Stadsnieuws^
Allerlei.
bedoeld was en eigenlijk beteekende een
oude, versleten mop. Ik werd bleek,
want ik moest bekennen dat ik om den
tijd te korten menige mop getapt had,
in de meening, wel te verstaan, dat ze
nieuw waren.
„Heb je er dan misschien een gede
biteerd op hei oogenblik van hetongeluk?
Ik moest bekennen dat dat zoo was,
hoewel ik hem alleen zachtjes aan me
zelf verteld had.
Ik stond bij den waterval en dacht:
hoe schoon is dat, al dat water naar
beneden te zien stroomon. Doch op
hetzelfde oogenblik dacht ik: „Nog
schooner zou het zijn, als dat water
naar omhoog stroomde". En juist ving
ik aan me half dood te lachen over die
geestigheid, toen de groote catastrophe
kwam
„Zie je, daar heb je het al", zei ze
triomfantelijk. De slang vertelde me er
ook al van en noemde het de Eerste
kastanje". Ik wou dat ik nooit die
moppige gedachte bij den waterval had
gehad!
Volgend jaar.
We hebben het Kain genoemd;'t lijkt
wel iets op ons, en het zou kunnen
zijn, dat 't aan ons verwant was. Zij
beweert het. positief. Ik kan het echter
niet gelooven. Het verschil in groote
doet me overhellen tot de meening, dat
het een nieuw soort dier is misschien
een visch. Ik heb het in het wator
gegooid, 't zonk; doch zij had 't er al
weer uit, voordat mijn proefneming tot
eenig resultaat leidde; toch denk ik dat
het een visch is. Haar kan het niet
schelen, en ze wil niet hebben, dat ik
de zaak verder onderzoek.
Het wezen schijnt haar gansche natuur
veranderd te hebben. Ze houdt zich er
méér mee bezig dan met de andere
dieren. Hare hersens zijn niet in orde
alles wijst daarop. Soms loopt ze
den ganschen nacht met de visch in
haar armen, als 't zich beklaagt en
natuurlijk het water in wil. Dat water
komt dan uit de gaten, waaruit de visch
kijkt. Maar zij slaat de visch op zijn
rug en geeft allerlei blijken van ver
driet. Ik heb haar nog nooit zoo met
eenige andere visch zien doen en het
geeft me veel verdriet. Voordat we het
landgoed verloren droeg ze wel jonge
tijgers in haar armen. Doch dat was
maar uit aardigheid.
Zondag.
Zondags werkt ze niet; dan ligt ze
op haar rug en wil de visch spartelend
bij haar hebben. Ook maakt ze gekke
geluiden om de visch te amusecren en
hem te doen lachen. Ik heb nooit een
visch gezien die lachte. Dat verwekt
wel een beetje twijfel in mijn gemoed-
Ik heb me met den Zoudag vermoeid. Het
is zoo vermoeiend een heele week toe
te moeten zien op het werk. Er moesten
meer Zondagen in de week zijn.
Woensdag.
Het is geen visch. Ik weet niet wat
het dan wel is. Het maakt duivelach
tige geluiden als 't ontevreden is en
zegt „quo-quo" zoolang dat niet het geval
schijnt. Zooals wij is het niet, want
't kan niet loopen; een kikvorsch is
het niet, want 't kan niet springen; 'n
slang is het ook niet, want 't wriemelt
niet. Toch ben ik zeker dat het ook
geen visch is, schoon ik niet weet of
het al dan niet kan zwemmen., 't Ligt
meestal op zijn rug met de beenen in
de hoogte. Ik beweer dat het een
raadsel is, en bewonder het woord,
zonder te weten wat het beduidt.
Drie maanden later.
Mijn verbazing groeit. Ik slaap wei
nig. Thans loopt 't op vier boenen,
doch de voorbeenen zijn ongewoon kort,
zoodat een zeker deel van het lichaam
onbehoorlijk ver naar boven steekt. De
lange achter- en de korte voorbeenen
wijzen erop dat het een soort kangeroe
is, doch dan een merkwaardige variëteit,
want de kangeroe springt en dit dier
springt niet. Ik geloof niet dat Brehm
het gekend heeft. Ik noem het Kanger-
oorum Adamensis. Het moet een jong
exemplaarzijn, want het groeit verbazend.
