No. 87. Woensdag 1 November 1905. 2e Jaargang Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Een Kleine Plicht. Door den Telepheen. FEUILLETON. De Nieuwe Baarnsche Courant en de Zedelijkheid. DE EEMLANDER. "Versoliijnt: IVoensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 2S Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prjjs der adrertentiën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 Bij abonnement aanmerkelijke korting Dickens beeft in een van zijn werken gezegd, dat de som van kleinigheden't leven uitmaakt, zoo zal tal van klei nigheden ons pogen meer of minder gemakkelijk doen slagen. Circulaire 9 uur-sluitingscomitc' Niemand minder dan de beminnelijke schrijver van de Camera Obscura heeft eens scherp en geestig de jubelzucht gerpersiflcei'd van zijn tijd (ook van den onzen?), waar hij schreef: JUBILARISSEN. „Die viji en twintig jaar uw put geleegd, Uw gang gewit, uw schoorsteen heeft geveegd, Terzelfder kroeg de borrels heeft geschonken, In 't zelfde huis gegeten en gedronlceu, Zal Jubilaris wezen; gek of guit, Een dagblad meldt het maanden langvooruit; „Dien braven" moet men „aangenaam ver rassen", Een „prachtig album" heeft men reeds in't oog. Zend uw portret en wil uw duiten passen! Als ieder wat doet, loopt hot niet te hoog." Ieder, behalve degenen onder ons, die zelf op het punt zijn, hun vijf en twintig jarig jubileum alsvan te vieren, zal het Bects grif toestemmen, dat er soms reden is de dwaze opheme larij te gispen, waaraan gij en wij ons zoo nu en dan schuldig maken, wat niet wegneemt, dat het plicht is ware ver dienste te erkennen en te huldigen. Doch 't is niet om op dit thema voort te borduren, dat we het schalke gedicht van Beets aan liet hoofd van ons opstel plaatsen. Hadden we op 't oogenblik iemand te „bejubelen*, de aanhef ware verleidelijk om eerst onze afkeuring uit te sprekeu over de jubilé-overdrijvmg in 't algemeen en dan t;en uitzondering te maken voor haar of hem, dien wij tot voorwerp van onze hulde hadden gekozen. Een andere beweegreden noopte ons tot het afschrijven van de dichtregelen van Beets. Hoewel wij 't eens ziju met de alge- meene strekking er van, komt 't ons voor, dat de schrijver niet zoo gelukkig geweest is in de keuze van zijn voor beelden in de beide eerste regels, in zooverre men er uit zou kunnen lezen een zeker door den huuianen predikant Liefde tot den vrede leidt in uiterste conse quentie niet zelden tot haat tegen den rust verstoorder. Naar A. NOËL. 2). „Mijnheer, wat veroorlooft gij u? Hoe kunt gij liet wagen, mijn zuster voor den gek te houden?" "Wie zijt gij, mijnheer, die mij daar omtrent wenscht tc inpelleeren?" „Wie ik ben? Robert Wiedemann, technicus van bet vierde jaar en reserveluitenant." „Mooi. Nu zullen wij verder spreken! Wanneer mejuffrouw uw zuster mij niet bedoelde, had zij mij niot aan den tolephoon moeten roepen." „Mijn zuster heeft aansluiting gevraagd met nummer eenendertig. Hebt gij nummer eenendertig?" „Wij hebben nummer negenendertig. niet bedoelde minachting voor getrouwe plichtsvervulling gedurende -een lange rocks van jaren van mcnschen, die in een nederigen werkkring geplaatst zijn. 't Is aan zeer weinigen gegeven een Camera te schrijven, iets groots, iets verhevens te doen. Op de duizend mcn schen is er misschien nauwolijk één, die boven het gros der iniddelmatigen uit steekt. En die 999 anderen zullen zich moeten vergenoegen met nauwgezet en eerlijk hun laag-bij-de-grondscke of zelfs gclijkvloersche plichten en plichtjes te vervullen. Dat is hot eenigo wat wij kunnen en vaak nalaten. Wij leven in een mooien tijd. Reeds jaren geleden schreef een bekend profes sor een artikel in de O ids, waarin hij de strooming naar sociale rechtvaardig heid, naar verbetering van den econo- mischen toestand van do minder bevoor- i echten kenschetste als eenvertecdering des harten' die hij bij zijne tijd- en