Stadsnieuws! Gemengde Berichten. de plaat, doch werd gelukkig ook in gepikt, waarna de beide kluizenaars hink geboeid naar hier werden overgebracht' Bij onderzoek bleek dat men de hand had gelegd op eeu paar individuen van zeer verdacht gehalte, die vermoedelijk uit een der Duitsche gevangenissen ontsnapt zijn. Ze verklaarden te heeten Jean Kooien, geboren te Bern Schway en Karl Schinkman, geboren te Dort mund, oud elk ongeveer 50 jaar. Ver volgens werden de tentjes nauwkeurig onderzocht en bevonden dat daarin een groot aantal voorwerpen, van diefstal afkomstig, aanwezig waren. In één tentje was een welvoorziene kelder gegraven, waarin zooveel proviand enz., aanwe zig was, dat ze er voorloopig tegen konden. O. m. werden gevonden eeuige tinnen schotels, die onlangs bij de wed. Schreurs te Sevenum werden vermist, een verre kijker, een partij manufacturen, 3 nieuwe costumes, eene halve gebraden kip eene partij boter, waarvan de her komst in de centrifuge te Horst ver moedelijk wel bekend zal zijn, enz., beuevens eenige inbrekerswerktuigen. Uit een en ander bleek dat ze hier reeds geruimen tijd gehuisd hadden, hetgeen in verband met de gepleegde diefstallen, zeer aannemelijk is. Beiden zitten nu achter slot en gren del en zullen in afwachting van nadere opdracht naar de gevangenis te Roer mond worden overgebracht. Men ziet, hoe gevaarlijk het is voor vos te spelen, en er voor gehouden te worden. Dan zou ik me nog maar liever bij de honden laten indeelen, zooals dezer dagen te Harzburg met de solda ten is gebeurd. Daar zou nl. een wedren gehouden worden, en nu had de station-chef met het oog op de te verwachten groote drukte en buitengewoncn orde-maatregel genomen, Om de reizigers het nemen van kaartjes te vergemakkelijken had hij een groot plakkaat van onderstaanden vorm vervaardigd: Blijkbaar zijn dus voor hem de begrippen militair en hond zeer verwant, en had de chef zijn diensttijd nog maar kort achter den rug. Van diensttijd en militairisme gespro ken, de verschrikkelijke Japansch-Rus- sische oorlog heeft al heel wat veront waardiging gewekt, en verscheidene dichters naar de pen doen grijpen. Zelfs de dichtader der Italiaansche Koningin is er door aan het vloeien geraakt. Ze heeft namelijk een vers vervaardigd, dat eerst gepubliceerd werd in een Russisch tijdschrift onder het pseudoniem „de blauwe Vlinder". Daar uit werd het overgenomen in het Duitsche maandschrift: Das Austere. We laten het hier in cenigszins vrije vertaling volgen. OORLOG, door HÉLÈNE, Koningin van Italië. Tot den-vorst sprak de vorstin: Zeg, is niet schrikkelijk de oorlog, Is niet schrikkelijk dat worstelen Dat slachten van de mannen Die op de bloedgcmeste aarde Zelf uit duizend wonden bloedend, Steunend op de kampplaats liggen spuwster de Boa Constrictor genoemd en wel in onderscheiding met het ge lijknamig exemplaar in Artis: de Boa Constrictor van Wellendam. Hoeden af, heeren! Drie dagen later verscheen het mon ster ten tooneele. Met bloemen en muziek werd het ingehaald, in glorie rondgeduwd en rondgetrokken, door de schoolkinderen toegejuicht in welgekozen dichterlijke woorden. De president hield een feestrede en na hem spraken de dokter, de onderwijzer en nog zeven anderen. De avond maakte een einde aan de openbare pret en de bakker zijn hooge roeping voor 't eerste ver vullende, draaide den sleutel in 't slot om en hem in den zak stekende, vraagde hij met een ernstig gezicht aan