer Garric oen magazijn van ge stolen reishenoodigdheden vond. De heer Garric en zijn vrouw zitten nu in de schaduw" het Parijsche euphemisme voor „gevangenis", waar zij kunnen uitrusten van hun vermoeiende bezigheden, die echter in vergelijking met die der rechercheurs niet meer dan een peulschilletje zijn. Dat blijkt wel uit het volgende „ver gunningskiekje", opgenomen in hetHaar- lemsch Dagblad. „Maandagmiddag in De Kroon te Haarlem. Twee rechercheurs komen binnen en vragen den gérant te spreken. niet dulden wilde, doch de tijd waarin hij te gebieden had, was voorbij. „Kom!" zei de dienaar barsch. Nu had mijnheer de baron to gehoorzamen. Johann voeide hem door de berceau, tot aan het kreupelboschje; daar drong hij door het hout on een oogenblik later stond Eberhard voor liet pas dicht- geworpen gat. Toen hij dat zag, viel hij met een rauwen kreet neer, stak beide handen in de aarde en begon daarin te woelen. Met ruw geweld trok Joliann hem weg. „Zeg, wat moet dat beduiden?" zeide hij. Ilij 11am hem weder onder den arm, nog vaster dan te voren, als een politie agent, die een ontsnapten gevangene wegbrengt. Zoo bracht hij hem naar het grasveld, in den zonneschijn, bij eene bank. •„Ga hier zitten, mijnheer de baron," gebood hij. Eberhard's weerstandsvermogen was gebroken; hij liet zich op de bank val len en drukte zich iu een hoek van de leuning. De oude Johann liep om het grasperk heen naar de andere zijde en begon daar, den baron steeds in het oog houdende, heen en weer te loopen. Met den knuppel, dien hij nu steedsjbij zich droeg, sloeg hij op deii grond, zoo dat de kiezelsteenen wegvlogen. Toen zette hij zich op eene bank recht te genover den baron en staarde dezen Een der „geheime" politiedienaren: Meneer, verkoopt u ook sterken drank?" Gérant: „Zeker?" Politieman: Voor wie verkoopt u dat? Gérant: Voor de Maatschappij „rUnion". Rechercheur deelt daarop mee, dat zo komen 0111 te coustateeren of er sterken drank wordt verkocht. Dit is oen ge wone formaliteit, die ze overal in Haar lem moeten verrichten. De Kroon was No. 67. Hoewel de gérant nu onder eede wilde verklaren, dat hij sterken drank verkocht, waren de politiemannen nog niet tevreden. Constateeren moesten ze, ziet u, en dan kan je toch maar niet content zijn met een doodgewone verklaring. De mooielijkhcid was, dat cr op dit oogenblik niemand bezig was iets-uit- Scliiedam-afkomstigs te consumeeren. 'n Lastig geval! Eindelijk weet de politieman raad: Heeft u niet iemand, die iets kan koopen? De Oberkcllner wordt geroepen. Zeg „ober", koop jij eens een glaasje sterken drank. „Ober" bestelt, ontvangt en betaalt. „Politieman: „Meneer, wat drinkt u daar? „Ober: '11 Klare! Politieman vond ook dat niet vol doende. Mag ik 's proeven? „Ober: Zeker wel! Politieman proeft en werkelijk, de „ober" sprak waarheid, het was „klare". Toch zijn de beide politiemannen nog niet gerust; hun geweten zegt hun, dat zij lmn plicht niet gedaan hebben, on danks vragen en prooven. Rechercheur: Maar.... die ober- kelner is eigenlijk bij den gérant in diensten dus is het eigenlijk niet voldoende geconstateerd, dat hier ster ken drank verkocht wordt Gérant meent dat men dan goed zou doen 's avonds terug te koeren. 's Avonds negen uur. In de Kroon zitten een dertigtal jonge lui achter huil biertjes. Rechercheurs hij hot buffet op hun post, spieden met argus-oogen naar sterken drank-drinkende-Kroon-bezoe- kers. Biertjes? Geen sterken drank! Wijn- groc? Ook niet! Wacht eens, daar drinkt er een '11 arak-groc. Teleurstelling, 't is likeur Eindelijk redding uit de impasse. Jongmensch: Aannemen, een congnac- grog! Politiemannen in actie. Kellner brengt het bestelde. Rechercheur naar het tafeltje: Meneer, mag ik 's proeven? Jongmensch voelt wel eenigc verba zing bij dit vreemde verzoek, maar stemt toch toe. Politieman constateert met voldoening: 't is cognac, je kunt het duidelijk proe ven. Aan de opdracht is voldaan. In de Kroon wordt sterken drank verkocht! Rechercheurs genoeglijk gestemd, niet door cognac-grocslok, maar door bevre digd plichtsgevoel af. Jongelui bestellen allemaal „Schiedam" Lezer, wanneer gij dezer dagen in een café zit en een glaasje sterkendrank onafgebroken aan. Dagen lang had bij zoo kunnen zitten, zonder zich een oogenblik te vervelen. De „inbreek ster" was uit den weg geruimd; hij was weer, wat hem van Gods- en rechtswege toekwam: de bewaker van zijn „ellendigen, gekken" lieer hij was tevreden. E11 daar zat dc