landgenooteu meende te kunnen consta- teeren. Wanneer wij om ons heen zien, nij ouderen van dagen en gaan vergelijken verleden en heden, ten opzichte van belastingen, van arbeids- loonen, van armenzorg, van onderwijs ten slotte, overal nemen wij oen groote verbetering waar. Gelukkig, want daaruit moeten wij do kracht putten om „de lendenen omgord, de toortsen brandende" tc houden cn voort tc schrijden in de richting van ons maatschappelijk ideaal: „zooveel mogelijk geluk aan zooveel mogelijk menschen". Wij moeten voortgaan met te trachten de stoffelijke belangen te verbeteren van hen, die een harden bestaansstrijd te voeren hebben, zoo veel en zoo goed wij kunnen. We komen tot ons doel. Wij hebben iets te vragen. Maar er is geen „u'ereldschc' eer mee in te loggen. Ge zult geven, zonder dat uw naam op een enkele lijst prijkt. We roepen U niet op ter vergadering. Wij vragen U een kleine verplichting op U te nemen, waardoor gij iutusschcn een goed M-erk tot stand zidt helpen brengen. Maar toch gemakkelijk is 't niet, want wij vragen niet voor eens of Er heeft dus een verwisseling van nummers plaats gehad. „Die gij terstond had moeten op helderen." „Jongmcnsch, gij behoeft mij geen lessen te geven, vooral niet op zulk een toon." „Ik ben uw jongmcnsch niet, en gij hebt een lesje meer dan noodig!" „Gij nog meer, en ik zal er u een geven." „Ik stuur u morgen mijn secondanten!" „Goed; ik verwacht hen!" „Maar Robert ben je gek?" zcide het jonge meisje boven op toornigen toon en zoo dicht bij den telephoon, dat het militaire heethoofd van nummer negen endertig het eveneens hoorde. „Wanneer ik geweten had, dat dit zoo zou eindigen! Ik wil met papa sproken, anders komt het nog tot een duel. Spreek toch een woord van veront schuldiging!" Sluiten!" riep de woedende Robert in het toestel, en de jonge officier in de villa Elsa hoorde verder niets, maar hij kon zich best voorstellen, hoe de jongeling nu zijn toorn op den onge- lukkigcn ambtenaar zou koelen. Een duel! Dat was iets, wat hem, mijnheer de ritmeester Gerhard von Lanenbach al zeer koel liet. Maar dat daardoor de, op zulk een origineelc wijze aange knoopte kennismaking met de knappe Madeleine in een doodelijke vijandschap voor eenmaal per jaar, maar vc eiken dag. Wij vragen een offer van gemakzucht eu sleur. Lezeressen Koopt niet na 9 uur en laat na dien tijd geen inkoopen doen door uw onder geschikten. En begin daar zoo spoedig moge 1 ijk race. Dan bereikt gij voor patroons, zoowel als voor mannelijke en vrouwelijke winkelbedienden, dat een werkdag van minstens 14 uur met korte of in 't geheel geon rusttijden, althans iets worde ingekrompen. Door een kleine opoffering brengt gij zóó een groot en goed werk tot stand. 't Is niet iets groots, niet iets G'amera- Obseura-achtigs, dat gij zoodoende ver richt, maar indien gij kunt helpen daar door het lot te verbeteren van ben, die van de „vertecdering des harten" zoo M-cinig gemerkt hebben, indien gij U zelf die „kleine plicht" kunt opleggen, velen zullen U in hun hart „bejubelen", als het gehikt met uwe hulp de beweging voor „vervroegde winkelsluiting" hier voor goed te doen inburgeren. Ten slotte een ernstig verzoek aan alle tegenstanders van vervroegde win kelsluiting, aan lecken en aan vak- menschen. Wie uwer weet een ernstig bezwaar tegen het vervroegen van het sluitings uur van de winkels? Wij weten er geen enkel. Wie er wel weet, zou de Redactie zeer aan zich verplichten, die mêe te doelen. liet is niet, omdat wij het antirevo lutionair-weekblad voor Baarn een orgaan achten van zooveel beteekenis, dat wij het noodig achten het geschrijf in dit blad aan critiek te onderwerpen. De meeste hoofdartikelen in dit orgaan worden geschreven met zulk een grenze- loozc oppervlakkigheid en lichtzinnig heid, dat er zeker geen eer mee in te zou veranderen, dat was het, M-at hem hinderde! Want knap moest zij zijn! En niet zonder