Stadsnieuws.
Allerlei.
tarief, of wel het in 1820 aangeprezen
voorstel van bescherming met vrijhavens,
waartoe dan Amsterdam, Rotterdam en
Antwerpen in elk geval in aanmerking
zouden komen. Dat er in België en
Nederland voor een dezer stelsels een
meerderheid zou zijn te vinden, komt
hem in de hoogste mate twijfelachtig
voor. In Nederland zal men evenmin
het eerste willen aanvaarden als in België
het tweede, en hot derde zou waar
schijnlijk in beide landen op overwegende
bezwaren stuiten.-
En in welken vorm zou het tolverbond
moeten worden tot stand gebracht?
Aan een gemeenschappelijk tolparle-
ment met wetgevende macht, zegt de
schrijver, zal wel niemand denken, de
algemeene voorstelling is, naar ik ver
onderstel, die van een verdrag waarbij
een gelijk tarief wordt vastgesteld en de
tusschen de beide landen bestaande
tollinie wordt opgeheven, terwijl tevens
de beide regeeringen zich verbinden in
hunne eenparige accijnswetgeving geen
wijziging te brengen dan die waartoe
gezamenlijk wordt besloten. Dat een
dergelijke schijnbaar eenvoudige over
eenkomst nog talrijke vragen waaronder
hoogst gewichtige, zooals bijv. die om
trent de vcrdeeling van de opbrengst
der inkomende rechten tusschen de beide
landen, in haren schoot verborgen houdt
zal wel niet ontkend worden. Op al die
vragen zal intusscheu het vinden van
een bevredigend antwoord niet onmoge
lijk zijn, maar er is één vraag waarop
ik vooralsnog geen antwoord kan vinden
dat mij tevreden stelt en waarvan de
beantwoording toch onvermijdelijk is.
Zal het te sluiten verbond onopzegbaar
zijn of opzegbaar? In het eerste geval
zouden Nederland en Belgis hunne
douane- en accijns-wetgeving voor altijd
vast leggen; te 's Gravcnliage zou nimmer
meer een verandering daarin kunnen
worden gemaakt zoo niet dezelfde ver
andering te Brussel werd aanvaard, en
omgekeerd zou Nederland zijn veto kun
nen uitspreken tegen elke wijziging van
Belgische zijde. Het onhoudbare van een
dergelijken toestand springt dadelijk in
het oog. Maar nu het tweede geval, een
opzegbaar verbond, zelfs met een langen
termijn van bijv. twee jaren, zoodat alle
verrassingen waren uitgesloten. Gelooft
men inderdaad dat de bedachtzame
financiers in België en Nederland te
vinden zullen zijn voor een regeling
van het belastingstelsel, die veel tegen
stand zal ontmoeten, omdat zij ver
plaatsing van lasten noodzakelijk maakt,
zoo de noodzakelijkheid van die regeling
ieder oogenblik kan komen te vervallen.
Een ondankbaarder werk ware moeiclijk
denkbaar. Men zal tal van belangen
krenken en de ontevredenheid van
duizenden opwekken, alles ter wille van
een doel dat, korte jaren nadat het
bereikt is, door de kwade luim van
regecring en vertegenwoordiging in een
vreemd land weder voor goed op zijde
kan worden geschoven.
In België, aldus merkt mr. De Beaufort
verder op, heeft men zich eenigszins
terughoudend uitgelaten over een
militaire overeenkomst, maar daaren
tegen de economische belangen, die voor
een tolverbond pleiten, op den voorgrond
gesteld. Nu kan ook zonder toleenheid
de Belgische nijverheid steun vinden bij
den Ilpllandschen handel en haar afzet
gebied in Holland behouden en uit
breiden. Wat aan de geheele beweging
bij Belgen en Nederlanders ten grond
slag ligt, is naar het oordeel van den
schrijver ten slotte een overweging van
zuiver staatkundigen aard. Yelen hunner
zijn, naar hij meent te mogen gissen,
ouder den indruk van de machteloosheid
van hun land. Intusschen, de nederige
rol van een kleinen staat te ruilen voor
die van een middelmachtigen, te zwak
om geheel onverschillig te blijven, zou
hem voorkomen geen gelukkige ruil
te zijn.
Aan het slot van het artikel zegt mr.
