Stadsnieuws. Allerlei. tarief, of wel het in 1820 aangeprezen voorstel van bescherming met vrijhavens, waartoe dan Amsterdam, Rotterdam en Antwerpen in elk geval in aanmerking zouden komen. Dat er in België en Nederland voor een dezer stelsels een meerderheid zou zijn te vinden, komt hem in de hoogste mate twijfelachtig voor. In Nederland zal men evenmin het eerste willen aanvaarden als in België het tweede, en hot derde zou waar schijnlijk in beide landen op overwegende bezwaren stuiten.- En in welken vorm zou het tolverbond moeten worden tot stand gebracht? Aan een gemeenschappelijk tolparle- ment met wetgevende macht, zegt de schrijver, zal wel niemand denken, de algemeene voorstelling is, naar ik ver onderstel, die van een verdrag waarbij een gelijk tarief wordt vastgesteld en de tusschen de beide landen bestaande tollinie wordt opgeheven, terwijl tevens de beide regeeringen zich verbinden in hunne eenparige accijnswetgeving geen wijziging te brengen dan die waartoe gezamenlijk wordt besloten. Dat een dergelijke schijnbaar eenvoudige over eenkomst nog talrijke vragen waaronder hoogst gewichtige, zooals bijv. die om trent de vcrdeeling van de opbrengst der inkomende rechten tusschen de beide landen, in haren schoot verborgen houdt zal wel niet ontkend worden. Op al die vragen zal intusscheu het vinden van een bevredigend antwoord niet onmoge lijk zijn, maar er is één vraag waarop ik vooralsnog geen antwoord kan vinden dat mij tevreden stelt en waarvan de beantwoording toch onvermijdelijk is. Zal het te sluiten verbond onopzegbaar zijn of opzegbaar? In het eerste geval zouden Nederland en Belgis hunne douane- en accijns-wetgeving voor altijd vast leggen; te 's Gravcnliage zou nimmer meer een verandering daarin kunnen worden gemaakt zoo niet dezelfde ver andering te Brussel werd aanvaard, en omgekeerd zou Nederland zijn veto kun nen uitspreken tegen elke wijziging van Belgische zijde. Het onhoudbare van een dergelijken toestand springt dadelijk in het oog. Maar nu het tweede geval, een opzegbaar verbond, zelfs met een langen termijn van bijv. twee jaren, zoodat alle verrassingen waren uitgesloten. Gelooft men inderdaad dat de bedachtzame financiers in België en Nederland te vinden zullen zijn voor een regeling van het belastingstelsel, die veel tegen stand zal ontmoeten, omdat zij ver plaatsing van lasten noodzakelijk maakt, zoo de noodzakelijkheid van die regeling ieder oogenblik kan komen te vervallen. Een ondankbaarder werk ware moeiclijk denkbaar. Men zal tal van belangen krenken en de ontevredenheid van duizenden opwekken, alles ter wille van een doel dat, korte jaren nadat het bereikt is, door de kwade luim van regecring en vertegenwoordiging in een vreemd land weder voor goed op zijde kan worden geschoven. In België, aldus merkt mr. De Beaufort verder op, heeft men zich eenigszins terughoudend uitgelaten over een militaire overeenkomst, maar daaren tegen de economische belangen, die voor een tolverbond pleiten, op den voorgrond gesteld. Nu kan ook zonder toleenheid de Belgische nijverheid steun vinden bij den Ilpllandschen handel en haar afzet gebied in Holland behouden en uit breiden. Wat aan de geheele beweging bij Belgen en Nederlanders ten grond slag ligt, is naar het oordeel van den schrijver ten slotte een overweging van zuiver staatkundigen aard. Yelen hunner zijn, naar hij meent te mogen gissen, ouder den indruk van de machteloosheid van hun land. Intusschen, de nederige rol van een kleinen staat te ruilen voor die van een middelmachtigen, te zwak om geheel onverschillig te blijven, zou hem voorkomen geen gelukkige ruil te