No. 81. Woensdag n October 1905. 2e Jaargang verschijnti Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Voor den storm. Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Net als bij ons. FEUILLETON. Hoe laat is het? Een nog belangrijker stokpaardje van den Middenstand. UIT HET WOELIGE LEVEN. DE EEMLANDER. Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Gij Metst natuurlijk lezeressen en lezers. Tenminste de meesten van u. Wanneer we het menschdom in fietsende en niet-fietsende wezens verdeelen, dan zal het eerste deel de meerderheid wel vormen. Bijgevolg zijn fietskwesties zoo lang zamerhand kwesties van algemeen be lang geworden, waaraan de redactiën, zelfs van plaatselijke bladen verplicht zijn htm aandacht te wijden. Wij doen dat ook trouw. En die zaak wordt ons vergemakke lijkt, doordat wij niet behoeven te zoeken naar geschikte lectuur over dit onder werp. Zij, die lid van den A. N. W. B. zijn begrijpen dadelijk, dat wij het orgaan van deze meer dan 20 000 leden tellende vereeniging: „de Kampioen" bedoelen. Onze lezers hebben er al eens kennis mede gemaakt uit verschillende stukjes, die wij uit dit met veel talent geschre ven blad overnamen. Alleen om geregeld in het bezit te komen, van de Kampioen is hot reeds de kosten waard om lid te worden van den Wiehijdersbond, die slechts drie gulden bedragen. Doch er zijn tal van andere motieven, die een rechtgeaard fietser, vooral een toerist-fietser er toe moeten bewegen zich bij den "Wiehijdersbond aan te sluiten. We willen dit evenwel thans niet uiteenzetten; we achten het overbodig, omdat ieder, die wel eens fietstochtjes van eenig belang gemaakt heeft zeer goed op de hoogte kan zijn, van het nut van den A. N. W. B. Er is iets, dat ons vaak geërgerd heeft onder de fietsers. Doch we hebben er tot nu toe over gezwegen, omdat wij zelf geen ras fietsers, ntaar slechts leeken-peddelaars zijn en daarom met onze gewone be scheidenheid ons terug lieten houden van het zeggen van onze meening door de vrees voor het verwijt van ondes kundigheid. Wij hebben ons vaak geërgerd aan het gevaarlijk spelletje van sommige heeren fietsers om kleine kinderen voor op de fiets te zetten, tusschcn zich zelf en het stuur in en dat zelfs op vrij Hem helpt geen toeten, dien de hartstocht hetoovert. Carmen Sylva. Door IWABf TCRGEJfJKFF. Vertaling van G. H. PRIEM. 9. XV. Op een avond na den eten kleedde de heer Stakhoff zich aan om uit te gaan, toen hij achter zich hoorde kuchen. Hij keerde zich om; het was zijn huisknecht, die hem zijn koffie bracht. Wat hebt ge? vroeg hem Stakhoff. Nikolaus Orteiniewitsch, zei de bediende geheimzinnig, gij zijt onze heer en gebieder. Zeker en wat zou dat? Nikolaus Ortemiewitsch, wees niet drukke wegen. Dat is oen gevaarlijk werk. We hebben ook wel eens gezegd tot dergelijke ouvoorzichtigen, dat we die manier van doen onverantwoordelijk vinden. Doch in de volle bewustheid van hunne fiets-zekerheid werden wij dan uitgelachen. Ge kunt begrijpen lezers met hoeveel genoegen en instemming we het volgende lazen in de Kampioen, officieel orgaan van den Algemeenen Nederlandschen W i e 1 r ij d e r s- B o n d, Toeristenbond voor Nederland, een orgaau, dat zijn gezag niet behoeft te ontleenen aan zijn officieelerigheid, doch wel aan de degelijkheid van zijn zaakrijken inhoud. Het stukje luidt als volgt: Misdadige roekeloosheid. „Naar de „Bredasche Courant" meldt, geraakte Zondagavond 24 September een wielrijder met zijn machine, waarop bovendien nog oen klein ventje zat, tnsschen de rails der Bredasche tram bekneld, met het gevolg, dat de voor- voik afknapte en de bestuurder met het kind over den weg rolde. Dit gebeurde bijna vlak voor de in aantocht zijnde tram. Gelukkig stopte deze oogenblikkelijk, zoodat het geval be