De Beaufort, dat hot geenszins zijn be
doeling is geweest om de gedachten-
wisseling over het voorstel van den heer
Baie te smoren of af te snijden. In
tegendeel, hoe meer men de zaak en
in België en hier te lande bespreekt,
des te aangenamer zal het hem zijn.
Indien, schrijft hij, wat mij betreft,
deze bespreking hoofdzakelijk heeft
geleid tot een uiteenzetting der groote
bezwaren, dan heeft daarbij het besef
voorop gestaan dat men onder goede
vrienden open en oprecht te zaruen moet
omgaan en niets voor elkander ver
bloemen.
Al leiden al deze besprekingen tot
geen einddoel, zij zullen daarom niet
zonder vrucht zijn. Zoo het optreden
van den heer Baie tot eenig gevolg had
dat Nederlanders en Belgen elkander
door betere wcderzijdsche waarneming
en bostudecring meer leerden kennen
en waardeeren, dan zou er voor mij
reeds alle reden bestaan om hem mijnen
dank te betuigen. Ik ben er van over
tuigd dat wij op velerlei gebied met
vrucht bij België ter school kunnen gaan,
en onmogelijk zou het niet zijn dat
België ook nog van ons iets kon leeren.
N. R. C.
G e m a k k e 1 ij k verdiend, luidt
het opschrift van een artikel in de
Zeeuwsche Courant, waarin gewezen
wordt op het feit, dat sommige Kamer
leden de f 2000, die hun jaarlijks wordt
uitgekeerd zoo gemakkelijk verdienen.
Ter illustratie noemt de Z. C. eenige
Kamerleden, die bij hun lidmaatschap
van de Staten-Geueraal nog tijd kunnen
vinden om bezoldigde staats- of gemeente
betrekkingen te bekleeden. Tevens wijst
het blad op het feit, dat sommige
kamerleden nog al eens vaak schitteren
door afwezigheid. Op grond van een
en ander zou het blad wenschen:
„eerstens, dat een lid der '2de
Kamer niet zou mogen bekleeden eenige
bezoldigde rijks-, provinciale-of gemeente
betrekking; zijn onafhankelijkheid zou
daardoor winnen.
„Zoo min als Ter Laan als hoofd
der school vergunning kon krijgen tevens
lid der 2de Kamer te zijn, wat wij zeer
billijk vonden, zoo min moet die ver
gunning door de wet of door bijzondere
goedgunstigheid van de „oomes" en
anderen verleend kunnen worden;
„ten tweede, dat aan de heeren
vertegenwoordigers voor elke vergade
ring, die zij in haar gclicele lengte
bijwonen een prcsentie-gcld worde uit -
gekeerd vermeerderd met reis- en ver
blijfkosten, als Vollts vertegenwoordigers
volgens de 2de klasse.
Er zijn er toch reeds verscheideuen,
wieu door de directies van openbare
middelen van vervoer geen reiskosten
in rekening worden gebracht."
Verder wijst de Z. C. op de onbillijke
bevoorrechting van den heer P o p,
Directeur-generaal der Posterijen, die
de aardige toelage van f 1000 per jaar
krijgt om gedurende eenige jaren zijn
pensioens-bijdrage te storten. Genoemde
functionairis heeft al een salaris van
f 6000 per jaar, zoodat hot de Z. C.
voorkomt, dat hij even als alle ambte
naren zijn pensioens-bijdrage wel van
zijn salaris kon betalen.
De straatjongen, maar in 't bijzonder
de Amsterdamsche straatjongen is be
kend om zijn brutaliteit, maar tevens
om zijn ongeëvenaarde scherpzinnigheid.
