No. 8. Zaterdag 27 Januari 1906. 3e Jaargang Wees U Zelf! Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Tranen met tuiten. FEUILLETON. Dolende Ridder. De nieuwe Kiezerslijsten. DE EEMLANDER. Tcrsfliijiit Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advertentlën Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 (Bij abonnement aanmerkelijke korting In liaar nummer van Zaterdag 20 Januari wijdt De Eenibodeons Katho liek zusterorgaan te dezer stede, een hoofdartikel aan Emile Loubet. Nu hebben wij reeds eerder de gelegenheid gehad dit blad aan onze lezers te presenteeren, als het toonbeeld van ver heven deugd en deugdelijke verhevenheid. In het onderhavige artikel komt eigen onverdorvenheid weer in hooge mate uit, waar Loubet aan de. lozers van de Eenibode wordt afgeschilderd als de geïncarneerde verdorvenheid in hoogst eigen persoon. En tegenover anderer zwartheid, komt eigen blankheid van ziel des te beter uit. Na meegedeeld te hebben, dat de nieuwe President der Fransche Republiek is gekozen, gaat de Eenibode als volgt, verder „De taak van Emile Loubet is over enkele dagen afgedaan. Ja, afgedaan als hoofd van het wel eer zoo gevierde Frankrijk is de taak van dezen Loubet, maar niet tot aller tevredenheid, niet tot heil der H. Hoeder- kerk. De „Oudste Dochter der Kerk" heeft hij met veile hand ontsierd, en laat haar thans in deerniswaardigen toestand ter bestiering aan zijn opvolger achter. Groote verwachtingen heeft evenwel het echt geloovige Frankrijk nimmer op hem gebouwd. Men herinnert zich nog wel hoe deze President der Fransche Republiek enkele dagen na zijn ver kiezing tot de hooge staatsbetrekking bij een wapenschouwing reeds werd uitgejouwd, niet door het plebs onder liet volk, maar door personen uit den meer gegoeden, den aanzienlijken stand, onder wie er liem zelfs te lijf wilden gaan, omdat Frankrijk te hoog stond in hunne oogen voor zulk een President. Hen schold hem voor Panamist en anti-clericaal, en verbeet zich van hart zeer, dat deze Loubet bij de gratie der vrijmetselarij zeven jaren lang als hoofd van den Staat fungeeren zou." Is het niet om te rillen- Wat moet een eenvoudige van harte, die zich niet 'k Was vreemd'ling in mijn eigen hart Met al zijn stillen gloed. Welter. Uit het Engelsch van EDNA LYALL. meer herinnert, wat er voor 7 jaren geleden in Frankrijk omging, van zoo'n man wel donken. Afgezien van het feit, dat een Staatshoofd van een land, waar een parlementair stelsel heerscht moeilijk anders zal hebben kunnen handelen, dan Loubet deed, gelooven we toch ook, dat de geschiedenis hier door de Eembode wel wat averechts wordt weergegeven. De onpartijdige geschiedschrijver zal, dunkt ons, meer voelen voor hetgeen de N. R. Ct. schreef, nl. liet volgende: „Félix Faure stierf onverwachts 16 Februari 1899. Twee dagen later koos de Vereenigde 'Vergadering te Veisailles Emile Loubet tot ziju opvolger. Loubet haalde 4S3 stemmen. "Van de 308 stem men, op anderen uitgebracht, had Méline er 279. Het is een voortreffelijk keuze geweest. Hierover bestaat eigenlijk geen verschil van meening. Waaraan heeft Loubet het te danken, dat het Fransche volk, nu de 7 jaren om zijn, hem zulk een warm hart toedraagt? Het antwoord op die vraag is niet gemakkelijk te geven. Heeft hij schitterende daden ver richt? Is hij een machtig heerscher geweest Een groot wetgever Klonk zijn stem luid door Europa? Och neen, dat is voor een president der Fransche republiek niet weggelegd. Hij was een eenvoudig president, zonder purperen mantel, zonder sabel, zonder machtige stem. Maar dat is het juist, wat Fran krijk heeft noodig gehad in de afgeloop- zeven jaren: iemand, die, zonder vertoon van grootheid, groot wist te zijn. Stellen wij ons even