De oude viool.
Allerlei.
Uit liet Duitsch
door
A. J. M.
Wcnzel Ignaez lag op dc sofa in zijn
smaakvol ingerichte slaapkamer in een
der eerste hotels der groote stad. Zijn
gezicht was bleek en hij zag er neer
slachtig uit terwijl een vermoeide uit
drukking in zijn donkere half gesloten
oogen lag. Dat was ook niet te ver-
wouderen, want het groote feest, dat de
inwoners der stad te zijner eere hadden
gegeven, had tot omstreeks 4 uur ge
duurd.
Hij moest onwillekeurig lachen, als
hij er aan dacht. Als hij zich al de
hoera's, de vloeiende woorden en de
vele kransen in herinnering bracht,
waarmee men hem had overladen, vloog
een bittere tick over zijn gelaat. Geen
offer was hun nu groot genoeg; zij
strooiden nu hunne gaven mot volle
handen over hem uit. Maar ach!
toen hij 't voor vijftien jaren zoo drin
gend noodig had wie had toen de
hand naar hem uitgestrekt? Iloe velen
van hen, die den gevierden kunstenaar
nu de kostbaarste bloemen schonken, had
den toen den onbeduidenden halfver-
hongerden knaap, die om een stuk
brood te verdienen voor hun vensters
speelde, een paar centen of een vrien
delijk woord geschonken?
Op dit oogenblik werd Wcnzel Ignaez
door een zacht kloppen aan de deur in
zijn gedachtcnloop gestoord. Hij riep,
zonder op te staan, „binnen". De deur
werd langzaam geopend en eene kleine,
in 't zwart gekiende gestalte, trad aar
zelend binnen. Wenzel Ignaez zag
haar aau. "Wie was zij, en waar
had hij vroeger dat kleine, smalle ge
zicht met de blcekroode lippen, (lie
lenige, welgevormde gestalte gezien
eu hoe bekend alles aan haar, hem
toescheen! Ze bleef een heelc poos stil
bij de deur staan, kwam toen cenige
schreden nader en: „Wenzel". klonk
het van haar lippen, met een stem, die
van aandoening en tranen beefde. Met een
sprong was hij bij haar:
„Cirete, Grete," nu herken ik je pas,"
riep hij opgewonden uit, „hoe is het
mogelijk, dat ik niet dadelijk zag, dat
gij het waart."
Zij ging langzaam cenige stappen
terug.
„Ach", zei ze zacht, „'t is ook zoo
lang geleden en ik ben natuurlijk veel
veranderd. En toeh had ik gehoopt,
dat je nog aan me zoudt denken
tor wille van onze oude vriendschap
en me voor je vertrek hebben opge
zocht." Hij boog onwillekeurig het
hoofd, hare weemoedige klacht deed
hem pijnlijk aan en bracht hem in
verlegenheid. Ilij kon slechts enkele
nauwelijks verstaanbare woorden van
verontschuldiging stamelen. Hij kon
haar toch moeilijk zeggen, dat hij haar
geheel had vergeten, dat hij niet meer
aan haar bestaan had gedacht.
Zij bracht oen langwerpig pak te
voorschijn, dat zij onder haar mantel
had gedragen eu maakte het voorzich
tig open„Toen ik merkte, dat ge niet
bij mij kwaamt", vervolgde zij, „besloot
ik je op te zoeken. Ik heb zooveel
jaren er op gew acht, dat je zoudt komen
en dit afhalen". Daarbij overhandigde
zij hem de oude viool.
Ilij staarde haar eenige oogenblikken
in sprakelooze verbazing aan.
„Miju oude viool", riep hij toen uit
„Ik wil nog even dien vriendelijken
Engelschman bezoeken, en afscheid van
je zuster nemen als zij terugggekcerd
is," zeiile Enrico.
Maar Nita en haar man waren nog
uit en Sardoni was naar de San Carlino
gegaan, doch Carlo, die meende dat hij
zijn stem in de sala hoorde trad binnen
en schrok toen hij merkte, dat 't niet
de tenor was, waarmee Gomez praatte.
Aan den tafel recht over den Spanjaard,
zat een man met een hoog rond voor
hoofd, wiens haar zoo kort was wegge
knipt, dat 't vreemd was om te zien
hoe groot zijn gelaat was en hoe weinig
haar hem was gelatcu. De neus was
gebogen, de gelaatsuitdrukking bedaard,
de oogen koel, maar in staat op te
vlammen, want zoodra de vreemdeling
Carlo's tegenwoordigheid gewaar werd,
lichtte er een eigenaardig vuur in en
zich tot Gomez wendend, zeide hij be
leefd, doch op een toen die Carlo deed
beven.