Zij tracht het aan de orde te gewennen,
vooral door overreding en door het
dingen te geven, waarvan ze te voren
zei, dat ze ze niet zou geven. Toen
het beest kwam, was ik niet thuis en
ze beweert dat ze het in het bosch ge
vonden heeft. Herhaaldelijk heb ik
moeite gedaan om een tweede exemplaar
machtig te worden; dan kon't daarmee
spelen. Dat zou ons heel wat rust
geven.
Drie maanden later.
De Kangeroe groeit nog steeds. Hij
heeft nu haar op zijn kop, zachter dan
dat van anderen exemplaren en in plaats
van zwart rood. Ik denk mijne hersens
bijna stuk over dit zoölogische wonder.
Ik heb een gewone kangeroe gevangen
en hem bij de jongen gebracht, in de
meening dat ze elkander goed zouden
verdragen doch dat was eene vergissing.
Het werd zoo bang dat m.i, daarin het
bewijs ligt dat het nooit te voren een
kangeroe heeft gezien. Ik heb meelij
met het arme diertje en zou het graag
de vrijheid terug geveu Doch zij wd
daar niet van weten.
Vijf maanden later.
Het is geep kangeroe. Want't kan op
twee beenen loopen, als zij het bij de
hand houdt. Vermoedelijk is het een
beersoort, hoewel 't nog geen staart heeft
en geen haar, behalve op don kop. 't
Blijft maar groeien waarover ik me
verbaas, want beren zijn anders veel
gauwer volwassen.
Beren zijn sedert we ons landgoed
verlieten gevaarlijk en ik zal niet
rusten voor ik hem een muilband voor
gedaan heb. Ik heb haar gevraagd of ik
niet een kangeroe voor haar wilde vangen,
als zo deze dan maar weg wilde doen.
Doch ze bedankte, ze schijnt ons met
alle geweld aan allerlei gevaren te
willen blootstellen. Toen ze nog niet in
haar hoofd getroebleerd was, gedroeg ze
zich heel anders!
Veertien dagen later.
Ik heb zijn bek opengebroken. Er is
nog geen gevaar: de beer heeft nog maar
één tand, en nog heelemaal geen staart,
't Maakt meer leven dan ooit te voren
vooral 's nachts. Zoodra als 't een bek
vol tanden heeft moet 't dier weg; want
een beer is gevaarlijk, met of zonder
staart.
Vier maanden later.
De boer heeft op zijn achterste pooten
leeren loopen en hij zegt „pappa en „ma
ma". 't Is toch zeker een nieuw soort
van beer. 't Kan zijn dat do klank van
die woorden louter toeval is, maar toch
is het merkwaardig. Geen andere beer
zal het hem nadoen. De verdere studie
van dit natuurproduct zal hoogst interes
sant zijn. Ondertusschen ga ik nog eens
een grooten onderzoekingstocht onder
nemen. Er moet hier of daar nog een
ander exemplaar van dit ras zijn. Voor
ik wegga, doe ik hem een muilband
voor.
Drie maanden later.
Niets gevonden. En toen ik thuis kwam
zag ik dat zij een tweede exemplaar
gevangen heeft. Mat een bof.
Volgende dag.
Ik heb de beide exemplaren verge
leken: er is geen twijfel; ze komen uit
het zelfde nest. Ik had er een voor mijn
collectie willen opzetten, doch ze is daar
om de een of andere reden tegen, 't
Spijt me, want het zou een enorm ver
lies voor de wetenschap zijn, als die
dieren verloren gingen.
De oudste is nu vrij tamhij kan lachen
en praat als een papegaai. Dat wijst op
een groot nabootsingsvermogen. Vermoe
delijk van een papegaai geleerd! Mis
schien blijkt het ten slotte wel een nieuw
soort papegaai te zijn. 't Is trouwens al
zooveel dingen geweest, sedert hij als
visch zijn intree deed! De nieuwe is even
leelijk als de andere eerst was; 't heeft
een zelfde rauwe-vlecsch gezicht. Ze
noemt het Abel!
Tien jaren later.
Het zijn jongens; die ondekking hebben
we reeds jaren geleden gedaan. Als we
ons vergisten was het door die ongewone
gestalte, waarin ze ter wereld kwamen.
