geheel onaannemelijk wordt verworpen
(advies p. 304 al. 7).
Dit betoog van B. en W. richt zich
tegen het begrip pensioen-aanspraak,
dat in het verzoek der adressanten
voorkomt.
B. en \V. mecnen, dat adressanten
de inwilliging van een wettelijk recht
vroegen, waar adressanten slechts be
doelden de erkenning van een redelijk-
heidsbcginsel.
Evenmin als adressanten recht op
teruggave der premiën kunnen doen
gelden, doch wel eene zekere aanspraak,
(die door B. en W. gesanctionneerd
wordt, daar zij zeil de teruggave voor
stellen) evenmin beweren zij recht, maar
wel ecnige aanspraak te hebben op
erkenning van het reeds verdiende
pensioen. Tusschen B. en W. en
adressanten bestaat te dien aanzien geen
principieel, maar wel een practisch ver
schil omtrent de meest rechtvaardige
regeling van de te verleenen tegemoet
koming.
Dat het verzoek van adressanten niet
onbillijk of veeleischend mag heeten,
blijkt uit het volgende voorstel door
eenige Rotterdamsche Raadsleden in de
pensioenkwestie gedaan; een voorstel,
dat op hetzelfde neerkomt als wat door
adressanten is gevraagd:
De leden van den raad der ge
meente Rotterdam, de heeren P.
Havelaar Jzn., W. J. Droogleever
Fortuiju, J. Ferares Jr., B. J. Gcrret-
son, C. van Dorp en mr. J. H. D.
Schonkenbcrg van Mierop, zich niet
kunnende vereenigen met het voorstel
van B. en "W. tot tegemoetkoming
van de fungeerende titularissen der
hoogere burgerscholen iu de voor hun
pensionneering gevorderde storting,
stellen subsidair, in geval van ver
werping van dat voorstel, het volgende
voor:
„De Gemeenteraad besluit:
dat de gemeente op zich neemt om
ten behoeve van de op 1 Januari
1906 bij haar in dienst zijnde leeraren
en leeraressen aan de hoogere burger
scholen en de burgeravondschool, zoo
lang dezen bij haar in dienst zullen
zijn, aan het rijk te voldoen een op
den volgenden voet berekend bedrag
van de bijdragen, die zij als burger
lijke ambtenaren tor het bekomen
van hun eigen pensioenen aan het
Rijk zullen hebben te voldoen volgens
art. 10 en art. 11 der wet tot regeling
van de pensioenen der burgerlijke
ambtenaren, zooals die laatstelijk is
gewijzigd bij de wet van 5 Juni 1905.
Dat bedrag wordt voor elk hunner,
tot het maximum van het totaal dier
bijdragen van hem/haar bepaald op de
contante waarde op 1 Januari 1906
van het pensioen, dat hij/zij eventueel
in zijn/haar tegenwoordige betrekking
volgens de verordening op depensioenen
en wachtgelden van 1904 zoude hebben
gekregen, ingeval de wet van 5 Juni
1905 niet ware tot stand gekomen, het
pensioen berekend over den tijd, dien
elk hunner vóór 1 Januari 1906 in
dienst der gemeente Sb geweest."
Op pag. 3.03 al. 4 vh advies
wordt door B. en W. beweerd dat
door adressanten de factor wordt verwaarloosd,
dat de gemeente van af de instelling der peti-
sionticering ook reeds risico geloopea heeft even-
iuecle pensioenen te moeten betalen en dat het
moeielyk is deze gedragen risico onder cijfers te
brengen, maar dat ze bestaat en waarde heeft, is
naar hunne meening voor geen tegenspraak vatbaar.
Waar B. en W. zich zoo afkeerig
toonen van levensverzekering-wetenschap
moeten adressanten toch opmerken, dat
de meest bedenkelijke wijze om van die
Telkens heb ik mij moeten inspannen,
om mijn woord te kunnen houden, maar
nu geeft je vader mij verlof, je mijn
liefde te openbaren. Mijne lieveling, zie
mij aan, spreek tot mij."
Zij keerde zich om en keek hem lang
en vast aan, toen begonnen hare lippen
een weinig te beven, maar zij beheerschte
zich en begon te glimlachen.
„Wat moet ik tot je zeggen."
„Zeg," riep hij haastig, „zeg, ik wil
trachten van je te houden."
Zij schudde haar hoofd.
„Dat kan ik nooit zeggen," zeide zij
en blikte weer zeewaarts.