„Wil mij s.v.p. eens aan mijn mede
dinger voorstellen, opdat ik hem geluk
kan wenschen met zijn succes".
Enrico wist niet of zijn vriend zou
weigeren om aan Comerio te worden
voorgesteld. Gedurende een oogenblik
was Carlo onthutst er was een merkbare
pauze voor hij besloot, dat het 't beste
was om net te doen alsof Comerio voor
hein gewoon een vreemde was. Om
pita's wil moest hij zijn toorn bedwin-
en drukte haar hartstochtelijk aan zijn
lippen. „Maar, Greta, hoe is die uu in
je bezit gekomen?
Zij lachte. „Heel eenvoudig daar
door, dat ik ze uit de lomberd, waar je
ze had verpand, weer heb gelost."
Hij streek met de hand liefkozend
over de snaren.
„Mijn dierbare viool, waar ik zoo
naar heb verlangd. Je zult je nog wel
herinneren, Greta, hoeveel strijd me het
scheiden van haar kostte, maar ik had
geen keus. Ik wist, dat ik in Dresden,
waar ik toen een engagement had, een
uitstekend instrument zou vinden. 't
Ontbrak me evenwel aan reisgeld, en
daar ik anders niets van waarde bezat
waar de paudjesbaas iets op zou hebben
gegeven, moest ik wel met een bloedend
hart van mijn oude viool scheiden. Zoo
spoedig ik evenwel genoeg had gespaard,
om ze weer te lossen, schreef ik er om.
Tot mijn groote teleurstelling ontving ik
hot bericht, dat ik te laat kwam, dat
het pand was vervallen en de viool
verkocht was. Ik heb nooit aan dc
mogelijkheid gedacht, dat gij tic koop
ster zoudt zijn. Ik wist toch, Greta,
dat je ook niet zoo'n overvloed van
geld hadt. Hoe heb je die som bij
elkaar kunnen krijgen?"
Toen je weg waart, antwoordde zij
zacht, „was mijn eenig streven je viool
in mijn bezit te krijgen en ik wilde me
graag alles ontzeggen om mijn doel te
bereiken. Als je dan eens zoudt terug
komen, wilde ik je daarmee verrassen. Je
kunt niet begrijpen, hoeveel genoegen
ze me heeft gegeven, hoevele heerlijke
herinneringen ze in mij wakker riep, en
hoeveel schoone droomen ze in mijn
hart opwekte. Ik droomde van den dag
dat je als een groot kunstenaar zoudt
tcrugkeeren, je weet dat ik dat altijd
heb geloofd. En nu is mijn droom tot
werkelijkheid geworden," voegde zij er
zacht bij.
„Ja, nu is de droom tot werkelijkheid
geworden," herhaalde hij werktuigelijk.
Hij dacht aau het tweede deel van den
droom - dat hij zijn eenmaal gegeven
woord aan de kleine naaister, Greta
Muller, nu gestand moest doen en ten
gevolge daarvan, zich veel zou moeten
ontzeggen. Want zij was niet zijne
laatste en eenige liefde. Ze was even
wel zijn eerste geweest, en het werd
hem eensklaps duidelijk dat deze liefde
toch van een andere en reinere gehalte
was, dan de andere.
Al deze kunstenaressen en dames uit
dc groote wereld beminden hem alleen
omdat hij de gemoederen in beweging
bracht en de phantasie opwekte.
Zij had hcui lief gehad, toen hij arm
en onbekend was. En ondanks alles, was
zij hem trouw gebleven.
Een vochtige glans kwam in zijn oogen,
toen hij zich tot haar nederboog en
zachtkcns fluisterde: „Herinnert ge je
nog, Greta, wat gebeuren zou op den
dag, dat Wcnzel Ignaez als „Meester"
in de stad zou terugkeeren, verder nog
tot werkelijkheid zon worden?" Entoen
zij niet antwoordde vervolgde hij: „Op
dien dag zou zij, die zorgen en armoede
met hem had gedeeld, ook zijn geluk
en roem deelachtig worden. Greta,
nu is die tijd gekomen, dat ge voor
altijd mijn trouw, lief vrouwtje zult zijn".
Zij strekte afwerend de handen uit.