We hebben nu ook een paar meisjes.
Abel is een goeie jongen, doch als'C'aïn
een boer gebleven was, zou hij er niet
slechter op geworden zijn. Na al deze
jaren zie ik nu in, dat ikhne in Eva ver
gist heb. Het is beter zonder landgoed
met haar te leven dan zonder haar met
een landgoed. Eerst dacht ik vaak dat ze
te veel praatte; maar nn zou ik verdriet
hebben als ik die stem niet meer hoorde.
Gezegend zij de flauwe aardigheid, die
ons samen bracht en die mij de goedheid
van haar hart en de zoetheid van haar
geest leerde verstaan.
EINDE.
(Adam duwt den kinderwagen waarin
al weer een nieuwe visch ligt. Hij lacht
en ook Eva lacht ons van het plaatje toe.
Appelen en een hart dat warmte uitstraalt
vormen de slotdecoratie onder deze laatste
prent.)
Een eigenaardig staaltje van den
zenuwachtigen, prikkelbaren toestand,
waarin vele Huwelijkskandidaten en hun
bruidjes verkeeren, zoolang zij op het
stadhuis zijn om in den echt vereenigd
te worden, deelt de N. A. Crt. ons mede.
'tMoet in den Gelderschen Achterhoek
wat gebeurt daar al niet? ge
schied zijn.
„Na voorlezing der huwelijksakte
vraagt de A. v. d. B. S. aan den brui
degom, of hij de in de zaal aanwezige
bruid tot zijn wettige echtgenoote wil
aannemen, welke vraag door hem met
een volmondig „ja" wordt beantwoord.
Daarna richt hij een zelfde vraag tot de
bruid ten aanzien van den bruidegom,
welke eeipt met oen zucht antwoordt:
„in Godsnaam, ja". De bruidegom was
hierover zoo weinig gesticht, dat hij,
alvorens de ambtenaar het formulier der
huwelijksvoltrekking uitspreekt, zijn
bruid allesbehalve vriendelijk toevoegt:
„Ge hoeft het Goddome in Gods naam
niet te doen, ge trouwt mit ginnen
duuvel". De bruid geeft hem onmiddellijk
de haud tot teeken der verzoening, zij
had het niet kwaad gemeend en.het
huwelijk werd zonder verdere stoornissen
voltrokken."
„Waar zoo de liefde viel". daar mag
men met gerustheid een gelukkig huwe
lijk verwachten, al zal de ambtenaar
van den burgerlijken stand nog niet
dikwijls zoo'n eigenaardig optreden heb
ben gezien.
Toch gebeuren daar soms vreemde
dingen.
Zoo weet de P. N. Crt. ons het vol
gende historische voorval mee te doelen
van de secretarie te Raamsdonk.
Daar vervoegde zich eergisteren een
zekere G., die aan den ambtenaar met
den langen naam de volgende vraag
stelde
Is morgen het kantoor van den
burg. stand geopend?
De ambt. Ja, zeker, op de gewone
kantooruren kunt gij terecht. Wat was
morgen uw verlangen?
G(vroolijk). Ik kom morgen
een kleine aangeven.
De ambt. Zoo, wel had dan uw
trouwboekje meegebracht, dan zou ik u
nu wel geholpen hebben.
GJa, meneer, maar 't is er
nog niet!
Nu, dat kon de ambtenaar ook niet
helpen, en de voortvarende G. moest
onverrichter zake terug.
Ja, voortvarend zijn ze in N.
Brabant, maar hoffelijk of vleiend niet.
Zoo lezen we in een verslag:
„In de vergadering van de afd. 's Her
togenbosch der N.-B. Mij. van Landbouw
gisterenavond gehouden bleek, ofschoon
de penningmeester afwezig was, dat ruim
f 1800 in kas was."