voor: Frankrijk in Februari 1899. Dat was Frankrijk in den Dreyfus- tijd. Toen de troepen terugkeerden van het kerkhof, waar Faure begraven was, vatte Déroulède het paard van generaal Rogct bij den teugel. Daarmee zette het presidentschap van Loubet in, met een poging tot een staatsgreep van de nationalisten. Het was de tijd dat liet volk te hoop liep en om een sabel schreeuwde. De nationalisten, de cleri- calen, de anti-Dreyfusards hadden genoeg 6. Kapitein Britton zat in de loggia, die omzoomd was door witte rozen. Hij keek glimlachend op toen de twee naderbij kwamen, ging hen tegemoet om zijne dochter een kus op het voor hoofd te drukken en zijn aanstaanden schoonzoon hartelijk de hand te schudden. Hij was een breedgeschouderd, forsch uitziend man, ietwat gezet met grauw haar en bakkebaarden, en een breede glimlachende mond. In spijt van eenige oppervlakkige gebreken was hij een door en door goedhartig man en waar hij kon, zou hij zijn vrienden met vreugde helpen en gastvrijheid aanbieden. Als Carlo somtijds gevoelig was over zijne genadige bescherming of vertoornd werd over eenig Engelsch vooroordeel, dan waren die kleinigheden weer spoedig vergeten bij do herinnering aan de duizenderlei daden van vriendschap en genegenheid, die zijn Engelsche buur man zoowel aan hemzelf als aan zijne moeder had bewezen. En de Donatis waren zeer prikkelbaar en daarom had Carlo altijd gemeend, dat, wanneer hij over zulke kleinigheden vertoornd werd, de schuld te wijten was aan zijne over gevoeligheid, Dit waren echter slechts beuzelingen, die de zaligheid van zijn geliefde te hebben verworven, niet konden storen. „Hartelijk gclukgewenscht," zeide de oude kapitein vriendelijk, „ik dacht wel, dat mijne kleine Fran, je niet onvrien delijk zou bejegenen en ik geloof ook geen reden tot morren te hebben omdat ik haar verlies. Ik dacht niet, dat ze nog eens een Signora zou worden. Maar niet waar, we hebben al een halve Engelschman van hem gemaakt." „Neen! neen!" zeide Francesca, die dadelijk bemerkte, dat Carlo die woor den niet goed opnam, „Carlo blijft zijn land steeds getrouw al spreekt hij Engelsch als een Engelschmam. Dat komt, omdat ik het je leerde, Carlo raio, is 't niet zoor" „Zonder liefde voor den meester be- teekent het leeren niet veel," zeide van de republikeinsche regeering. En toen het hof van cassatie Dreyfus toch naar een tweedon krijgsraad verwees, sloeg een monarchistische graaf don president der republiek den hoogen hoed over de ooren. Het was op de wedren nen te Auteuil, in het begin van Juni 1899." Dat is een weergeven van de feiten, waaraan een opblazen van de politieke of godsdienstige hartstochten geheel vreemd is. Dat reeds bij zijn optredon Loubet uitgejouwd en beleedigd werd door per sonen uit den gegoeden stand, pleit zeker niet voor die keeren. Het belee- digen van een Staatshoofd is in onze oogen evengoed af te keuren, of het gebeurt door het plebs der lagere kringen, of door het plebs der hoogere kringen. Frankrijk keut meer van die beleedigers van het Staatsgezag, de Eembode ge lieve maar eens te deuken aan Syveton. Het ware echter beter dergelijke personen niet aan te halen voor bewijsmateriaal, het ecnigsto wat men er mee bereikt, is dat men zich zelve blameert. Daarvoor evenwel behoeft de Eembode schijnbaar bij haar eigen lezers niet te vree zen. Wij weten het niet, maar waar De Eembode zelf zoo weinig respect toont voor het intellect barer lezers, daar gelooven we de gevolgtrekking te mogen maken, dat het geheele artikel niets anders beoogt dan een speculatie op de goilsdiens- stige hartstochten van de weinig- of niet-wetenden. Geen kool is dan ook zwart genoeg om Loubet te teekenen, geen ondeugd zoo groot of de Eembode ontdekt die in Loubet, geen woord te sterk of te unfair om het werk van Loubet te kenschetsen. Men leze slechts het vol gende: „Wat onder het presidium van Loubet in Frankrijk is geschied, grenst schier aan 't ongeloofelijke. 