No. 93. Woensdag 22 November 1905. 2e Jaargang Wees 11 Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". t bericht SCHUTTERIJ. FEUILLETON. HET ROOSJE VAN STERNBERG. VREDESTENTOQNSTELLING EN DUM-DUMKOGELS Oude Indiaansche Pijpen. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Hnreaii Hendrik van Viandenstraat 28, Abonnementsprijs Per jaarf 3 00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentie!» Van 1 tot 5 regels0.40 vooi iederen regel meer0.08 (Bij abonnementaanmerkelijke korting.) Donateurs Van ,,De Kemlau- der" gelieven er nota van te nemen, dat in 't laatst van deze week, over linn bijdragen 19051906 zal wordcu gedis poneerd. De Administratie van De Eemlander. Door den Raad onzer Gemeente is ook dit jaar weer een adres gezonden aan H. H. de Koningin om de schutterij „rustende" te krijgen. 't Komt ons voor, dat de Raad goed gedaan heeft door dit verzoek in te dienen. De overgang van den huidigon toestand van halve, of driekwart rust tot algeheele kan zonder schokken plaats hebben, kan zéér geleidelijk zijn, daar onze officieel nog dienstdoende schutterij hare „dien sten" tegenwoordig binnenshuis „doet", zoodat de Amersfoortsche burgerij er al aan gewend is geen schuttersuniformen meer te zien. Bovendien en dit is van meer be lang de Begrooting zal daardoor ontlast worden van een aardig postje. Het vrijkomende bedrag kan zeker hier of daar wel voor gebruikt worden en nuttiger dan thans. Hoewel wij er dus volkomen in kunnen berusten, dat het einde van onze stede lijke burgerwacht een paar jaar vervroegd wordt, toch zullen wij het om billijk heidsredenen zéér betreuren, indien niet een deel van de schutterijgelden op de begrooting gehandhaafd blijft, tenminste gedurende eenige jaren. Enkele personen beklecden bij de schutterij een bezoldigde betrekking en dat reeds gedurende een zeer lange reeks van jaren. Voor hen is de opheffing van de d d. Schutterij niet een zaak van weinig ge wicht, want zij zullen de bezoldiging moeten missen, die jaren lang een vast deel van linn inkomsten heeft uit gemaakt. In hoofdzaak geldt dit den eersten luitenant-kwartiermeester, secretaris te vens van den Schuttersiaad, die, meenen Wanneer men zijn rust niet in zichzelveu vindtis het noodelooze moeite ze elders te zoeken. Naar het Duitsch VAN HANNS VON SPIELBERG. 4.) En toen zuchtte ik diep en vervolgde op smartclijken toon: „Gij weet niet half, mijn goede heer Lehmann, hoe moeilijk het is, het zulke hooggeplaatste personen naar den zin te maken. Ik echter weet er alles van! Ik verzoek u dus dringend, het welgemeende voor nemen van uwen burgemeester, te ver ijdelen. Gij zult daardoor niet alleen mij, maar ook den prins ten zeerste aan u verplichten." Het scheen mij gelukt te zijn met de kracht der overtuiging te spieken. Vriend Lehmann krabde zich wel be denkelijk achter het oor, maar beloofde toch aan mijn verlangen te voldoen. wij, reeds meer dan vijf en twintig jaar bij de schutterij is werkzaam geweest en dan een tweetal hoornblazers, voor wie het gemis van een gulden per week geen kleinigheid is. Bovendien zijn er nog eenige anderen, die een geringe bezoldiging genieten, door wie het gemis van die kleine toe lage evenwel minder gevoeld zal worden, daar er voor hen, naar wij meenen, uit gaven aan uniform enz. tegenoverstaan. Hoe die zaak evenwel precies is dat ligt niet op onzen weg om te onder zoeken, daar waar het feit vast staat en door iedereen erkeud moet worden, dat die mannen een langen tijd met toe wijding en voor weinig loon hun plicht tegenover de gemeente hebben gedaan, komt het ons billijk voor, dat genoemde personen voor hun verlies eenigermate worden schadeloos gesteld. Dit kan geschieden door een gratificatie, door eeu klein pensioen of op oen andere wijze. Bij eenigen goeden wil is er wel een vorm te vinden. Belangrijke kosten kunnen daarmee niet gemoeid zijn, terwijl de billijkheid betracht wordt. De groote bladen hebben reeds eenigen tijd gemeld, dat er pogingen