zijn. Aan het slot van het artikel zegt mr. De Beaufort, dat hot geenszins zijn be doeling is geweest om de gedachten- wisseling over het voorstel van den heer Baie te smoren of af te snijden. In tegendeel, hoe meer men de zaak en in België en hier te lande bespreekt, des te aangenamer zal het hem zijn. Indien, schrijft hij, wat mij betreft, deze bespreking hoofdzakelijk heeft geleid tot een uiteenzetting der groote bezwaren, dan heeft daarbij het besef voorop gestaan dat men onder goede vrienden open en oprecht te zaruen moet omgaan en niets voor elkander ver bloemen. Al leiden al deze besprekingen tot geen einddoel, zij zullen daarom niet zonder vrucht zijn. Zoo het optreden van den heer Baie tot eenig gevolg had dat Nederlanders en Belgen elkander door betere wcderzijdsche waarneming en bostudecring meer leerden kennen en waardeeren, dan zou er voor mij reeds alle reden bestaan om hem mijnen dank te betuigen. Ik ben er van over tuigd dat wij op velerlei gebied met vrucht bij België ter school kunnen gaan, en onmogelijk zou het niet zijn dat België ook nog van ons iets kon leeren. N. R. C. G e m a k k e 1 ij k verdiend, luidt het opschrift van een artikel in de Zeeuwsche Courant, waarin gewezen wordt op het feit, dat sommige Kamer leden de f 2000, die hun jaarlijks wordt uitgekeerd zoo gemakkelijk verdienen. Ter illustratie noemt de Z. C. eenige Kamerleden, die bij hun lidmaatschap van de Staten-Geueraal nog tijd kunnen vinden om bezoldigde staats- of gemeente betrekkingen te bekleeden. Tevens wijst het blad op het feit, dat sommige kamerleden nog al eens vaak schitteren door afwezigheid. Op grond van een en ander zou het blad wenschen: „eerstens, dat een lid der '2de Kamer niet zou mogen bekleeden eenige bezoldigde rijks-, provinciale-of gemeente betrekking; zijn onafhankelijkheid zou daardoor winnen. „Zoo min als Ter Laan als hoofd der school vergunning kon krijgen tevens lid der 2de Kamer te zijn, wat wij zeer billijk vonden, zoo min moet die ver gunning door de wet of door bijzondere goedgunstigheid van de „oomes" en anderen verleend kunnen worden; „ten tweede, dat aan de heeren vertegenwoordigers voor elke vergade ring, die zij in haar gclicele lengte bijwonen een prcsentie-gcld worde uit - gekeerd vermeerderd met reis- en ver blijfkosten, als Vollts vertegenwoordigers volgens de 2de klasse. Er zijn er toch reeds verscheideuen, wieu door de directies van openbare middelen van vervoer geen reiskosten in rekening worden gebracht." Verder wijst de Z. C. op de onbillijke bevoorrechting van den heer P o p, Directeur-generaal der Posterijen, die de aardige toelage van f 1000 per jaar krijgt om gedurende eenige jaren zijn pensioens-bijdrage te storten. Genoemde functionairis heeft al een salaris van f 6000 per jaar, zoodat hot de Z. C. voorkomt, dat hij even als alle ambte naren zijn pensioens-bijdrage wel van zijn salaris kon betalen. De straatjongen, maar in 't bijzonder de Amsterdamsche straatjongen is be kend om zijn brutaliteit, maar tevens om zijn ongeëvenaarde scherpzinnigheid. Uit het volgende berichtje zal echter blijken, dat de Amerikaansche zeker niet voor hem onder doet. Men hoorn slechts wat de Amerikaansche brief schrijver van de Zw. Crt. meedeelt: Een winkelier in een der hoofdstraten had achter zijn spiegelruit een levens groot wassen beeld geëxposeerd van een man, als advertentie voor een handelshuis in die artikelon in St. Louis, met het bijschrift: „the mechanical marvel," het mechanischs wonder. Dc pop zat op een draaischijf en werd in den voor- en namiddag gedurende een paar uur aan het voorbijgaand publiek vertoond. De oogen