Uit het volgende berichtje zal echter
blijken, dat de Amerikaansche zeker
niet voor hem onder doet. Men hoorn
slechts wat de Amerikaansche brief
schrijver van de Zw. Crt. meedeelt:
Een winkelier in een der hoofdstraten
had achter zijn spiegelruit een levens
groot wassen beeld geëxposeerd van
een man, als advertentie voor een
handelshuis in die artikelon in St. Louis,
met het bijschrift: „the mechanical
marvel," het mechanischs wonder. Dc
pop zat op een draaischijf en werd in
den voor- en namiddag gedurende een
paar uur aan het voorbijgaand publiek
vertoond. De oogen draaiden nu en
dan, de mond opende zich, de ledematen
hieven zich op en zakten dan weer naar
beneden. Dit is nu echter volstrekt
geen bijzonderheid, want iets dergelijks
kan men zien in iedere Neurenbergei
poppenkraam. Maar het voornaamste
van het beeld was, de prachtige imitatie
van de menschelijke vleeschtint, het was
niet dat lijkachtige gladde en gelikte,
dat in den regel de wassenbeelden ken
merkt, het was of men het bloed onder
de huid zag vloeien en de polsaderen
zag kloppen; ook het haar was niet zoo
dood en dor als dat van dergelijke
beelden. Toen ik dit mechanische
wonder zag, dacht ik, de artiest die dat
beeld heeft geboetseerd en beschilderd
is een groot meester in zijn vak.
Op een mooie zonnige voormiddag
drong zich een kleine jongen van 12 of
14 jaar door de talrijke toeschouwers en
staarde een poosje naar den man, toen
speelde er een listig glimlachje op zijn
mondhoeken terwijl hij in zijn westersch
dialect uitriep: „Ah, gie, det guij ain
'tno dummie hie's a 'real feller!"
(och wat, die vogelverschrikker dat is
geen wassenbeeld, dat is een wezenlijke
kerel!) Hoe weet je dat werd er ge
vraagd? Als jelui me ieder een „dime"
(Amerikaansck dubbeltje) geeft zei de
knaap dan zal ik het bewijzen. All
right, go ahead, klonk het van alle
kanten. Maak dan een beetje plaats
voor die spiegelruit, dat ik hem goed
in het vizier kan krijgen, riep de ben
gel. Toen posteerde hij zich aan den
overkant van de straat, kreeg een klein
rond spiegeltje uit ziju zak, liet de zon er
op schijnen en projecteerde de stralen
vlak in de oogen van het mechanische
wonder. Een figuur van was heeft
echter zijn gelaatspieren genoegzaam in
bedwang om zich niet te storen aan een
beetje zonrefleciie, maar de jongen in
do straat gaf geen kamp en bleef de
scherpe lichtbundels gedurende eenige
minuten onbarmhartig in de oogen van
den wassen pop schieten, en ziet
langzamerhand begonnen er dikke tranen
over de wangen van den wassen man
te biggelen. Onder het schaterend ge
lach van de omstanders werd plotseling
het gordijn voor den winkelkast door
een bediende neergelaten; de kleine
jongen kreeg een handvol dubbeltjes en het
„mechinacal marvel" is sedert niet meer
te voorschijn gekomen.
Aanvankelijk niet, maar later toch
weer wel te voorschijn gekomen is een
trammetje op een der „secundiirbahnen"
in don achterhoek.
Onlangs reed nl., zoo verhaalt de Zt.
Crt. een trammetje een schaars bezet
rijtuig met nagenoeg ledigen bagagewa
gen, vau het stadje Borculo in de rich
ting Lochem. De conducteur had heel
weinig te doen en heel veel lust om
„een boompje op te zetten", waartoe
een klein, praatgraag gezelschap dan ook
weldra de welkome gelegen bood.
Even voorbij de halic Beekvliet vond
een uit hel gezelschap dat de tram niet
zoo goed meer voort kwam als in 't begin
de machinist zou ook wel geen haast
hebben, meende een ander welnu,
het spraakzame, genoeglijk pijpjes roo-
kende troepje had ook geen haast,
evenmin als de conducteur die zoo ge
zellig zat te praten maarnu ging
het dan toch al te de
conducteur moest toch maar eens op 't
balkon gaan om te zien en jawel
daar gleden rijtuig en bagagewagen
zachtkens voort langs hun ijzeren spoor,
heel zacht, alleen gedreven door 't vol
hardingsvermogen dat door de wrijving
nog niet overwonnen was, toen in de
verte de machine al achter een kromming
van een weg verdween.
„Ziezoo, daar zij we weer," zegt ge
moedelijk de machinist bij aankomst te
station Barchem tot den chef. „Ja, maar
zonder staart," meent. deze. Dat is voor
den eerste eene reden om een onderzoek
in te stellen in de richting van „den
staart", wat niet heel gemakkelijk viel,
daar de machine wegens 't ruwe weer op
zij en van achteren dichtgmaakt was.