den president: Of er soms bij gewaakt moest worden! In de herbergzaal werd het feest voortgezet en 't was al tamelijk laat, toen de bakken- beproefde met den sleutel van 't spuithuisje zijn eigen deur open te sluiten. lederen Woensdag en iederen Zater dagmiddag wijdde men thans aan de oefeningen in 't spuiten. Geen huis in 't dorp of het 't moest de waterproef doorstaan, geen boom of zijn takken hadden geschud onder den zwaren val der reuzendroppen. De komst van de „Boa Constrictor" had echter nog andere gevolgen. Rechts en links weiden de brandpolissen afge schreven. De president gaf het voor beeld. 't Zou blijk geven van al zeer En hun leven, zoo jong en krachtig, Ver van het vaderland verspelen? Zeg, is de oorlog niet schrikkelijk? Is niet schrikkelijk dit sterven Ach, en kan dat niet veranderen, Zal dan nooit de tijd eens komen, Waarin de eeuwige vrede bloeit En het dierb're vaderland, Geen bloedige offers meer zal vragen? Alzoo sprak de jonge vorstin Tot den vorst Hij echter gaf geen antwoord! Geen ander antwoord gaf hij Dan: hij grijpt ze bij de handen, Bij de zachte witte handen, Die zachtkens in de zijne beven. En hij trekt haar naar het venster Aan het venster van zijn konak. Op het slotplein wijst hij omlaag, Waar de kinderen spelen. „Zie de kinderen hoe zij spelen" Spreekt de vorst tot de vorstin, Zie, hun vreedzaam vroolijk spel. Hun wangen rood gaan gloeien, Hun oogen helder lichten, Hun harten luider kloppon, Zie, hoe lust slechts en vreugde, Hun ziel vreugdevol vervult! Maar wee, ach, wat zie ik? Daar beginnen ze te twisten, Met harde woorden anderen te schelden En o, zie toch, geliefde: Die elkaar zooeven goed verdroegen Vliegen elkaar thans in de haren. Zie! Er vormen zich partijen. Allen hebben thanB hun vijand! Kinderen zijn het én geloof me Onze volken zijn ook kinderen. Eu zoolang ze kinderen blijven, Bewaren ze ook niet den vrede, Is de vrede geheel onmogelijk. Alzoo sprak de vorst tot de vorstin Ze hoorde het aan en vroeg toen: Ziet ge daar dien eenen knaap, Die ter zijde staat en lachend Den wilden kamp blijft gadeslaan? Waarom, zeg me, geliefde waarom, Vecht die thans niet mee En de vorst: Omdat hij de sterkste is En zoo zullen we ook verlangen Eenmaal, en spoedig de sterkste te zijn; Want slechts voor den sterkste, geliefde Bloeit de vrede hier op aard. H ET PAALTJE. Men schrijft uit Oosterlittens aan de N. C.: Het verhaal van den vindingrijken correspondent van het Nieuwsblad voor Sliedrccht en Omstreken betreffende een gevonden schat van ongeveer f 50.000, Bracht ons onwillekeurig in de gedachte een curieus legendarisch verhaal, dat ons in 'tFriesch werd opgedischt door een onzer oudore Friesche schrijvers van naam en waarvan de titel luidt: „Het paaltje van Oosterlittens." De inhoud van dit verhaal komt in hoofdzaak hierop neer: Er woonde eens te Oosterlittens een schoenmaker met een talrijk gezin, die niettegenstaande hij hard werkte, toch niet in bijzonder goeden doen ver keerde. Als een idee fixe lag het den armen man echter bij, dat hij door een of ander toeval plotseling rijk zou wor den. En toen hij nu drie nachten achter een, in een droom, een vrouw met een witte muts op het hoofd, aan de deur zag verschijnen, die hem telkens voorspelde „dat hij in Amsterdam op weinig vertrouwen in Wellendams brand weer en zijn spuit, wanneer men voortging assurantiepremiën te betalen. Zoo gingen in drukte en bereddering zes weken