HET KAMERLID K. REIJNE. Allerlei. geval staan zij geheel aan de zijde van den ouden Bismarck, die duidelijk uitsprak, wat de sterken slechts Huister den: „Macht gaat boven recht". Naast dien tyran, wiens macht werke lijk uog onbeperkt is, noemden wij een tweeden, wèl goedaardiger van natuur, maar toch inderdaad een kwaaddoener in even uitgebreiden zin als de vorige. Al eischt hij minder bloed, hij eischt toch ook menig menschenleven; en hoe grooter het aantal zijner bestrijders wordt, hoe meer zijn macht toeneemt. Die tweede tyran is de mode. „Ouden en jongen, mannen en vrou wen, beschaafden en onbeschaafden", zegt mevrouw M. W. H. Rutgers Hoitscma in een boekje, dat uitgegeven is door de Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en dat onder den titel van Mode-dwaashede u bij S. L. v a n L o o y voor 5 cent te bekomen is, „die allen buigen min of meer voor dien tyran en brengen hem offeranden". „De oorzaak daarvan moet men zoe ken", zegt zij verder, „bij algemeen menschelijke neigingen: ijdelzueht, zucht om opgemerkt te worden en behoefte aan sexuecle lokmiddelen". „Waren die algemeene menschelijke neigingen en hartstochten niet de grond slagen. waarop de mode haar rijk geves tigd heeft, we zouden haar blijvende heer schappij door alle tijden heen, niet alleen bij wilde volksstammen maar ook bij beschaafde volken en in georganiseerde maatschappijen, niet kunnen verklaren. „Dat de menschen, tegen alle gezond verstand in, zich leenen tot allerlei dwaasheden, welke de mode voorschrijft, vindt alleen daarin een gereede ver klaring". Wij zijn het in het bovenaangehaalde volkomen eens mot de schrijfster, maar moeten daaraan al dadelijk toevoegen, dat naar onze meening haar zeer lezens waardig geschrift evenmin iets zal toe brengen tot de door haar gewenschte verbetering als al de decreten, die, sedert de middeleeuwen tot de achttiende eeuw toe, uitgevaardigd zijn tegen gebruiken, die onder den schepter van do mode in zwang zijn gekomen. De oorzaak van de geringe bate, die predikers en wetgevers gevonden heb ben bij hun aanvallen tegen de mode, heeft de schrijfster zelf op den voor grond geplaatst. Oorzaken van de onbegrensde macht der mode zijn algemeen menschelijke neigingen algemeen menschelijke nei gingen: eerzucht, geldgierigheid enz. zijn ook de oorzaken van den oorlog, en 't is met de gevolgen van die alge meene menschelijke neigingen evenals met een ziekte; wat helpt het bestrijden, wanneer men de oorzaken nietwegneemt. Men moge dagelijks herhalen: de oorlog kost schatten golds, de oorlog vernietigt menig menschenleven, ver woest zoo onmeetbaar veel menschenge- luk het blijven woorden, klanken, zoolang bij hen, die den oorlog ontbin den over de volken, de overtuiging niet heeft postgevast, dat hij, die aanleiding tot den oorlog geeft, een onvergeeflijke misdaad begaat, waarover hij eenmaal rekenschap zal moeten geven. Maar gewoonlijk hebben die heeren den mond vol van godsdienst tegenover de kleine luyden, terwijl zij zich zelf, zooals Calvijn dat uitdrukte, aan God gelijk wanen. Men moge in geschriften, in verhan delingen, in voordrachten zich beijveren om al de nadeelen op te sommen van „de groote ziekte" had doch alleen bij de slacht zich overwerkt had en met permissie: haar maag overladen en reed bij het vallen van de duisternis weer naar de stad terug. liet sneeuw de hevig en de flikkerende olielantaarntjes kampten met moeite tegen storm en duisternis. Op dezen kerstavond kon men zoo duidelijk zien, hoe vreeso- Iijk de epidemie in onze stad gewoed had. In de meeste huizen was alles