"t Rijtuig verloren! Hoe is't mogelijk!"
„De koppeling zeker gebroken",
meent de ander. Nu, precies stuk bleek
die niet te zijn, maar heel was hij ook
niet, want onderweg was een moer afge
schoven zie, daar had hij gezeten en
nu was hij weg en toen was de pin er
uitgeslagen en was de koppeling ver
broken.
En terwijl de machinist voorgaat een
duidelijke verklaring van het ongeval te
geven waarin de ander van tijd tot tijd
eene opmerking mengt die den eerste er
toe brengt tot nog degelijker en uitvoe
riger uitleg over te gaan, verschijnt plot
seling de conducteur op het tooneel.
Deze is de ontsnapte machine te voet
nageijld, en beweegt nu zijn makker ge-
zaraelijk het verloren rijtuig weer te
gaan oppikken.
Wel „gemoedelijk" en tevens komisch.
Ilaasl nog komischer dan heigeen do
Amsterdamsche Kroniekschrijver van
het Utrechlsche Dagblad meedeelt om
trent gemeentelijke werkvcischaffing:
Soms is geen handig revue-schrijver
noodig om de eigenaardigheden van ons
stadsbestuur tot hun recht te laten komen,
maar vormen ze uit zichzelf en zonder
eenige bijvoeging reeds zulkepasquillcn,
dat wat men er aan toe zou willen voe
gen den komischen indruk er van slechts
verzwakken zou. Wat denkt men b.v.
van het volgende staaltje van ambtenaars-
deskundigheid, dat zich deze week juist
zooals ik het vertel, heeft afgespeeld?
Tooneel: een winkel in een onzer
hoofdstraten. Personen: Een gemeen
telijk inspecteur van de waterleiding.
Nog zulk een inspecteur. Een ander
waterleiding-ambtenaar. De winkelier.
Werklieden van de waterleiding,
winkelpersoneel, volk.
Eerste inspecteur, komt de
leiding nazien. Verdwijnt in den kelder,
luistert en morrelt aan de hoofdkraan,
komt weer boven. Tot den winkelier:
„Uw hoofdkraan is versleten; er moet
een nieuwe worden ingezet."
Winkelier. „Doe wat je niet laten
kunt, het is een leiding van de gemeente,
ik heb er dus niets mee te maken."
Eerste inspecteur af.
Een dag later. Tweede i n s p e c t e u r,
verdwijnt in den kelder, blijft zeer lang
beneden, komt weer boven. Tot den win
kelier: „Er is een ernstig mankement
aan uwe leiding. Vermoedelijk zit het
onder de straat. Wc zullen dus aan het
opbreken moeten".
Winkelier: als boven.
Tweede inspecteur: af.
Een dag later. Derde vv a t e r 1 e i-
d i n g a m b t e n a a r, verdwijnt in den
kelder, blijft even beneden, komt weer
boven. Tot den winkelier: „Die kraan
mankeert niets. Er moet alleen een nieuwe
caoutchouc-ring worden ingezet."
Winkelier: als boven.
Een dag later. De derde watcrlei-
d i n g-a m b t e n a a r komt terug met een
aantal mannen met de drie gemeentelijke
kruisjes op hun pet, die een zware kar
met gereedschap voortduwen. De kar
wordt uitgepakt, de mannen gaan aan het
werk. In korten tijd toonen groote hoopen
zand en steenen hoe vlijtig ze bezig zijn.
Winkelier tot den derden water
leiding-ambtenaar.: „Ga je nu toch aan
het opbreken? En ik dacht dat er alleen
maar een caoutchoucring...".
Der de wa te r 1 ei dingambtenaar:
„Ja meneer, maar m'n collega heeft het
zoo aan de fabriek opgegeven. Dat kan
ik nu toch niet gaan tegenspreken! Dan
krijgt hij 'n uitbrander."
Winkelier haalt wanhopig de schou
ders op en verdwijnt in ziju kantoor.
Een der werklieden gaat in den kelder
maakt in tien minuten de kraan in
orde en komt weer naar buiten. Daar
zijn de anderen nog steeds aan het,
graven. Hij helpt mee.