't Is één door- loopende strijd tegen de H. Kerk en tevens verlagen en ontecren van Fran krijk geweest. Een gedweeër werktuig in de handen der logemannen, anti- Carlo lachend. „Ik genoot toen ik Engelsch leerde." „Dat doet mij denken aan je ouden muziekmeester Signor Pialc. Oh! wat zal hij wel van ons zeggen, Carlo? wat zal hij wel van ons zeggen?" en Francesca lachte hartelijk. „Mijne vriendelijke groeten aan Signora Donati," zeide de kapitein glimlachend. „En als het mij vergund is een bezoek te komen brengen „Yan avond," viel Carlo haastig in de rede. Zeg, dat U van avond na den eten komen zult. Mijn moeder kan, zooals u weet, het huis niet verlaten en zal verlangend zijn om Francesca te zien." „Goed, goed, wij behoeven zelfs van daag geen plichtplegingen te maken, wij zijn zulke oude bekenden," zeide kapitein Britton. „Na den eten dan, kom Fran, je behoeft Carlo niet uit te laten, straks zie je elkaar weer, en de soep wordt koud." Francesca ging naar de eetzaal en Carlo, heen gaande, sprong over den doornhaag en kwam terecht onder do citroenboomen van zijn eigen tuin. TIERDE HOOFDSTUK. Een wolkelooze verloving. Yilla Bruno was kleiner dan Casa Bella. Men vond er ook niet die militairisten, socialisten etc. zon zelfs in Frankrijk moeilijk te vinden zijn. Om eer of recht scheen hij zich niet in 't minst te bekommeren. Zoo slecht was geen wet, zoo eerloos ge.n besluit, of Loubet was gereed tot teekenen. Alle betere gevoelens werden bij dezen man halsstarrig onderdrukt. Noch roerende vermaningen, noch welgemeen de waarschuwingen hadden eenigen vat op ziju schijnbaar versteend gemoed". Dat zoo'n man 7 jaar lang President kon zijn van de Fransche Republiek, moet ieder, dunkt ons, een raadsel zijn. En dat onder zoo'n man het woelige Frankrijk tot rust is gekomen, is onge looflijk, als liet ons nog niet zoo vcrsch in het geheugen lag. Dat de wet van Juli 1901 op de con gregatiën niet gaat tegen de kerk, maar tegen de macht der geestelijke orden, dat de verkiezingen van 1902 een overwinning brachten aan de regeering waaruit blijkt, dat het Fransche volk niet zoo ongunstig denkt over zijn regeering; dat de. verkiezing van Fallières een goedkeuring hecht aan de door Loubet gevolgde gedragslijn; mag niet verzwe gen worden. Maar dergelijke feiten passen niet in de betoogtrant van de Eembode. De lezers moesten dan eens gevolgtrekkingen gaan maken, die de redactie liever niet ziet, daar ze de uitwerking van liet artikel wel eens konden brengen in ver keerde richting. Het slot van het artikel is in over eenstemming met het geheel. Wat omkcering der feiten, een groote dosis gemaakt godsdienstige verontwaardiging en ter volmaking van het schoone geheel een medelijdende uiting voor den grooten zondaar. Ziehier het slot. „Arme Emile Loubet! Hoe drukkend zwaar zal u de rust worden, door u gezocht eu verlangd! Als in uwe een zaamheid en verlatenheid, wat ook uw deel zal worden, de visioenen van het verleden u zullen folteren; als de misdaad, van het zoete en troostende van den heiligen godsdienst zoo wreedaardig aan Engelsche comfort, die de Brittons in hun huis hadden aangebracht en de meubileering was sober doch smaakvol. Carlo wandelde de veranda door en trad door het open venster de salon binnen, heel zachtjes toen hij zag dat zijne moeder op een divan sluimerde. Ilij sloop naar haar toe, en beschouwde in stilte 't schoone doch vervallen gelaat van de zieke. Hij dacht er aan welk een groot geluk voor haar hij in zich omdroeg en glimlachte. Hij stelde zich