in het werk gesteld worden, om een „vredesteutoon- stelling" te houden. Het dool schijnt te zijn op verschil lende wijze een beeld te geven van de ellende van den oorlog, teneinde zoo doende te ijveren voor de gedachte van den wereldvrede. Men wil op aanschouwelijke wijze duidelijk maken, wat een ontzettend deel van de belastingen door „oorlog" en „marine" in beslag genomen wordt in verschillende staten, welke gelden oneindig veel beter voor fociale doelein den zouden kunnen besteed worden. Met alle sympathie voor de goede bedoelingen van hen, die meenen lang» dezen weg iets te kunnen bereiken, meenen wij toch, dat van een dergelijke tentoonstelling niet het minste nut te verwachten is. Wij hebben voor deze zaak zoo weinig sympathie, dat we bij dragen voor dit doel eenvoudig als weg geworpen geld beschouwen. Toen ik in onze kamer kwam, snorkte Otto nog steeds. Ik ging op een leuningstoel voor het open raam zitten en trachtte in te slapen. Juist toen Morpheus mij zijn goddclijkeu kus wilde geven, hoorde ik onder mijn venster fluisteren; onwillekeurig keek ik achter de bontgebloemdo gordijnen naar buiten, en zag tusschen het ge boomtc een lichten vrouwenrok; bij nader toezien herkende ik Rosa, die in de schaduw der vlierstruiken bij de schutting stond en blijkbaar aldaar een rendez-vom bad met een knap jong jnenscli. Die schalk, van den prins liep zij weg en deze geluksvogel kreeg waarlijk twee kussen! Goed, dat Zijne Hoogheid het niet zag. Ik geloof niet, dat ik verkeerd deed met te luisteren. De gelegenheid was te verleidelijk. „Maar, Roosje," hoorde ik zeggen, „waar blijft gij van daag? hebt gij mij niet meer lief, dat gij mij zoo lang laat wachten?" „Ik kon niet wregkomen, Karei," antwoordde de kleine. „Hebt gij dan niet gehoord, dat wij een hoog bezoek hebbcu; het zijn twee officiers van de huzaren en de een is nog wel eeu prins." Zij sprak de woorden met zekeren trots uit. „Een prins!" sprak de benijdens waardige jonge man. Wel, wol: dan is het geen wonder dat ik er bij te Ieder weet, dat de gevolgen van den oorlog afgrijselijk zijn, direct en indirect. Ieder weet, dat leger en vloot in eiken staat schatten golds verslinden. Maar ieder weet tevens, dat daaraan weinig te doeu is. Noch vredebonden, noch vredesconfe renties zullen daaraan iets veranderen. Wie nog eenige illusies daaromtrent had behouden, vooral opgewekt door de onder zoo hooge auspiciën gehouden vredesconferentie, zal thans rui het op treden van Rusland in Finland, na den Russisch-Japanschen oorlog wel gene zen zijn. Dezelfde man, die eens het initiatief nam tot de vredesconferentie (comedie schreven we hier bijna achter) is thans mede verantwoordelijk voor het koelen bloede vermoorden van duizenden Joden. Schrikkelijker contrast is moeielijk denkbaar. Het socialistisch kamerlid de heer van Kol heeft onze expeditiën in Indic, die volgens hem steeds talrijker worden, aan een scherpe kritiek onder worpen. De minister van Koloniën mag en zal zeker niet in gebreke blijven, die kritiek afdoende te weerleggen, want de beweringen van den heer Van Kol als zouden velen dier expeditiën in den grond van de zaak overbodig zijn en slechts ondernomen in het belang vau particuliere personen en maatschappijen bevatten een zoo verschrikkelijke aan klacht, dat het goed zal zijn zich niet met con phrase als: do heer Van Kol overdrijft, van de zaak af te maken. Met de stukken in de hand dient men die eritiek te ontzenuwen. Doch dit zal wel gebeuren. Wij willen aannemen, dat het geluk ken zal van do meeste expeditien de noodzakelijkheid aan te toonen. Fouten zullen er natuurlijk altijd wel gemaakt worden. Doch waar wij bovendien stellig op rekenen is dit, dat de heer Van Kol van den Minister de toezegging krijgt, dut de strijd in I n d i 6 niet wreeder, niet bloediger gevoerd zul worden, dan dringend noodzakelijk is öf dat duidelijk wordt aangetoond, dat genoemd Kamerlid zich van onjuiste gegevens heeft bediend. kort kom. Zoo'n prins is