draaiden nu en dan, de mond opende zich, de ledematen hieven zich op en zakten dan weer naar beneden. Dit is nu echter volstrekt geen bijzonderheid, want iets dergelijks kan men zien in iedere Neurenbergei poppenkraam. Maar het voornaamste van het beeld was, de prachtige imitatie van de menschelijke vleeschtint, het was niet dat lijkachtige gladde en gelikte, dat in den regel de wassenbeelden ken merkt, het was of men het bloed onder de huid zag vloeien en de polsaderen zag kloppen; ook het haar was niet zoo dood en dor als dat van dergelijke beelden. Toen ik dit mechanische wonder zag, dacht ik, de artiest die dat beeld heeft geboetseerd en beschilderd is een groot meester in zijn vak. Op een mooie zonnige voormiddag drong zich een kleine jongen van 12 of 14 jaar door de talrijke toeschouwers en staarde een poosje naar den man, toen speelde er een listig glimlachje op zijn mondhoeken terwijl hij in zijn westersch dialect uitriep: „Ah, gie, det guij ain 'tno dummie hie's a 'real feller!" (och wat, die vogelverschrikker dat is geen wassenbeeld, dat is een wezenlijke kerel!) Hoe weet je dat werd er ge vraagd? Als jelui me ieder een „dime" (Amerikaansck dubbeltje) geeft zei de knaap dan zal ik het bewijzen. All right, go ahead, klonk het van alle kanten. Maak dan een beetje plaats voor die spiegelruit, dat ik hem goed in het vizier kan krijgen, riep de ben gel. Toen posteerde hij zich aan den overkant van de straat, kreeg een klein rond spiegeltje uit ziju zak, liet de zon er op schijnen en projecteerde de stralen vlak in de oogen van het mechanische wonder. Een figuur van was heeft echter zijn gelaatspieren genoegzaam in bedwang om zich niet te storen aan een beetje zonrefleciie, maar de jongen in do straat gaf geen kamp en bleef de scherpe lichtbundels gedurende eenige minuten onbarmhartig in de oogen van den wassen pop schieten, en ziet langzamerhand begonnen er dikke tranen over de wangen van den wassen man te biggelen. Onder het schaterend ge lach van de omstanders werd plotseling het gordijn voor den winkelkast door een bediende neergelaten; de kleine jongen kreeg een handvol dubbeltjes en het „mechinacal marvel" is sedert niet meer te voorschijn gekomen. Aanvankelijk niet, maar later toch weer wel te voorschijn gekomen is een trammetje op een der „secundiirbahnen" in don achterhoek. Onlangs reed nl., zoo verhaalt de Zt. Crt. een trammetje een schaars bezet rijtuig met nagenoeg ledigen bagagewa gen, vau het stadje Borculo in de rich ting Lochem. De conducteur had heel weinig te doen en heel veel lust om „een boompje op te zetten", waartoe een klein, praatgraag gezelschap dan ook weldra de welkome gelegen bood. Even voorbij de halic Beekvliet vond een uit hel gezelschap dat de tram niet zoo goed meer voort kwam als in 't begin de machinist zou ook wel geen haast hebben, meende een ander welnu, het spraakzame, genoeglijk pijpjes roo- kende troepje had ook geen haast, evenmin als de conducteur die zoo ge zellig zat te praten maarnu ging het dan toch al te de conducteur moest toch maar eens op 't balkon gaan om te zien en jawel daar gleden rijtuig en bagagewagen zachtkens voort langs hun ijzeren spoor, heel zacht, alleen gedreven door 't vol hardingsvermogen dat door de wrijving nog niet overwonnen was, toen in de verte de machine al achter een kromming van een weg verdween. „Ziezoo, daar zij we weer," zegt ge moedelijk de machinist bij aankomst te station Barchem tot den chef. „Ja, maar zonder staart," meent. deze. Dat is voor den eerste eene reden om een onderzoek in te stellen in de richting van „den staart", wat niet heel gemakkelijk