Misschien ook heeft de verslaggever zich
geen rekenschap gegeven van de minder
vleiende veronderstelling aangaande de
afwezigheid des penningmeesters, mis
schien ook was hij een oogenblikje even
moppig als de schrijver van den vol
genden sollicitatiebrief, die uit alkmaar
aan de N. R. Crt. werd toegezonden:
„Me eer ik sou cel graag wildere en
stee bij de Pelisie wille ewen ik eb u
eldcre c oord dat ie me eer weldere de
luij elpt dat ik sainde ik zei ook eres
kijke of ie me eer me ook iet bij de
egente ken perakteriesseeren ik eb overal
e weest in lerrewick in grimsbie in de
baai in alle groote statte on steed ik
eb angde voor twee ik ben van de
duwel iet bang ik eb maar twie keer
in et tuchtuis e zeete voor niets niakkee
ik had nies deen die lazeres greep mr
voor een angd olm ik ben eering visser
en dartig jaar oud mijn naam is aalle-
werd.... ik ween op de glaze berg de
twiedo deur bewesto onze lieve eer. Ziet
ie dat is me bierman icn Vriend allc-
werd.
't Is zeker niet overbodig de verta-
hicr van te laten volgen:
„Mijnheer ik zou heel graag willen in
de stad bij de politie willen hebben ik
heb van u wei-eens gehoord dat u mijn
heer eens lieden helpt dat ik zeide ik
zal ook eens kijken of u mijnheer mij
ook niet bij de agenten kunt prak-
kiseeren ik heb(ben) overal geweest in
Lerwick in Grimsby in de baai in alle
groote staten en steden ik heb handen
voor twee ik ben voor den duivel niet
bang ik heb maar twee keer in het
tuchthuis gezeten voor niets makker ik
had niets gedaan die veldwachter greep
mij voor een handje helm; ik bon eer
lijk visscher en 30 jaar oud mijn naam
is Albert.... ik woon op den glazen berg
de tweede) deur ten westen van onzen
lieven lieer. Ziet u dal is mijn buur
man. Uw vriend Albert."
Me dunkt, de ontvanger van den brief
kan trotseh zijn op zoon'n vriend! Het
zal hom anders moeilijk gevallen zijn
te raden wat er eigenlijk bedoeld werd.
Gemakkelijker te raden ten minste is
het volgende :j
In zeker grensstadje woonden eenige
gezinnen wier familienaam „Pot" was.
De hoofden der gezinnen oefenden ver
schillende bedrijven uit. Zoo was er oen
kantooi bediende, een ander herbergier,
een 3e zeeman, een 4e kruidenier, een
5c deed in ijzerwaren, terwijl no. 6
raetstoffen verkocht. Om ze nu gemak
kelijk te onderscheiden, noemde het volk
den kantoorbediende: inktpot; den her
bergier: bierpot; den zeeman: waterpot;
den kruidenier: koffiepot; den handelaar
in ijzerwaren: ijzerenpot, on no. 6, den
koopman in meststoffen: men mag
het raden!
Bij de godsdienstoefening in de Re-
monstrantsche kerk hoopt Zondag ten
101/, ure voor te gaan Dr. C. E. Ilooy-
kaas, predikant te Boskoop.
De le luitenants van het 5e reg. inf.
J. II. A. L. Strijbosch en L. J. Rieber,
die thans een gymnastiek-, scherm- en
«wemcuraus volgen bij de Normaal
Schietschool te 's Gravenhage, zullen
medio Januari naar hun korps terug-
keeren
Dr. P. Groeneboom Jr., thans leeraar
aan het gymnasium te Utrecht, is be
noemd tot conrector aan het gymnasium
te Assen.
De ritmeester jhr. W. H. J. van de
Poll is in het garnizoen aangekomen en
heeft het bevel over het escadron van
het 1ste regiment huzaren overgenomen
van den ritmeester Sandt van Nooten,
die naar Den Ilaag is overgeplaatst.
De St.-Ct. no. 9 bevat een kon. besluit
(Staatsblad 360) van 28 Dee. 1905,
houdende toepassing van het eerste lid
van art. 45 der Landweerwct op de
dienstdoende schutterijen van eenige
gemeenten.
Bij bovenvermeld besluit wordt bepaald
dat te rekenen van 1 Januari 1900, voor
de toepassing der wet op de schutterijen
van 11 April 1S27 met de rustende
schutterij en hare leden zullen zijn gelijk
gesteld de dienstdoende schutterij en
hare leden in de gemeente Amersfoort.