Maar de heftigheid, het vuur van zijn
Italiaansche natuur deed haar schrikken.
Wanhoop lag op zijn gelaat, wanhoop
klonk in zijn stem, hij wachtte geen
oogenblik om na te denken.
Franceses! Franceses! riep hij, „zeg
niet dat ik te laat kom! Mijn liefste!
mijn liefste! Ik kan niet leven zonder
je. Trek dat „nooit" terug.
Bovenmate bedroefd, dat de woorden,
die zij zoo schalks bedoelde, zoo'n
hevige uitbarsting hadden veroorzaakt,
sloeg zij hem de armen om den hals,
drukte haar gelaat tegen het zijne en
snikte: „Carlo mio! breek mij 't hart
niet, door mij verkeerd te versiaau; ik
kan nooit trachten veel van je te hou
den, omdat omdat ik reeds veel
van je houd".
De diepe liefde en teederheid die uit
wetenschap gebruik te maken wel is:
waarden toe te kennen aan geloopen of
nog te loopen risico's, of daarop con
clusion te bouwen, zonder deze risico's
op statistische gegevens te berekenen. En
deze methode volgden B. en W. De
zinsnede uit de Memorie van Toelichting
op de Pensioenverordening, waarin ver
band wordt gebracht tusschen het niet
restitueeren van premiën en geloopen
risico, kan dan ook alleen dienst doen
om te bewijzen, dat die pensioen-ver
ordening zonder raadpleging van een
deskundige tot stand gekomen is. Geen
deskundige toch kan die zinsnede zonder
hoofdschudden lezen, laat staan dat hij
haar zou willen bezegelen. Plet komt
adressanten voor, dat er minder verschil
van opvatting tusschen B. en W. en
adressanten zou bestaan, indien ook de
Gemeente harerzijds zich tot een des
kundige had gewend. Dan zou het niet
naodig zijn om tegenover de meening van
B. en W.„Adressanten hebben hier naar onze
meening „te veelgelet op de eigenlijke pensioenver-
zekering en op de gegevens, waarop de verzekering-
maatschappijen Imrc berekeningen doen steunen,''
te plaatsen: dat B. en W. naar meening
van adressanten te weinig hebben gelet
op de pensioenverzekering en hare ge
gevens.
Wat overigens de door de gemeente
voor adressanten geloopen risico betreft,
deze kan alleen hebben bestaan in het
eventueel hebben moeten verleenen van
een invaliditeitspensioen. Do kans op
invaliditeit in en door den dienst ver
kregen, plotselinge gewelds-invaliditeit
zou men haar kunnen noemen, is voor
leeraren vrijwel nihil. Ook met betrek
king tot gewone invaliditeit moet men
het risico voor de Gemeente niet met
te zwarte kool teekenen. In dit verband
moeten adressanten opmerken:
1. dat voor 9 der 17 adressanten de
kans, dat de Gemeente aan hen een
invaliditeits-ponsiocntje zou hebben moe
ten toekennen, totaal afwezig was, daar
zij minder dan tien jaren in dienst der
Gemeente waren.
2. dat de invaliditeitspensioenen be
rekend worden naar den diensttijd, dus
opklimmen naar eene rekenkundige
reeks. Indien dus reeds in hot oog van
B. en W. de risico voor een klein
invaliditeitspensioen zoo zwaar weegt,
dan kan deze opblazing van het geloo
pen risico niet anders bewerken, dan
dat B. en W. daardoor zelf een des te
krachtiger argument in het leven roepen
om de tegemoetkoming aan de oudere
leeraren aanmerkelijk hooger te stellen.
Want bij het nog te loopen risico ver
geleken, waarbij hoe langer zoo grooter
aantal dienstjaren in berekening komen,
is bet rectls geloopen risico nog maar
kinderspel.
Na hunne bezwaren tegen het verzoek
der Leeraren te hebben in 't licht ge
steld, erkennen B. en W. (advies p. 305
al. 3) dat, voorzoover dit billijk en
mogelijk is aan het verzoek der Leeraren
tegemoet moet gekomen worden.
Toen B. en W. de redelijke basis van
de vermindering op de terugbetalings
premie in verband met de dienstjaren
als onaannemelijk hadden veroordeeld,
was het begrijpelijkerwijs ontzettend
moeiclijk in dien chaos van belangen
der verschillende adressanten .Advies p.