donker, als verdwaald scheen hier en daar het licht van een brandend kerst boompje. En toen ik zoo door de stille donkere straten reed heen en weer geslingerd in mrjn huifkar, zonder vee- ren, over de slechte hobbelige bestra ting, overweldigd door doodelijke ver moeidheid, die als lood op mijn oogen drukte en uitgeput door de emoties van dien dag, steeg er in mijn ziel als een klein, helder lichtje, een innige tevreden heid op een onuitsprekelijken dank jegens God, die mij mijn dierbaarst kleinood had gespaard en mijn leven genadiglijk bewaard had. Toen sliep ik in tot de wagen met een schok stil hield. Ik had mij niet direct naar huis laten brengen,, doch wilde onderweg nog even naar mijn ernstige patient gaan zien. Onze diagnose was helaas juist ge weest zij had opgehouden te lijden, ik kon alleen de doode de oogen toe- corsetten, van liooge schoenhakken, van te nauwe laarsjes, van sleepjaponnen: de lezeressen en lezers, de hoorderessen en hoorders zullen schrijvers, schrijfsters en spreeksters gelijk geven maar ze volgen de mode, zoolang ze duurt. In de dagen, toen de pruiken in de mode kwamen, werd daartegen door de Calvinistische dominees in ons land bijzonder geijverdmet Gods woord werd die dwaasheid Zondag op Zondag van den kansel bestredenmaar de pruiken werden vrij algemeen, werden zelfs hoe langer hoe algemeener en bij slot van rekening waren de dominees de laatsten, die de pruiken afschaften, toen zo uit de mode waren. Maar genoeg om onze nieening dui delijk te maken. Als een geschiedkundig overzicht, als een waarschuwende stem heeft deze uitgave van het Nut veel waarde; wij bevelen de lezing daarvan dan ook onvoorwaardelijk aan. Een ver lichting van de modetyrannie verwachten wij daarvan echter niet. - Eerst moeten de algemeen mensche lijke neigingen verbeterd zijn; en dien tijd beleven wij vooreerst nog niet. Z. C. Het neutrale weekblad Kennemc r- 1 a n d geeft van 't Kamper-Kamerlid Rcijne een levens- en karakterschets, waaraan wij enkele bijzonderheden ont- leenen. „De verkiezing van den heer Rcijne, tot lid van de Tweede Kamer, in het district Kampen, heeft in den lande de algemeene aandacht getrokken en nie mand had vermoed, misschien ook de heer Reijue zelf niet, dat bij de op 28 Juni gehouden herstemming prof. Noordt- zij het voor hem zou moeten afleggen. Ook te Beverwijk, waar het nieuwe Kamerlid algemeen bekend is en hij zijn jongelingsjaren heeft doorgebracht, als jongste bediende van de firma P. Verhagen Pz., werd zijn verkiezing met belangstelling vernomen en werden velen verrast door dezen onverwachten uit slag. Juist omdat Rcijne hier algemeen bekend is, spreekt vriend en tegenstan der het onomwonden uit, dat deze self-made man respect afdwingt, door zijn ijzeren wilskracht en juist om het geïsoleerd en zelfstandig standpunt dat hij tijdens zijn hierzijn steeds innam, dwingt het bewondering af dat hij „tegen stroomop, zijn doel heeft bereikt en thans zal behooren tot een van de honderd uitverkorenen, die het Neder- landsche volk in Den Haag zullen ver tegenwoordigen. Of Rcijne thans een man is van bij zondere beteekenis, is een vraag die nog bevestigd moet worden in de toe komst. Hij werd geboren in een boerderij te Krommenie en is slechts 33 jaren. Hij heeft zich in de laatste 10 jaren opgewerkt tot de positie, waartoe hij thans is gekomen. Reeds in Reijne's jeugd werd door anderen tot zijn vader gezegd, dat hij zijn jongsten zoon niet voor den boeren stand moest bestemmen, „omdat er wat in zat" en werd de lieveling van vader en moeder naar het gymnasium te A.mstcrdam