voorbij. Zes weken van ernstige voorbereiding. De brand, die het waagde uit te breken, zou de Wellen dammers gereed vinden! De brand ja, maar die brand kwam niet. Het brandweertjespelen begoD menigeen te verdrieten; men snakte er naar te too- nen wat men kon, vooral de president vond hot meer dan betreurenswaardig, dat hij af zou moeten treden, zonder een indruk, een blijvenden indruk in dc gemoederen zijner mededorpelingen achter te laten. Een brand zou heui vereeuwigd hebben, zou een aureool van vlammen om zijn roode haren hebben doen schitteren Brand! kwam er maar eens brand! Hij werd er half ziek van. Doch de brand bleef uit en dc dag van zijn aftreden naderde al meer cn meer. Eindelijk nog maar acht dagen en zijn profetenmantel zou vallen op den schouder van een ander, 't Was een warme nacht in den na zomer. Slapen kon hij niet; zijn idéé martelde hem onophoudelijk, gunde hem geen oogenblik rust. Onder den note- Eoom voor zijn huis zat bij neer en rookte zijn pijpje. Een flauw windvlaagje zette nu en dan aan van om den hoek en deed de bladeren vreemd ruischen in de groote schemerstilte. In 't oude bouwvallige schuurtje terzij blaatte heel even de geit. de Amstclbrug zijn geluk zou vinden," begreep hij dat daar iets achter zat. Hij had er geen rust of duur bij, totdat hij op oen goeden morgen aan zijn vrouw, aan wie hij den droom had verteld, maar die hem eenvoudig weg uitlachte, zijn vaststaand besluit mede deelde, om naar Amsterdam te gaan. Wat zijn vrouw er ook tegen inbracht, baas schoenmaker liet zich niet van zijn stuk brengen, hij stapte weldra te Har- lingen op het beurtschip (stoomschepen voeren er toen nog niet) en kwam goed en wel te Amsterdam aan. Pas had hij daar voet aan wal gezet of hij liet zich naar dc Anistelbrug geleiden, waar hij den ganschen dag bleef. Hij keek echter wel wat op zijn neus toen aan het eind van den dag er nog niets bijzonders was voorgevallen. Den volgenden dag ging het desgelijks, er viel niets voor dat hem kon interresseeren. Reeds byna moedeloos ging hij dien avond weer naar zijn logement, doch hij besloot het nog één dag te probeeren. Ook dien dag was reeds bijna verstreken en hij stond reeds op het punt om naar huis te gaan, even wijs als hij was gekomen, toen er een bodelaar op hem afkwam, die hem vroeg wat hij toch wel den ganschen dag op de brug zocht. Gram storig antwoordde de schoenmaker hem, dat hij hiermede niets te maken had. Doch daar de bedelaar steeds aanhield en zich niet liet afschepen, vertelde de schoenmaker hem ten slotte zijn droom, maar hij vertelde er niet bij waar hij woonde. „Als gij hier niets anders hebt te doen," zeide daarop de bedelaar, „zou ik maar weer naar huis gaan. Ik heb zelf ook eens drie nachten achtereen gedroomd: Ik was in Friesland, meende ik, in een dorp dat Oosterlittens heet. Daar stond op het erf van een schoen maker in het bleekveld een paaltje met een gedraaid vaasje er bovenop En toen droomde ik, dat ik dat paaltje uit den grond haalde er er een ketel met geld onder vond. Maar nu zou ik toch wel krankzinnig wezen, als 't mij inviel om daar heen te gaan en dat te gaan onderzoeken. En daarom, als gij niets anders te Amsterdam te doen hebt, zou ik maar stilletjes weer terugkeeren." „Ja, dat zal het beste wel zijn," zeide de schoenmaker, die den schijn aannam zoo bedaard te zijn alsof er niets gebeurt was, maar die inwendig geheel van streek was. Immers ook op zijn bleekveld