natuurlijk iets heel bijzonders!" Rosa lachte. „Eigenlijk, Karei, had ik mij een prins heel andera voorge steld." „Zeker met een kroon op het hoofd en een scepter in de hand, niet waar?" „Neen, neen voor zoo dwaas moet gij mij niet houden. Ik had hem mij voorgesteld als waardig en afgemeten, maar de prins die bij ons is zij lachte hartelijk. „Nu, wat is er dan met uw prins?" „Hij is zöo kluchtig. Ten slotte had hij te veel gedronken, en toen heeft de andere hem naar bed moeten brengen. Hij beviel mij in het geheel niet." Arme Otto! Arme prins van Beieren! Daarbuiten ontstond een kleine pauze, of het paardje fluisterde zoo zachtjes dat ik het niet hooren kon. Toen sprak hij iets luider: „Maar Roosje, hoe moet dit afloopen?" „Wij zullen moeten wachten," ant woordde zij. Het klonk vrij moedeloos. „Wachten wachten en eeuwig wachten. Roosje, dat is hard, als men elkander lief heeft." „Maar vader wil geen ja zeggen! Gij weet wel, dat hij niets tegen u heeft, maar hij houdt niet van zij bleef steken. „Nu kom er maar rond voor uit. Gij zult toch voor mij geen geheimen hebben?" Wat de heer Van Kol daarvan meent te mogen vertellen grenst aan het on geloofelijke. Slechts een kleine aanhaling uit de zeer breed opgezette rede van dit kamerlid willen wij ons veroorloovcn: De correspondent van liet Batav. Nieuws blad bij de expeditionnairo troepen in Zuiil- Celebcs schrijft aan dit blad: Ik moet molding maken van een voorval dat op sommige zaken een eigenaardigen kijk geeft. Toen bij het artilleriepark worden inge leverd de scherpe patronen, afkomstig van in het hospitaal opgeuotnon marechaussee, bleek dat or zich één houder van vijf stuks onder bevond, waarvan de patronen, door kruiselings invijlen op den kop, in dum dums waren veranderd. Ik geef de zaak zooals zij is, zonder eritiek. Doch en dit zal elk weldenkend lozer met mij eens zijn, er zijn maar twee mogelijkheden denkbaar. Of do patroon M 95 heeft, zooals zij thans bestaat, geen voldoende stopping power en dan wijzige nten haar, hoe eer hoe liever. Of wèl, zij heeft voldoende vermogen om een vijand onschadelijk te maken, en dan straffe men gestreng hen die hun wapen barbaarseher maken, dan het reeds is." Het Batav. Nieuwsblad schrijft naar aan leiding hiervan: „Wat onze correspondent hier mededeelt, geschiedt bij de marechaussee in Atjeh bijna zonder uitzondering, zooals „een officier van Atjeh" reeds onthulde. Dezelfde deskun dige schreef ook (Batav. Nieuwsblad vau 29 Augustus! dat iedereen dit „natuurlijk11 weet. „Iedereen weet dit" - alle hoofdofficieren en ambtenaren zijn dus verantwoordelijk. Het Batav. Nieuwsblad schrijft dan verder: „De gevolgtrekking ligt nu voor de hand dat, alle bevelen en circulaires over hum tan oorlogvoeren ten spijt, aan het vervormen der kogels tot dum-dums nog geen einde is gemaakt. Men moet het blijven aanzien, dat de soldaat hulpmidden gebruikt die den kogel oon alles vernielende uitwerking geven, welke bijna altijd een vreeselijke ver minking ten gevolge heeft Waar wij bij vorige gelegenheden reeds het barbaarsche gebruik van dum-dumkogels in Transvaal in dezeKamerenindegansehe pers zagen brandmerken, hoop ik, dat de Minister zulke misdaden naar verdienste zal straffen en indien de berichten juist zijn niet zal dulden, dat dergelijke bar- baarschheden onder de Nederlandsehe drie kleur nog langer worden gepleegd. Dit is niet het meest scherpe deel van „Ilij houdt niet van schoolmeesters; hij noemt zo hongerlijders en helden van de roede." „Dat is niet zeer vleiend, Rosa. Maai er is toch geen regel zonder uitzonde ring, en ik hoop, dat hij mij als uit zondering zal leeren beschouwen." „Vader kan zoo vreemd zijn. Gij weet niet In dit oogenblik riep de stem van den ouden Lehmann: Rosa, Rosa, waar zit je toch? Do koffie moet gereed gemaakt worden!" Ik hoordo nog slechts twee hartelijke kussen en eeu zacht „Adieu," toen kraakten de takken: het rendes-vous had een ontijdig einde genomen. De oude Lehmann had intusschen