viel, daar de machine wegens 't ruwe weer op zij en van achteren dichtgmaakt was. "t Rijtuig verloren! Hoe is't mogelijk!" „De koppeling zeker gebroken", meent de ander. Nu, precies stuk bleek die niet te zijn, maar heel was hij ook niet, want onderweg was een moer afge schoven zie, daar had hij gezeten en nu was hij weg en toen was de pin er uitgeslagen en was de koppeling ver broken. En terwijl de machinist voorgaat een duidelijke verklaring van het ongeval te geven waarin de ander van tijd tot tijd eene opmerking mengt die den eerste er toe brengt tot nog degelijker en uitvoe riger uitleg over te gaan, verschijnt plot seling de conducteur op het tooneel. Deze is de ontsnapte machine te voet nageijld, en beweegt nu zijn makker ge- zaraelijk het verloren rijtuig weer te gaan oppikken. Wel „gemoedelijk" en tevens komisch. Ilaasl nog komischer dan heigeen do Amsterdamsche Kroniekschrijver van het Utrechlsche Dagblad meedeelt om trent gemeentelijke werkvcischaffing: Soms is geen handig revue-schrijver noodig om de eigenaardigheden van ons stadsbestuur tot hun recht te laten komen, maar vormen ze uit zichzelf en zonder eenige bijvoeging reeds zulkepasquillcn, dat wat men er aan toe zou willen voe gen den komischen indruk er van slechts verzwakken zou. Wat denkt men b.v. van het volgende staaltje van ambtenaars- deskundigheid, dat zich deze week juist zooals ik het vertel, heeft afgespeeld? Tooneel: een winkel in een onzer hoofdstraten. Personen: Een gemeen telijk inspecteur van de waterleiding. Nog zulk een inspecteur. Een ander waterleiding-ambtenaar. De winkelier. Werklieden van de waterleiding, winkelpersoneel, volk. Eerste inspecteur, komt de leiding nazien. Verdwijnt in den kelder, luistert en morrelt aan de hoofdkraan, komt weer boven. Tot den winkelier: „Uw hoofdkraan is versleten; er moet een nieuwe worden ingezet." Winkelier. „Doe wat je niet laten kunt, het is een leiding van de gemeente, ik heb er dus niets mee te maken." Eerste inspecteur af. Een dag later. Tweede i n s p e c t e u r, verdwijnt in den kelder, blijft zeer lang beneden, komt weer boven. Tot den win kelier: „Er is een ernstig mankement aan uwe leiding. Vermoedelijk zit het onder de straat. Wc zullen dus aan het opbreken moeten". Winkelier: als boven. Tweede inspecteur: af. Een dag later. Derde vv a t e r 1 e i- d i n g a m b t e n a a r, verdwijnt in den kelder, blijft even beneden, komt weer boven. Tot den winkelier: „Die kraan mankeert niets. Er moet alleen een nieuwe caoutchouc-ring worden ingezet." Winkelier: als boven. Een dag later. De derde watcrlei- d i n g-a m b t e n a a r komt terug met een aantal mannen met de drie gemeentelijke kruisjes op hun pet, die een zware kar met gereedschap voortduwen. De kar wordt uitgepakt, de mannen gaan aan het werk. In korten tijd toonen groote hoopen zand en steenen hoe vlijtig ze bezig zijn. Winkelier tot den derden water leiding-ambtenaar.: „Ga je nu toch aan het opbreken? En ik dacht dat er alleen maar een caoutchoucring...". Der de wa te r 1 ei dingambtenaar: „Ja meneer, maar m'n collega heeft het zoo aan de fabriek opgegeven. Dat kan ik nu toch niet gaan tegenspreken! Dan krijgt hij 'n uitbrander." Winkelier haalt wanhopig de schou ders op en verdwijnt in ziju kantoor. Een der werklieden gaat in den kelder maakt in tien minuten de kraan in orde en komt weer naar buiten. Daar zijn de anderen nog steeds aan het, graven. Hij helpt mee. Na geruimen tijd is de leiding bloot gelegd. De d e r de w a t e r le i d i ng- ambtenaar kijkt even en zegt: „Gooi maar weer dicht, jongens." De mannen spuwen eens in hun handen, scheppen dan het