304 al. 4) langs lijnen van billijkheid
en mogelijkheid een weg te vinden, dieD
beide belanghebbenden (Gemeente en
Leeraren) zouden kunnen of willen
betreden. B. en W. meenen dien te
bebben moeten vinden in de scheiding
van adressanten in twee rubrieken, zoo
als te Uwer kennis is gebracht op pag.
305 en 306.
hare stem sprak en de zachte wijze
van doen, meer jonkvrouwelijk dan ecnige
twijfel of aarzeling zou geweest zijn,
alles verhoogde Carlo's zaligheid. De
misvatting van 't oogenblik, de donkere
schaduw, die zijn geluk had pogen te
verduisteren, maakte de zonneschijn des
te verrukkelijker. Hij kon geen woord
spreken, maar sloot haar lang en zacht
in zijne armen, welke omarming hunue
verloving bezegelde.
„Mijne lieveling" mompelde hij ein
delijk, „mijne lieveling! gij liet mij een
vrcesclijk oogenblik doorleven. Te leven
zonder U, is voor mij 't zelfde als ge
kruisigd te zijn",
Hij dacht niet bepaald aan 't gesprek
van de twee Engelschen, maar de gedachte,
dien middag uitgespioken, had hem
diep getroffen en de smart van die korte
vergissing gaf aan de krachtige uiting-
van dat laatste woord een tienvoudige
kracht.
Francesca's adem ging snel. De liefde
onthulde voor haar zijn wonderlijk ge
laat, tot nog toe gesluierd. Zij was be
vreesd bij de gedachte aan die niet te
dooden hartstocht, en onvergankelijke
toewijding van haar minnaar. De kracht
en heiligheid van 't laatste woord, dat
hij geuit had, vervulde haar hart met
eene vurige liefde en diepe nederigheid.
Zijn geluk, zijn leven lag in haar hand
en het hare in de zijne. Een sterfelijk
wezen kon nooit den gedachtengang
Zelfs al ware het criterium van B. en
W. principieel te verdedigen, wat onder-
geteekenden ontkennen, dan nog kleeft
aan de uitvoering de onverklaarbare
fout, dat B. en W. de uit te keeren
sommen (kolom E. der bijlage) hebben
verkregen uit de nominale in plaats van
de contante waarden der betreffende
posten in de kolommen C. en D. dei-
bijlage.
De waarden voorkomende in kolom
C. zijn in zoo grove mate onjuist, dat
zij totaal ongeschikt moeten worden
verkaard om er eenige conclusie uit te
trekken, of wel er eenige tegemoetkoming
uit af te leiden. "Waar toch de getallen
in kolom D. betrekking hebben op den
tegenwoordigen pensioengrondslag
van den lecraar, had kolom C., om
consequent te blijven (wat voor het
maken van een aftreksom toch nood
zakelijk is), ook op dienzelfden grondslag
en niet op den maximum-grondslag moe
ten gebaseerd zijn. Om de onjuist
heid van kolom C. met éen voorbeeld
op te helderen: Yoor den jongsten
adressant Dr. II'. v. Schothorst is de
tegenwoordige pensioens-grondslag f 1900,
Zijn jaarpremie bij de Gemeente wordt
-lus f 76 Yolgens tarief B, van de Levens
verzekering M(j. v. h. Ned, Oud. Genoot
schap kan Dr. v. S. een lijfrente koopen
van f76 voor 100 X 1836 f 1395.
Door dit bedrag te betalen, koopt hij
niet alleen zijn verplichte stortingen bij de
Gemeente, maar krijgt op 65-jarigen
leeftijd de f 76 vrij, bij wijze van extra
pensioen.
"Wij hebben dus niet te nemen, zooals
B en "W. doen: f4043.10 f 950 d.i.
„zelfs meer dan 3000" maar f 1350
f950 d.i. zelfs minder dan f450; want,
moge door B. en W. de Levensv.-
wetenschap al weg worden geredeneerd,
de levensverzekeringmaatschappijen be
staan nu eenmaal en de tarievenboekjes
geven ons op soliedcr wijze de waarde
van de stortingen bij de Gemeente aan,
dan in het voorstel van B. en "W. is
gedaan, want waar f 1395 wordt voor-
gestold door f 4043.20, spreekt dit bock-
deelen voor de waarde (f) der cijfers in
kolom C, voor alle leeraren. Van waar
deze kolossale mistasting? B. en V*.
werken met nominale getallen. Ieder
weet, dat zelfs een wissel, die over drie
maanden betaalbaar is, eene kleinere
contante waarde heeft dan er op uitge
drukt staat. Vooral wanneer de maanden,
jaren en zelfs tientallen van jaren worden.
