No. 80.
Zaterdag 7 October 1905.
2e Jaargang
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken. 1 Bnre»»:
Wees U Zelf!
Kleinsteedsehheid.
Voor den storm.
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
FEUILLETON.
Theosofie.
Verschijnt
««t - or''.u~i
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
(Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaar f 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Onder dezen naam wordt eene com
binatie vau menscliclijke zwakheden ver
staan, die zóó algemeen zijn, dat do
vraag gerechtigd schijnt, of ze werkelijk
alleen in de kleine middelpunten der
samenleving worden aangetroffen, m. a.
w. of de naam, dien men er aan gaf,
wel juist gekozen was.
Zonder u, geachte lezers, te willen
vleien, meenen wij te mogen beweren,
dat dit inderdaad niet het geval is.
Gaan wij slechts na, welke eigenaardige
fouten onder de benaming: kleinsteed-
sche vallen, en wij zullen moeten erken
nen, dat ze niet onvoorwaardelijk aan
de kleine stad of aan het dorp verbon
den zijn. In de eerste plaats noemen
wij dan nieuwsgierigheid, vervolgens
babbelzucht, afgunst, kwaadsprekendheid,
bemoeizucht, enz. Welnu, zou nu iemand
ter wereld kunnen beweren, dat alleen
de dorpelingen en de inwoners van kleine
steden nieuwsgierig zijn, babbelen, hun
naaste niets gunnen, kwaadspreken en
zich uiet dingen bemoeien, die hun niets
aangaan? Met evenveel grond zou men
immers kunnen volhouden, dat de grootc
steden enkel door brave en het platte
land door slechte menschcn bewoond
wordt. Is het niet een afdoend bewijs
voor de nieuwsgierigheid der Amster
dammers bijv.: dat het voldoende is
om gedurende een paar minuten over
de leuning van een brug in het water
te turen om het straks een honderdtal
menschcn om u heen ook te laten doen?
't Gaat toch niet aan te gelooven, dat
die toevallig allemaal vreemden zijn, die
daar voorbijkwamen.
Maar het babbelen? Eilieve, vraag
eens aan mijnheer R. op de Blaak te
Rotterdam, waarom hij tegenwoordig
niet meer op zoo'n prettigen voet is
met mijnheer V. van de Leuvohaven;
als ge hein in een vertrouwelijke stem
ming treft, dan vertelt hij u, dat „dat
vcrvl gebabbel van de dames"
oorzaak is, dat hij met zijn vriend ecu
hoogst onaangename scène heeft gehad.
Ga ook eens naar de Witte, in den
Haag, en luister eens ongezien naar
bet gesprek van die twee Heereu daar
op de canapé. liet duurt niet lang of
gij hoort II. die de betrekking van ad
junct-commies aan het Ministerie van
binnenlandsche zaken bekleedt, aan Y.
Hoe zeldzaam de ware liefde ook wezen
moge, zij is toch nog minder zeldzaam dan
ware vriendschap.
Door
IWAN TITBOESJEFF.
Vertaling van
G. H. PRIEM.
XIV.
De winter was gekomen; luiaards en
dijtigen keerden naar Moscou terug. De
oude hoofdstad van het Czarenrijk scheen
uit haar rust plotseling te ontwaken. In
het Oosten hebben de gebeurtenissen
een zeer snel verloop. De bezetting der
iJoiiaulanden door de Russen bewoog
alle gemoederen; men voelde dat een
oorlog onvermijdelijk was. De fakkel
des krijgs was ontstoken en niemand
kon zien welke gevolgen dit hebben
zou. De haat was aan weerszijden hevig
een oud schoolkameraad, en voor een
dagje over, zeggen dat het zoo'n ber
boel is bij de Ministeries, want dat ze
daar nu zoo'n ezel van een W. de be
trekking hebben gegeven, die hem X
en niemand anders toekwam. Toevallig
liadt gij reeds gehoord, dat integendeel
X. de ezel en Y. de „right man on
the right place" is. Wanneer gij van
plan zijt om een dag of wat in de
residentie te vertoeven, dan kan ik u
ook sterk aanraden om eens aan
Mevrouw B. in het geheim te vertellen,
dat gij Mevrouw F. met een heer in
het Bosch hebt zien wandelen, maar
ge moet haar niet zeggen, dat het haar
eigen echtgenoot was. Misschien zal
zij u met een ernstig gezicht zeggen,
dat men zulke dingen niet moet over
vertellen, maar over drie dagen zal
men u vragen, of gij reeds gehoord hebt
dat Mevrouw F. met een ander dan
haar man is op reis gegaan, alias weg-
geloopen.