chic, al had zij dan ook zijn stem een provincie-schouwburg- tenor genoomn. Bah! dat had immers op den onbekenden knevelloozen Frits geslagen Er was iets zoo frisch, zoo klankrijks in hare stem, dat die bepaald aan een opgCM'ekte, pikante brunette moest toe- behooren en mijnheer Gerhard hield zich dan ook terstond met al de vreugde van een schepper er mee bezig in zijn phantaisie haar beeld uit te werken. En toen hij het zM-artoogige schepseltje met den lachenden rooden mond als in levenden lijve voor zich zag staan, speet het hem zelfs, dat hij mijnheer Robert niet wat miuder barsch geantwoord had. Een kennismaking had daarvan immers het gevolg kunnen zijn, een kennis making lioewol, als hij er aan dacht, dat juffrouw Madeleine misschien toch leelijk zijn kon Want eiken waarborg had hij voor het tegendeel? Geen ander dan het aUerliefste zelfbewustzijn in haar stern, een bewijs, dat zeer zeker ook valsch kon blijken te zijn. Hoe dit evenwel ook mocht zijn, in alle gevalle was de nieuwsgierigheid van den ritmeester ten hoogste gespannen. Het zal daarom aan niemand verwondering baren, dat hij den volgenden middag met een scherpen kijker gewapend, aan het raam leggen is de betoogen van zijne Redactie te ontzenuwen. Doch hoe onbeduidend, hoe ongeniet baar de inhoud van de N. B. C. ook zijn moge, u-e hebben er een symptoom in te zien van hetgeen er woelt eu ontgaat in de ziel van velen onzer „Christelijke" propagandisten, die geen middel te goed achten om hun politieke tegenstanders als zedelijk minder-waardig aan hun geloofsgenooten voor te stellen. En dat waar ieder ontwikkelde weten kan en weten moet, dat en gelukkig braafheid en reinheid van zeden het monopolie is aan geen enkele kerkelijke of politieke partij! De „Christenen" zijn in doorsnee niet boter, staan zedelijk niet ltooger ook niet lager dan hun „paganistische tegenstanders. Statistieken van de veroordeelingen, zoowel als persoonlijke ervaringen wijzen uit, dat er geen verband bestaat tusschen godsdienstig gezindte cn moraliteit. Aan de hand van cijfers hebben wij dit meer dan eens aangetoond. Eigen ondervinding in specifiek „Christelijke" districten heeft ons dit geleerd. Onderscheid evenwel bestaat er. "Van onze zijde durft niemand beweren: Wij hellen de zedelijkheid in pacht! Wie dat onder de vrijzinnigen zich mocht vermeten, zou het meest van de critiek van eigen partijgenooten te lijden hebben. Dit achten u-ij een gelukkig ver schijnsel. Bij de „Christelijke" pers is dit anders. Yooral bij de z.g. „kleine Pers". Die mogen maar „raak" schrijven voor critiek uit eigen kring behoeven ze niet te vreozen. En ze zorgen er wel voor, dat de aanmerkingen van vrijzinnige bladen niet komen onder de oogen van hunne geestverwanten. Het lezen van vrijzinnige bladen wordt sterk ontraden; verbieden durft men niet, anders zou dit ook gebeuren. We hebben zelfs wel eens een opmerking gelezen over het gevaar van het lezen van z.g. „neutrale" blaadjes. De bekende schrijfster Anna de Savornin Lobman schrijft tegenwoordig veel in de Telegraaf. In de laatste Zondagsbladen komen van haar hand boekbesprekingen voor, waarin ze te recht, zich niet ontziet zeer scherp haar van zijn kamer stond en den staatweg bespiedde, die kronkelend tusschen de tuinen en weiden doorliep en daar schel M-it tegen afstak. Villa Elsa lag op de helling van een der heuvels, die het Reichenauerdal aan den zuidkant be grenzen, en men kon van haar ramen uit, niet alleen den uitgestrekten Rax- alp, maar ook het dal en een tamelijk groot deel van den weg overzien. De zoon van Mars keek trouw en onvermoeid in de richting van Prein, langs welken kant onze bergklimmers moesten terugkeeren. Eindelijk kou hij het niet langer uithouden, maar ging slenterende het pad door de weiden langs, naar den straatweg, en volgde dien tot aan de plaats, M'aar zich, bijna geheel verscholen in een grooten tuin, het