No. 70. Zaterdag 2 September 1905. 2e Jaargang Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Kleine partijen. FEUILLETON. DE FATALIST. VAN MIJN EENZAMEN P08T. DE EEMLANDER. Verschijnt ffteutdmi en Zaterdaga. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28 Abonnementsprijs Per jaarf 3-00 Franco per post- 3-50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.08 (By abonnement aanmerkelijke koiiing.) Wie met belangstelling de ontwikkeling van ons partijwozen gadeslaat, zal zich Tooral in de laatste jaren verwonderd hebben over de gemakkelijkheid, waar mede in ons vaderland partijen ontstaan. Zij vormen ten onzent niet, zooals men dat elders ziet, twee elkander na genoeg in evenwicht houdende machten, rustende op historische basis, maar zij splitsen zich in allerlei afdeelingen, die ieder een eigen, welafgebakenden weg gaan. In zeker opzicht hebben zij het karakter van personen: zij vallen, om weder op te staan en opnieuw te val len. De conservatieve partij verdween en met haar de radicale. Nieuwe partijen verschenen op het politiek tooneel: de sociaal-democratische, de vrijzinnig-de mocratische, de nationaal-histori8che en de christen-democratische. Gedachtig aan het spseekwoord, „hoe meer zielen, hoe meer vreugd" is het jammer, dat ook beide laatstgenoemde partijen geen zetel in de Tweede Kamer konden veroveren. En waren dan tien partijen vertegen woordigd geweest. N u zijn er maar acht, waarvan de grootste, de Katholieke, vijf-en-twintig leden telt en de kleinste, de Friesch-Christelijk-Historische, slechts één. Inderdaad, de kiezer van onze dagen mag wel een ernstige studie van het partijwezen maken, om op de vraag tot welke partij hij behoort een afdoend antwoord te kunnen geven Waaraan is het te wijten, dat in ons land de politieke splijtzwam zoo welig tiert? In de eerste plaats aan het ontbrekei zoowel rechts als links van een man, die door zijn hoog karakter en uitne mende geestesgaven, vanzelf als leider aangewezen, die liet vertrouwen van de publieke meening weet te verwerven en een staf te vormen van zelfstandige geestverwanten: aan het ontbreken van een leider in den besten zin. Zoo'n man was Thorbecke eenmaal voor de liberale partij. Thans heeft de linkerzijde leiders te over, maar geen leiding. In de tweede plaats aan de omstan digheid, dat de kerkelijke verdeeldheid De hevigst* uitdrukking van smart is sar- kasme. Multatuli. door IWAN TUBGENJEFF. Vertaling van G. H. PRIEM. XIV. Maar een geweldige boosheid, zoowel tegenover Tegleff als] mij zelf, maakte plaats voor do ontsteltenis, welke mij in de eerste oogenblikken was over vallen. Je meester is een gek! zei ik plotseling tegen Semen, een echte gek! Eerst vliegt hij naar Petersburg, dan komt hij terug en dwaalt rond op het Veld. Ik zoek hem, vind hem eindelijk breng hem tot aan de deur, en jawel, ten allen tijde op de staatkundige rich tingen iu ons land een grooten invloed heeft uitgeoefend. Vooral bij de partijen, steunende op het Protestantsch beginsel, dat uit zijn aard verdeelend werkt, valt dit verschijn sel bijzonder op. Aan de linkerzijde zijn het voorname lijk de verschillen over de oplossing van belangrijke politieke en maatschap pelijke kwesties, die de kleine partijen in 't leven roepen. De onderlinge wrijving stelt tot den vooruitgang instaat. Uit dit oogpunt mag men zich verblijden zoovele partijen in onze Tweede Kamer vertegenwoordigd te zien, maar in andere opzichten is de partijonderscheiding een beletsel tot den vooruitgang. Zij verhindert de samenwerking van personen, welke een vereischte is voor de geleidelijke en bestendige verbete ring der materieelc en intellectueele toestanden van het volk. Zij werkt een partijzucht in de hand, een blind streven naar verwezenlijking van enkele eischen, die de behartiging der belangen van 't algmeen