ongelukkige man, niet neergeslagen oogen, omdat hij on afgebroken den vreeselijken blik van zijn bewaker op zicli gericht voelde, verpletterd onder den last van het be wustzijn van zijn toestand, dat hem alle wilskracht, alle weerstandsvermogen benam, dat hem tot een hulpeloos kind in de handen van dien verschrikkelijken ouden man maakte. Hij was immers een misdadiger, een moordenaar! Welk recht had zoo iemand, zich te verzetten? Hij had te zwijgen en dankbaar te zijn, als men hem het leven liet. En waarom liet men hem het leven? Omdat men aannam, dat hij gek was. Dus hij was gek. Zijn lichaam kromp als 't ware in een- En dan kwam weer dat merkwaardige bewustzijn, dat hij ondanks alles helder dacht. Bijna verzette hij zich daartegen. Kan een gek dan helder denken E11 toch was het zoo, en telkens en telkens weer kwam het in zijne herinnering op, dat „zij" zich begon te bewegen, toen hij de blibiotheek uitging. Ach, ware verschalkt, verbaas 11 dan niet, want cr iemand tot u komt met liet zoet linge verzoek om eens te mogen pi ven 1" De majoor A. Holland van het regiment infanterie heeft verzocht i gens ziekte op non-activiteit te woi gesteld. De kolonel W. A. T. de Meester, 0: mandant van het 5e regiment infante woont gedurende, deze week de schi oefeningen der artillerie in het ktc van Oldenbroek bij. De heer W. II. van Haselen is v< den tijd van drie jaren benoemd plaatsvervanger van den districts-! arts, wien Utrecht als standplaat aangewezen. De verecniging „Handel en Nijt heid" vergadert hedenavond om 8 u in „De Zwaan". Er zal o.m. aan orde worden gesteld dc benoeming 1 een afgevaardigde voor de te Maastii te houden vergadering van den Bi van den Iiandeldrijvenden en Indus ëelen Middenstand In de vergadering van de afd Ami foort van het Ncd. Ond. Gen. wek tot afgevaardigden naar de algemcs vergadering te Amsterdam verkozen heeren R. van 't Wel en C. J, Print en tot hunne plaatsvprvangeiï heeren E. Lindehovius en P. Enne Aan het postkantoor Amersfoort de daaronder ressorteerende hulpks toren werd gedurende de maand 1 1905 ingelegd f 36460.66''a, terugbeta* f 3C677.73>/a. Het laatste jdoor dat kantoor uiti geven boekje draagt het nummer 114Ï Hot totaal aantal kiezers voor Tweede Kamer volgens de op 15 I.1. vastgestelde kiezerslijst, 111 het lioo kiesdistrict .Amersfoort bedraagt 941 De majoor W. H. van Tenvisga overgeplaatst worden bij den general! staf. De reserve 2e luitenant G. van Ti wisga van het 5e regiment infanloi keert van onbepaald verlof terug eni gedurende zes weken de oefening het korps medemaken. In een openbare vergadering van afdceling Amersfoort der Soc. De Arb. Partij zal Vrijdagavond om ki negen in Amicitia als spreker optrei de heer J. E. W. Duys van Ainsterda met liet onderwerp: Theorie en pact der Vrijzinnigen. De Stem des Volks deelt mede, de sociaal- democraten alhier bij komende gemeenteraadsverkiezingen a len uitkomen met eigen candidaten. Bij de gisteren gehouden candidaatsti ling in het hoofd kiesdisstrict Amersfoi zijn candidaat gesteld, de hoeren: e II. IV. van Asch van Wyek (a. r.),n W. H. de Beaufort (lib), Frank v. Goes (s. d.) en A. P. Staalman (cl dem.). Voor den heer dc Beaufort zijn lijsten ingeleverd, voor den heer Yi Asch van Wyck 3 en voor de hocii v. d. Goes en Staalman ieder één. dc oude Johann daar niet geweest, 1 oude Joliann, die hem wegtrok, zool hij geen tijd meer had om uog ea terug te gaan en naar haar om te zici E11 toch, was zij dood? Dan was 1 zeker later gestorven, nadat hij zaal verlaten had! Maar hij had Iv graf gezien, met eigen oogen het p gezien, waarin zij lag, dus was 1 toch werkelijk dood! En terwijl hij dit alles tot zich zelu zeide, kwam steeds weer hot gevoel: hem op, dat bet toch niet zoo m dat zij niet dood was, doch slech ergens verscholen. Van de bank, waarop hij zat, kon! de beukenlaau, door welke hij inderti met haar liet. park was binnengekome afzien tot aan den zwarten eik, waaraj hij toen den krans had opgehangs Telkens weer gleed zijn blik door i laansteeds was het hem, alsof hij das ginds, aan het einde der laan, ecnsklaj eene gedaante zou zien verschijnen, 1)5 der verlicht dooi de zon eene viui begeerde, geliefde gedaante; alsof hij f haar toesnellen en zij hem te gcuie vliegen zouals zou hij in hare arma ontwaken uit een vreeselijken, afschuw lijken droom, ontwaken als een gelukzak monseh tot een nieuw, gelukkig leva (Wordt vervolgd)'

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2