Na geruimen tijd is de leiding bloot
gelegd. De d e r de w a t e r le i d i ng-
ambtenaar kijkt even en zegt: „Gooi
maar weer dicht, jongens." De mannen
spuwen eens in hun handen, scheppen
dan het zand weer in den kuil, leggen
de steenen er weer over waarbij ze
duidelijk blijk geven geen stratenmakers
te zijn bergen hun gereedschap weer
in de kar en gaan heen.
Nog weken lang biedt het trottoir
voor den winkel den aanblik van een
hoogst onregelmatig gebergte in vogel
vlucht gezien. Misschien valt een kind
er zich een bloedneus of breekt er
's nachts een voorbijganger zijn been.
Als er ten minste in dien tijd geen
professioneele stratenmakers zijn ge
komen om den grond weer op te breken
en de straat over te leggen, ter ver
betering van het werk der waterleiding-
mannen „wier vak dat toch niet is".
Zoo gaat het bij ons.
UcuuiMgeviug.
INLEVERING REKENINGEN.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Amersfoort brengen ter algemeene kennis,
dat het gebleken is, dat declaration ten laste
der gemeente menigmaal geruimen tijd na
afloop van een dienstjaar worden ingezonden.
Aangezien zulks voor een geregelde ad
ministratie een ernstige belemmering ople
vert, herinneren zij nogmaals allen, die iets
van de gemeente hebben te vorderen, hunne
declaration in te dienen uiterlijk den 15
Januario volgende op het dienstjaar waarop
de declaratie betrekking heeft.
Ten aanzien "an hen, die in gebreken
mochten blijveu hieraan te voldoen zal ern
stig worden overwogen of er alsnog bijzon-
dore redenen bestaan om hen in het vervolg
voor het doen van leverantiën aan de ge
meente in aanmerking te brengen.
Amersfoort, 5 Januari 19C6.
Burgemeester en Wethouders voorn.
De Burgemeester,
WUYTIERS.
De Secretaris,
J. G. STENFERT KROESE.
HONDENBELASTING.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS van
Amersfoort herinneren belanghebbenden aan
art. 1 der verordening op de invordering
eener belasting op de honden, luidende:
„Ieder, die belasting schuldig is voor een
„of meer houden, doet daarvan jaarlijks in
„den loop der maand Januari aangifte ten
„kantore van den Gemeente-ontvanger, door
„invulling enonderteekening van een gedrukt
„beschrijvingsbiljet, dat aldaar kosteloos
„wordt versterkt.
„Voor hen, die het beschrijvingsbiljet niet
„kunnen onder teekenen, geschiedt zulks na-
„inens hen door den Gemeente-ontvanger
„bij de inlevering van het biljet."
Voorts wordt met nadruk verwezen naai
de bepalingen, regelende de gevolgen voor
bet geval niet aan de voorschriften wordt
voldaan.
Gedaan te Amersfoort, 3 Januari 1906.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Burgemeester.
WUYTIERS.
De Secretaris.
J. G. STENFERT KROESE.
LEERPLICHTWET.
De BURGEMEESTER der gemeente Amers
foort brengt ter kennis van ouders, voogden en
andore verzorgers van leerplichtige kindereu,
die aanspraak maken op eene der vrijstel
lingen van de verplichting om hunne kinde
ren school- of huisonderwijs te doen geven,
genoemd in artikel 7 der Leerplichtwet, of
die hunne kinderen huisonderwijs doen
genieten
dat een en ander hen alleen dan kan ont
heffen van de verplichting om hunne kin
deren ter school te zenden, wanneer daarvan
door hen vooraf aan den Burgemeester is
kennis gegeven;
dat een vereischte voor het doen voort
duren dier vrijstellingen is, dat deze kennis
gevingen telken jare opnieuw worden inge
diend; door hen, die aanspraak maken op
eene van de vrijstellingen, bedoeld bij artikel
7 der wet, telkens na verloop van 12 maanden
en die hunne kinderen huisonderwijs doen
genieten, ieder jaar vóór 1 Februari;
dat van veranderingen in de personen,
door wie het onderwijs gegeven wordt,
binnen acht en twintig dagen aan den Burge
meester moet worden kennis gegeven;
dat alle bovengenoemde kennisgevingen
moeten geschieden op daartoe vastgestelde
formulieren, welke kosteloos, ter gemeente
secretarie verkrijgbaar zijn.
