Gij bespaart groote moeite, indien gij vóór 12 uur stemt. No. 46. Zaterdag, 10 Juni 1905. 2e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. Een man van beteekenis. Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER." Korte levensschets van Mr. W. H. de Beaufort. De Eemlander. Verschijnt: Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstr. 28. Abonnementsprijs: Per jaarf 3 00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden - 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiën Van 1 tot 5 regelsf 0.40 Voor iederen regel meer- 0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) I Een tijdperk van rust brak er toen evenwel niet voor hem aan, want reeds I in Juni 1884 keurde de Staten van Zuid- j Holland hem hel lidmaatschap van de j Eerste Kamer waardig. Deze periode van zijn staatkundige loopbaan heeft (slechts een paar maanden geduurd n.l. van Juni tot November, toen de heer de Beaufort door de hoofdstad naar de Tweede Kamei werd gezonden, waar hij zitting bleef houden tot de ontbinding dier Kamer in 1897. Na de kamerontbinding werd de heer de Beaufort Minister van Builenlandsche Zaken tot 1901. Hoewel de heer de Beaufort, zooals te verwachten was van een man van zijne bekwaamheden en van zijn ver leden, volstrekt niet geschroomd heeft, zich in persoon voor de kiezers van het district Amersfoort te vertoonen in openbare vergadering met debat wat van alle kandidaten niet kan worden gezegd gelooven wij, dat het velen onzer geestverwanten niet onaangenaam zal zijn, hem ook nog eens «in beeld» te aanschouwen. Vandaar dat wij opnieuw zijn portret hier lieten afdruk ken. Het praatje, dat wij bij dit plaatje geven, moge, zooals in den aard der zaak ligt, cenigszins dor zijn, toch kan er ook van cene opsomming van feiten en cijfers een welsprekende ge tuigenis uitgaan. Welsprekend, omdat er bewijskracht, onomstootelijke bewijskracht gelegen is voor de waarheid van het opschrift, dat wij boven ons artikel plaatsten, waar wij den heer de Beaufort een man van beteekenis noemden. Natuurlijk, als wij den heer de Beaufort krachtig aanbevelen, dan is dit in de eerste plaats, omdat hij is liberaal, van onverdachtcn huize, die kalm en waardig, doch tevens ernstig en beslist, mocht hij gekozen worden, zal strijden tegen het clcricalismc, dat in den laatsten tijd hoogtij viert in ons land. Doch ook andere eischen heeft men te stellen aan hen, wicn men de dierste belangen van het land toevertrouwt. Eischen van bekwaamheid en karak ter. Ook en vooral van karakter. Onkreukbare trouw aan zijne begin selen, oprechtheid en ernst worden den heer de Beaufort door geen eerlijk tegenstander ontzegd. En een man van groote bekwaamheden is hij zeker. Dat moge blijken uit onze «feiten en cijfers». Mr. Willem Hendrik de Beaufort, «Willem van den Treek» zooals ouden van dagen te Leusden hem nog gaarne noemen, werd geboren op het landgoed, dat hij thans nog bewoont «den Treek» te Leusden. Zijne opleiding genoot hij hoofdzake lijk te Utrecht. Daar hezocht hij het gymnasium, daar promoveerde hij in de rechten, in het jaar 1868. Zijn staatkundige loopbaan begon reeds negen jaar later in 1877, toen hij gekozen werd tot lid van de Tweede Kamer voor Tiel, ter vervanging van Mr. Baron Mackav. Tut 1883 bleef de heer de Beaufort lid van dit lichaam, toen hij vervangen werd door den heer Beelaarts van Blokland. Ziedaar in hoofdtrekken de staat kundige loopbaan geschetst van den man, die wij hopen, dat door Amers foort zal worden afgevaardigd naar de Tweede Kamer. Uit het rijke staat kundige leven van den heer de Beaufort moge reeds cenigszins blijken, dat wij hier te doen hebben met een bekwaam man, die indruk zal zeker worden versterkt, wanneer men hem wat nauw keuriger gadeslaat op het terrein