stond precies zulk een paaltje, en zoodra hy kon, maakte hij dat hij weer thuiskwam. Toen zijn vrouw vernam dat hij niets gevonden had wilde zij hem onmiddellijk aan het opgestapelde lapwerk hebben. En „baas" wilde ook direct aan het werk gaan, maar niet met de schoenen, doch aan 't graven in het bleekveld. Zijn vrouw- dacht, dat hij volslagen krankzinnig was geworden. „Baas" stoorde zich echter nergens aan hij spitte met alle ijver en had weldra het paaltje uit den grond. En wat zat er onder? Een ketel met geld! Toen had het werkelijk weinig ge- cheeld, of beiden „baas" en vrouw waren gek geworden van vreugde Na cenigszins tot bedaren gekomen te zijn, overlegden ze dat niemand er iets van mocht weten. Ze schaften zich enkel voor en na enkele nieuwe meubels en kleeren aan ook nam „baas" een knecht,een weelde voor hem, die er te voren bij lange na niet op staan kon, doch voor het overige bleef alles, zooals het geweest was, zoo dat de menschen te Oosterlittens geloofden, dat de schoenmakersfamilie langzamer- De president van Wellendams brand weerkorps zag hoe de maneschijn op het strooien dakje blonk, hooide hoe de deur klepperde bij de geringste windstrijking. Hij zag 't en (lacht Brand! Ja, brand! Als dat oude ding nu eens in brand stond! Wat was er aan verbeurd? Over een paar weken zou hij 't toch voor den grond smijten, en door een nieuwe vervangen. 't Was of een geheimzinnige macht hem voortdreef, hem dwong te bandelen. Hij stond op, deed de deur van 't schuurtje open, haalde er de geit uit en bond het dier aan een boom, terzij aan den anderen kant van 't huis, vast. Het dier blaatte even en vond het vreemd, een wandeling te maken in den mane schijn. Zonder beving, zonder aarzeling, streek Wellendams brandweer-president een lucifer af cn hield het vlammetje voor zichtig onder een vlossen stroohoek. De puntjes stroo vatten vuur, schitterden een oogenblik als sterretjes, aarzelden even onder de krachtige aanblazing van den wind. Toen sloegen plotseling een paar vlammen de blanke armen omhoog en het gouden vuurliart werd grooter en grooter, hijgde onrustig in het ster ker stroomend briesje. Hij vloog naar binnen, zette zijn uniformpet op en rende de dorpstraat in onder het geroep van: „Brand! Brand!" De stalhouder was de eerste, die zich bij hem voegde en naar den hand in cenigzins betere positie kwam. De ketel, welke „baas" in de bleek onder het paaltje gevonden had, werd in de huishouding als theeketel gebruikt. Ze had deze bijzonderheid, dat er een op schrift opstond, dat intusschen noch de schoenmaker, noch diens vrouw, noch ook dc buren, die er toevallig opmerkzaam op werden, konden verklaren. Dit bleef zoo, tot dat in de herfst de predikant op huisbezoek kwam. Ook deze zag de ketel en het opschrift en vroeg, hoe men aan dien ketel kwam. „Och", zeide de schoenmaker nu als telkens, wanneer men deze gewichtige vraag deed, „wij hebben hem eens te Leeuwarden gekocht op „de Brol" (het marktplei voor uitdragerswaren op de weekmarkt), maar zeg ons toch wat het opschrift beteekent". „Dat is eeu Latijnsche inscriptie", ant woordde de predikant, „welke vertaald aldus luidt: „Onder deze ketel zit nog een ketel." Maar wat dit opschrift betee- kende, wist hij niet te zeggen. Nu, baas schoenmaker had ook geen nadere toe lichting noodig. Nauwelijks was de predi kant heen gegaan, of „baas" was reeds wcei op het bleekveld aan 't graven en spitten en.hij haalde