No. 69. Woensdag 30 Augustus 1905. 2e Jaargang Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". fog iets over afzonderlijke klassen voor achterlijke kinderen. FEUILLETON. DE FATALIST. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. DE EEMLANDER. Bureau HeDdrik van Viandenstraat 28| Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) liet is, geachte Redactie, voor dc woede male dat ik mij tot U wend niet het verzoek voor dit onderwerp een ilaatsje in Uw orgaan af te staan. Met meer vrijmoedigheid doe ik dit ver- oek, wijl me zoo telkenmale uit Uw loofdartikelen blijkt, dat voorzeker geeu mder blad het onderwijs een warmer iart toedraagt dan het uwe. En waar aan het hoofd van uw blad ïoo fier het liberaal" orgaan prijkt, daar kom ik tot U het eerst waar het en zaak betreft, over welke nu eens :erdege met ware, echte, gezonde liberaliteit moet worden gedacht en waaraan ten slotte met liberalen ernst moet worden gewerkt. Hadde onze aan de politiek onttrok ken ex-minister, Dr. Kuyper een weinigje meer van het liberale vat ge- mefd, Zijne ex-Excellentie hadde ver der gegaan en niet ten halve verricht, rat hij zich voorgenomen had te doen. Wat toch is het geval, loen Dr. K. nog goed en wel iroonde op het Binnenhof, gaf hij den drie Inspecteurs van het L. O. last om in en rapport hun meening uiteen te :ctten omtrent de vraag, of tor voor- icning in de behoefte aan afzonderlijke dassen maatregelen van rijkswege dienden te wordeil getroffen, en zoo die vraag bevestigend mocht worde: leantwoord, op welkö^-wwijzja.-dit'^ou moeten geschieden. Het antwoord der drie Inspecteurs luidde bevestigend en zij gaven als ranne meening te kennen, dat het on derwijs te dezen opzichte in een afzon derlijke wet diende te worden geregeld. Eiiieve, naar 's ministers zin ging dit advies zeker te ver. Na „lang beraad," waarbij de overwoging, dat ook deze zaak nog niet „rijp" was voor ons land, 2ekcr ernstig zal hebben gegolden, besloot de regeering, de kwestie vooreerst aan de gemeenten en aan particulieren over Ie laten, waarbij deze dan echter op den „ruimen steun" van hare zijde kan tekenen. Dit zullen vooral de gemeenten vel in de ooren hebben geknoopt in de :aligc verwachting, dat hun, niet zoo- als bij een „anderen ingrijpenden maat regel" op een handige manier wordt Vreemde oogen maken menschen. door IWA8T TIJKGENJEFF. Vertaling van G. H. PRIEM. Ik keerde mij naar rechts en sloeg den naar het dorp voerenden weg in. Daar begon een dorre wildernis, met slechts hier en daar een boschje. Achter dit veld, een kwart mijl aan den anderen kant van 't dorp, bevond zich een klein berkenbosch, waardoor zich hetzelfde heekje slingerde, dat wat verder rondom het dorp kronkelde. Dat alles was mij teer goed bekend, daar ik het daags dikwijls gezien had, doch op 't oogen- hlik kon ik niets onderscheiden en slechts door de meerdere dichtheid van den ontnomen, wat ze bij wijze van meerdere subsidie ontvangen. Wat deed nu de Regeering verder om tenminsto tot eenig resultaat te komen? Zij stelde voor in art. 15 letter e, waarin de wet op het L. O. niet toe passelijk wordt verklaard op do „scholen voor doofstommen, blinden, spraakge- brekkigen en idioten", dc laatste twee woorden te vervangen door „zwakzinnigen en idioten". We zien hierbij tegelijk, dat onze taal met een nieuw woord is verrijkt, n.l. het begrip „zwakzinnigen". Dit is gedaan ter voorkoming van misverstand. liet woord „achterlijken" toch gaf aan leiding tot het wanbegrip dat daaronder ook moesten vallen die kinderen, welke niet tengevolge van gebrekkige geestes ontwikkeling, maar door verwaarlooziug, ziekte, verhuizing of andere bijzondere omstandigheden, bij hun makkers van gelijken leeftijd ten achter zijn geraakt, en voor zulke kinderen zijn de