De oude viool. Allerlei. Uit liet Duitsch door A. J. M. Wcnzel Ignaez lag op dc sofa in zijn smaakvol ingerichte slaapkamer in een der eerste hotels der groote stad. Zijn gezicht was bleek en hij zag er neer slachtig uit terwijl een vermoeide uit drukking in zijn donkere half gesloten oogen lag. Dat was ook niet te ver- wouderen, want het groote feest, dat de inwoners der stad te zijner eere hadden gegeven, had tot omstreeks 4 uur ge duurd. Hij moest onwillekeurig lachen, als hij er aan dacht. Als hij zich al de hoera's, de vloeiende woorden en de vele kransen in herinnering bracht, waarmee men hem had overladen, vloog een bittere tick over zijn gelaat. Geen offer was hun nu groot genoeg; zij strooiden nu hunne gaven mot volle handen over hem uit. Maar ach! toen hij 't voor vijftien jaren zoo drin gend noodig had wie had toen de hand naar hem uitgestrekt? Iloe velen van hen, die den gevierden kunstenaar nu de kostbaarste bloemen schonken, had den toen den onbeduidenden halfver- hongerden knaap, die om een stuk brood te verdienen voor hun vensters speelde, een paar centen of een vrien delijk woord geschonken? Op dit oogenblik werd Wcnzel Ignaez door een zacht kloppen aan de deur in zijn gedachtcnloop gestoord. Hij riep, zonder op te staan, „binnen". De deur werd langzaam geopend en eene kleine, in 't zwart gekiende gestalte, trad aar zelend binnen. Wenzel Ignaez zag haar aau. "Wie was zij, en waar had hij vroeger dat kleine, smalle ge zicht met de blcekroode lippen, (lie lenige, welgevormde gestalte gezien eu hoe bekend alles aan haar, hem toescheen! Ze bleef een heelc poos stil bij de deur staan, kwam toen cenige schreden nader en: „Wenzel". klonk het van haar lippen, met een stem, die van aandoening en tranen beefde. Met een sprong was hij bij haar: „Cirete, Grete," nu herken ik je pas," riep hij opgewonden uit, „hoe is het mogelijk, dat ik niet dadelijk zag, dat gij het waart." Zij ging langzaam cenige stappen terug. „Ach", zei ze zacht, „'t is ook zoo lang geleden en ik ben natuurlijk veel veranderd. En toeh had ik gehoopt, dat je nog aan me zoudt denken tor wille van onze oude vriendschap en me voor je vertrek hebben opge zocht." Hij boog onwillekeurig het hoofd, hare weemoedige klacht deed hem pijnlijk aan en bracht hem in verlegenheid. Ilij kon slechts enkele nauwelijks verstaanbare woorden van verontschuldiging stamelen. Hij kon haar toch moeilijk zeggen, dat hij haar geheel had vergeten, dat hij niet meer aan haar bestaan had gedacht. Zij bracht oen langwerpig pak te voorschijn, dat zij onder haar mantel had gedragen eu maakte het voorzich tig open„Toen ik merkte, dat ge niet bij mij kwaamt", vervolgde zij, „besloot ik je op te zoeken. Ik heb zooveel jaren er op gew acht, dat je zoudt komen en dit afhalen". Daarbij overhandigde zij hem de oude viool. Ilij staarde haar eenige oogenblikken in sprakelooze verbazing aan. „Miju oude viool", riep hij toen uit „Ik wil nog even dien vriendelijken Engelschman bezoeken, en afscheid van je zuster nemen als zij terugggekcerd is," zeiile Enrico. Maar Nita en haar man waren nog uit en Sardoni was naar de San Carlino gegaan, doch Carlo, die meende dat hij zijn stem in de sala hoorde trad binnen en schrok toen hij merkte, dat 't niet de tenor was, waarmee Gomez praatte. Aan den tafel recht over den Spanjaard, zat een man met een hoog rond voor hoofd, wiens haar zoo kort was wegge knipt, dat 't vreemd was om te zien hoe groot zijn gelaat was en hoe weinig haar hem was gelatcu. De neus was gebogen, de gelaatsuitdrukking bedaard, de oogen koel, maar in staat op te vlammen, want zoodra de vreemdeling Carlo's tegenwoordigheid gewaar werd, lichtte er een eigenaardig vuur in en zich tot Gomez wendend, zeide hij be leefd, doch op een toen die Carlo deed beven. „Wil mij s.v.p. eens aan mijn mede dinger voorstellen, opdat ik hem geluk kan wenschen met zijn succes". Enrico wist niet of zijn vriend zou weigeren om aan Comerio te worden voorgesteld. Gedurende een oogenblik was Carlo onthutst er was een merkbare pauze voor hij besloot, dat het 't beste was om net te doen alsof Comerio voor hein gewoon een vreemde was. Om pita's wil moest hij zijn toorn bedwin- en drukte haar hartstochtelijk aan zijn lippen. „Maar, Greta, hoe is die uu in je bezit gekomen? Zij lachte. „Heel eenvoudig daar door, dat ik ze uit de lomberd, waar je ze had verpand, weer heb gelost." Hij streek met de hand liefkozend over de snaren. „Mijn dierbare viool, waar ik zoo naar heb verlangd. Je zult je nog wel herinneren, Greta, hoeveel strijd me het scheiden van haar kostte, maar ik had geen keus. Ik wist, dat ik in Dresden, waar ik toen een engagement had, een uitstekend instrument zou vinden. 