No. 89.
Woensdag 8 November 1905.
2e Jaargang
N0IRAUD.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees U Zelf!
AREND JAN NIJLAND,
FEUILLETON.
Een Veenendaalsche Circulaire.
Verschijnt:
Woensdags en Zaterdags.
DE EEMLANDER.
Itiireuu
Hendrik van Viandenstraat 28
Abonnementsprijs
Per jaart 3.00
Franco per post- 3.50
Per 'i maanden- 0.75
Franco per post- O.'JO
Prijs der adverteutiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Schoolopziener in het (listriet Utrecht
1 November 1880 31 October l'JUö.
In Het Schoolblad van 31 Octo
ber vindon we een artikel van do hand
des hecren K. H u s o n te Utrecht gewijd
aan den op 1 November afgetreden
schoolopziener in het district Utrecht, den
heer A J. Nijland. Ook in Amersfoort,
dat tot het district Utrecht behoort, is de
heer Nijland geen onbekende. Zij, die
uit den aard van hun beroep wel eens
met den heer Nijland in aanraking
kwamen, weten, dat met hem een alles
zins bekwaam eu deskundig man uit het
Rijks-schooltoeziclit is getreden, bij wien
velen steeds om raad en voorlichting
aanklopten. Aan hetgeen de heer Iluscn
omtrent zijn zoo werkzaam leven mee
deelt, ontleenen we het volgende:
„Volgens de toestanden van voor meer
dan 50 jaren was de knaap Nijland reeds
vroeg als helper in de school zijner ge
boorteplaats 1 lelden werkzaam. Ilij had
liet voorrecht, na het verkrijgen van den
4den rang, aan de school van den heer
W. ten Entel Sr. in Deventer als onder
wijzer geplaatst te worden. Ten Entel,
kwcekeling der kweekschool te Haailem,
nam onder de hoofden van scholen in
Overijsel eeno eerste plaats in. Daar
werden kundigheden verworven, akten
behaald, veel verbeterde methodes be
studeerd, en de jongeling Nijland vertrok,
nadat de lieer \V. ton Entel Jr. zijn
vader was opgevolgd, naar Breda, waar
hij arbeidde, met uitzicht om als hoofd
benoemd te worden aan de Departementale
Nutsschool. In Deventer liet bij bij velen,
inzonderheid bij den toenmaligcn school
opziener S. van Delden, de aangenaamste
herinneringen achter.
In Hei 1853 werd de lieer Nijland,
na afgelegd vergelijkend examen, als
hoofd eener bijzondere school der tweede
klasse (wet van 1806) te Utrecht toege
laten, zonder eenige toelage van Rcgee-
ringswege. Hij volgde den begaafden
li. W. Tip in zekeren zin op. Zoo vcs
tigdn hij zich, thans 52 jaar geleden, iu
de oude Bisschopstad, die hem sedert als
een barer waardigste burgers vereert.
De inrichting, waaraan door hem een
kostschool verbonden werd, verwierf
spoedig een uitstekenden naam. Tal van
later hooggeplaatste personen zijn daar
onderwezen, gevormd en hebben hun
Alleen hij die de waarheid zoekt, zoekt God.
SAVACilfl.
Naar
LUDOVIC IIALEVY.
2).
Zij wilden met den hond spelen; maai
bij keerde minachtend het hoofd om,
met het air van een hond, die geen tijd
beeft om zich te vermaken, van een
bond, die bezig is zijn plicht te doen
en dertig sous te verdienen. Een dei-
kinderen riep:
„Laat hem toch! Hij wijst mijnheer
den weg naar den ketel. Dag, mijnheer!"
En allen begonnen te lachen en lier-
haalden: „Dag mijuheer!"
Ik glimlachte, maar dat ging mij niet
goed af, daar ben ik zeker van. Ik
gevoelde mij verlegen, iet of wat ver
nederd zelfs. Want, goed gezien, was
die hond mij nu eigenlijk de baas. Voor
verdere studiën gelukkig kunnen ver
volgen, omdat de bekwame leermeester
daarvoor do gronden had gelegd.