bedoelde klassen niet. t Hierin nu had Dr. Kuvp ft geen onge lijk. Het is verbazend één woord hoe vaak men dat begrip';,achterlijken" aldus hoort verklaren..'',- Maar onder „achteidijfcen" nioct men heel wat anders ve+stadn. Het gaat hier mede als met 'zooveel andere zaken. Als men elkander slechts begrijpen wil, dan behoejf^eene dergelijke taalkwestie niet veedor te worden uitgevochten. nwil trachten nog eens in het kort zeggen, wat men dan onder „achter lijken" moet verstaan. Nietminder vlugge kinderen ook nietidioten. Nietdie leerlingen, welke door langdurige ziekte, welke geen invloed op hun verstandelijke geschiktheid ge had heeft, veel hebben verzuimd doch alleen zij, die zwakke geestvermogens bezitten en welke geschikt worden ge acht voor eene speciale methode van onderwijs. Ziedaar de omschrijving welke, naar ik zelf toestem zeer vaag is. Maar men merke wel op, dat men geen nader te omschrijven begrip geven kan. Het is eene bij uitstek inductieve methode, die leiden moet tot het vast stellen van dit begrip. Ernstig onderzoek, soms maandenlang, ernstige studie zoowel van de zijde der nevel kon ik bemerken waar de begane grond eindigde en het stroompje begon. De maan stond als een bleeke vlek aan den hemel, doch haar licht had niet, als gisteren nacht, de kracht om den dikken nevelsluier te doorboren. Ik liep het veld in en luisterde; nergens eenig geluid te ontwaren. Slechts nu en dan hoorde ik het gepiep van snippen. Tegleff! riep ik. Ilja Stepano- witsch! Tegleff! Maar zonder weerklank stierf myn stem weg, alsof de nevel haar het voortdringen verhinderde. Tegleff! herhaalde ik. Niemand antwoordde. Ik ging op goed geluk verder. Twee maal stiet ik op een haageen volgende maal was ik haast in een kuil gevallen of over een op den grond liggend paard gestruikeld. Tegleff! Tegleff! riep ik. Plotseling hoorde ik achter me, en tamelijk dichtbij, een zwake stem: Hier ben ik! Wat wilt ge van ine? Ik keerde mij snel om. Yoor mij stond Tegleff met neerhan gende armen en blootshoofds. Hij was doodsbleek, maar zijn oogen schenen levendiger en grooter dan gewoonlijk... door de half geopende lippen ademde hij zwaar en diep. Gode zij dank! riep ik zenuwach- medici als van die der onderwijzers kun nen resultaat geven. En nu zegge men niet, zooals ik wel vaak in onze plaats heb gehoord: Ze zijn er maar weinig, of ze zijner in 't geheel niet. Het is dan toch maar een feit dat ze er in andere plaatsen wèl zijn, ja het rapport der drie Inspec teurs spreekt van 8000 achterlijke kin deren in het land. Bij mij rijst dan de vraag: „En zou nu juist Amersfoort er aan die 8000 jniet |één leveren? Die bewering, hoe ernstig misschien ook gemeend, is toch al te dwaas. Zij geeft blijk van onvoldoende kennis of wanbe grip aangaande de werkelijke zaak. Men kan onmogelijk zeggen, dat ze er niet zijn, wanneer nóch van de zijde der medici, nóch van do zijde der onder wijzers een degelijk onderzoek is voor afgegaan. We stellen dus voorop, dat het alleen de ervaring is, die hier helpen kan, dat het alleen de ondervinding is, die wijsheid brengt in deze. Er is nu een maal een lange weg af te leggen, voor men met ecnige zekerheid kan consta- teeren, dat oen kind behoort tot de geestelijk zwakken. We willen in zwakke lijnen dien weg aangeven. (We veronderstellen eens, dat ;we hier afzonderlijke klassen hebben). Het spreekt vanzelfI;-dat de onderwij zer der gewone school 'al heel gauw merkt of een kind mee kan, ja dan neen. Stel, hij denkt van niet, dan wordt overleg gepleegd met de ouders, en doet het hoofd der school aanvrage om het kind in de klassen voor achterlijken te plaatsen. Dan moet er worden uitgemaakt, of het kind werkelijk achterlijk is. Er heeft nu een onderzoek plaats, let wel een medisch - paedogogisch