Gij ziet, lezer, dat gij niet op het
platte land behoeft te blijven om al
die fraaie eigenschappen van den maat-
schappclijken mensch te ontdekken. Gij
vindt ze overal, omdat het mensehelijke
zwakheden, mensehelijke fouten zijn.
Maar het is duidelijk, dat zij meer in
het oog springen, naarmate de kring
kleiner is, waarin men zich beweegt,
en het is daarom, dat gij in de kleine
stad spoediger kennis maakt met die
onaangename eigenaardigheden dan in
de grootere plaatsen.
Al hebben wij nu ook geconstateerd,
dat de menschen niet beter ou niet
slechter van aard zijn, naarmate zij in
een grooter of een kleiner centrum van
beschaving wonen, toch mogen wij niet
uit het oog verliezen, dat, evenals som
mige woekerplanten beter op den eenen
boom dan op den anderen tieren, even
zoo ook de omgeving, waarin wij ons
bevinden, van invloed kan zijn op de
ontwikkeling van onze eigenschappen.
Is de kring waarin men verkeert, klein,
dan wordt de kans ook kleiner om
daarin individuen aan te treffen, wier
intcllectueeele ontwikkcliug even hoog
of hooger staat dan de onze, en wij
ons dikwijls moeten tevreden stellen
met den omgang met menschen, die wij
in andere omstandigheden niet tot onze
vrienden zouden hebben gerekend. Gemis
aan belangstelling in dezelfde zaken is
veelal oorzaak, dat personen tot het
en het verlangen naar wraak brandde
ov r en weer in de harten. Iusaroffliet
zich haast niet meer zien noch in de
Aula der universiteit, noch bij mevrouw
Stakhoff. Overdag was hij geregeld
buitenshuis en 's avonds bleef hij op
zijn kamer op de derde verdieping: den
ganschen nacht bracht hij, tot schrik
zijner hospita, schrijvende door.
Yan tijd tot tijd, kwamen vreemdelin
gen met sombere gezichten bij hem.
Hij ontving dan brieven en verzond
door hun bemiddeling weer andere. Hij
noch zijn landgenooteu vertrouwden
een regel aan de post toe. Bulgarije
bereidde een opstand voor.
Is het nog niet Ie vroeg? vraagde
zich Insaroff 6oms af. Zijn wij wel voor
bereid? Zal ons bloed niet nutteloos
vloeien? De ongeregelde en veel te
vermoeiende levenswijze van den laatsten
tijd had zijn gezondheid geknakt. Zijn
hospita had hem dit al verscheidene
malen onder het oog gebracht, maar
hij had zich niet aan haar gestoord.
Op een morgen kwam Bcrsenjews
bediende de kamer van zijn meester
binnen, zeggende dat er iemand was,
die hem begeerde te spreken.
Laat hem binnenkomen! zei Ber
senjew.
Bersenjew herkende aanstonds Insa-
roffs ho.ipus den kleermaker.
Wat wenscht u vroeg hij.
Is 't u bekend, antwoordde de
onderwerp der gesprekken worden ge
kozen. Worden personen besproken, dan
blijft het niet uit, of met hunne goede
eigenschappen worden ook de minder
goede behandeld, en hier gaat de deur
wijd open voor het kwaadspreken, waar
in menigeen vervalt zonder het te willen
en misschien wel zonder het te weten.