't Ontbrak me evenwel aan reisgeld, en daar ik anders niets van waarde bezat waar de paudjesbaas iets op zou hebben gegeven, moest ik wel met een bloedend hart van mijn oude viool scheiden. Zoo spoedig ik evenwel genoeg had gespaard, om ze weer te lossen, schreef ik er om. Tot mijn groote teleurstelling ontving ik hot bericht, dat ik te laat kwam, dat het pand was vervallen en de viool verkocht was. Ik heb nooit aan dc mogelijkheid gedacht, dat gij tic koop ster zoudt zijn. Ik wist toch, Greta, dat je ook niet zoo'n overvloed van geld hadt. Hoe heb je die som bij elkaar kunnen krijgen?" Toen je weg waart, antwoordde zij zacht, „was mijn eenig streven je viool in mijn bezit te krijgen en ik wilde me graag alles ontzeggen om mijn doel te bereiken. Als je dan eens zoudt terug komen, wilde ik je daarmee verrassen. Je kunt niet begrijpen, hoeveel genoegen ze me heeft gegeven, hoevele heerlijke herinneringen ze in mij wakker riep, en hoeveel schoone droomen ze in mijn hart opwekte. Ik droomde van den dag dat je als een groot kunstenaar zoudt tcrugkeeren, je weet dat ik dat altijd heb geloofd. En nu is mijn droom tot werkelijkheid geworden," voegde zij er zacht bij. „Ja, nu is de droom tot werkelijkheid geworden," herhaalde hij werktuigelijk. Hij dacht aau het tweede deel van den droom - dat hij zijn eenmaal gegeven woord aan de kleine naaister, Greta Muller, nu gestand moest doen en ten gevolge daarvan, zich veel zou moeten ontzeggen. Want zij was niet zijne laatste en eenige liefde. Ze was even wel zijn eerste geweest, en het werd hem eensklaps duidelijk dat deze liefde toch van een andere en reinere gehalte was, dan de andere. Al deze kunstenaressen en dames uit dc groote wereld beminden hem alleen omdat hij de gemoederen in beweging bracht en de phantasie opwekte. Zij had hcui lief gehad, toen hij arm en onbekend was. En ondanks alles, was zij hem trouw gebleven. Een vochtige glans kwam in zijn oogen, toen hij zich tot haar nederboog en zachtkcns fluisterde: „Herinnert ge je nog, Greta, wat gebeuren zou op den dag, dat Wcnzel Ignaez als „Meester" in de stad zou terugkeeren, verder nog tot werkelijkheid zon worden?" Entoen zij niet antwoordde vervolgde hij: „Op dien dag zou zij, die zorgen en armoede met hem had gedeeld, ook zijn geluk en roem deelachtig worden. Greta, nu is die tijd gekomen, dat ge voor altijd mijn trouw, lief vrouwtje zult zijn". Zij strekte afwerend de handen uit. „Ik ben getrouwd, Wcnzel", zei ze zacht. Hij wankelde terug, als door een zwaren slag getroffen. D a t had hij niet verwacht. „Ga zitten, Wenzel, vervolgde zij, „dan zal ik je alles vertellen en je zult me niet veroordeelen. Toen ik je gen, die 't gezicht, van den schelm reeds bij hem deed opwellen. „Misschien wenscht Signor Donati liever niet te worden voorgesteld aan zoo'n geweldig mededinger," zeide Gomez met zijn gewone koude ernst. Die aanspraak, die er op gemunt was, Carlo in een nog onaangenamer positie te brengen, faalde geheel, daar deze ze met groote beleefdheid tot zijn voordeel aanwendde. „Als een mededinger wordt ik liever niet aan Signor Comerio voorgesteld", zeide hij op den beleefdsten toon dei wereld. „Er kan ook geen sprake zijn van mededinging tusschen een oudgediende en een nieuweling, doch als medekuns tenaar doet 't mij genoegen kennis met hem te maken." Hij boog, en Comerio, met bittere haat in 't hart en een glimlach op de lippen, boog eveneens, dc twee man nen wisselden eenige bemerkingen op gebied van muziek en spoedig nam Comerio, die moest erkennen verslagen te zijn, afscheid, Ei was iets in Carlo's onveranderlijke hoffelijkheid en eerlijk heid, dat zijne kwaadaardigheid tartte. Zooals Sardoni echter had opgemerkt was Comerio geeu man, dien men on gestraft versloeg, hij was iemand, die zich wreken zou, zelfs nog na jaren en Carlo gevoelde dit toen hij vertrokken was en begreep nu, waarom de Eugelsch- trouw beloofde, dacht ik er in de