mooie Zwitserschc huis verhief, dat over het telephoonnummer negenendertig beschikte. En hier gekomen, wandelde hij in de schaduw der boomen geduldig op en neer en wierp een nieuwsgierigen blik in alle rijtuigen, die uit de richting van den Rax kwamen. Plotseling zag hij een voertuig naderen, waarin één dame en eenigo heeren zaten. Zijn adelaarsblik vestigde zich op de dame, maar o wee! Zij was de eerste, zelfs de tweede, ja bijna reeds de derde jeugd to boven en bezat een neus, waarvqor mijnheer von Lanenbach zeer zeker veel eerder op de vlucht gegaan zou zijn dan voor een tiental afkeuring uit te spreken over verschil lende schrijvers, die schijnbaar bij voor keur zich bewegen in een vunzige atmospheer en voor wie realisme bc- teekent het pkótogrnfccreu van het afzichtelijke, voor wie pornografie cn kunst geen verschillende begrippen vertegenu'oordigen. Met liaar betreuren wij het ver schijnen van dergelijke boeken, die slechten invloed kunnen uitoefeneuen. De Redactie van de N. B. C. vindt in de onomu-onden afschuw, die de schrijfster uitspreekt over de verplichting, die op haar rust dergelijke boeken te dooru'orstelen een gereede en Mclkoine aanleiding om een philippica af te steken tegen de „vrijzinnigheid", die de schuld draagt van zulke geestes producten. „Want immers", zoo weeklaagt onze vrome(?) zuster: „Yele schrijvers van den nieuwen tijd hebben van die vrijzinuigheid ge leerd, dat zedelijkheid geen vasten maatstaf heeft, maar volkomen afhangt van de mode. Wat de een zendelijk vindt kan de ander wol onzedelijk noemen; daarom was liet maar het beste om in ver schillende gevallen nu heelemaal niet meer met de zedelijkheid te rekenen. Wie boeken schreef had bijvoorbeeld met do zedelijkheid absoluut niets uit te staan; de gemeenste, walgelijkste dingen kon men beschrijven, de onbe- hoorlykstc dingen laten drukken, en dan moest men zulk een boek toch maar „mooi" vinden; want zulke pro ducten, waarbij allo schaamtegevoel brutaal was uitgeschud, zie, dat waren nu pas de echte onvervalschte kunst producten". Wat een brutaal farezëismc. „De vrijzinnigheid leert, dat zedelijk heid afhangt van de mode." Daar kan de „vrijzinnigheid" het voorloopig mee doen. Nu heeft de N. B. C. de vaste ge woonte bij het uiten van haar beschul diging en liaar politieke tegenstanders nimmer bronnen te noemen. Hare lezers slikken blijkbaar alles, wat hun wordt- voorgezet. „Het zondelinge van het geval in dit schaamteloos artikel is nog, dat hot zich zelf aanhoudend tegenspreekt. Kruppkanonnen. Snel verwijderde hij zich van den tuin van den heer Wiede mann. Als dat dan Madeleine was, de Madeleine, die hem sedert gisteren door het hoofd spookte, nu, dan verloochende hij haar doodgewoon! Maar liet rijtuig hield niet voor de villa stil, doch ging verder, en juist haalde Gerhard verruimd adem, toen een tureede rijtuig volgde. Ook daarin zaten ééne dame en ver scheiden heeren! Maar deze dame was een nog zeer jong meisje, met een ge zichtje als een engel, een blondine, wier licht krullend haar van onder den vilten hoed met grasgroene linten bij- koorlijk en lief te voorschijn kwam. Zij was zoo knap, deze kleine touriste, dat mijnheel' von Lanenbach, uit vrees oor telk.fstelling niet M'aagdc te hopen, dat het Madeleine zou zijn. Madeleine was immers, volgens alle menschelijke berekening, brunet. En die onschuldige, piepjonge jongeling, die naast haar zat, kon toch niet de barsche Robert zijn! Neen, ook dit rijtuig zal voorbijrollen, dacht Gerhard, en daarom keek hij ten minste de M'onderschoone touriste zoo lang mogelijk na. Daar de toeschouwer, die in de schaduw der tuinheg stond, schrikte er bepaald van hield het rijtuig stil. De onschuldige jongeling, en nog twee dito, even jong en onschuldig, sprongen er uit. Eeu hunner wilde de jonge dame helpen, maar deze wees lachend

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1