„Ik ben getrouwd, Wcnzel", zei ze
zacht.
Hij wankelde terug, als door een
zwaren slag getroffen. D a t had hij niet
verwacht.
„Ga zitten, Wenzel, vervolgde zij,
„dan zal ik je alles vertellen en je
zult me niet veroordeelen. Toen ik je
gen, die 't gezicht, van den schelm reeds
bij hem deed opwellen.
„Misschien wenscht Signor Donati
liever niet te worden voorgesteld aan
zoo'n geweldig mededinger," zeide
Gomez met zijn gewone koude ernst.
Die aanspraak, die er op gemunt
was, Carlo in een nog onaangenamer
positie te brengen, faalde geheel, daar
deze ze met groote beleefdheid tot zijn
voordeel aanwendde.
„Als een mededinger wordt ik liever
niet aan Signor Comerio voorgesteld",
zeide hij op den beleefdsten toon dei
wereld.
„Er kan ook geen sprake zijn van
mededinging tusschen een oudgediende
en een nieuweling, doch als medekuns
tenaar doet 't mij genoegen kennis met
hem te maken."
Hij boog, en Comerio, met bittere
haat in 't hart en een glimlach op de
lippen, boog eveneens, dc twee man
nen wisselden eenige bemerkingen op
gebied van muziek en spoedig nam
Comerio, die moest erkennen verslagen
te zijn, afscheid, Ei was iets in Carlo's
onveranderlijke hoffelijkheid en eerlijk
heid, dat zijne kwaadaardigheid tartte.
Zooals Sardoni echter had opgemerkt
was Comerio geeu man, dien men on
gestraft versloeg, hij was iemand, die
zich wreken zou, zelfs nog na jaren en
Carlo gevoelde dit toen hij vertrokken
was en begreep nu, waarom de Eugelsch-
trouw beloofde, dacht ik er in de verste
verte niet aan, dat ik ooit mijn woord
zou breken. Maar, mijn vriend, sedert
zijn bijna twintig jaren vcrloopen en
zelfs „trouw" kan men op te harder
proef stellen. Die eerste jaren gingen als
een gelukkige droom voorbij; ik was
jong en sterk en had een groot doel
voor oogen. Daarbij ontving ik je brieven,
en je vaste vertrouwen in de toekomst
versterkte mijn moed, als die soms
begon te wankelen. Toen kwam de
brief, waarin je me schreef, dat je bui
tenlands zoudt gaan, en niet terugkeeren,
vóór dat ge je doel zoudt hebben be
reikt. En sedert heb ik te vergeefs
bericht van je verwacht. Zoo gingen
vele jaren voorbij tot ten slotte de
dag kwam, waarop ik in de courant las,
dat de wereldberoemde violist, Wenzel
Ignaez, van zijn lange en roemrijke reizen
in 'zijn vaderland teruggekeerd was. Hoe
kan ik je mijn gevoel schilderen, toen
ik dat las? Mijn sterk verlangen en mijn
liefde waren onbeschrijfelijk ik was in
een voortdurende spaimire en wachtte
slechts op het geluk, dat tin komen zou.
Het kwam evenwel nooit. Ik las in de
courant, dat je vandaag hier, morgen
elders concerten gaaft; (lat je gevierd
werd en beroemd. Maar mij had je ver
geten. Veel meer heb ik niet meer te
zeggen. Langzamerhand werd mij alles
duidelijk, en ik begreep, dat je succes
in plaats van ons nader bij elkaar te
brengen, ons ver van elkaar had ver
wijderd!"
„Ja, ik heb onverantwoordelijk tegen
je gehandeld", riep Wenzel uit, „manl
ik wil mijn zonde wéér goed maken".