trekkelijk goed afliep. Het kind en de roekelooze rijder hadden zich schijnbaar niet al te erg bezeerd. Maar dat neemt toch niet weg, dat er nu aan dit schandelijk spelletje, om hulpelooze kinderen op oen tweewicler mee te voeren, van overheidswege maar eens een eind moest worden gemaakt." We hebben hier niets meer bij te voegen. In alle beschaafde landen van Europa kan ieder, die een goed loopend horloge heeft, deze vraag onmiddellijk beant- antwoorden. In Nederland moet men eerst de wedervraag stellen: welken tijd bedoelt gij? Wij hebben spoor- en posttijd, plaatselijk aangenomen grecn- wichtijd, plaatselijken Groniiigschcn of Saxumhuizer idem, Zutphenschen of Hengeloschen tijd, en nog vele andere tijden meer. Wie als reiziger in eenc vreemde stad komt, moet zich eerst op de hoogte stellen, welke tijd daar geldt. boos! Ik ben van mijn jeugd al in uw dienst en als uw toegenegen slaaf houd ik het mij ten plicht Jawel, wat komt er? S'ta mij dan toe u te vragen of u weet waar sinds eenigen tijd Helena Nikolajewna heengaat? Ik weet het. Wat bazel je toch, stommerik? Vier dagen geleden is zij er alleen heengegaan. -Waarheen? Naar dat huis iu dat kleine straatje bij Twerskaja. Ik vraagde den koetsier: Wonen bier Commensaals? Stakhoff stampte met zij voeten. Zwijg, lamme vent! Hoe durf je 't vragen! Helena is een vroom meisje, dat de armen bezoekt. Ga uit mijn oogen De verschrikte bediende liep op de deur toe, maar Stakhoff riep hem te- rug. Wat zei de koetsier dan vroeg hij. Niets. Hij meende dat er een student.... Zwijg schurk en luister: Wanneer je, al is 't in je slaap, een woord daar van durft spreken Hoe kan u dat gelooven! Zwijg en ga! Wat zou dat nu beteekenen? vroeg zich Stakhoff af, toen hij alleen was. Ik moet eens weten wat dat voor een huis is en wat voor lieden daar wonen. Wie een tram wil gebruiken, moet eerst in het boekje trachten uit tc vorschon, of de tram behoort tot dezulke, die zich naar den spoortijd, of tot de zoodanige, die zich naar den plaatselijken of Amsterdamschen tijd richten. Ieder kent uit zijn eigen kring voorbeelden van ongerief, misverstand, ja soms ruzie, door dat verschil van tijden. De advocaten hebben reeds geld verdiend aan en do rechters hebben gezwoegd over processen, uit deze nooit stilstaande bron van ver warring voortgesproten. Eu waartoe al deze misère? Wanneer van de Nederlandsch-Duitsche grens bij Emmerik tot achter in Duitschland, Oostenrijk, Italië en Zweden overal de klokken denzelfden tijd aanwijzen, waarom moeten wij dan in ons klein landje jarenlang dit gesukkel voortzetten? Alleen omdat de wetgevende macht bij ons te land nog geen tijd heeft kunnen vinden om een wetje tot stand te brengen van één artikel en tien of twaalf woorden, gelijk in vele andere landen geldt. Zou het nieuwe Ministerie in dezen niet eens de koe bij de horens kunnen \attcn? Het zou den dank oogsten van al onze landgenooten, zonder verschil van godsdienstige of staatkundige rich ting! Lof verdient de Ncderlandsche Bond van Vereenigingen v. d. Handel- drijvenden Middenstand, die dezer dagen nadrukkelijk de aandacht der Regeering op dit onderwerp vestigde. Y. D. In de ontluikende Middenstandsbe weging doen zich telkens klachten hooren over de „oneerlijke concurrentie" in handel en bedrijf. Onze Midden standers hebben helaas gelijk, dat dit euvel in Nederland welig tiert. Eu zij hebben het helaas ook hierin bij het rechte eind, dat de wetgeving ten onzent veel minder doet dan elders tot fnuiking van dit euvel. Alweer een dankbare taak, voor ons nieuwe Ministerie weg gelegd! Het heeft te meer reden, zich deze zaak aan te trekken, nu sedert eenige maanden de nood nog nijpender is geworden. In de laatste jaren bood althans de rechtspraak, ook zonder bijzondere