Do heer J. A. Schoterman, die in ver
band met zijn benoeming tot Opper-
brandmeester bedankt heeft als voorzitter
der Vereeniging „Amersfoortsche Vrijwil
lige Brandweer" is benoemd tot Eere-
Yoorzitter dier Vereeniging
Bij het plaatselijk telephoonct zijn
wederom 2 aansluitingen gekomen, nl.:
No. 120 L. Houbaer, Langestraat;
No. 154 J. Oostergetel, cafe „De Poort
van Cleef."
De coöperatieve bakkerij „Vooruit"
alhier, keert over het afgeloopcn jaar
5°/o winst uit.
Het bericht aan een der plaatselijke
bladen als zouden wederom S00 man
aan de spoorwegwerkplaatseu worden
werkzaam gesteld blijkt geheel onjuist te
zijn.
Naar men ons meedeelde bestaat er
meer kans, dat er werklieden weggaan,
dan dat er bijkomen.
Burg. en Weth. van Delft hebben den
raad de volgende aanbeveling aange
boden voor de benoeming van een
leeraar in de Nederl. taal, geschiedenis
en schoonschrijven aan deH. B. S. aldaar:
dr. W. van Schothorst, leeraar aan de
H. B. S. alhier en J. Huges, te Sapper-
meer.
In een vergadering met dames, zal
a.8. Donderdagavond de heer Henri Dek
king van Rotterdam lezen: Het Arends
jong, (l'Aiglon). drama van Edm. Rostand,
metrisch vertaald door H. D.
De heer C. J. v. d. Nagel hoofd der
Openbare School le soort, (jongens)
alhier, heeft mot ingang van 1 Mei
a.s. ontslag als zoodanig gevraagd.
De heer J. A. Schoterman, nu onlangB
tot opperbrandmeester benoemd is reeds
gedurende een 19-tal jaren voorzitter van
de „Vrijwillige Brandweer." Ter eere
van zijne benoeming wenschte nu do
Vrijwillige aan den heer Schoterman een
serenade te brengen, hetgeen Donder
dagavond geschiedde. Tegen kwart voor
acht stelde men de optocht samen op
den Hof.
Muziek voorop, omgeven door de
noodige lichtdragers en daarachter in
een elftal open rijtuigen de leden van
de Vrijwillige Brandweer Dat het geheel
geëscorteerd werd door een verbazend
groote massa volk behoeft nauwelijks
gezegd. Over de Langestraat trok men
naar het huis van den heer Schoterman
in de Utrechtschestraat, waar het Bestuur
den „Opper" ging complimenteeren en
deze verzocht werd verder een rijtoer
mee te maken, waaraau natuurlijk wel
willend voldaan werd. Het vaandel
der Vrijwillige in het eerste rijtuig, trok
men toen verder langs de woningen van
weihouder Celossc en van den Burge
meester en begaf men zich vervolgens
naar de Arend, alwaar men nog geruimen
tijd in gezellig samenzijn bijeen bleef.
Humlcl en Wijverheid.
Donderdagavond hield de Vereeniging
Handel en N ij verheid een ver
gadering in de Zwaan.
In zijn openingswoord wierp de Voor
zitter een terugblik op het werken der
vereeniging in het afgeloopen jaar. Ook
herinnerde hij aan de moeilijkheden, die
in 't oude jaar zich voor den handel
hebben voorgedaan, speciaal met het
oog op de finaucieele catastrophe in
Amsterdam en herinnerde er met ge
noegen aan dat er een wet op de
Naamlooze Yennootschappen, in be
werking is. Na een woord van dank
aan zijn medebestuurders, aan de leden
en in 't bijzonder ook aan de Pers voor
de medewerking steeds ondervonden,
geeft de voorzitter het woord aan den
2e secretaris tot voorlezing der notulen
van de vergadering van 14 December,
die worden goedgekeurd zooals ze
door den 2e secretaris zijn ontworpen.
Hierna doet de voorzitter verslag in
zake de vergadering met het bestuur
van Vreemdelingenverkeer. De
conferentie heeft plaats gehad 5 Januari
en na ernstige beraadslaging is besloten
in de congres dagen van a.s. zomer een
etalagewedstrijd te organiseeren bene
vens een wedstrijd in puiversiering en
voor particulieren in balconversienng.
De kosten zullen door beide vereenigin-
gen gezamenlijk worden gedragen, ter
wijl tevens besloten is geen geldprijzen
toe te kennen.