Amersfoort, 3 Januari 1906.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
De BURGEMEESTER van Amersfoort,
Gelet op de Verordening op het gebruik
van de haven, grachten en beken in de
gemeente Amersfoort, vau den S Mei 1897
Vestigt de aandacht op de navolgende
bepalingen dier Verordening:
Art. 17. Het is verboden op het ijs van de
haven, grachten of beken binnen het grond
gebied der gemeente zich te bevinden.
Art. 18. De Burgemeester is bevoegd
indien zijns inziens het ijs een voldoende
draagkracht heeft bereikt, bij publicatie eene
immer herroepbare dispensatie van voormeld
artikel (of een gedeelte daarvan) voor een
daarbij te bepalen tijd te verleenen.
Overtreding van het verbod wordt gestraft
met een geldboete van ten hoogste vijf en
twintig gulden.
Amersfoort, den 3. Januari 1905.
De Burgemeester voornoemd,
WUIJTIERS.
In de Remonstrantschc kerk wordt
a.s. Zondagmorgen om half tien een
godsdienstoefening gehouden voor jonge
lieden.
De gewone dienst voor de gemeente
vangt om elf uur aan.
Yoor den Doopsgezinden Kring wordt
Zondagmorgen te half elf een godsdienst
oefening gehouden in het Logegebouw
van Persijnstraat 1, waarbij hoopt voor
te gaan Ds. E. M. teu Cate van Apeldoorn.
In de plaats van den ritmeester C.
Sandt van Nooten, die naar Den Haag
wordt overgeplaatst, komt alhier in
garnizoen de ritmeester jhr. W. H. J.
van de Poll, oud-instructeur aan de
Rij- en Iloefsmidschool, thans te Haarlem.
De kapitein E. G. Staal, van het 5e
regiment infanterie, is aangewezen tot
het volgen van een tactischen cursus te
's Gravenhage.
Woensdagavond was het feest in de
sociëteit-Yereeniging. De kegelclub die
te Haarlem zulk een schitterende over
winning had behaald, werd door de
Zusterclubs afgehaald van den trein,
door den voorzitter van een uit haar
midden gevormd comité hartelijk toe
gesproken om daarna in een versierd
rijtuig-, gevolgd door vier andere naar
het sociëteitsgebouw gevoerd te worden,
waar de overwinnaars gefêteerd werden
op een wijze, die getuigde van de groote
vreugde over het behaald snccee.
Wij herinneren aan de tweede abon
nementsvoorstelling, welke a.s. Dinsdag
in Amicitia wordt gegeven. Het stuk
„De Groote Passie" is op verschil
lende plaatsen met groot succes opgvoerd.
Omtrent dit blijspel lezen weiudeN. A.
C., dat de koopman Yincent Arnberg
zijn vrouw onderwierp aan dc gevaar
volle proef, haar op een jachtslot zeer
vaak alleen te laten met den schilder
Adriaan Streit, voor wien zij een zondige
doch voorloopig platonische neigingheeft.
Gevolg van de proef is wederzijdsche jalou-
zie, waarvan het bevallige nichtjeBcate het
middenpunt is; en ten slotte verzoening
van de echtelieden en verloving tusschen
schilder en nichtje.
Het verkeer van deze constellatie
wordt natuurlijk gepeperd door talrijke
geestigheden, dikwijls yaak goedgevonden
en van onschuldigen aard.
Donderdag 18 Januari zal de heer
Henri Dekking van Rotterdam in een
vergadering met dames van het plaat
selijk Nutsdepartement een lezing hou
den.
De Commissie van beroep voor de
R.-K. bijzondere scholen, behoorende
tot de dekenaten Amersfoort en Kaarden,
is samengesteld als volgt:
Leden, gekozen door de schoolbe
sturen: J. Berendsen, rector van het
pensionaat te Amersfoort; B. Disselhof,
oud-onderwijzer te HilversumF. Hofstee,
rector van het pensionaat te Bussum.
Leden, gekozen door de onderwijzers:
G. H. van Haastert, notaris te Hilver
sum; C. E. G. W. van der Hurk, in
specteur der coöperatieve Centrale
Raiffeisenbank te Utrecht; P. Steenhof
te Baarn.
Door hen is als 7e lid7 tevens Yoor-