onderzoek door een arts. Bij dat onderzoek zijn ouders en onderwijzers aanwezig, om verschillende inlichtingen te geven. Vooral de ouders zijn hierbij onmisbare personen, want zij kunnen allicht veel, heel veel verklaren. Een groote rol kan in deze vaak de erfelijke belasting spelen. Ik meen, dat van bevoegde zijde wel eens wordt geklaagd, dat de wetenschap in dit stadium zooveel op rekening der herediteit tracht te schuiven enzeker niet ten onrechte, maar het staat toch onomstooielijk vast, dat men herediteit toch in de eerste plaats moet zoeken tig blij en greep zijn beide hauden Gode zij dank! Ik wanhoopte er al aan u te viuden Maar schaamt ge u niet mij zoo te verschrikken? Hoe komt ge op zoo'n inval Ilja Stepano- witsch? Wat wenscht ge van mij? her haalde Tegleff. Ik wenschte wel, eerstens wensch ik, neen, vorder ik van u dat ge mij als vriend aanstonds verklaart wat uw plannen zijn en wat die brief aan den commandant te beduiden heeft. Is er in Petersburg misschien iets voor gevallen In Petersburg heb ik slechts dat gevonden, wat ik verwachtte, antwoord de Tegleff, zonder zich van zijne plaats te bewegen. Dat beduidt wilt ge daarmee zeggen dat die kennis Marie. Zich van kant gemaakt heeft antwoordde Tegleff haastig en ietwat boosaardig. Eergisteren is zij begraven. Zij heeft geen woord voor mij achter gelaten. Ze heeft zich vergeven. Tegleff 6prak deze vreeselijke woor den vlug uit en zonder op zijn plaats te verroeren. Ik sloeg de handen in elkaar. Is 't mogelijk! Zoo'n ongeluk! Uw vermoeden was dus werkelijkheid. Dat is verschrikkelijk Ik was heel in de war en zweeg. daar, waar sprake is van zenuw- en zielsziekten. En juist deze, voorgekomen bij de ouders, zijn vaak de oorzaak van de achterlijkheid der kinderen. Nu, aan het helder oordeel van den arts natuurlijk overgelaten of de oorzaak hier ligt. Maar hij zal bij z'n onderzoek nog wel andere oorzaken ook ontdekken. Als beteekenisvol moment in deze moet immers ook het alcoholisme ge noemd worden. Zeker de beteekenis hiervan is en wordt nog menigmaal overdreven, maar het staat toch vast, dat 20°/0 der zieke kinderen door het alcoholisme hun ziekte hebben. Een andere oorzaak zijn de besmet telijke ziekten. Een kind krijgt mazelen, herstelt wel langzaam, maar herstelt toch be zoekt weer de school en na maanden treden de verschijnselen van geestes stoornis op den voorgrond. Zoo zouden we kunnen doorgaan mot beelden en als oorzaken aangeven hoofd verwondingen, voedingsstoornissen enz. In al die gevallen, nog eens, beslist de arts en het kind komt in de klas sen van achterlijken of het komt er uiet. j Veronderstellen we het eerste. Nu mag liet nog geen uitgemaakte zaak zijn, dat het kind daar blijft, volstrekt niet. Het moet eerst een proeftijd onder gaan, welken de leider der klassen in overleg met den medicus kan vaststellen. Volgens de ervaringen, bij dergelijke klassen opgedaan, kan men dien proef tijd stellen op b.v. 3 maanden. Laten we in het kort de methode na gaan, die de onderwijzer nu volgt. Hij heeft een zeker aantal gegevens van den onderwijzer der gewone school, van de ouders en van den arts, die hem tot basis kunnen dienen. Zijn systeem? Groote vrijheid van handelen en groote vrijheid om te wijzigen, waar dit noodig is geeft de richting am, waarin zich dit systeem, opgedaan door studie, door ervaringen moet bewegen. De wetenschap en de praktijk zijn hem beide dienende. Aller eerst dienen nauwkeurig de zintuigen onderzocht te worden. Hij onderzoekt of de leerling doof is ja dan neen, en voor dit onderzoek is heel wat noodig. Verder of de leerling oplettendheid Tegleff kruiste met een triomfeerend gezicht de armen. Maar, begon ik weer, waarom staan wij hier eigenlijk? Laten wij naar huis gaan! Ja, laten wij gaan, zei