van zijn staatkundigen arbeid. Ons bestek gedoogt thans niet, daar dieper op in te gaan, doch wij willen slechts opmerken, dat ieder, die in de «Handelingen» de redevoeringen van den heer de Beaufort opslaat tot de conclusie moet komen: Wij hebben hier te doen met een consciëntieus werker. Steeds keurig van vorm, dragen zijne redevoeringen de sporen van ernstige studie. Wie het met hem eens is, zal hem de verdediging van zijn zaak gaarne toevertrouwen. Zijne tegenstanders zullen met hem even gaarne in het krijt treden, omdat zij weten dan met een even ridderlijk als eerlijk kampioen te doen te hebben. Als Minister van Buitenlandsche Zaken heeft de heer de Beaufort een eervolle plaats bekleed in het Ministerie Pierson-Borgesius. Niemand, die met de richting van zijne studiën en werkzaamheden bekend is zal er zich over verwonderd hebben, dat op hem juist de aandacht viel voor de portefeuille van Buitenlandsche Zaken. In de eerste plaats is de heer de Beaufort doorkneed in 's lands-historie en in de diplomatie. Tot aan zijn Ministerschap, gedurende een lange reeks van jaren is hij lid geweest van de Commissie belast met het afnemen der diplomatieke ambte naarsexamens, terwijl zijn omvangrijke kennis en de gemakkelijkheid, waarmee hij zich beweegt in de moderne talen, gepaard aan een groote eenvoud en beminnelijkheid hem den omgang met vreemde gezanten en vorsten buitengewoon gemakkelijk maakten. Doch, niet alleen als afgevaardigde of als Minister, ook in andere opzichten heeft hij getoond een man te zijn, die een warm hart heeft voor de publieke zaak. Getuige zijn talrijke geschriften. Ge tuige ook het feit, dat de heer de Beaufort herhaaldelijk werd aangezocht, deel uil te maken van belangrijke commissiën. Hij was eerevoorzitter van het vredes congres, voorzitter van de commissie tot onderzoek van de beschuldigingen uitgebracht tegen den beheerder van de gestichten te Neerbosch, De heer de Beaufort was voorzitter van het Congres voor Hygiëne, is thans nog curator van de Rijks-Uni versiteit te Utrecht, watergraaf van de Eem en Beken en «aankleve van dien enz. enz. Van zijn groote werkzaamheid en werkkracht getuigt ook zijn arbeid als schrijver op literair, vooral ook op historisch en politiek gebied. Jarenlang was Mr. W. H. de Beaufort redacteur van de Gids en heeft daarin tal van artikelen het licht doen zien. Vooral de openbare school vond in hem een warm verdediger en gaf hem aanleiding tot een bestrijding van de heeren Schaepman cn de Savornin Lohman in een tweetal Gidsartikelen. Merkwaardig is een brochure ge titeld: .Onderwijs cn Maatschappij» waarin hij een meer practische richting in het onderwijs bepleit, waarschuwt tegen noodelooze overlading,een streven dus geheel in de richting van de thans bestaande verceniging tot vereenvoudi ging van examens en onderwijs. Trouwens, gedurende een tiental jaren ongeveer Schoolopziener in het Arrondissement Rhcnen, was hij geen vreemdeling op practisch schoolterrein. De plaatsruimte noodzaakt ons tot be perking. zoodat we nog slechts even willen memoreeren, dat van zijn hand o.a. verschenen, behalve het reeds genoemde Een brochure getiteld Tegen Dr. A. Kuyper. een woord van zelfverdediging en nadere Toelichting, naar aanleiding van een artikel van Dr. Kuyper ge titeld: Eer is Teer; een zeer interes sante bundel: Geschiedkundige Op stellen. De «Staatkundige Opstellen» van den lieer de Beaufort zijn den lezers van de Eemlander niet vreemd. Boven- dien schreef hij opstellen over Pot gieter, en over andere letterkundigen. Dezer dagen kwam ons nog een zeer I interessant geschriftje van hem in handen over: Berscherming der Nij verheid in de achttiende Eeuw, zeer interessant vooral voor Amersfoort, omdat dit grootcndecls over plaatselijke toestanden