„Neen, Wenzel," zei ze en legde zacht
baar hand op zijn arm, „maak je daar
geen zorgen over. Toen ik je gisteren
avond hoorde spelen, en zag hoe die
voorname dames wedijverden, om je met
bloemen en eerbewijzen te overladen,
w erd het mij duidelijk, dat het voor ons
beiden bet beste is, zooals het is. Toen
je arm waart en onbekend, waart ge de
mijne en bezat ik je geheel voor mij
zelf, en op dat geluk kan ik tot het eind
van mijn leven teren maar nu is er
eene groote klove tusschen ons en sta
je ver boven me. Daarom is het 't best,
zooals het is. In vroegere dagen behoor
den we te zamennu is er zooveel, wat
ons scheidt, weet ge", voegde zij er
weemoedig bij, „toen ik je gisterenavond
spelen hoorde, begreep ik hoeveel ver
anderd was. Herinnert ge je nog, datje me
voor je vertrek zei, dat je na je terug
keer een concert wildot geven, en daarop
alleen voor mij zoudt spelen. Ach, Wen
zel, hoe geheel anders was het, als ik
had gedacht. Onder het groote publiek,
was er gisterenavond wel niemand, die
verder van je afstond, dan ik. Ik ver
stond je eenvoudig niet. Ik, die vroeger
iedere toon van je Yiool koude, en ieder
gevoel begreep, die je in de muziek
wilde uitdrukken ik voelde me als
eene vreemde bij je nieuwe kunst en
je wilde toch voor m ij spelen.
Dc jonge kunstenaar was opgespron
gen; onrustig liep hij de kamer op en
neêr. Plotseling bleef hij voor haar staan
„Morgen, lieve Greta, zal ik een con
cert voor je geven. Ik zal mijn oude
viool nemen en 't zal weer zijn als in de
dagen van ouds en deze keer zult ge
de cenige zijn, die mij begrijpt en de
anderen zullen de vreemden zijn".
De concertzaal was tot op de laatste
plaats bezet. Het bericht dat Wenzel
zijn vertrek had uitgesteld en nog een
concert wilde geveu, werd met groote
ingenomenheid vernomen en iedereen
haastte zich toegangskaarten te krijgen.
Het publiek was in groote spanning,
man hem steeds tot voorzichtigheid had
aangemaand.
Zijn vijand was geen gewoon tegen
stander, een soort ontembare volharding
scheen op dat bleeke gelaat te zijn ge
drukt en Carlo zag de toekomst donker
der in dan te voren.
Enrico trachtte met weinig succes,
hem uit zijne neerslachtigheid op te
wekken en Carlo, die dat wel begreep,
deed zijn best over andere zaken te
denken.
Op 't allerlaatst vroeg hij aarzelend
naar 't eenige onderwerp, dat hem na
aan 't hart lag
„Ge zult de Brittons soms ontmoeten,
als 't gebeurt, schrijf er mij dan alles
over," zeide hij niet bevende stem.
„Natuurlijk", zeide Enrico kortaf.
Dan na een oogenblik te hebben ge
peinsd, riep hij uit: „Madonna Santis-
sima, 't maakt me krankzinnig te moeten
denken, dat gij en miss Britten beide
moeten worden opgeofferd aan zoo'n
schelm als Comerio."
„Schrijf veel en dikwijls" verzocht
Carlo. „Zeg mij alles ook 't geringste
wat ge van haar weet"
ACHTTIENDE HOOFDSTUK
Francesca's Herfst.
Vertel 't mij nog eens. Florestano!
Ge hebt een fout begaan toen ge vis-
scher werd, ge moest een sprookjesver
men las en herlas het programma, praatte
er over, kritiseerde het, en kwam tot
het besluit, dat het voor zoo'n „groot
kunstenaar" als Vcnzel een vreemde
combinatie was. Maar zulke artisteu
hebben nu eenmaal hun kuren en van
een Wenzel Ignaez kan men zich een
eenvoudig stuk gevallen laten, ofschoon
het vorige programma toch heel wat
anders beloofde. Plotseling verstomde dc
menigte! Wenzel Ignaez trad op het
podium niet zijn viool onder den arm.
Maar wat was dat nu? Men zag elkaar
verwonderd aan. Was dat die prachtige
Cremoneser, die onafscheidelijk van zijn
meester was? Neen, liet was een heel
gewone, alledaagsche viool van do soort,
die men bij derde rang muziekliefhebbers
vindt; geen instrument, dat bij een Wen
zel Ignaez past.
De jonge kunstenaar deed, als of hij
niets bespeurde van dc stemming van
het publiek. Hij overzag de zaal en liet
zijn zoekenden blik langs de lange rijen
gaan, tot die bleef rusten op een kleine,
bleeke, onaanzienlijke gestalte, wier een
voudig zwart kleed sterk afstak bij de
elegaute toiletten der andere dames.
Ilij boog nogmaals, dieper en eerbiediger
dan voorheen en begon te spelen.
Het was eene Nocture van Chopin.
Bij den eersten streek was hij de tegen
woordigheid van het publiek vergeten.