op den achtergrond dringen. Zij verleidt tot een spel van geven en nemen, waarin men aanleiding vin den kan de handigheid der partijleiders te bewonderen, maar dat den eerbied voor de beginselen der transigeerende partijen een gevoeligcn stoot toebrengt. Want dit voorrecht bezit in 't algemeen een kleine partij, die staande tusschen groote juist daardoor er niet aan kan denken haar programma uit te voeren, dat zij haar beginsel zuiver kan hou den. De liberale partij is niet meer de groote, sterke van vroeger: zij is een kleine partij geworden. Aan de eene zijde bestreden door de aangroeiende macht der clericalen, aan de andere door de sterker wordende democratie heeft zij allengs terrein verloren. Ja, er zijn er, die haar toekomst donker inzien erf beweren, dat haar taak als reactie op het autoriteits- en corporatief beginsel in den Staat is afgedaan en zij nog slechts tegen het clericalisme kracht vermag te ontwik kelen met haar leuze: godsdienst buiten de staatkunde. Voor een niet gering gedeelte is de liberale partij zelve de oorzaak van kaar weg is hij weer! In zoo'n nacht bui tenshuis te willen blijven! Een mooie tijd om te wandelen! En waarom heb ik hem de ge legenheid gegeven om weg te sluipen? vroeg ik mij zelf af. Semen zag mij zwijgend aan, alsof hij mij iets had willen zeggen; hij vergenoegde er zich echter mêe wat heen en weer te loopen. Wanneer is hij naar de stad ge gaan? vroeg ik streng. Vanmorgen om zes uur. En was hij treurig, verstrooid? Semen sloeg de oogen neer. Onze heer is een merkwaardig man, begon hij, wie kan hem begrijpen? Toen hij zich naar de stad begaf, vroeg hij om zijn nieuwe uniform en liet zich friseeren. Wat? Liet hij zich friseeren? Ja, zijn haar natuurlijk. Ik heb zelf de ijzers heet gemaakt. Dat had ik inderdaad niet verwacht. Ken je ook een zekere juffrouw? vraagde ik voort, een vriendin van Ilja Stepanowitsch, Marie geheeten? Hoe zou ik Marie Anempodistowna niet kennen? Een lief meisje. Is je heer op die Marie verliefd? Semen zuchtte. Terwille van dit meisje zal Ilja Stopanowitsch zich ten gronde richten, want hij bemint haar wanhopig en trouwen mag hij haar niet; en haar te verlaten dat valt hemj hard. Dat achteruitgang. Met zwakheid zijn langen tijd de wapenen tegen de clericalen gehanteerd, uit vreeB voor den naam anti-clericaal, in de hoop dat de hoog geprezen verdraagzaamheid ook van die zijde beantwoord zou worden. Doch aan een ander verzuim, ernstiger dan het voorgaande, heeft zij zich schuldig gemaakt. Te veel is in allo richtingen der door een nieuwe voort brengingswijze langzamerhand verwor dende maatschappij, haar beginsel van persoonlijke vrijheid op den voorgrond geplaatst, den staat uitsluitend als taak aangewezen het behoud en de bevor dering van de kracht der individuen. Die eenzijdige opvatting riep oen reactie in 't leven van de vermoeiden en be- ladenen uit den modernen strijd om het bestaan: een aanval op de huidige maatschappelijke ordening, op de libe rale staats-idee. Laat is de liberale partij gaan inzien, dat zij door haar eenzijdige belangstelling in sociale wet geving hard op weg was te verdwijnen en na een lange voorbereiding is eindelijk inet de ongevallenwet de eerste schrede op den socialen weg gezet, waarmede zij de enge opvatting van de Staatstaak prijs gaf, erkennende het recht der zwakken op een bij de wet geregelden steun der sterken. Alzoo „het negatief beginsel van vrij heid aanvullend met het positief be ginsel van ondersteuning der maatschap pelijk, hetzij economisch of geestelijk, hulpbehoevenden" kwam het verjongd en opgefriBcht liberalisme weer vaster in den zadel te zitten, sterk in de overtuiging ook in de toekomst een taak te vervullen te hebben. Want evenals het beginsel der persoonlijke vryheid, toegepast in al zijn conse quenties, tot misbruiken