Ook het telkens weer ontmoeten van
dezelfde personen bevordert niet altijd
de belangrijkheid dor gesprekken. Men
raakt over zaken uitgeput en gaat over
tot de personen.
De nieuwsgierigheid, volgens het oor
deel der dames, eene zuiver mannelijke
fout, is, naar wij gelooven, een van de
meest algemeene, en in kleine kringen
niet alleen hoogst onaangenaam maar
soms ook gevaarlijk.
Wij bedoelen niet zoozeer de nieuws
gierigheid van een oogenblik, die zich
uit in het informeeren naar hetgeen
men andereu hoort zeggen, dan wel de,
om haar eens zoo te noemen, systema
tische nieuwsgierigheid. Deze is niet
incidenteel en tijdelijk, maar zij houdt
vast en laat niet los. Zij is als het
ware do nieuwsgierigheid, die den ge
heimen politicageut moet bezielen, wan
neer hij voor zijn beroep geschikt zal
zijn, die als zij haar aandacht op iets
gevestigd heeft niet rust, vóór dat zij
bevredigd is en die niet schroomt om
bekendheid met liet onbekende voorte
wenden, ten einde zoodoende haar doel
te bereiken. Personen met die eigen
schap behebt zijn vooral in de kleinere
kringen erg lastig, juist omdat deze een
goeden bodem voor hare ontwikkeling
aanbieden.
Even als met de kwaadsprekendheid
en de nieuwsgierigheid is het met de
andere genoemde ondeugden gesteld.
Zij tieren het weligst daar, waar zij
het meeste voedsel vinden en het ge
mis aan bezigheid, waaraan zoo vele
inwoners van kleine steden en dorpen
sukkelen, maakt deze plaatsen uitermate
geschikt als bodem, waarop de woeker
planten zich ontwikkelen. En zoo is
het niet te verwonderen, dat de kleine
plaatsen de reputatie hebben gekregen
van broeinesten te zijn van allerlei leelijks.
Steken wij de hand iu eigen boezem
en vragen wij, hoe het iu onze kleine
stad is. Zijn wij kleinsteedseh, lezer,
of past die naam niet op ons?
Laat uw antwoord maar achterwege
want, al zoudt gij met een gerust ge-
kleermaker, dat onze commensaal, die
u kent, zeer ziek is?
Wat? Insaroff?
- Ja, mijnheer. Gisteren nog was
hij van den morgen tot den avond in
de weer. 's Avonds vroeg hij niets
anders dan drinken. Mijn vrouw bracht
hem water, 's Nachts werd hij ziek.
Wij kondon hem hooren kreunen en
van ochtend had hij zelfs zijn spraak
verloren. Hij ligt nu bewusteloos en
heeft koorts. Ik was bevreesd dat hij
sterven zou en nu gaf mijn vrouw mij
den raad naar u te gaan U be
grijpt wij kunnen niet
Bersenjew drukte den man een geld
stuk in de hand en volgde hem. Hij
vond Insaroff buiten kennis, aangekleed
op de sofa liggen. Zijn gelaat was
verschrikkelijk veranderd. Bersenjew
Vloog naar een arts, onderwijl de
kleermaker met behulp van zijn vrouw
den zieke te bed legde.
De arts schreef bloedzuigers voor,
colomcl en Spaanschen vlieg.
Is er gevaar bij? vraagde Ber
senjew.
Ja, zeer groot gevaar zelfs, ant
woordde de arts. Hij heeft een hevige
longontsteking en misschien ook een
congestie naar de hersenen. De zieke
is jong en in zijn volle kracht, wat
de toestand nog gevaarlijker maakt,
't Is jammer dat ik zoo laat geroepen
ben. We zullen echter doen wat we
weten kunnen verklaren, dat wij, Amers-
foorters, niet nieuwsgierig, kwaadsprekend
wangunstig, bemoeiziek, kleingeestig en
haatdragend zijn, dat wij nimmer van
een muis een olifant maken; men, d.w.z.
de bewoner van de groote stad, zou u
niet gelooven en slechts met een mede
lijdend glimlachje denken „hoe kan men
toch zoo verblind zijn." Verdiend of
onverdiend, de reputatie is er en wij
raken haar zoo spoedig wel niet weer
kwijt. Maar dit behoeft ons niet ongeluk
kig te maken, wanneer wij slechts zor
gen, dat wij boter zijn dan onze reputatie.