nogmaals een kotel vol geld te voorschijn. Deze maal was er zooveel geld, dat „baas" nu voortaan met zijn vrouw en zijn talrijk gezin in overvloed kon leven. „Baas" had dus wel degelijk zijn geluk gevonden op de Auistelbrug te Amsterdam. Verklezingslectuur. Het volgende strooibiljet wordt ons uit de gemeente Susteren in Limburg toegezonden: „Heeren Kiezers, Mijnen oprechten dank voor het mij zoo ruimschoots geschon ken vertrouwen bij de verkiezing van jl. Donderdag, te meer nog, wij streden met eerlijke middelen en hielden als broeders hand aan hand: Houdt moed Kameraden en blijft pal staan. „Laat it niet door de vuurproef van oen drankduivel omsingelen, want de edele voorzitter van het stembureau geeft herhaalde verklaring, dat twee derde der kiezers door drank bedwelmd ter stembus kwamen. Staat op thans, eerli jk gevallen kandidaten en (collega's), neemt met mij de teugels in de hand, roept God, vaderland en koningin, dat het deze heilige lichamen moge Behagen de reeds verleden onbillijkheid te be perken, omdat iemand met zulk bezoe deld geweten zwemmend door drank naar Susteren's raadzaal niet moge zit ting nemen aan de groene tafel; tot hooge eer van ons en verder nazaat. „Met een gelukkig wederzien beveelt ondergeteekende zicb andermaal aan bij de herstemming van aanstaanden Dinsdag, Hoogachtend, Henri Janssen (aftredend lid.)" (Het Yolk.) De le luitenant-kwartiermeester H L. C'. Mulder van de Graaf is aangewezen om op te treden als secretaris van de hoofdadministratie van het nieuw op te richten 4e regiment veld-artillerie. De 2e luitenant der cavalerie O.-I. leger W. Storm van Leeuwen vertrekt op 19 Aug. a.s. per stoomschip „Wilis" naar Oost-Indië, als medcgelcider van een detachement suppletietroepen. De le luitenant der artillerieH. J. N. Doornbos is benoemd tot kapitein te Utrecht. klokkenluider snelde om alarm te doen kleppen. Een kwartier verhop, voor een tiental leden van Wellendams brandweer bij elkaar waren. Niemand wenschte zich te vertoonen zonder uniformpet en inen kon evenmin aan uitrukken denken zonder muziek. Maar haast je dan toch! Haast je dan toch schreeuwde de president ang stig, we komen nog te laat! Wel neen, man, zei de smid; een goede ouderwetsche brand duurt vijf, zes uur, soms nog langer! Hij kon toch niet vermoeden dat de geachte voorzitter bedoelde, dat het brandende perceel niet van dien omvang was, dat het een half uur uit kon houden! De president antwoordde niet, maar snelde naar huis terug, vast besloten er desnoods ook de planken van 't varkenshok aan te wagen. Reeds in de verte zag hij een rossen gloed den om trek verlichten. Hij kwam dus nog niet te laat! Hij begreep niet dat uit het geitenhok zulke hooge vlammen konden opslaan en dichterbij komende bespeurde hij tot zijn schrik, dat het woonhuis reeds gedeeltelijk in lichtelaaie stond. Men was druk bezig er uit te dragen, wat er uit te dragen was. De wakkere president snelde naar het dorp terug. De tonen der muziek klonken hem reeds tegen en bij het spuithuisje naast dc kerk, uit wier toren onheilspellend de bombams door de nachtelijke stilte werd geslingerd^ ver- Door den heer majoor, commandant van het le bat. 5e reg. inf., is Maandag op de gebruikelijke wijze, de zilveren gesp voor 30-jarigen trouwen dienst uit gereikt aan den adjudant-onderofficier E. H. Neven. Men deelt ons mede, dat van af 1 Augusus a.s. de bagage van doorgaande reizigers, aan het voor die