Tegleff. Maar hoe zullen wij in dezen nevel den weg vinden? In het venster van onze hut staat een licht. Daarnaar kunnen wij ons richten. Ga dan maar voor, zei Tegleff. Ik volg wel. Wij sloegen de richting naar huis in. Vijf minuten lang liepen wij, voor wij het licht ontdekten dat ons als leid ster dienen moest. Eindelijk schemerden twee roode vlekken voor onze oogen op. Tegleff volgde mij met langzame stappen. Ik verlangde er naar zoo spoedig mogelijk thuis te zijn en daar van hem alle bizonderheden van zijn treurige reis te vernemen. Verschrikt over datgene wat hij mij verteld had en zelf onwillekeurig door een zekere bijgeloovigheid aangetast, vertelde ik hem op weg naar onze hut dat ik den vorigen avond het geheimzinnig geklop had veroorzaakt. Welk een treurige gevolgen had dit kloppen gehad! Teg leff antwoordde op mijn bekentenis dat dit niets tot de zaak afdeed, een ander had mijn hand bestuurd. Zijn stem klonk buitengewoon rustig. Gij kent mij nog niet, zei hij, maar gij zult mij leeren kan toonen of hij oordeel bezit, of hij een verzoek kan begrijpen of ecu bevel kan uitvoeren enz. enz. Dan blijkt na ernstig onderzoek en geloof me, het moet niet gemakkelijk zijn dit onderzoek te doen dat het kind lijdt aan zwakte van geheugen of anderzins, of, het is een idioot. In dit geval moet het de klasse verlaten. Maar begrijpen zij hetgeen de onder wijzer zegt, goed, dan gaat het onder zoek verder door. Dan wordt onderzocht of het begrip van kleur, van ruimte, van plaats enz. heeft. Of het kennis draagt van bepaalde voorwerpen, zoodat het b.v. geblindoekt uit vele voorwerpen den inktkoker of het potlood, den griffel of de pen kan onderscheiden. Heeft het begrip van temperatuur enz. enz. te veel om in enkele regels te zeggen. En blijkt het nu, dat hot kind werke lijk geestelijk ton achter is en dat het dus èn voor het onderwijs aan de gewone school èn voor het kind zelf beter is, dat het niet meer terugkeert tot Je laatste, dan is het toevertrouwd aan den onderwijzer, die de armelijke levens illusie van dit geestelijk paupertje zal verhelderen en het zal trachten te brengen op die hoogte, vanwaar het tenminste de maatschappij kan ingaan, in staat zijn eigen brood te verdienen, om niet afhankelijk te zijn van vreemden. Dan wordt het ingedeeld bij andere lotgenootjes om met hen te worden gebracht tot daar, waar hun leven hun genoeglijk toelacht. Want dat is het in hoofdzaak. Ze moeten lust om te leven en levensmoed ontvangen. Daarom is ook het onder wijs bij al de moeilijkheid om het aan te leeren, ook zoo eenvoudig. Hun levenswegje zal niet loopen langs Zwitserlar.d's schoone meren en zij zullen den blauwen Italiaanschcn hemel wel niminei aanschouwen, waarom hen dan geplaagd met plaatsen uit de Povlakte of namen der Zwitsersehe meren. Neen, slechts de allernood zakelijkste kennis en bedrevenheid van het leven. Misschien hebben ze wel eens een trein naar Utrecht noodig, welnu, hen daarom geleerd het spoorboekje. (Men bcgrijpe dit voorbeeld!) Levenslust en levensmoed. Op school kennen, Ik zag wel hoe gij gisteren lachtet, toen ik u van de macht van den wil sprak. Gij zult mij leeren ken nen en om mijn woorden denken! De eerste hut van 't dorp steeg als een donker spook voor onze oogen op, toen de tweede en eindelijk onze hut; mijn jachthond begon te blaffen, daar hij waarschijnlijk mijn nadering rook. Ik klopte aan 't vens'cr. Seinen! riep ik Tegleffs oppasser toe, hé, Seinen, doe eens open! Somen opende en bleef op den dor pel staan. Ilja Stepanowitsch, kom nu binnen! zei ik en keerde mij om. Maar van Ilja Stepanowitsch was niets ineer te zien. Tegleff was weg, alsof hij in den grond was verzonken. Doodelijk ontsteld trad ik de hut binnen. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1