aanleiding gaf, zoo zal de tot haar verste grenzen uit gezette Staatsmacht, de Staatsalmacht, zooals de sociaal-democraten die willen, het schromelijk gevolg hebben van het verdwijnen der voor den vooruitgang noodzakelijke, krachtverwekkende ge voelens van persoonlijke verantwoorde lijkheid en daarvoor moet de nieuwere maatschappij met haar zachtere beginselen behoed worden. K. v. B. alles is niets dan kleinmoedigheid; hij houdt werkelijk heel veel van Kaar. En ze is dus ze is werkelijk zeer 6choon? vraagde ik nieuwsgierig. Semen trok een ernstig gezicht. Mijnheer houdt van haar. Maar hoe is ze naar jou mee ning? Wat ons aangaat ze zou ons niet bevallen. En waarom niet? Ze is te mager. En als ze gestorven was, begon ik weer, gelooft go dan dat Ilja Ste panowitsch haar overleven zou? Semen zuchtte opnieuw. Daaromtrent mag ik mij geen oordeel aanmatigen. Daar kunnen slechts voorname heeren over oordeelen Maar mijn heer is zoo'n wonderlijk man! Ik nam den grooten dikken brief in de hand, dien Tegleff mij gegeven had en ik draaide hem om en om Hij had er alle mogelijke titels van den commandant opgeschreven. In den linker bovenhoek stond het woord „spoed", dik onderstreept. Hoor eens, Semen, zei ik, ik ben bang voor uw heer. Ik geloof, dat hij met verkeerde plannen rondloopt. Wij moeten hem zonder verwijl gaan zoe ken. Heel goed, antwoordde Semen. Maar buiten is 't zoo'n nevel, dat YIH. 't Is hier niets gezellig iu Kissingen. Lang zoo prettig niet als in den Haag, waar alles voor me vloog en boog. En het haalt niet bij Brussel. Jongens neen, lang niet! Wat was hot bij vriend Leopold steeds leuk! En hier? Och je bent een vergeten burger, zij het dan ook met een pensioentje van f 4000 'sjaars. De groote en vele gewichtige diensten, die ik den lande heb bewezen in aanmerking genomen, mag dat een peulschilletje worden genoemd. Nu dan, 't is hier vervelend, criant ver velend. l8 Morgens heb ik nauwelijks goed en wel ontbeten, of ik val al weer neder op een divan, om te trachten den tijd dood te rusten. En dat voor een werkzaam man, als ik. Maar ik moet zeggen, het begint me al aardig te lukken, en meer dan eens gebeurt het, dat ik dau de allerleukste droomen krijg. Zoo lag ik ook Donderdag, met de morgenbladen voor me. 't Eerste zocht ik natuurlijk naar Amersfoort, want ik twijfelde er niet aan, of er zou een ge trouw verslag in staan van de feeste lijkheden ter eere van II. M. de Koningin. En jawel, daar las ik het. 's Morgens reeds vroeg, bespeling van het carrillon. Plechtstatig beierden de volksliederen en enkele Stichtelijke gezangen den hoogen toren uit en de wakkergeworden Amcrsfoortsche mensuli- heid herinnerde zich hierdoor aanstonds, dat de 25ste verjaardag van de Koningin ook iu Amersfoort, tot een werkclijken feestdag zou worden gemaakt. Nauwelijks zweeg het carillon of de ernstig stemmende koraal muziek van de Amersfoortsche muziekvereeniging klonk van de St. Joriskerk, onder wijl de goloovigen zich opmaakten om door een bidstond den heuchlijken dag voor het vorstenhuis te herdenken. De schooljeugd vervroolijkte de stra ten, daar de school hen niet gevangen hield. Alleen de christelijke school begon al weder om half elf. Van „Christelijk" standpunt bezien, dachten zeker de heeren, is 1 */a uur vrij af voldoende, om de leerlingen ook iets te doen gevoelen voor het feestelijke van den dag. Daarna kwam de parade. Groot en schitterend militair schouwspel. Zoo men geen vijf stappen van zich af zien kan. Niettemin, we moeten hem zoeken. Wij zullen ieder een lantaarn meenemen. Heel goed, zei Semen. Hij stak de lantaarns en de lampon aan en wij gingen weg. XV. Het is ondoenlijk te vertellen hoe dikwijls wij verdwaalden, hoe vaak wij elkaar uit 't gezicht verlorenDe lan taarns hielpen maar bitter weinig; zij konden den witten dichten