reiziger» bestemde loket op het hoofdperron bevracht kan worden. Door dezen maatregel is aan den wensch van vele reizigers voldaan. Op de laatst gehouden vergadering van de Coöperatieve vereeniging „Voor allen der H. IJ. S. M.," werd op voor stel van den heer Krapcis, hoofdcorres pondent te Amersfoort, besloten tot oprichting van een zieken- en onder steuningsfonds voor ambtenaren en beambten, alsmede voor de huisgenooten der leden. De contributie zal zeer laag gesteld kunnen worden, omdat dit fonds gesubsidieerd wordt. De keuze van dokter en apotheker zal geheel vrij zijn. Voor de samenstelling van het reglement enz. is een Commissie be noemd, waarvan de heer Krapels voor zitter is. Van de heeren C. J. Plomp en J. C. Rolaudus Hagedoorn is bij den Bur gemeester bericht ingekomen, dat zij hun benoeming tot lid van den Raad aannemen. Van de andere heeren was gisteren nog geen bericht ingekomen. Aangesloten bij 't plaatselijk tele- phoonnet is de heer H. II. van 't Hul, Lange Beekstraat met No. 136. Als nieuw-aboné is er bijgekomen Jhr. Wranchel Auf Lindenberg. Aan het loket der H. S. M. voor reizigers, in het hoofdgebonw van het station alhier, kan voortaan bagage voor Basel, Baden-Baden, Heidelberg, Karls ruhe, Ludwigshafen, Mannheim, Miil- hausen i/Els. en Strassburg bevracht worden. Naar Baden-Baden worden ook kaar tjes afgegeven. Onze vroegere stadgenoot, de heer C. J. v. d. Plank, thans directeur van de gasfabriek te Assen, wordt door Burg. en Weth. van Leeuwarden als No. 1 voorgedragen voor directeur van de gasfabriek aldaar. Wegens zijne benoeming tot Com missaris der Koningin in onze provincie heeft mr. F. D. Graaf Schimmelpenninck als lid-ouderling van het classikaal Bestuur Amersfoort bedankt. De verkiezing van eeu lid der Prov. Staten van Utrecht, in het kiesdistrict Amersfoort, zal plaats hebben op Dins dag 5 September 1905. De stemming zal zoo noodig, geschieden op Vrijdag den lóen September en de herstemming, zoo noodig, op Dinsdag don 26sten September 1905. Op Woensdag 2 Augustus, verjaar dag van H. M. de Koningin-Moeder, zal op het terras van Amicitia een con cert worden gegeven door de Utrechtsche muziekvereeniging directeur de heer II. Kuijper. Bij ongunstig weer symphonie concert in de komediezaal. drong zich een joelende menigte. Maar mijn hemel, komen jelui nu haast? gilde hij radeloos. Dat is te zeggen, zei de stalhou der, ze kunnen de Boa Constrictor niet krijgen. De bakker is van ochtend naar K. gegaan om een broer te begraven en komt morgen pas terug. Hij heeft den sleutel in zyn zak gehouden. Duivels jammer, kwam de ouder wijzer er tusschen, dat wc geen vice- spuithuisje-sleutel-bewaarder hebben aan gesteld, dan had zoo iets niet voor kunnen komen. Goed en wel, maar de heele boel brandt bij me af! Ik trap de deur in! Ta ta ta, zei de stalhouder, dat behoort tot de ingrijpende maatregelen, welke met algemeeue stemmen dienen te worden goedgekeurd! Maar de president lette niet op hem. De angst maakte hem half waanzinnig en onder den forschen druk van zijn schouders bezweek het slot; de Boa Constrictor werd naar buiten gesleurd, de stoet werd opgesteld en onder de de vroolijke tonen van „Dat gaat naar den Bosch toe" bereikte men eindelijk de plaats des onheils. Helaas, toen de slang onder algemeen gejuich in de droge sloot naast het huis werd gelegd, zakte juist het dak in. --EINDE.--

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2