Zoo werkte de heer Nijland in de
uitgebreid lagere school met de toenmaals
gebrekkige leermiddelen, die zijn vernuft
en praetische zin voortdurend door eigen
vinding ten goede wist te richten, geacht,
geëerd door oud en jong, gezien bij zijn
collega's, altijd ook voor dezen hulp
vaardig cu tot dienen bereid. Zijn uit
gebreide en schoonc prent- en portret-
tenverzameling, een gelukkig geslaagde
liefhebberij, maakte hij dienstbaar 0111
menige bijeenkomst nuttig en leerzaam
te maken, menig feest op te luisteren,
ambtgenooten en kinderen aangename
uren te verschaffen.
In de stad zijner inwoning werden
Nijland's verdiensten erkend. Het „Histo
risch Genootschap" te Utrecht benoemde
heui tot lid. Voorts namen andere cor
poration hem als lid in haar midden op,
als hel „Koninklijk Oudheidkundig Ge
nootschap" te Amsterdam, hot „Provin
ciaal Genootschap voor Kunsten en
Wetenschappen" te Utrecht, de „Neder-
landsche Maatschappij van Letterkunde"
te Leiden, het „Koninklijk Instituut voor
Taal-, Land- en Volkenkunde" van
Neerland's Indië. Veelmalen werd hij
als lid in verschillende examen-commis-
siën benoemd. De onderscheiding viel
hem ten deel door de Regeeriug te
worden benoemd als lid der Staatscom
missie voor het vaststellen van regelen
voor den schoolbouw en ds inrichting
der localen met het oog op de invoering
der wet van 1878. Deze benoeming ging
andere benoemingen vooraf, maar deed
zeer zeker de aandacht op den bekwamen
schoolman vestigen.
Toen do heer Mr. G. II van Bolhuis
voor zijn ambt als schoolopziener in liet
district Utrecht (Wet van 1806) iu 1880
bedankte, werd de heer Nijland tot zijn
opvolger benoemd. Dientengevolge legde
hij de tot dusverre zoo gelukkig vol
voerde taak als instituteur neer om de
nieuwe taak te aanvaarden.
Sedert 1880 omvat het district Utrecht
de gebeele provincie van dien naam.
Hei district is sedert in arrondissementen
verdeeld. Den lieer Nijland werd bet
nieuwgevormde schooldistrict opgedragen,
dat hij tot heden, 31 October 1005, zoo
eervol en tot zegen van hot lager onder
wijs onafgebroken heeft bestuurd. Geheel
de provincie getuigt in baar schoolgc-
liet oogcublik was hij mijn meester. Hij
wist, waar hij heenging, en ik, ik wist
dit niet. Ik verlangde er naar, zoo
spoedig mogelijk buiten het dorp te
komen, om alleen te zijn met Noiraud,
te midden der natuurschoonheden, die
hij mij moest laten bewonderen.
Die natuurschoonheden bcstondeu,
om te beginnen, uit een vreeselijk lieeteu
en stoffigeu weg, en een brandende zon.
De hond liep met vlugge sollieden en
het kostte mij moeite hem te volgen.
Ik trachtte hem wat zachter te doen
loopcu: „Noiraud, komaan Noiraud...
mijn jongen, niet zoo hard!-' Maar
Noiraud hield zich van den dommen;
hij vervolgde, zonder naar mij te willen
luisteren, op dezelfde wijze zijn weg en
werd plotseling bepaald driftig, toeii hij
zag, dat ik aanstalten maakte, om aan
den kant van den weg in de schaduw
van een boom te gaan zitten. Hij blafte
woedend, wierp mij verbitterde blikken
toe Blijkbaar was hetgeen ik deed
in strijd met de gewoonte en scheen
men zich daar nooit op te houden
En hij kefte zoo doordringend en hield
daarmee zoo lang aan, dat ik eindelijk
maar besloot op te staan en hom ver
der tc volgen. Noiraud kwam oogeu-
blikkelijk tot kalmte en begon weer
vroolijk voor mij uit te draven. Ik had
hem begrepen. Hij was tevreden.