Hij was niet meer de gevierde kunste
naar, die voor een uitgelezen publiek
de hoogste tonen ontlokte. Het was de
kleine, half verhongerde straatmuzikant,
Wenzel Ignaez. Ilij zag alles even duide
lijk voor zich: de armoedige, lage dak
kamer met het veldbed, waarop zijn
stervende vader lag. Hij zag, hoe zijn
vader, met dc viool onder zijn kin, half
opgericht zat en speelde de Nocture
van Chopin. Bevend, sidderend kwamen
de tonen als zuchten uit een door leed
beklemde borst. Het was de stomme
klacht uil de ziel van oen kunstenaar,
die zich nooit volkomen heeft kunnen
ontwikkelen, omdat hij door kommer en
gebrek ter neer was gedrukt. De oude
man speelde en speelde, tot dat de viool
hem uit de verstijfde handen viel en
hij zelf door een benauwde hoest over
vallen, achterovcrzonk. Met een laatste
inspanning verhief hij zich nog eenmaal,
en reikte de viool aan zijn kleinen,
weenenden zoon. „Hier, mijn zoon, dit
is het cenige, wat ik je kan nalaten.
Bewaar het goed en wordt een kunste
naar." Dit waren zijn laatste woorden.
Daarop volgden eenige weemoedige,
wonderlijke melodiëu hij had die, na
den dood zijns vaders, iederen avond
trots wind en koude, op diens graf ge
speeld. Hij had geen bloemen, die hij
op den grafheuvel kon leggen, daarom
gaf hij aan zijn vader, wat deze 't hoogste
stelde: zijn muziek.
Toen kwam een eigen compositie:
„De eenzame", aan de beurt. Het was
een treffende schildering van eenzame,
hongerige ziel, die geen eigen huis
noch eigen haard had, die op de heele
wereld niets had, wat ze beminde als
zijn oude viool. Met enkele korte streken,
ging de muziek dan over in een opge
wekte wals. Hot was dezelfde, die de
jonge Ignaez in een danszaal speelde
toen dc kleine modiste, Greta Muller,
getroffen door de zwaarmoedige uit
drukking zijner oogen zich uit den kring
der dansenden had verwijderd, om met
haar helderen onschuldigen blik het
somber in Ignaez te doen verdwijnen
en er zonneschijn voor in de plaats te
tooveren.
Na een korte pauze begon Wenzel
Ignaez wéér te spelen. De strijkstok
gleed nu zoo licht over de snaren. Het
teller van beroep zijn. Vertel 't mij
nog eens van 't begin af?"
De oude visscher trok zijn roode
phrygischc muts dieper over zijn gefronsd
voorhoofd, schudde zijn grijze haren
terug, keek naar 't bruine zeil om te
zien of alles in orde was en toen in
't bleeke verlangende gelaal tegenover
hem, en scheen wel bereid aan 't ver
zoek te voldoen.
Noch 't gezonde leven aan boord van
de Pelgrim, noch de daarop gevolgde
weken in de Zwitsersche Alpen waren
in staat geweest, de kleur op Frances
ca's wangen te houden, zij was zoo
bleek als een lelie en bijna even teeder
ook, maar de mond eu de oogen waren
even lief als vroeger en verrieden niets
van hare geschiedenis. Zij zat aan 't
roer van 't visschersbootje en luisterde
naar den ouden man terwijl zij naar
huis zeilden, een van hare lange, witte
handen hing in 't water en hare oogen
keken voortdurend in die blauwe diepte
toen Florestano nog eens de geschiede
nis van Carlo's eerste optreden vertelde.
„Gran Dio! Hij is de beste mensch
op aarde!" riep de oude uit.
„Wie anders dan hij zou er ooit aan
hebben gedacht om een oude arme
kerel, zooals ik van hier te komen halen
om mij een mooie plaats in den schouw
burg te geven, waar ik alles evengoed
kon zien als zij, die veel geld hebben,
te goed zijn om te wandelen en hunne
was als de heldere loop van een snel
stroomend beekje over de met mosbe-
dekte steenen in de lente. Het geleek
op vogelgckweel en liefdesprookjes. Hij
liep met haar tusschen bloeiende heesters,
geurende bloemen over groene weiden,
beklom met haar hooge bergen en zat
in donkere bosschen op het zachte mos,
terwijl de groene dennen boven hunne
hoofden, hunne eigenaardige, eentonige
melodie ruischten. En vervolgens al
hunne toekomst plannen, hunne prach
tige luchtkasteelcn, die zij voor het
knetterend vuur in haar kleine dakkamer
of op het water in een roeiboot bij het
eentonig plassen van het water, hadden
gebouwd. De volle poëzie, die zich in
de harten van twee zich liefhebbende
menschenkinderen, kan verecnigeu, had
in deze tonen uiting gevonden, die slechts
door één enkel der toehoorders volkomen
begrepen werd? Maar wat bekommerde
zich de kunstenaar, of die anderen
hem verstonden hij speelde slechts voor
die eene, en zij verstoud hem! Haar
oogen hingen als geboeid aan de zijne,
haar bleek gelaat werd licht gekleurd,
waardoor zij wel 20 jaren jonger scheen.