loopt. Vermelden wij nog even, dat de heer de Beaufort indertijd den stoot heeft gegeven tot het oprichten van een Pensioenfonds voor Werklieden, dat thans nog bestaat en waarvan hij tot zijn ministerschap president-com missaris is geweest dan mcenen wij het opschrift, dat wij hebben ge kozen genoegzaam te hebben gerecht vaardigd. Wij willen eindigen met de opwekking: Stemt als één man Mr. W. H. DE BEAUFORT. Is de „Christelijke" politiek werkelijk Christelijk? Als men een bijvoegelijk-naamwoord ontleent aan een zelfstandig-naamwoord, dan is het in alle tijden een eisch ge weest en is het dit nog. dat in dat bijvoegelijk-naamwoord de normatieve karaktertrekken van het zelfstandige tot hun volle recht komen. Men heeft bijv. niet het recht iets «Koninklijk» te noemen, wat geheel in strijd is met het Koningschap. Men zal eene verceniging toch niet eene «zedelijke» noemen, die zich tot taak stelt de burgers met kleine of groote bedriegerijen onder schoon- schijnenden vorm te bedotten. Een «aardrijkskundig» genootschap, dat zich tocgenaamd niet bemoeit met bevor deringvan de kennisderaardrijkskunde, maakt zich belachelijk. Als iets zich «Christelijk» noemt, denkt men niet aan iets, dat zich cigent- lijk niet bemoeit met bevordering van het Christendom. Neen men eischt, men verwacht dan ook. dat iets wat zich Christelijk noemt, de karaktertrek ken van het Christendom bezit en die bevordert. Nu is er zeker een zeer groot ver schil in opvatting van wat «het Chris tendom genoemd wordt. Daar is een R. Kath. en een Gereformeerde, een Ned. Hervormde en een Lulhersche, een Grieksch-Katholieke en een Arme nische, een Remonstrantsche cn een Doopsgezinde opvatting. Maar op één punt, het allerbelangrijkste zijn alle op vattingen het eens. Ieder heeft steeds en ook nu in het Christendom gezien en gevonden een weg tot God, tot aanbidding, en in die aanbidding hel beste en hoogste, vrede na schuldbesef, kracht ten leven, hoop in sterven. En ten tweede, en aan het eerste gelijk, heeft ieder steeds en ook nu in het Christendom gezien cn gevonden een macht tot zedelijkheid, een zedelijke wedergeboorte cn roeping tot reinheid, waarheid, liefde, met een woordtot een leven voor wat hij als Gods wil leerde kennen. In het bijvoegelijk-naamwoord 'Chris telijk» mogen, zal het woord niet bc- driegelijk zijn. niet ontbreken die hooge karaktertrekken. Hoe staat het nu met de uitdruk king «Christelijke politiek» door de Regeering nu 4 jaar lang gebezigd? Komen in haar werk en door haar invloed die karaktertrekken tot hun recht? Wordt dat godsdienstig-zedelijk leven bevorderd, rechtstreeks door de wetgeving versterkt NeenReeds dadelijk bij haar op treden erkende de Regeering, dat wat zij noemde het soleriologische van het Christendom, dat is het zaligmakende, heiligende karakter en toch juist daarom heeft het overgroot deel van ons volk het Christendom lief builen het terrein van de «Christelijke» politiek valt. Dal wil dus zeggenDe naam van 't Christendom wordt wel gebruikt, maar gaat eigentlijk buiten het Chris tendom om. Dat is misbruik van den naamdat is een zonde tegen het Christendom gepleegd; dat is misken ning van het beste wat ons volk lief heeft. Er is dan ook niets in de wetgeving tot stand gekomen, waarin die hooge 1 karaktertrekken van het Christendom tot hun recht komen. Zelfs niet in de voorstellen lot herziening van de wetten op het Hooger en Lager-Onderwijs. Zeer vele rechtzinnige predikanten der Hervormde Kerk wilden dal, nu aan de Vrije Universiteit op gerefor meerden grondslag met staatshulp een eigen bestaan verschaft werd. zoodat aan de examens daar afgelegd ook het recht werd gegeven voor benoem baarheid tot een staatsambt, nu ook van Staatswege onderwijs in de Chris telijke leerstellingen