Men behoeft daartoe niet eens studie te
maken van de levensverzekerings-wcten-
8cliap; zelfs eene eenvoudige Disconto
tafel zegt ons, dat de waarde van f 1,
die over 35 jaar betaald moet worden
(de laatste pensioenstorting van den Dr. v.
Schothorst vervalt b.v. over dien tijd)
niet is f 1.maar slechts 30 cent. Deze
zaak nog verder uiteen te zetten zou
hier te ver voeren, maar het laatste
voorbeeld ligt toch een tipje op van
den sluier en doet zien, waarom de
getallen van B. en W. zoo uit den
koers vallen. Deze moeten dan ook
worden vervangen (als men aan het
principe van het voorstel vasthoudt)
door de getallen in kolom 3 van Bijlage
I. Zij hebben daar bovendien betrek
king op denzelfden Pensioensgrondslag
als de getallen in kol. D. (Voorstel B.
en \Y.) voor de Rijksstortingen. Wordt
nu de aftrekking van deze verdedigbare
getallen verricht, dan komt men tot ge
heel andere resultaten dan B. en W.
De in het advies van B. en "W. ge
noemde f 3000, welke sommige leeraren
(lees: éen enkel loeraar) meer aan de
Gemeente dan aan het Rijk zouden
moeten storten, slinkt door deze bere-
vau den een volgen, zonder die van den
ander te steunen.
Na eenigen tijd begonnen zij lucht-
kastcclen te bouwen voor de toekomst.
Carlo dacht nu de eene, dan de andere
plaats uit, waarvoor hij meende, dat
zij voorliefde had: een ideaal hoekje,
Qusisana genoemd; aan de andere zijde
van Napels gelogen en waarvan zij jaren
geleden had gezegd, dat zij daar eene
villa zou wenschcn te bouwen als iemand
haar een erfenis vermaakte; of wel eene
mooie villa te Posilipo, die zij placht
te bewonderen. Het roerde haar, te zien
hoe hij al haar zorgeloos meisjes gesnap
had onthouden en jaren lang bijeen had
gegaard.
„Ah", zeide zij glimlachend, „ik dacht
altijd dat er zoo'n groot verschil tus
schen twee plaatsen was, maar nu geef
ik er niets om, Carlo mio. Bouw mij
een huis in de woestijn of laat mij wonen
in een vleugel van een oud palcis te
Napels, 't is mij hetzelfde, als wij maar
samen zijn".
Hij trok haar dichter tot zich en zij
gingen voort met plannen te maken,
onbewust van het kleine spookje, dat
't zomerhuisje naderde. Op zeker oogen
blik stond Sibyl in den deurpost, niet
opgemerkt door de mituicnden.
„Ab! is dat 't spelletje", zooverbrak
zij eindelijk de stilte. Hare verslagen
en ccnigzinds teleurgestelde blik was
zeer komisch om aan te zien.
kening tot f 500, terwijl de adressanten
I. H. J. Hoog en Dr. Ph. H. Pcyrot,
zoolals te verwachten was, op grond
van hun 2 percents-storting naar de le
rubriek verhuizen, d. w. z. naar hen
voor wie de Rijks-storting bezwarender
is dan die voor de gemeente.
Uit het bovenstaande blijkt dus ook,
dat B. en "W. met hun voorgestelde
vergoeding voor de eerste rubriek leer
aren veel te laag waren. Indien de
Gemeente dan ook wil bijpassen wat
die leeraren voor het Rijk meer zouden
hebben te betalen dan voor do Gemeente
dan mogen daarvoor beslist niet worden
genomen de bedragen van Kolom E
van den staat van B. en "W., maar
dient men te nemen de bedragen in
de laatste kolom van de hier bijgevoegde
Bijlage I.
Ten slotte zij hier tevens terloops
opgemerkt, dat de pensioengrondslag
van den adressant W. N. Coenen is
f 2610.en dat hij op 65-jarigen leef
tijd (dat is in 1918 en niet iu 1919,
zooals de tabel van B. en W. aangeeft)
39 dienstjaren heeft, dus een pensioen
zal kunnen genieten van co X 2610
f 1696.50. Ook zijn o. a. de getallen
in de tabel van B. en "W. welke den
adressant S. de Vries betreffen, abusie
velijk berekend naar een te lagen
grondslag. Verder, dat volgens Mini-
strieele beschikking van 10 Jan. 1.1.
de dienstjaren bij het bijzonder Onder
wijs niet medetellen.