gezonden, waar hij flinke vorderingen maakte. Een conflict met den rector die ervaren moest dat een boerenzoon meer dan een stadskind van zich afslaat, was oorzaak dat hij werd weggezonden. Vervolgens kwam hij als volontair op de blikfabrick van Verver te Kromme nie, doch door overmaat van zelfstan- drukken en den wanhopigen man troosten. Bijna een uur bleef ik daar en eerst toen hij wat kalmer geworden was, ver trok ik met bezwaard hart. Elf jaar lang had ik deze beide men schen ter zijde gestaan in lief en leed, menig kommervol, ernstig uur had ik met hen doorworsteld nu hadden de trouwe moederoogen zich voor altijd ge sloten. Nog zie ik den man aan tafel zitten als een verslagcne het kleinste kind op den arm, de andere zes moeder- looze kinderen tegen hem aangedrukt, weenend, angstig als kiekentjes, die de havik verschrikt heeft, 't Was hart verscheurend. Zoo had het mij heden ook kunnen gaan - zoo had ik des avonds ook kunnen zitten met mijn moederloos geworden kinderen. En de angst grijpt mij weer aan en valt op mij aan als een roofdier. Wéét ik dan, hoe liet er bij mij thuis uitziet? Wat kan er in vijf uren al niet gebeuren. Indien do aanval zich eens herhaald had en er geen medische hulp te krijgen was? God weet waar ze mijn schoon vader hadden moeten zoeken in die droevige tijden, waar, in alle huizen, de kranken om den dokter riepen. Badend in mijn zweet kwam ik thuis en vloog de trappen op. De kinderen kwamen mij al ongeduldig juichend te gcinoet. Ik werp mijn pels af en open zachtjes de deur van de slaapkamer. God zij geloofd mijn vrouw sliep vast digheid en eigenwaan, moest ook hier het veld worden geruimd. Door tusschenkomst van den vroegeren secretaris van Krommenie, den heer De Wit, ontving de jongeling, wiens aanleg gestuit werd, een plaatsje als jongste bediende op het wisselkantoor van den heer Verhagen te Beverwijk. Hier leerden do BeverwijkcTs hem het eerst kennen, toen hij door zijn patroon belast werd met de inning van wissels. Hij was steeds gesoigneerd in klceding en manieren, redeneerde vaak honderd uit, en maakte zich dikwerf belachelijk door zijn anarchistische denkbeelden, waarvan hij onomwonden getuigenis gaf. Eenige jaren was hij hier werkzaam, doch menigmaal getuigde hij, dat de kantoorkruk hem niet aantrok, zonder te weten wat hij dan wel wilde. Opmerkelijk is, dat tijdens zijn ver blijf te Beverwijk zijn anarchistische denkbeelden ecu belangrijke zwenking ondergingen en hij meer neiging toonde voor staatssocialisme. Zijn werkkring ten kantore werd plotseling afgebroken, door een conflict met de echtgenoote van zijn patroon, die hem bij afwezigheid van zijn supe rieuren berispen wilde. Liever dan hier aan zich te onderwerpen vertrok hij, daar ieder ingrijpen van een vrouw in de zaken van het kantoor hem onver- dragelijk was. Nu werden door Reijnc de eerste schreden gezet op het pad der journa listiek. Eerst in betrekking bij de firma Leonard Everts te Edam, waar hij even zeer onmogelijk werd om zijn sterk geprononceerde zelfstandigheid, richtte liij het weekblad Algemeen Belang voor Beverwijk en de Zaanstreek op, waarin zijn sociale neigingen in democratischen geest sterk geaccentueerd werden en hij trachtte door den eigeuaardigen inhoud van zijn blad en sterke polemiek met andere plaatselijke bladen en personen, vasten voet aan wal te krijgen voor zijn courant. Dit gelukte hem niet, men liet Rcijne praten en zijn uitgave eindigde met een conflict met de beide drukkers, die achtereenvolgens hem ter zijde ston den. Teruggebracht tot satisfait liberaal, aangesloten bij