Eenige minuten later sloegen wij een
verrukkelijken weg in, aan weerskanten
bouwen van den juisten blik, de groote
kennis der vereiscliten voor een school,
de liefde voor goed degelijk onderwijs
in den ids met jeugdig vuur bezielden
ijvorigen man, die tot de laatste dagen
zijner bediening met grooten takt is
blijven arbeiden.
Merkwaardig is in dezen mau de
kennis van liet Bijzonder eu het Open
baar onderwijs, door studie en ervaring,
vereenigd. Voor beide takken van het
onderwijs gaf hij gaarne raad en inlicli-
tingen. Niemand klopte ooit tevergeefs
bij hem aan om bijstand in moeilijke
gevallen. Met de grootste onpartijdigheid
rooi- de uiteenloopende richtingen wist
hij nauwgezetheid, ijver en talent, waar
hij die in de scholen aantrof, te waar-
deeren. Zijn besluit om rust te genieten,
is den 79-jarige niet euvel geduid, wel
wordt zijn vertrek uit de onderwijswereld
en het rijksscliooltoezicht door velen, ja,
door geheel het onderwijzerscorps iu zijn
district betreurd, omdat een oprecht
vriend, een eerlijk man, die onderwijzers
en kinderen liefheeft, hen verlaat. Maar
in de dagen zijner rust, die, naar wij
hopen, nog vele zullen zijn, zal de achting
en toegenegenheid van geheel zijn dis
trict hem, die Utrecht's stad en provincie
zoo bemint, immer eene aangename
herinnering zijn.
Het ontbrak op onderwijsgebied niet
aan bevoegden, die zijn groote verdien
sten wisten tc waardeeren. Zoowel liet
Nederlandsche Onderwijzers-Genootschap
als de Yereeniging voor de Beoefening
der Paedagogiek benoemden den lieer
Nijland tot „lid van verdienste".
Sedert verscheidene jaren siert dozen
bekwamen paedagoog liet ridderkruis
de borst, dat zijn opneming in de Orde
van den Nedciiandschoii Leeuw betee-
kent. Zoo iemand, dan was de lieer A
J. Nijland die onderscheiding ten volle
waardig."
Dat het den heer Nijland, thans, nu
het op bijna 80-jarigcn leeftijd rust gaat
nemen, gegeven moge zijn, ook werkelijk
nog vele jaren van die zoo welverdiende
rust tc mogen genieten.
Dat zij zoo.
Een onzer abonné's te Yeenendaal
zendt ons een circulaire, ouderteckend
door Ds. M. Jongcbieur, Ds. W. den
Hengst en den heer B. J. Wijnveldt,
niet bloemen omzoomd, en heerlijk be
schaduwd. Allerlei welriekende geuren
woeien er mij tegen, het was er lekker
frisch en in de verte vermam ik het
gemurmel van een beekje. Noiraud had
het dadelijk op een galopje gezet en
ik verloor hem spoedig uit het oog.
Min of meer hijgende volgde ik hein.
Ik had nog geen honderd passen af
gelegd, of ik vond Noiraud, die met
opgeheven hoofd en schitterende oogen
op mij wachtte in een soort van groene
zaal, die door het geklater van een
miniatuur-watervalletje werd opgevroo-
lijkt Daar stond een rustieke bank en
de blik van Noiraud dwaalde met zekere
opgewondenheid van mijn oogen naar
die bank en van die bank naar mijn
oogen. Ik begon allengs de taal van
Noiraud te begrijpen:
„A Ia bonne hcurezeide hij nu,
„daar is nu een plaatsje om uit te
rusten Het is hier goed het is
hier frisch Kom, ga zitten, gerust
maarik heb er hier niets tegen."
Ik hield mijn schreden in, ging zitten
en stak een sigaar aan. Bijna zou ik
er Noiraud een gepresenteerd hebben.
Hij rookte misschien Maar hij lag
reeds aan mijn voeten te geeuwen
Ilij was gewoon, op deze plaats eenige
oogcnblikken uit tc rusten en een
kleine siësta te houden.