Wat nu de tegemoetkomingen aan
gaat, welke B. en W. U voorstellen
aan de adressanten van _2 Sept. 1905
te doen toekomen, verklaren de onder-
getcckenden, dat teruggave van premiën
voor de jongere leeraren (die 4% be
taalden) niet onbillijk en zelfs ongeveer
even aannemelijk moet geacht worden,
als hetgeen door hen zelf gevraagd
werd. De onbillijkheid waarop adres
santen doelden, schuilt dan ook in de
door B. en W. voorgestelde tegemoet
koming voor de oudere leeraren, voor
wie ze wordt gevonden door aftrekking
der kolommen C. en D, en in de om
standigheid dat de adressanten 1. M. J.
Hoog en Dr. Ph. II. Peyrot geplaatst
zijn in de 2e rubriek. Waar de getallen
in kolom C. veel en veel te hoog zijn
voorgesteld, wordt die tegemoetkoming
daardoor zeer gedrukt, zelfs met hou
derden guldens. Zoo zelfs, dat een paar
leeraren, die, zooals B. en W. zeggen,
begunstigd zullen worden boven de jon
geren, beter af zouden zijn, indien hun
die begunstiging niet ware ten deel
gevallen, d. w. z. indien zij hun ge
storte premiën. evenals de jongeren terug
zouden ontvangen. Toch zou teruggave
der premiën, ook aan de ouderen, het
kwaad niet verhelpen: het kwaad n.l.
dat er voor de ouderen eer een prikkel
is om de Gemeentelijke regeling niet
dan om haar wel te verlaten. In verband
biermede zij het adressanten vergund te
citeeren wat in het Weekblad voor het
Gymnasiaal en Middelbaar onderwijs van
7 September werd geschreven (dus vóór-
het Voorstel van B. en W. bekend kon
zijn):
De onmiskenbare voordeelen van dit
systeem zijn
a. dat de last der premiebetaling
voor den lecraar over een grooter aantal
jaren wordt verdeeld, terwijl de Gemeente
zich door een kleine, volkomen gemoti
veerde geldleening (desnoods) de noodige
middelen kan verschaffen;
b. dat de tegemoetkoming verband
d.i. het systeem waarop het adres der
Amersfoortsche leeraren berust.
„Welkspel"? vroeg Francesca, lachend
en blozend.
„Het spel, dat uit liefde wordt ge
speeld, zooals gij zeidet."
„Ja; dat is het" zeide Carlo, hartelijk
lachten.
„En is dat nu alles" riep 't kleine
ding op zeer teleurgesteldeu toon. Zij
lachend.
„Nu voor mijn part," zeide Sibyl,
die veel onderwetsche spreekwijzen had
aangenomen, doordat zij altijd met vol
wassen personen had verkeerd. „Nu voor
mijn part, ik vind het heel saai"
Zij liep weg. Carlo keek haar na tot
zij uit 't gezicht was, lachend om hare
volslagen afkeuring.
„Die arme kleine zal je missen" zeide
hij eindelijk.
„Ja, dat zou eeu reden zijn om niet
ver weg te gaan. En je moeder Carlo.
Hoe zelfzuchtig van mij om niet aan
haar te denken. Gij moet nooit van
haar scheiden".
„Gij zult haar een dochter zijn in
Nita's plaats. Gij zult haar troosten zooals
ik het uiet heb kunnen doen".
En opnieuw verdiepten zij zich in den
gulden toekomst.
Clare moest men trachten te bewegen
om terug te komen om voor Sibyl te
zorgen en villa Bruno zou hun paradijs
zijn. Dat plan zou alle moeielijkbeden
vermijden en eene scheiding onnoodig
maken, 't zou 't gelukkigste plan zijn
houdt met liet aantal dienstjaren van
den leeraar, m. a. w. met door hem in
de Gemeente gepraesteerde diensten;
c. dat de tegemoetkoming hooger
wordt met den ouderdom van den leeraar
en dus een gewcnschten prikkel vormt,
om dc gemeentelijke pensioenregeling te
verlaten, een prikkel, sterker werkend,
naarmate het uittreden van den betrok
ken leeraar aan de Gemeentefinanciën
meer ten goede zou komen.