Haar heele ziel was vervuld van wat
zij hoorde. Daarop volgde een bijna
disharmoniesche toon al het vroolijke,
al het zonnige was verdwenen nu
nam de jongeling afscheid van zijn ge
liefde treurige, weemoedige klaag
tonen!
En ten laatste volgde, na eene pauze,
het slotnummer van het Programma,
„Weerzien", een stuk, dat hij den laat-
sten nacht had gecomponeerd, terwijl
hij rusteloos, met de viool onder zijn
kin, op zijn kamer heen eu weer liep.
Hij had uitdrukking gegeven aan al dc
aandoening®.i. die zijn ziel vervulden.
Hij vertolkte al de herinneringen, die
dit weerzien bij hem, den beroemden
kunstenaar, hadden opgewekt, die reeds
meende, in zijn kunst volkomen geluk
kig te zijn. En plotseling had hij een
blik in zijn hart geslagen en gevoeld
hoe arm, hoe eenzaam, het was, ondank*
al zijn succes en beroemdheid. En dit
was hem pas duidelijk geworden, toen
hij haar weerzag, de geliefde zijner
jeugd, die hij door al die uiterlijke,
lecgo schatten der wereld verlaten en
vergeten had.
Hei gordijn viel. Als men op dezen
avond den kunstenaar en zijn programma
ook al niet geheel had begrepen, zoo
werd hij toch met toejuichingen en
bloemengaven overladen. Bij een Wenzel
Ignaez kon men het zich niet anders
denken!
De jongste kunstenaar had evenwel
geen oog voor die kostbare, welriekende
gaven. Hij had slecht oog voor een
kleinen ruiker veldbloemen, waaraan
een kaartje was gebonden, waarop met
bevende hand deze weinige woordeu
waren geschreven: „Hartelijk dank, mijn
geliefde, -we zien elkaar niet meer
terug.
Deze ruiker was dc eenige herinne
ring aan zijne geboortestad, die hij den
volgenden dag meenam, toen hij den
trein besteeg om nooit weer terug
te keeren.
Dezer dagen zal te Parijs in Hotel
Drouot een eigenaardige verkoop plaats
hebben.
Daar komt onder den hamer een
koninklijke bestelling, welke onder zeer
bijzondere omstandigheden geweigerd
werd.
De geschiedenis is de volgende.
dagen in ledigheid doorbrengen? Hij
kwam met een kleine jongen, zijn neefje,
bij hem."
„Zag hij er goed uil?" vroeg Fran
cesco, nog steeds met afgewend gelaat.
„Ebbenc signorina! hij was ernstig
en bedaard, zonder twijfel denkende
aan den avond, maar nu ik aan zijn ge
zicht deuk, valt 't mij in, dat het bruiner
was dan vroeger hij had zijn kleur ver-
loreu, zeker van 't iu huis zitten en
't studeeren." Florestano moest er bijna
om lachen, omdat hij die redenen met
zoo'n gezicht vol overtuiging uitsprak.
„Maar behalve dat, was hij juist als
altijd. Hij wilde aan de riemen gaan
zitten toen wij naar Napels terug keerden,
juist als vroeger toen ik hem op hcete
dagen er dikwijls heen bracht. En toen
's avonds zag ik hem op 't tooneel en
iedereen juichte hem toe en hij zager in
zijn fluwcelen costuuinmetdatzwaard zoo
flink uit en toen was ik er trotsch op, dat hij
's middags mijne riemen had opgenomen
opdat ik wat rusten kon. Als was ik
zijn eigen vader geweest, Signorina, dan
had hij mij niet beter kunnen bejegenen."
„En juichte men hem zeer toe?" vroeg
Francesca.
(Wordt vervolgd).