de Lib. Unie, was het Reijne die in 1901 allerwegen optrad tegen de urgentie van Grondwetsher ziening, wat bijzonder de aandacht op hem deed vestigen en werd hij door tal van letterkundige bijdragen in verschil lende tijdschriften, over oeconomische en politieke onderwerpen meer algemeen bekend. Daaraan had hij 't tc danken bij de nu afgeloopen verkiezingen in Bodegra ven en Kampen zich candidaaat gesteld te zien voor de Tweede Kamer, met den uitslag dat hij tc Kampen gekozen werd. We leven wel in een tijd van alge meene verbroedering, de eene vredes conferentie is nog niet gehouden, of do andere wordt al weer op touw gezet; Eugène Baie van de Brusselsche Petit Bleu heeft nog nauwelijks zijn sensatie- makende plannen en zijn intervieuws met bekende Nedcrlandsche en Belgische politici openbaar gemaakt, of onze ex- minister-premier Dr. Kuyper spreekt in het Verre Oosten zijn keizerlijke wel behagen uit in de verbroedcringsplanncn van Noord- en Zuid-Nederland, en beroemt er zich zelfs op „de aanstichter" daarvan te zijn; pas heeft Von Bülow, de groote Duitschc goochelaar, ik bedoel en rustig het kleintje in de wieg naast zich. In de voorkamer stond reeds de kerst boom, liefderijk beladen met de geschen ken voor de kinderen. Dat was nog het laatste werk geweest van mijn vrouw bij het opzetten der lichtjes was het haar plotseling overvallen, ver telde Suska. En ik schaamde mij tegenover de meid niet over de tranen, die mij over het gezicht rolden, toen ik op mijn plaats de groen zijden beurs vond, die mijn vrouw voor mij gewerkt had, ge vuld met blanke zilverstukjes, opgespaard van het huishoudgeld. „Ja, zoo een vrouw Reeds lang was de sigaar van den geheimraad uitgegaan hij stroekt met z'n hand over de oogen. Een diepe stilte heerschte in de zaal, ademloos luisterden de kinderen en kleinkinderen, buiten klopten de kale takken tegen de ruiten en de Decemberstorm joeg huilend langs den hoek van het huis. De oude heer richtte zich op, zijn jongste dochter Elizabeth, het zonnetje van zijn ouden dag, zijn huismoedertje, stond achter hem en legde haar hand op z'n schouder. En de oude man greep deze smalle, zachte hand, hield haar vast en lief koosde haar, zooals hij eens een andere lieve, moegewerkte hand, vastgehouden en gestreeld had. rijkskanselier, zijn vervoerende woorden doen hooren, of zelfs de Duitsche en Franschc sergeant majoors gcveit blijken van alles te willen vergeven en ver geten. Een sergeant-majoor nl. van de artil lerie te Spandau heeft een collega van het zelfde wapen in Frankrijk een vriendelijk gesteld schrijven gericht waarin hij wordt uitgenoodigd met den steller in vriendschappelijke correspon dentie tc treden. Het antwoord was even vriendelijk en bevatte de verklaring dat het aanbod was aanvaard. We hopen dat de tijd nooit komen zal, waarin deze twee meesters „op alle wapens" elkaar als vinnige vijanden te lijf moeten gaan, en hun vriendschap moeten „offeren op het altaar van het vaderland", om het nu eens deftig te zeggen. Want dat kunnen we ook uog wel, al zijn we niet zoo handig als de twee Fransche tooncelspelers van wie de Dordr. Ct. hctvolgende gesprek mee deelt, dat zij samen voerden ouder het ophalen van oude herinneringen. „Zie je" zeide de kleinste „het is in ons vak eigenlijk niet zoo noodig, dat je je rol kent, maar je moet durf hebben! Verleden maand speelde ik in Bordeaux den „Keizer". Ik kende d'r geen woord van, maar met behulp van den souffleur en een stuk of wat figu ranten die liet stuk al zoo'n beetje kenden, ging het wel. Daar komt op eens een Poolsch lansier met