zoo hard geroepen, dat ook Beieren ontwaakt was; hij wreef zich de oogen uit, sprong toen op en liep naar de waschtafel; hij gevoelde zeker, dat een kleine koud waterkuur zeer geschikt zou zijn om hem weer nuchter te maken. luderdaad, het oude middel was ook ditmaal niet zonder uitwerking. Toen Otto het hoofd weer uit de waschkom ophief, stonden zijn oogen weer klaar en helder, en het duidelijkste bewijs voor het goed gevolg zijner kuur waren zijn woorden: „Ccdhtz, ik schaam mij erg. Ik heloot dat Zijne Hoogheid dronken is geweest." „Zijne Hoogheid was echter zelfs in dien toestand betoovereud!" lachte ik. „De kleine Rosa schijnt er trouwens de kritiek, die het socialistisch kamer lid zich heeft veroorloofd, maar daarin worden bepaalde feiten genoemd, die te controleeren zijn en dus gecontro leerd moeten worden. De eer van ons leger vordert, dat aan een dergelijke wijze van strijden in Indic een einde gemaakt worde, dat degenen, die zich aan dergelijke feiten hebben schuldig gemaakt streng gestraft worden of- dat worde bewezen, dat de ge- heele mcdcdeeling van het II. N. onjuist is. Aan vredestentoonstellingen, vredebon den, vredesconferentiëu daar hechten wij weinig waarde aan. Maar wat de plicht is van elke natie, ook van de onze in Indic, dat is dat de strijd mocht die onvermijdelijk zijn althans zoo humaan mogelijk worde gevoerd. We hopen in de gelegenheid te zijn onzen lezers mede te declen, wat de Minister van Koloniën op deze en ande re aanklachten van den heer van Kol heeft geantwoord. Dat antwoord zal wel afdoende zijn. Over de heele wereld heen, in de fijnste, zoowel als in de meest onbe schaafde kringen, in de wildernissen zelfs, vindt men aanwijzingen, dat er gebruik werd gemaakt van tabak of althans van een kruid, dat men rookte. Eigenaardig zijn in dit opzicht de oude Indiaansche pijpen, welke men nog hier en daar vindt. De Indianen hadden een bijzonder soort van pijp, waarjan door hen arendsveeren werden gehecht. Iedere veer aan den steel van zulk eene pijp, vertegenwoordigde een verslagen vijand. Waagde iemand het de waarheid ervan in twijfel te trekken, dan kwam de snel voetige zoon der wouden voor den dag met een even groot aantal schedels, welke als een heilig bewijs van de waarheid zijner beweringen moesten dienen. Deze bijzondere soort pijp werd evenals slechts bij zeer plechtige gelegenheden gebruikt, zooals bij het verklaren van een oorlog tegen een naburigen stam. Dan zaten do woeste mannen in hot rond zworen onder het rooken de duurste eeden en smeekten de overwinning af van de geesten der voorvaderen, die onpersoonlijke getuigen waren bij de daden van moed cn opoffering der nazaten. anders over te denkeu." En nu deelde ik hom mede, wat ik zoo even had afgeluisterd. Otto was een echt goedhartig mcnsch. Hij kon geen ongelukkige zien. Ik was et- dikwijls getuige van dat hij een bedelaar, die het waarschijnlijk in het geheel niet verdiende, zijne beurs gaf en dan op zijn manier een halve maand „krom j." Er was iets edels in zijn licht zinnigheid. Als hij zichzelven schuldig gevoelde, al was het aan een kleinig heid, kende hij geen grenzen in zijn streven, om het weer goed te maken dat hij dit op zichzelf prijzenswaardige streven niet altijd verstandig aanpakte, en soms van de eene dwaasheid in de andere verviel, lag nu eenmaal in zijn aard. Zoo ging het ook ditmaal. Nauwelijks had ik uitgesproken, of hij stond op: „De kleine Roos van Sternberg moet geholpen woiden; dat ben ik ook aan haar verplicht. Dat zou schoon zijn, als wij het aardige meisje aan haar schoolmeester konden helpen vooruit, CedlitzRaad mij, help mij, wij mogen deze zeldzame gelegenheid om een goed werk te verrichten, niet ongebruikt voorbij laten gaan." Ik vond het noodig hem wat te kalmeeren. Wees niet zoo haastig, edele prins! Wie weet, welke goede redenen vader Lehmann heeft, om zijne dochter te weigeren aan den opvoeder der jeugd."

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 1