Een der leden wijst er op, dat in de
hoofdstraten weinig huizen met balcons
zijn 'en daarom zou hij het beter vinden
een gevelversiering te organiseeren en
de winkeliers mede te laten dingen met
de particulieren.
De voorzitter is hier niet voor.
De vergadering vereenigt zich met de
door het bestunr besproken regelingen.
Punt 2: Voorstel van den
heer J. Sinnige inzake het
Bondsorgaan.
Het Bondsorgaan zal voortaan niet
meer gratis aan de leden worden toe
gezonden.
De heer Sinnige wenscht het Hoofd
bestuur te verzoeken het orgaan weer
gratis te zenden.
De voorzitter gaat de geschiedenis
van het Bondsorgaan na. Met het oog
op de weinige contributie die aan het
Hoofdbestuur wordt betaald, heeft het
hem van den aanvang af verwonderd
dat het blad gratis worden toegezonden,
daar er nog al heel wat noodig is voor
de verzending enz. Had men toen
dadelijk f 1.gevraagd dan ware er
niet zooveel oppositie tegen gekomen.
Wil men een degelijk blad hebben dan
zullen de leden zich wel een opoffering
moeten getroosten. Ofschoon hij weinig
resultaat verwacht, is hij er echter niet
tegen de vraag van den heer Sinnige bij
het Hoofdbestuur te brengen.
Een der leden wenscht de zaak aan
te houden en aan het Hoofdbestuur te
vragen waarom de aangesloten vereeni-
gingen niet geraadpleegd zijn.
De voorzitter meent dat dit niets zal
geven, want volgens de statuten mochten
ze zoo handelen.
Een ander lid vindt het Bondsorgaan
ongenietbaar, de redaktic is beneden
peil en hij vindt dat er niet met de
noodige ernst aan gewerkt wordt, waar
voor het Hoofdbestuur verantwoordelijk
moet worden gesteld. Hij kan zich best
begrijpen dat de leden voor zoo'n blad
geen gulden over hebben.
De voorzitter wenscht voor te stellen
een concept te maken naar aanleiding
van het gesprokene en dit in de vol
gende vergadering ter sprake te brengen.
Dit voorstel wordt bij acclamatie aange-
men, nadat de heer Sinnige zijn voorstel
heeft ingetrokken.
Punt 3. Voordracht van het
Bestuur betreffende de feest-
commissi e.
Het Bestuur draagt de volgende
hoeren voor:
G. Berns, G. J. Fontein, H. Gerritsen,
II. B. Ilehenkamp, G'. D. van Kuyk,
B. H. Kuyper, J. Reuten, B. Schimmel,
D. J. Smits, E. van Vollenhoven, J. v.
d. Wal, A. J. van Zalingen, J. v. d.
Want en S. J. van Duinen.
De vergadering vereenigt zich hiermee.
Punt 4. Voorstel van het
Bestuur om de kosten voor de
feestviering te doen dragen
door de vereeniging.
Daar het moeilijk gaat een bepaald
bedrag voor te stellen stelt het Bestuur
voor als uiterste grens aan te nemen
f 100. Men zal zich natuurlijk beijveren
alles zoo goedkoop mogelijk te ver
krijgen, maar een grens moet er toch
gesteld worden.
Enkele leden maken nog opmerkingen
over den tijd van feestviering, over de
kosten e.a. zaken, wa ïrna bij acclamatie
het voorstel van het Bestuur wordt aan
genomen.
Punt 5. Ballotage.
Wederom worden 4 heeren als lid
toegelaten, zoodat het ledental thans
1S9 bedraagt, terwijl zich weder 1 can-
didaat lid heeft opgegeven.
De voorzitter wekt de heeren op nog
eens flink te werken om nieuwe leden
te werven, opdat piot de feestviering
het getal 200 zal zijn bereikt.
Punt 6. Mededeelingen.
De voorzttter deelt mede dat bij den
Bond van Handelsvcreenigingen zijn
aangesloten de Winkeliersvereening te
Amsterdam en de Handelsvereeniging
te Gouda.
In de tweede plaats heeft de voor
zitter een schrijven ontvangen van den
Bondsvoorzitter omtrent een spreker over
het a8suranticwezen. Tot zijn spijt kon