een rapport. Ik kijk d'r op. Verdoemd een blank velletje! Enfin, ik zeg tegen den vent „Lees dat, Lancier!" Maar hij stamelt met een effen tronie „Keizer, ikke Pool, ikke niet kan Fransch leze!" Toen roep ik Beltbier, die niet te best op zijn ge mak was en ik zeg kortaf en dreigend! „Maarschalk lees dat." Zegt me die verrajer: .Dat spijt me nou ontzaglijk Sire, maar U. M. weet, dat m'n oogen niet te best zijn; en nu is me daar net door een kanonskogel de bril van m'n neus geslagen." Ik woest natuurlijk. Ik wend mo tot Macdonald, die aan zijn goudgalon stond te plukken, en ik bijt hein toe: „Macdonald ik heb je maar schalk van Frankrijk gemaakt en ridder grootkruis. Een nieuwe eerc wacht je; lees mij dit rapport voor!" „Sire" zegt de schim, met een gezicht of hij geen tien kan tellen „Sire. u weet, ik ben een soldaat van fortuin, ik ben niet van hooge komaf. Sire ik heb nooit lezen geleerd!" Toen werd het me toch bijna te kras: ik denk „Napoleon je bent er leelijk bij, maar jij verman me; de Oude Garde is er nog, ik wend me tot den figuranten-troep en ik zeg: „Grena diers, wie uwer zal zijn Keizer dit rap port voorlezen?" En wanrachies, een van die kerels, die alle repetities had meegemaakt komt naar voren en leest het rapport voor. Dat was een opluch ting, trouwens voor het publiek ook. Er was een spanning in de zaal, nee maar, geweldig: lk denk: nou of nooit. Ik wil er zooiets uitgooien van „py- ramiden" en „zon van Austerlitz", maar ik weet niet zoo dadelijk wat precies. Enfin, ik begin met m'n grenadier te vragen, wat ie voeger geweest was, voor die bij de Garde kwam. En wat zegt me de hannes, dat ongeluk, die ellendeling: „Keizer" zegt ie „ik ben hauffcur geweest bij Jansen in de Victor-Hugostraat!" Bcrthier en Macdonald vielen bijna om van de schrik! Maar zie je, op zoo'n moment blijkt of je de gave hebt, of niet. Nog voor iemand in de zaal tijd heeft gehad om te grinniken gooi ik er uit, met een stem die draagt, die de menschen pakt: „Ziehier dan het kruis, ik benoem je En verder wat gebeurde er verder? bedelden oogen en lippen van het jonge volkje. „Verder?" Nu, ik stak den kerstboom aan en deelde ouder het kleine volkje de geschenkjes, die moederliefde hun toebedeeld had en terwijl zij om den boom zongen en dansten, zat ik in den hoek van de canapé en keek naar hen als in een droom en voor ik het zelf wist, vielen mijn oogen dicht, 't was waarachtig ook geen wonder. En ik sliep in mijn hoekje zoo vast en zoo diep als een mormeldier, dat zich reeds den geheelen zomer op den winterslaap verheugd en daarop gewacht heeft. De kinderen liepen weg en werden door de verstandige Suska naar bed gebracht, de boom brandde steeds door ik sliep als een doode. Mijn vrouw zei: „Stoor hem niet, laat hem slapen, hij heeft het waarlijk wel verdiend", en zond de meid naar bed. En wonder boven wonder het bleef dien nacht rustig, geen hand trok aan de schel sedert weken de eerste ongestoorde nacht! Den volgenden morgen toen de herfstzon reeds helder door het venster scheen, werd ik wakker. Mijn ledematen waren als geradbraakt, maar ik was uitgerust, ik rekte en strekte mij en ging nog stokstijf naar de slaapkamer om nu eigenlijk voor de eerste maal mijn levend kerstgeschenk eens goed tot maarschalk van Frankrijk:j „En?" vraagt tooneelspeler no. 2, die met goedige belangstelling heeft zitten luisteren. „Meneer! toen ik d&t had gezegd maar gezegd, zie je toen konden ze daar in Bordeaux niet meer D'r waren dames die flauw vielen van aan doening, en de heeren stonden als één man op, en ze gooiden d'r hoeden in de