Laat ons vooral onthouden, dat het in
ons aller individueel belang is, dat wij
in onzen kleinen kring zooveel mogelijk
zorgen, dat wij elkander niet hindereu
door toe te geven aan onze gemeen
schappelijke zwakheden. Wanneer ieder
daarop steeds let, dan zal veel onaan
genaams worden voorkomen.
Tegenwoordig is de Theosofie voor
velen niet zoo onbekend en vreemd
meer als oenige jaren geleden. Toch is
het misschien gewenscht nog eens zeer
kort uiteen te zetten wat zij voorname
lijk iuhoudt. De Theosofie is geen nieuwe
godsdienst, wel bevat zij een godsdiens
tige levensbeschouwing. Zij leert dat er
een algemeen Goddelijk Leven is, dat
in ieder mensch als do ziel leeft. Deze
ziel maakt eene ontwikkeling door
waardoor zij gaandeweg tot hooger vol
komenheid stijgt. Maar wij gaan meestal
zoo weinig vooruit in zieleontwikkeling
niet waar? nu, de Theosofie leert dan
ook dat de ziel herhaalde keeren in
mcnschenhchamen leeft, m. a. w. dat er
een wedergeboorte (in andere beteekenis
dan de Christelijke) of herbelichaming
(reïncarnatie) bestaat. Dus, elk mensche-
lijk leven op aarde is een deel van het
geheelc leven eener ziel, in ieder daar
van doet de ziel ervaring op van wat
smartelijk is of genot geeft en, hierdoor
verrijkt, groeit de ziel in kennis en
ontwikkeling. Door herhaaldelijk te
vallen en zich te stooten leert de mensch
ten slotte wat hij mijden moet en wendt
zich naar het goede, hij leert erdoor
inzien dat hij niet zijn tijdelijke en wis
selende lichamen is, maar: dat de mensch
een ziel is, die een lichaam heeft.
De Theosofie .leert in bijzonderheden
kunnen.
Niettegenstaande al het mogelijke
beproefd werd, was de nacht slecht.
Bersenjew, die bij den zieke gebleven
was, hoorde hem in zijn ijlen meer
malen zeggen: „Neen, neen, dat zuil
gij niet."
Bij het aanbreken van den dag kwam
de arts terug. Toen hij den patiënt zag
schudde hij het hoofd. „De crisis is
er nog niet," zei hij en schreef nieuwe
geneesmiddelen voor.
Wat komt na de crisis? vroeg
Bersenjew.
Na de crisis? Aut caesar aut
nihil alles of niets.
.Acht dagen en acht nachten zat
Bersenjew aan het ziekbed van zijn
vriend, nu en dan eens afgelost dooi
den kleermaker en diens vrouw. Eén
oogenblik was voor allen en voor
Bersenjew iu 't bizonder zeer smartelijk.