Maar hij sliep hoogstens een tien
minuten. Ik was, overigens, volkomen
hoofd dor doleeronde school, gericht
tegen het lezen van liberale en neutrale
bladen en ter aanbeveling van „Christe
lijke" lectuur in het bijzonder van de
Stichtsche Courant, waarin volgens het
oordeel dier heeren de „Christelijke"
beginselen op uitnemendo wijze bepleit
worden.
De circulaire is tc eigenaardig 0111
die onzer lezers tc onthouden. Vooral
op eenige zinsneden, die w ij lieten
cursivecren vestigen we in het bijzonder
de aandacht.
De heeren schijnen bang te zijn voor
de argumenten der vrijzinnige bladen.
Ze schijnen te vreezen, dat school en
kerk geen voldoende tegengif daartegen
kunnen geven.
Vandaar dan ook do groote zorgvul
digheid, waarméegewoonlijk in de „Kleine
Pers" der kcrkelijken alle polemiek met
Vrijzinnige bladen gewoonlijk wordt ver
meden.
Dat heeren onderteekenaars hun partij-
pers aanbevelen is natuurlijk volkomen
tc billijken. In dat opzicht staan wij aan
liuu zijde, 't Is dunkt ons ook de plicht
van Vrijzinnigen hun eigen pers zoo
veel mogelijk te steunen. Doch daarnaast
zouden we onzen geestverwanten den
raad gevenlees zooveel kerkelijke
bladen, als ge kunt. Ge zult er slechts
iu uw eigen beginselen door versterkt
worden. De circulaire is van den vol
genden inhoud:
Wij leven nog onder don indruk van de
nederlaag die door de Christelijke par
tijen onlangs bij de stembus geleden
werd. Onwillekeurig vraagt men zich af:
Wat is wel de reden, dat, waar ons
volk immers in zijn meerderheid een
Christennatie toil zijner toch zoovelen
waren, die door hun stem de partijen
des ongeloofs hebben gesteund?
Zou niet dit een der redenen zijn,
dat oen gioot deel van ons volk uiet
weet waar liet in den politickon strijd
onzer dagen om gaat. En dat er zoo
weinig kennis is van de beginselen,
waarvoor door gansch ons Christen-volk
behoorde gestreden te w orden, valt niet
te verwonderen, als we letten op den
machtigen invloed, dien de liberale pers
nog altoos in ons Vaderland heeft.
In lioe menig gezin, ook in onze ge
meente, is nooit anders dan een liberaal
dag- of weekblad gelezen. Over alge
meen ziet men niet in, hoeveel kwaad
mezi daardoor én zich zelf èn zijne
gerust; Noiraud begon mij bepaald ver
trouwen in te boezemen. Ik had be
sloten hem blind te gehoorzamen. Hij
stond op, rekte zich uit en wierp mij
van ter zijde een blik toe, die zooveel
zeggen wilde als: „Op weg, mijn vriend,
op weg." En spoedig wandelden wij
dan ook weer onder do hoornen, maar
nu veel langzamer dan zooeven; blijk
baar genoot Noiraud in deze bekoorlijke,
stilleomgeving Zoo straks had hij
(link aangestapt om zoo spoedig mogelijk
dien warmen stoffigeu weg achter den
g te hebben. En nu, nu hij door
zijn slaapje weer wat verkwikt was,
wandelde Noiraud langzaam, bepaald,
alsof Ilij liet geheel voor zijn pleizier
deed.
Een andere weg liep aan don linker
kant op den onzen uit. Noiraud weifelt
een oogenblik. Hij denkt na. Ver
volgons gaat hij door en houdt den-
zeltdcn weg. Maar toch schijnt hij niet
zeker van zijn zaak te zijn Opeens
blijft liij staan. Hij moet zicli vergist
hebben Ja, want hij keert terug
Wij slaan den weg links in, die ons
plotseling, na een hondertal passen op
oen ronde, geheel door rotsen ingesloten
plek, brengt; Noiraud met den neus
in de lucht, noodigt mij uit om de
eerbiedwaardige hoogte van dezen niet
te beklimmen muur van rotsen in oogen-
scliouw tc nemen. Toen Noiraud vond,
dat ik daaraan tijd genoeg besteed had,
kinderen aangedaan heeft. Vooral voor
liet jongere geslaolu is het zoo verder
felijk, wanneer het nooit andors ouder
de oogen krijgt dan een courant die het
beginsel, waarnaar het in huis en mis
schien ook op school werd ouderwezen,
bestrijdt.