hoogte en riepen: „Leve de Keizer!" tot de polite dacht dat er brand was, en toen kwamen ze inct de spuiten. Man, het was éénig!" Minstens zoo „eenig" als de gevat heid van den winkeljongen, die in een allerlei-magazijntje een jufje te woord stond, dat een stukje rozenzeep vroeg. „Roz.nzeep hebben we niet!" gaf dc lompe winkeljongen ten antwoord. Toen de juf weg was, hield de patroon hem onder het oog, dat t!e klanten niet zoo botweg moesten afgescheept worden. „Je hadt bijv. kunnen zeggen: „Neen, juf, rozenzeep hebben we niet, maar overheerlijke violetzeep, zoo zacht als fluweel en zoo schuimend als de Noord zee!' Tingelingeling! Komt een deftige dame binnen. „Meneer, verkoopt u ook closet-papier?" Drommels, dat hebben ze niet! Wacht, de slimme jongen zal den raad inprac- tijk brengen „Neen, mevrouw, maar kan u 't niet met schuurpapier doen? Dat 's even best!" Tableau!" Geen «verhaasting. Een paar weken geleden richtten wij, in betrek king tot eenige opmerkingen, die De Nemlander aan ons adres had los gelaten, tot dit blad een vraag over de zedelijkheid, al of niet als „vlottend begrip" door de vrijzinnigheid beschouwd. De Eemlander had ons de les gelezen. Wij waren zoo „grenzeloos" opper vlakkig. Eu nu dachten wij dat dit blad ons met een paar van zijn gewone door wrochte artikelen eens van het dwaal spoor zou willen helpen. Maar jawel, daar is niets van gekomen tot nog toe. Onze vrijzinnige persbroeders hebben om zoo te zeggen maar vijf minuten noodig om allerlei leelijke beschul digingen tegen ons uit te spreken; maar als het er op aankomt om ze te bewij zen, dan nemen ze weken den tijd. Nu, we willen zulk een deugdelijke redactie niet overhaasten. Alleen herin neren wc er maar aan, dat we nog geen antwoord ontvingen, omdat onze lezers anders den indruk zouden krijgen dat wij het antwoord verzwegen. En dat is zoo niet. Neen, we zijn nog immer in afwach ting. Maar als het komt, zullen weermelding van maken. We begrijpen zoo dat onze lezers verlangen naar het degelijk en ernstig betoog, dat ter onzer leering uit de pen van de bedachtzame redactie komt of komen moet. Bovenstaand stukje namen wij over uit de Nieuwe Baarnsche Courant. Zoo als onzen lezers bekend is hebben wij wel degelijk de repliek van de N. B. C. beantwoord. We hebben zelfs die geheele repliek in ons blad overgenomen, zoo spoedig als dit mogelijk was. Nu kan het zijn, dat dit blad ons antwoord niet voldoende vindt, doch haar lezers te vertellen, dat wij in 't te bekijken. Het zag er uit als alle pasgeboren kinderen; had de blauwe oogen van de moeder en reeds mooi blond haar maar het kwam mij vóór, dat het geen gewoon kind was, het allerminst wei een ongenoode kleine gast; het was integendeel een echt lief kerstkindje, dat de lieve God mij extra op Kerst avond geschonken had tot troost in dezen zorgvollen tijd. En ze is ook zulk een Godsgeschenk voor mij gebleven, die lieve Elizabeth in het bijzonder sinds haar goede moeder de oogen gesloten heeft, kan ik mijn blond kerstkindje uit den choleratijd niet meer missen. En nu, kinderen woest vroolijk en laat de kleine kerstzorgen u niet te zwaar op het hart drukken; er komt nog heel wat anders in het leven, waar men zich wel doorheen slaat! En nu, Liesjc, zing ons eens wat voor, opdat we op andere gedachten komen." En door den donkeren Deceinbernacht klink de weeke altstem, en frissche, vroolijke kinderlippen stemmen mede in met do oude, jubelende melodie: „O, du fröhliche, o du selige, Gnadenbringende Weihnachtszeit!"

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1905 | | pagina 2