voor, hoe Francesca in die kamers de Engelsche gezelligheid zou binnenvoeren en dacht hoe heerlijk het zijn zou, die twee op hem wachtend te vinden, als hij van Napels terug kwam. Zich ver diepend in de zonnige toekomst, vergat hij het tegenwoordige; zijne moeder had de oogen geopend eu staarde hem eenige oogenblikken aan, voor dat hij bemerkte dat zij ontwaakt was. Eindelijk blikte hij op haar neer en hunne oogen ont moetten elkaar beteekeuisvol. „Carlino, gij brengt mij goede tijding," riep zij, zijn hoofd tot zich trekkend en hem de gebruinde wangen kussend. „Het beste nieuws, moeder, het beste," riep hij uit, haar omhelzend. „Oh moeder, ik bon de gelukkigste man in Italië." „Francesca begon de Signora. „Francesca is do mijne! De mijne!" viel hij in. „Zij komt, ge zult haar spoedig zien, madre inia!" „En haar vader?" de harten der lijdenden en beproefden te hebben ontnomen, in al haar schril heid en vreeselijkheid voor uwen geest zal opdoemen, dan zal wellicht aan uw geprangden boezem de droeve verzuchting ontsnappen het diep te betreuren zooveel voor Frankrijk en de Republiek te hebben gedaan! Ja waarlijk: arme Emile Loubet!" Wij wenschen hier niets meer bij te voegen. Hoe gaarne we ook aan onze tegenstanders steeds de beste bedoelingen wenschen toe te kennen, toch kunnen we dit aan de Eembode niet doen. Waar zoo wordt omgesprongen met do feiten; waar in zoo'n lievige mate wordt gespeculeerd op het godsdienst-fana- tismc waar zoo de Farizeër wordt uit gehangen daar kunnen we tot onzen spijt, de ge dachte aan andere dan eerlijke bedoe lingen, niet onderdrukken. Binnenkort worden de nieuwe kiezers lijsten weder opgemaakt en vastgesteld. Hoewel de wet nu lang genoeg werkt om haar bepalingen bij de groote massa bekend te onderstellen, willen wij nog even in herinnering brengen wat uien in Amersfoort te doen heeft om kiezer te blijven, als men het is, om het te worden, wanneer men meent daarop recht te hebben. En wij willen er tevens een aansporing bijvoegen om van dat recht ook gebruik te maken en om anderen op te wekken het mode te doen, ter versterking van de staatkundige partij, waartoe men behoort. Belastingkiezers moeten zorgen hun personeele, grond-, vermogens- of be drijfsbelasting over het dienstjaar 1905 vóór 1 Febr. tchebben voldaan, willen zij geen gevaar loopen van de kiezerslijsten to worden afgevoerd. Verzuimen zij dit, dan kunnen zij tot 1 Maart de belas ting betalen en met het bewijs van be taling alsnog plaatsing op de kiezerslijst vragen. Belastingbetalers behoeven zich niet te melden voor plaatsing op die lijst; dit geschiedt ambtshave. „Was de vriendelijkheid zelve. Hij komt haar van avond brengen en u bezoeken. Niemand kon voorkomender zijn geweest. Eerst sprak ik met hem en toen zeide hij mij, dat ik met haar spreken mocht en haar in den tuin kon vinden. Eu haar eerste gedachte gold u. Oh moeder, zij zal ecne dochter voor u zijn zooals gij zoo noodig hebt." Tranen kwamen zijne moeder in de oogen. „Insomna! Nu heb ik u verdrietig gemaakt en aan de arme Nita doen denken. Het geluk deed mij alles ver geten. Vergeef 't mij, moedertje, ik wilde het verleden niet ophalen." „Ach," snikte de Signora. „Hoe kan ik 't helpen dat ik er aan denken moet, als de tegenstelling zoo scherp is gij, die zooals een zoon betaamt, met vreugde tot mij komt en Nita, die mij slechts schande eu oneer bracht, en die mij zelfs al die jaren niets van haar liet hooren." Zij zal wel terugkomen, moedertje, zij zal wel terugkomen," zeide hij troostend. „Den een of anderen dag zal zij behoefte aan u gevoelen. Huil van avond nu niet, ten minste dezen avond niet. Ik zou 't als een slecht voorteeken beschouwen. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 1