nevel niet 't minst doordringen. Herhaaldelijk ver loren wij elkaar, hoewel wij aldoor maar Tegleff! Ilja Stepanowitsch! Mijn heer Tegleff riepen. De nevel had ons zoo in de war gebracht, dat wij als in een droom ronddwaalden. We werden beiden spoedig schor; de vochtigheid drong ons diep in de keel. Niettemin bereikten wij, dank zij de in het venster geplaatste lichten, onze hut weder. Ons gemeenschappelijk zoeken had tot niets geleid. Wij waren elkan der in den weg en dus besloten wij dat wij ieder op onze eigen gelegen heid zouden zoeken. Hij ging naar links, ik naar rechts; weldra kon ik hem niet meer hooien 't Was of de nevel in mijn hoofd was gedrongen en ik doolde als waanzinnig rond, aldoor „Tegleff!" roepende. voor den generaal te mogen paradeeren, is niet ieder garnizoen gegeven en ik begrijp, dat de Amcrsfoortsche soldaten er trotsch op zijn. Bovendien was ook de Burgemeester aanwezig, met den ambtsketting om. En de wethouder van Publieke Werken. En wat een enorm effect maakte het, deze autoriteiten vergezeld te zien door Van Manen, den stadsbode, met een „bos van wat ben je me" op de borst. Een prachtig lumineus idéé, zeker van den buigervader, om zoo in statie ter parade te verschijnen. En 's middags. Muziek op de Hof en muziek in Amicitia. Ondertusschen werd in de groote zaal van Amicitia de historische optocht saamgesteld, voorstel lende: Amersfoort voorheen en thans. Voorop liepen Kleber en Plomp, niet beide handen oen kist dichthoudende die dreigde open te springen. Zij werden geflankeerd door Jorissen en Vels-IIcijn, die ter assistentie nood zakelijk waren. Midden in alle gemeen teambtenaren. En achteraan Gerritsen en Ilagedoarn met volle handen het geld uit een groote kist gooiende, die gedragen werd door Celosse en van Esveld, terwijl Stijuman zo maar aldoor liep te porren, met voller handen het geld er uit te halen. Hamers, die dezen prachtigcu optocht had in elkaar gesteld, deed den volko kond, dat die kisten moesten voorstellen de gemeentekas en dat dus aanschouwe lijk werd voorgesteld het beheer der ge meente voorheen en thans. De veelkleurige costumes gaven den optocht oen hoogst levendig aanzien. De lustige tonen van twee muziekkorp sen werkten niet weinig mede ter vor- hooging van de feestvreugde. De Oude Amersfoortsche Cowant aangewezen als het orgaan, dat alle partijen tot vriend weet te houden, verscheen op oranje papier. De tekst was geheel gewijd aan den grooten dag, en behalve een zoetvloeiend gedicht van mejuffr. Schermer was er een van die lieve, houne ponnige hoofdartikeltjes in opgenomen van Suzo, die zoo lustigjes met de woordjes kan kwiukeleeren, zoodat je met een beetje goeden wil de muziek des harten er door hoort. 's Avonds weer muziek, nadat tusschen vier en zeven de schoolkinderen waren onthaald en ze ieder een toepasselijk aandenken hadden gekregen. Hier, antwoordde plotseling een stem. Wat voelde ik mij gelukkig! Ik vloog naar de plaats waar het geluid vandaan kwam een menschelijke gedaante rees voor mij op einde lijk! Maar in plaats van Tegleff vond ik een anderen officier, Delepneff genaamd. Gij hebt mij geantwoord? vraag de ik. Eu gij hebt mij geroepen? Neen, ik heb Tegleff geroepen. Tegleff? Dien ben ik zooevcn tegengekomen. Wat een gekke nacht; men kan niet eens den weg naar huis vinden Hebt gij Tegleff gezien? Waar ging hij heen? Daarheen, meen ik, antwoordde hij, vaag iu een richting wijzend. Ik kau op 't oogenblik niets meer onder scheiden; weet u waar het dorp licht? Mijn eenigste hoop is dat een hond gaat blaffen. Wat een domme nacht! Mag ik mijn sigaar aansteken? Ik ge loof dat een sigaar nog het beste licht geeft. Voor zoover ik bemerken kon was de officier in een vroolijke stemming. Heeft Tegleff u niets gezegd? vroeg ik. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1