wettelijke bepalingen, eenige hulpe. Meermalen werd de oneerlijke Ik ben dus, nu zoover gekomen dat mijn eer van het stilzwijgen van een bediende afhangt! Hij begaf zich naar zijn vrouw. Deze lag te bed, het hoofd in een doek gewikkeld. Het gezicht van zijn zieke vrouw verbitterde hem nog meer. Denzelden avond was Helena vroeg uaar huis teruggekeerd en maakte toe bereidselen voor haar vertrek. Een groote treurigheid vervulde haar hart. Insaroff had brieven uit zijn vaderland ontvangen, waarop men op zijn spoedige overkomst aandrong, en het meisje was besloten hem te volgen. De Porte had Rusland gesommeerd de Donau-vorstcn- dommen te ontruimen; het was aan den vooravond van den brand van Sinope. Nog lang niet geheel hersteld, nog hoestend en koortsig, ging Insaroff toch weer dagelijks uit en bracht zijn halve nachten weer schrijvende door. Hij had den kleermaker verteld dat hij binnen kort vertrekken zou en hem zijn beetje meubelen ten geschenke gegeven. Helena dacht aan dit alles, toen haar kamermeisje binnentrad, zeggende dat haar ouders haar wenschten te spre ken. Ze zijn in de slaapakmcr, zei het meisje, uw papa is zeer boos en uw mama weent. Helena liep op haar moe der toe. Mevrouw Stakhoff leunde op haar kussen en hield een met eau de cologne besprenkelden zakdoek aan den concurrent tot schadevergoeding en tot staking zijner kwade practijken veroor deeld op grond van het bekende artikel 1401 van het Burgerlijk Wetboek, dat over de „onrechtmatige daad" handelt. De rechter nam dan aan, dat eene daad, die ieder fatsoenlijk man als onbehoorlijk brandmerkt, „onrechtmatig" is in den zin der wet. Nu heeft echter onlangs de Hooge Raad uitgemaakt, dat deze wetsuitlegging onjuist is. Onze hoogste rechter oordeelt dat, naar het geldende Ncderlandsche recht, onrechtmatig alleen is, wat rechters is verboden, liegen dus bijvoorbeeld niet. Als do oneerlijke concurrent, tot schadevergoeding aan gesproken, het proces nu maar tot de hoogste instantie doorzet, heeft hij alle kans vrij uit te gaan. Dat kan en mag zoo niet blijven! De Middenstand heeft gelijk. Er moeten komen krachtige bepalingen tegen de oneerlijke concur rentie, hetzij in don vorm van speciale artikelen, of, misschien nog beter, in den vorm van een verruimden tekst van art. 1401. Dit laatste zou nog op ruimer gebied goed werken. Deze hoogst noodige voorziening stelle men nu eens niet jaren lang uit! V. D. 11 aarde Bram! Je moet me niet kwalijk nomen, dat ik je zoo familjaar aanspreek. Ik ben niet van zoo hooge komaf als jij en weet niet goed hoe je een man van zoo groote voornaamheid als jij bent, aanspreekt. Maar dit weet ik wel, dat we eigenlijk collega's zijn. Want zie je, je bent toch maar net zoo goed als ik, niet veel anders dan een reiziger in volksgunst, al vat je je beroep een beetje anders op dan ik. Jij zit nu stilletjes op je eenzamen post en ik ben altijd in het woelige leven, dan hier, dan daar. En nou dacht ik elke keer als ik je brieven in de Eomlandcr las, jongen daar is misschien voor jou ook wel wat aan te verdienen. Ik maak heel wat mee, reis veel, net als jij dus, eu bemoei me nog al eens vaak met zaken waar ik niks moe te maken heb. Ook dus net als jij. Ik schrijf je dit nou allemaal, omdat ik niet graag zou willen, dat je mij voor een onderkruiper, zoo noemen ze mond. De heer Stakhoff stond voor den schoorsteen, ernstig alsof hij een rede voering moest houden. Hij wees zijn dochter op een stoel, doch daar zij zijn beweging niet begreep, herhaalde hij waardig: Ga zitten! Helena ging zitten. Stakhoff stak de hand voor in zijn jas. Ik heb u laten roepen, zei hij na een poosje om u te verklaren of beter gezegd om van u oen verklaring te vragen. Ik ben zeer ontevreden over u, ja, wat meer zegt, uwe handelingen