Waren er geen bladen waarin ouzo
beginselen bepleit worden, er zou een
voudig niets aan tc veranderen zijn, oindat,
inzonderheid voor vele neringdoenden
eene courant oen onmisbaar veroischte
is. Maar thans is dat anders. Meer en
meer openbaart zich een stroven om
ook de pers aan de doorwerking van het
Christelijk beginsel dienstbaar te maken.
Dat streven dient inet ieder eerlijk mid
del krachtig gesteund. Ieder man van
Christelijken huize behoort lozer, althans
modelezer te zijn van een Christelijk
blad. Eu nu is liet waar, dat niet ieder
zich kan abonnceren op „Standaard" of
„Nederlander". Wel mag ook menig
lezer van liberale bladen als „Handels
blad" en „Nieuwe Rotterdamsohe Cou
rant" zicli eens afvragen of hij krach
tens cigeu beginsel niet geroepen is
in de plaats van of althans indien
hij ze al niet kan missen naast deze,
voor een dier Christelijke bladen te
kiezen. Maar voor den kleinen man is
de abonnementsprijs dezer bladen mis
schien wat te hoog. Daarom is het te
waardeeren, dat onze beginselen ook
uieer en meer bepleit worden in provin
ciale en plaatselijke bladen, zoo geschiedt
dat voor de provincie Utrecht op uit
nemende wijze in „De Stichtsche Courant".
Dit blad verdient ook in onze Gemeente,
meer dan tot nu toe het geval is, ge
lezen te worden. We zouden dun ook
menig gezin, waar thans misschien het
Utrechtsch Nieuwsblad of oen neutraal
of liberaal dagblad gelezen wordt, langs
dezen weg wel willen vragen: zou liet
niet op uw weg liggen zoo'n blad, dat
tegen uw beginsel strijdt, door de
Stichtsche Courant, een blad waarin uw
beginsel niet bestreden maar verdedigd
wordt, te vervangen?
Vooral waar ook de abonnementsprijs
IU cent per week of f 1.30 per 3
maanden geen bezwaar kan zijn
en is dat bezwaar, dan kunnen twee
of drie lezers zich op één exemplaar
abonneeren daar behoort deze zaak
door ieder die het wel met onze be
ginselen meent, overwogen te worden.
Het is van zoo groot gewicht op wat
keert hij weer om en gaan wij op ouzo
schreden terug, om verder opnieuw
onzen eersten weg te volgen. Noiraud
had vergeten mij die plek tc laten zien.
Een geringe misslag die spoedig weer
hersteld was.
Do weg wordt zeer rotsig en r.teil.
Ik kon niet dan langzaam en met in
achtneming van allerlei voorzorgen voor
uit. Noiraud springt vlug eu behendig
van de eeno rots op de andere,, maar
liij verlaat mij niet, Ilij wacht steeds
op mij, en slaat mij dan met ro'erende
bezorgdheid gade. Eindelijk dringt een
borrelend geluid tot mijn oor door;
hioiraud begint vroolijk te keffen.
„Moed," zegt hij tegen mij, „Moed!"
Wij zijn er bijna. Dadelijk zult gij „don
Ketel" zien."
En werkelijk zag ik hem dan ook
al spoedig. Een tamelijk bescheiden
beekje, dat zich van een eveneens
tamelijk bescheiden hoogte in een rots-
kom neerstort. Ik zou er mij nooit
over getrootst hebben zulk een moeilijke
klimpartij gedaan te hebben om dit
hoogst middelmatige natuurwonder te
zien, wanneer ik onderweg niet door
dien braven Noiraud vergezeld geweest
was, die zoor zeker vrij wat belang
wekkender en merkwaardiger is dan
die Ketel.
Aan weerskanten van de bron, bevindt
zicli een kleine Zwitsersche chalet, een
melkhuis; men wordt daarin doorZwit-