en bepaald in de leer der Herv. Kerk in de godgeleerde faculteit aan de openbare universiteit zou worden gegeven. Thans geschiedt dat door Hoogleeraren vanwege de Ned. Herv. Kerk aangesteld. Als dat nu vanwege den Staat geschieden zoude, zoude rechtstreeks de Christe lijke godsdienst bevorderd worden, oor deelden zij. De «Christelijke» politiek der regeering weigerde dit. Door de wijziging in de Lager On- derwijs-wet zullen nu wel op staats kosten Roomsch-Katholieke en Chris telijke scholen kunnen worden opgericht doch ook andere. Iedere groep, van welk geloof of van welk ongeloof ook, zooals de heer de Savornin Lohman het uitdrukte, kunnen nu op Rijkskos ten scholen oprichten. Anarchisten, die elke overheid en het recht van den Staat ontkennenSociaal-Democraten die hel hinderlijk vinden, dat op de openbare school nog het Wilhelmus van Nassouwen gezongen kan worden, of die willen, dat de kinderen van jongs af opgevoed worden in de leer van den klassenstrijd tusschen proletariërs en kapitalistenatheïsten. Godlooche naars die het hinderlijk vinden, dat op de openbare scholen opgeleid moet worden tot alle Christelijke deugden en dat de naam van God, met eerbiedi ging van anderen, daar kan worden uitgesproken, zij allen kunnen nu. op grond der wet, staatsgeld krijgen om den Staat, den Godsdienst, bet Chris tendom te bestrijden Zoo doet deze «Christelijke» politiek. De anarchist F. Dnmela Nieuwenhuis. schreef dezer dagen reeds in de «Vrije Socialist», dat men nu beginnen moest scholen die anarchisten kweeken op te richten. Bij de behandeling der wet werd, mede naar aanleiding van opmerkingen van de heeren de Visser en Schokking. die in beginsel geen tegenstanders zijn der openbare school, doch oor deelden dat het godsdienst-onderwijs daar beter tot zijn recht moet komen, door de heeren Roëll en Bos een amendement voorgesteld, waardoor het mogelijk zou worden, dat de uren voor het godsdienst-onderwijs onder de schooluren werden opgenomen en niet vóór of na schooltijd, als dikwijls bij de leerlingen de lust ontbreekt. Ieder die prijs stelt op godsdienst-onderwijs zou, meent men, dit als middel voor de opvoeding hebben toegejuicht. Niet alzoo de «Christelijke» meerderheid. Men verhinderde zelfs, dat dit amen dement in behandeling kwam. Zoo kweekt de «Christelijke» politiek, in strijd met met het Christendom, de zaden en planten ter bestrijding van wat Christelijk is. De «Christelijke» politiekisdien naam onwaardig. Het echte Christendom wordt beleedigd, in opspraak gebracht en tot een aanfluiting gemaakt. Ons volk verwachtte (en werd dus door het woord «Christelijk» misleid) opbeu ring, opheffing, steun voor het gods dienstig cn zedelijk leven. En helaas het werd daarin bedrogen. Ds. Wagenaar te Leeuwarden, een hoofdleider van de Friesche Christe- lijk-historische partij zeide dan ook. volgens een verslag, dezer dagen Als Minister Kuyper, sprekende tot de li beralen. verklaart, dat de Regeering op moest treden als een vader, die moet zorgen, dat zijne elkaar vijandige kin deren elkander niet dooddrukken, dan liever geen Christelijke regeering, want dan is het «Christelijke schijn.» En ver der: «Tegenover den eed. Zondagsrust, armenzorg, zending enz. neemt hij een volkomen neutraal, geen Christelijk standpunt in.» Is de «Christelijke» politiek Christe lijk? Op die vraag kan niet anders dan ontkennend geantwoord worden. De hoofdkaraktertrekken van het Chris tendom worden ter zijde gesteld, in de wetgeving verloochend. Ons volk mag niet langer dulden, dat met het woord «Christelijk» dat zulk een hooge beteekenis heeft, nog langer gesold wordt. Die het Christendom lief heeft, wete wat bij de verkiezing zijn plicht is. Dr. P. H. ROESS1NGH.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1