wekken mijn en uwer moeder veront- waardigging op. Helena verbleekte en keek afwisselend haar vader en haar moeder aan. Er was eens een tijd, ging Stak hoff voort, dat het ouderlijk gezag als hoogste wet gold, maar die tijd is helaas, voorbij. Toch zijn er nog wetten, weet dat wel. Er zijn nog wetten, denk daaraan! Er zijn nog wetten Maar, papa, riep Helena uit. Yal mij niet in de rede, verzoek ik u. Uw moeder en ik hebben steeds onze plichten tegenover u vervuld. Wij hebben geld nog zorg aan u gespaard Ik vraag niet welk nut gij daarvan hebt, maar ik had het recht, wij hadden het recht Uwe moeder en ik, om te gelooven dat gij de moraal toch niet geheel met voeten treden zoudt. Wat is echter ge- immers zoo'n ding, zou gaan aanzien, als je mijn brieven in De Eemlander vindt. Ik werk niet onder jou tarief, hoor, daar kun je op aan. Met collegiale groeten dus t. t. Mr. K. K. DORIS. I. Ik wil in mijn eersten brief, den lezer eens wat vertollen uit België. Ik doe dit niet, omdat ik Bram wil gaan naapen, die zich ook zoo graag met Buitenlandsche Zaken wilde bemoeien, maar om de doodeenvoudige reden, dat ik juist dezer dagen in Antwerpen was en daar een en ander hoorde, dat ik wel de moeite waard vind ook eens aan de Amersfoorters te vertellen. Jullie weten misschien, dat in 1900 in België algemeene verkiezingen moeten plaats hebben. Als nou alle niet-klerikalen één lijn trekken, bestaat er kans, dat de kerkelijke meerderheid daar naar huis wordt gestuurd. Maar jawel hoor, in Antwerpen is men al begonnen met scheiden in plaats van met vereenigen. En dat is een tamelijk beroerdo zaak, want in Ant werpen zijn de liberalen 30 jaar lang vereenigd opgetrokken en de scheuring onderling geeft nou een slecht voor beeld voor het heele land. Toen ik nou dezer dagen in Antwer pen was, vroegen ze ook mijn oordeel hierover. Maar, bescheiden aU ik ben, wilde ik mijn eigen oordeel niet zeggen. Ik was evenwel gevleid ermee dat men mijn oordeel zoo hoog op prijs scheen te stellen en daarom klom ik op een stool en sprak als volgt: Vrienden „Er is ruzie in 't liberaal huishouden. En de kneuten, die hun stoeltje hebben in de paterskerk van het hop- land, gooien een stuiverken meer in de karitaat van het Heilig Hartde Sussen van het Broederschap der Onbevlekte Ontvangenis en andere Yrcde's, steken een dikke gewijde keers aan voor den heiligen Jozef, opdat het krakeel ofte de gramschap al meer en meer de liberale harten zou verbitteren. De adelijko eere-president van de sociëteit „Voor Godsdienst en Onderdanigheid" belooft een pikfijn nieuw vaandel aan zijn brave Hendrikken, als de scherven van schied? Ik spreek niet van de kleine driestheden, die uw leeftijd eigen zijn maar ik kon nooit gelooven, dat gij u zoover zoudt vergeten Papa, ik weet waarvan gij spreken wilt, zei Helena. Neen, gij weet niet wat ik zeggen wil, viel Stakhoff plotseling uit, al zijn gekunsteldheid terzij stellend, gij weet het niet, ellendige meid! Om Godswil, Nikolaus! riep mevrouw Stakhoff uit, gij doodt mij! Spreek zoo niet, mevrouw! zei Stakhoff. Gij weet niet wat gij verne men zult. Mevrouw Stakhoff voelde zich door ontzetting bevangen. Gij moet mij wel voor zeer schul dig houden! zei Helena. Ah! eindelijk riep Stakhoff uit. Maai mijn eenigste schuld is nog niet bekend te hebben Ja, zeker, viel haar vader in de rede dat hebt gij niet gedaan omdat gij wist dat ik met een woord u kon verpletteren Helena zag hem strak aan. Ja, met één woord. En daarom behoeft gij mij zoo niet aan te kijken. Hij kruiste de armen over de borst en ging voort: Kent gij een zeker huis in een kleine straat vlak bij de Twerskaja? Gij zijt daar dikwijls geweest! Beken het ellendige meid en tracht ons niet

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1