Wel daarentegen kan van een anderen
vorm van tegemoetkoming, die dezer
dagen wel eens genoemd is, verklaard
worden, dat zij geen aanbeveling
verdient, te weten:
teruggave van de door de leeraren
gestorte premiën.
Bij dezen vorm wordt de Gemeente
beschouwd als de administrateur over
de premiën. De pensioenaanspraken van
den leeraar, en dit is de foutieve grond
slag van deze wijze van handelen,
worden niet beheerscht door hetgeen hij
zelf in den vorm van contanten heeft
bijgepast. Een zeer concreet voorbeeld
moge dit ophelderen: de pensioenregeling
te Amersfoort bestaat sedert 1899. De
oudere leeraren hebben van toen af 2%
moeten betalen, terwijl zij ook alle
vroegere Amersfoortsche dienstjaren gel
dig zagen verklaren, terwijl de jongeren
4% moeten storten. Toch heeft een
leeraar met veel dienstjaren er veel
grooter pensioenaanspraak dan zijn jon
gere collega en moet het der Gemeente
dus meer waard zijn, dat de eerste
haar pensioenregeling verlaat dan de
laatste.
Adressanten blijven, op grond van de
bovenstaande toelichtingen van meening
dat in den geest van hun adres van 22
Sept. 1905 een billijker regeling der
tegemoetkoming tot stand te brengen is,
dan op de wijze voorgesteld door B.
en W.
Waar hun adres tweeërlei beoogt:
1. het voorschieten der premiën dooi
de Gemeente.
2. het verleenen van een tegemoet
koming,
en waar het eerste punt op groote
Administratieve bezwaren schijnt te
stuiten, hebben adressanten gemeend in
hun rekest van 22 Sept. 1905 eene
wijziging te moeten aanbrengen, waarbij
het eerste punt (nl. het voorschieten der
premiën) vervalt en waarbij de tege
moetkoming alleen behouden blijft, maar
thans in gekapitalisoerden vorm.
In Brjlage H van dit adres hebben
zij de eer U dc volgens hun systeem
berekende tegemoetkomingen mede tc
deelen, zoodat het thans gevraagde vol
maakt overeenstemt met het door de
Rotterdamsche Raadsleden voorgestelde.
Mocht hun oorspronkelijk verzoek
door den Raad niet voor inwilliging vat
baar worden geacht, dan zouden zij
subsidiair gaarne hun voorstel tot uit-,
keering van dc- gekapitaliseerde tege
moetkoming U in ernstige overweging
willen geven. Dit zou van de gemeente
kas in vier jaar tijds f 14568.90 eischen
of per jaar f 3642.23. (Zie Bijlage II).
Het meerdere boven het voorstel van
B. en W. zou, zooals U uit de verge
lijking kan blijken, ten goede komen
aan de oudere leeraren, waarvoor niet
alleen de billijkheid, maar ook het ge-
voor anderen zoowel als voor hen zeil.
„Laten wij vooral niet zelfzuchtig zijn
in ons geluk" zeide Francesca.
„Neen", antwoordde hij glimlachend,
om de afscheidswoorden van zijn vriend,
„we zullen Enrico Bitter bewijzen, dat
liefde geen zelfzucht is en dat egoisme
de wereld niet regeert, zooals hij beweert".
Dc klank van een gong binnenshuis,
waarschuwde Carlo, dat hij gaan moest.
Zij verlieten te zamen het kleine steeneu
zomerhuisje en wandelden den tuin door;
een lieve, doch in 't geheel geen En-
gelsche tuin. De schroeiende zon maakte
de aanleg van lanen onmogelijk, maar
niettegenstaande dat was er eene groote
bekoorlijkheid in de rechte schaduwrijke
wandelingen met hier en daar een breed-
getakte pijnboom of een groote sombere
cypres tusschen de kastanje- en kam-
ferboomen. Een lange zuilengang was
van 't begin tot 't eind begroeid met
kamperfoelie; moerbezieboomen schoten
in de hoogte, terwijl de mais er onder
groeide en over 't geheel lag die heer
lijke zachtheid die alleen aan Italiaansche
tuinen eigen is. Het huis was stevig cn
zonder versieringen, zijne witheid werd
onderbroken door de vederachtige bla
doren van den peperboom en door den
gloed van een roodo klimgeranium.
Wordt vervolgd.