zand weer in den kuil, leggen de steenen er weer over waarbij ze duidelijk blijk geven geen stratenmakers te zijn bergen hun gereedschap weer in de kar en gaan heen. Nog weken lang biedt het trottoir voor den winkel den aanblik van een hoogst onregelmatig gebergte in vogel vlucht gezien. Misschien valt een kind er zich een bloedneus of breekt er 's nachts een voorbijganger zijn been. Als er ten minste in dien tijd geen professioneele stratenmakers zijn ge komen om den grond weer op te breken en de straat over te leggen, ter ver betering van het werk der waterleiding- mannen „wier vak dat toch niet is". Zoo gaat het bij ons. UcuuiMgeviug. INLEVERING REKENINGEN. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Amersfoort brengen ter algemeene kennis, dat het gebleken is, dat declaration ten laste der gemeente menigmaal geruimen tijd na afloop van een dienstjaar worden ingezonden. Aangezien zulks voor een geregelde ad ministratie een ernstige belemmering ople vert, herinneren zij nogmaals allen, die iets van de gemeente hebben te vorderen, hunne declaration in te dienen uiterlijk den 15 Januario volgende op het dienstjaar waarop de declaratie betrekking heeft. Ten aanzien "an hen, die in gebreken mochten blijveu hieraan te voldoen zal ern stig worden overwogen of er alsnog bijzon- dore redenen bestaan om hen in het vervolg voor het doen van leverantiën aan de ge meente in aanmerking te brengen. Amersfoort, 5 Januari 19C6. Burgemeester en Wethouders voorn. De Burgemeester, WUYTIERS. De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. HONDENBELASTING. BURGEMEESTER en WETHOUDERS van Amersfoort herinneren belanghebbenden aan art. 1 der verordening op de invordering eener belasting op de honden, luidende: „Ieder, die belasting schuldig is voor een „of meer houden, doet daarvan jaarlijks in „den loop der maand Januari aangifte ten „kantore van den Gemeente-ontvanger, door „invulling enonderteekening van een gedrukt „beschrijvingsbiljet, dat aldaar kosteloos „wordt versterkt. „Voor hen, die het beschrijvingsbiljet niet „kunnen onder teekenen, geschiedt zulks na- „inens hen door den Gemeente-ontvanger „bij de inlevering van het biljet." Voorts wordt met nadruk verwezen naai de bepalingen, regelende de gevolgen voor bet geval niet aan de voorschriften wordt voldaan. Gedaan te Amersfoort, 3 Januari 1906. Burgemeester en Wethouders voornoemd. De Burgemeester. WUYTIERS. De Secretaris. J. G. STENFERT KROESE. LEERPLICHTWET. De BURGEMEESTER der gemeente Amers foort brengt ter kennis van ouders, voogden en andore verzorgers van leerplichtige kindereu, die aanspraak maken op eene der vrijstel lingen van de verplichting om hunne kinde ren school- of huisonderwijs te doen geven, genoemd in artikel 7 der Leerplichtwet, of die hunne kinderen huisonderwijs doen genieten dat een en ander hen alleen dan kan ont heffen van de verplichting om hunne kin deren ter school te zenden, wanneer daarvan door hen vooraf aan den Burgemeester is kennis gegeven; dat een vereischte voor het doen voort duren dier vrijstellingen is, dat deze kennis gevingen telken jare opnieuw worden inge diend; door hen, die aanspraak maken op eene van de vrijstellingen, bedoeld bij artikel 7 der wet, telkens na verloop van 12 maanden en die hunne kinderen huisonderwijs doen genieten, ieder jaar vóór 1 Februari; dat van veranderingen in de personen, door wie het onderwijs gegeven wordt, binnen acht en twintig dagen aan den Burge meester moet worden kennis gegeven; dat alle bovengenoemde kennisgevingen moeten geschieden op daartoe vastgestelde formulieren, welke kosteloos, ter gemeente secretarie verkrijgbaar zijn. Amersfoort, 3 Januari 1906. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. De BURGEMEESTER van Amersfoort, Gelet op de Verordening op het gebruik van de haven, grachten en beken in de gemeente Amersfoort, vau den S Mei 1897 Vestigt de aandacht op de navolgende bepalingen dier Verordening: Art. 17. Het is verboden op het ijs van de haven, grachten of beken binnen het grond gebied der gemeente zich te bevinden. Art. 18. De Burgemeester is bevoegd indien zijns inziens het ijs een voldoende draagkracht heeft bereikt, bij publicatie eene immer herroepbare dispensatie van voormeld artikel (of een gedeelte daarvan) voor een daarbij te bepalen tijd te verleenen. Overtreding van het verbod wordt gestraft met een geldboete van ten hoogste vijf en twintig gulden. Amersfoort, den 3. Januari 1905. De Burgemeester voornoemd, WUIJTIERS. In de Remonstrantschc kerk wordt a.s. Zondagmorgen om half tien een godsdienstoefening gehouden voor jonge lieden. De gewone dienst voor de gemeente vangt om elf uur aan. Yoor den Doopsgezinden Kring wordt Zondagmorgen te half elf een godsdienst oefening gehouden in het Logegebouw van Persijnstraat 1, waarbij hoopt voor te gaan Ds. E. M. teu Cate van Apeldoorn. In de plaats van den ritmeester C. Sandt van Nooten, die naar Den Haag wordt overgeplaatst, komt alhier in garnizoen de ritmeester jhr. W. H. J. van de Poll, oud-instructeur aan de Rij- en Iloefsmidschool, thans te Haarlem. De kapitein E. G. Staal, van het 5e regiment infanterie, is aangewezen tot het volgen van een tactischen cursus te 's Gravenhage. Woensdagavond was het feest in de sociëteit-Yereeniging. De kegelclub die te Haarlem zulk een schitterende over winning had behaald, werd door de Zusterclubs afgehaald van den trein, door den voorzitter van een uit haar midden gevormd comité hartelijk toe gesproken om daarna in een versierd rijtuig-, gevolgd door vier andere naar het sociëteitsgebouw gevoerd te worden, waar de overwinnaars gefêteerd werden op een wijze, die getuigde van de groote vreugde over het behaald snccee. Wij herinneren aan de tweede abon nementsvoorstelling, welke a.s. Dinsdag in Amicitia wordt gegeven. Het stuk „De Groote Passie" is op verschil lende plaatsen met groot succes opgvoerd. Omtrent dit blijspel lezen weiudeN. A. C., dat de koopman Yincent Arnberg zijn vrouw onderwierp aan dc gevaar volle proef, haar op een jachtslot zeer vaak alleen te laten met den schilder Adriaan Streit, voor wien zij een zondige doch voorloopig platonische neigingheeft. Gevolg van de proef is wederzijdsche jalou- zie, waarvan het bevallige nichtjeBcate het middenpunt is; en ten slotte verzoening van de echtelieden en verloving tusschen schilder en nichtje. Het verkeer van deze constellatie wordt natuurlijk gepeperd door talrijke geestigheden, dikwijls yaak goedgevonden en van onschuldigen aard. Donderdag 18 Januari zal de heer Henri Dekking van Rotterdam in een vergadering met dames van het plaat selijk Nutsdepartement een lezing hou den. De Commissie van beroep voor de R.-K. bijzondere scholen, behoorende tot de dekenaten Amersfoort en Kaarden, is samengesteld als volgt: Leden, gekozen door de schoolbe sturen: J. Berendsen, rector van het pensionaat te Amersfoort; B. Disselhof, oud-onderwijzer te HilversumF. Hofstee, rector van het pensionaat te Bussum. Leden, gekozen door de onderwijzers: G. H. van Haastert, notaris te Hilver sum; C. E. G. W. van der Hurk, in specteur der coöperatieve Centrale Raiffeisenbank te Utrecht; P. Steenhof te Baarn. Door hen is als 7e lid7 tevens Yoor-

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2