Een krachtige aderlating had na een
hevigen koortsaanval den zieke wat
rust verschaft. Hij sliep juist een half
uur, toen Bersenjew aan de deur een
levendig gesprek vernam. De deur
ging open en Helena trad binnen. Een
onvoorzichtige uitlating van Schubin had
haar op de hoogte gebracht van
Insaroff's toestand en zij kwam nu, alle
etiquette op zij zettende, met het voor
nemen bij hem te blijven om hem te
verplegen. Het ergerde den koetsier
reeds dat zij voor dit armoedig huis
hoe dit alles in zijn werk gaat, maar
wij kunnen hierin niet treden. Alleen
kunnen wij hier zeggen dat de Theoso
fie. ons leert dat het bewustzijn niet aan
het stoffelijk lichaam verbonden behoeft
te wezen, doch dat het hiervan onaf
hankelijk kan werken. Dat is te zeg
gen, het bewustzijn heeft wel stof,
heeft wel een lichaam noodig, maar
dit kan wel iets anders dan ons zicht
baar en tastbaar lichaam zijn. Er be
staat dan namelijk ook stof in anderen
toestand dan die welke men gewoonlijk
waarneemt. De Theosofie loert ons
andere werelden kennen dan onze
zichtbare en het is uit stof van die
fijnere, ijlere werelden dat 's menschi n
overige lichamen gevormd zijn; deze
doordringen het gewone lichaam en
zijn de zetel van minder bekende ziel
kundige verschijnselen. Na den dood
verlaat de ziel in die lichamen het
stoffelijk lichaam, dat als lijk achter
blijft, en gaat in andere werelden over
(liet is geen verandering van plaats
doch van toestand en van bewustzijn).
Als de ondervindingen van het afge-
loopen leven uitgeput zijn: als de ver
kregen denkgewoonten, karaktereigen
schappen enz. in de ziel ingeweven zijn,
keert zij tot een nieuwe geboorte terug,
en er begint een nieuw leven. Gaat
dat willekeurig? Neen, uit het \ooraf-
gaandc zal gebleken zijn dat de ziel
door elk leven groeit in hoedanigheden,
en nu wordt bij een nieuwe geboorte
de ziel tot zulk een ouderpaar aange
trokken dat zij, door de erfelijkheid,
zoodanige eigenschappen verkrijgt, welke
passen bij de ontwikkeling die zij reeds
bereikt heeft. Hieruit volgt dus niet
dat een mensch in elk volgend leven
een aangenamer lot krijgt dan in ecu
vorig, maar dat hij dat lot krijgt wat
hij verdient, en tevens dat hij een
nieuwe gelegenheid tot ontwikkeling
verkrijgt. De wet die dit tot stand
brengt, heet de Wet van Oorzaak en
Gevolg of Karma. Zoo schenkt de
Theosofie ons een geheel anderen blik
op het leven, en leeren wij inzien dat
de een niet onrechtvaardig een beter
lot heeft dan de ander, doch dat genoemde
wet aan ieder geeft wat hem toekomt.
Door de vele levens goed te besteden
maken sommigen moer vooruitgang dan
de meerderheid, zij verkrijgen kennis van
de andere genoemde werelden, krijgen
macht over hun verschillende lichamen en
stilhield en de kleermaker was verbluft
toen hij de elegante jonge dame de
trap op zag komen. Bersenjcw's schrik
was grooter dan zijn verwondering. Ilij
kende haar karakter en wist waartoe
zij in staal was. Helena barstte in
snikken uit toen zij den zieke zag en
eerst toen Bersenjew haar vertelde dat
de minste stoornis de dood van haar
beminde kon zijn, liet zij zich overreden
in de andere kanier te gaan eu wat
later het huis te verlaten.
Acht dagen daarna was de crisis
voorbij en kon Bersenjew met een
blijde tijding naar Helena gaan. Hij
\ond haar in de ontvangkamer, waar
zij haar moedor de courant voorlas,
terwijl Zoë met een sentimenteel gezicht
in „Werther's Leiden" bladerde. Zijn
verschijning alleen deed Helena denken
dat hij goede tijding bracht en toen Lij
lachte bovendien verdubbelde haar hoop.
Hij is gered en over acht dagen
mag hij het bed verlaten, fluisterde hij
haar haastig toe, terwijl hij haar de
hand gaf.
Helena was niet in staat te antwoor
den; hare lippen beefden. Zij begaf
zich naar haar kamer en schreide cr
lang. Den volgenden dag deelde Ber
senjew haar mede wanneer zij den zieke
alleen kon vinden en nu begaf zij zich
iederen avond naar Insaroff. Haar
kamermeisje, dat zij al van haar kinds
heid af bij zich had gehad en ten volle