verste verte niet aan, dat ik ooit mijn woord zou breken. Maar, mijn vriend, sedert zijn bijna twintig jaren vcrloopen en zelfs „trouw" kan men op te harder proef stellen. Die eerste jaren gingen als een gelukkige droom voorbij; ik was jong en sterk en had een groot doel voor oogen. Daarbij ontving ik je brieven, en je vaste vertrouwen in de toekomst versterkte mijn moed, als die soms begon te wankelen. Toen kwam de brief, waarin je me schreef, dat je bui tenlands zoudt gaan, en niet terugkeeren, vóór dat ge je doel zoudt hebben be reikt. En sedert heb ik te vergeefs bericht van je verwacht. Zoo gingen vele jaren voorbij tot ten slotte de dag kwam, waarop ik in de courant las, dat de wereldberoemde violist, Wenzel Ignaez, van zijn lange en roemrijke reizen in 'zijn vaderland teruggekeerd was. Hoe kan ik je mijn gevoel schilderen, toen ik dat las? Mijn sterk verlangen en mijn liefde waren onbeschrijfelijk ik was in een voortdurende spaimire en wachtte slechts op het geluk, dat tin komen zou. Het kwam evenwel nooit. Ik las in de courant, dat je vandaag hier, morgen elders concerten gaaft; (lat je gevierd werd en beroemd. Maar mij had je ver geten. Veel meer heb ik niet meer te zeggen. Langzamerhand werd mij alles duidelijk, en ik begreep, dat je succes in plaats van ons nader bij elkaar te brengen, ons ver van elkaar had ver wijderd!" „Ja, ik heb onverantwoordelijk tegen je gehandeld", riep Wenzel uit, „manl ik wil mijn zonde wéér goed maken". „Neen, Wenzel," zei ze en legde zacht baar hand op zijn arm, „maak je daar geen zorgen over. Toen ik je gisteren avond hoorde spelen, en zag hoe die voorname dames wedijverden, om je met bloemen en eerbewijzen te overladen, w erd het mij duidelijk, dat het voor ons beiden bet beste is, zooals het is. Toen je arm waart en onbekend, waart ge de mijne en bezat ik je geheel voor mij zelf, en op dat geluk kan ik tot het eind van mijn leven teren maar nu is er eene groote klove tusschen ons en sta je ver boven me. Daarom is het 't best, zooals het is. In vroegere dagen behoor den we te zamennu is er zooveel, wat ons scheidt, weet ge", voegde zij er weemoedig bij, „toen ik je gisterenavond spelen hoorde, begreep ik hoeveel ver anderd was. Herinnert ge je nog, datje me voor je vertrek zei, dat je na je terug keer een concert wildot geven, en daarop alleen voor mij zoudt spelen. Ach, Wen zel, hoe geheel anders was het, als ik had gedacht. Onder het groote publiek, was er gisterenavond wel niemand, die verder van je afstond, dan ik. Ik ver stond je eenvoudig niet. Ik, die vroeger iedere toon van je Yiool koude, en ieder gevoel begreep, die je in de muziek wilde uitdrukken ik voelde me als eene vreemde bij je nieuwe kunst en je wilde toch voor m ij spelen. Dc jonge kunstenaar was opgespron gen; onrustig liep hij de kamer op en neêr. Plotseling bleef hij voor haar staan „Morgen, lieve Greta, zal ik een con cert voor je geven. Ik zal mijn oude viool nemen en 't zal weer zijn als in de dagen van ouds en deze keer zult ge de cenige zijn, die mij begrijpt en de anderen zullen de vreemden zijn". De concertzaal was tot op de laatste plaats bezet. Het bericht dat Wenzel zijn vertrek had uitgesteld en nog een concert wilde geveu, werd met groote ingenomenheid vernomen en iedereen haastte zich toegangskaarten te krijgen. Het publiek was in groote spanning, man hem steeds tot voorzichtigheid had aangemaand. Zijn vijand was geen gewoon tegen stander, een soort ontembare volharding scheen op dat bleeke gelaat te zijn ge drukt en Carlo zag de toekomst donker der in dan te voren. Enrico trachtte met weinig succes, hem uit zijne neerslachtigheid op te wekken en Carlo, die dat wel begreep, deed zijn best over andere zaken te denken. Op 't allerlaatst vroeg hij aarzelend naar 't eenige onderwerp, dat hem na aan 't hart lag „Ge zult de Brittons soms ontmoeten, als 't gebeurt, schrijf er mij dan alles over," zeide hij niet bevende stem. „Natuurlijk", zeide Enrico kortaf. Dan na een oogenblik te hebben ge peinsd, riep hij uit: „Madonna Santis- sima, 't maakt me krankzinnig te moeten denken, dat gij en miss Britten beide moeten worden opgeofferd aan zoo'n schelm als Comerio." „Schrijf veel en dikwijls" verzocht Carlo. „Zeg mij alles ook 't geringste wat ge van haar weet" ACHTTIENDE HOOFDSTUK Francesca's Herfst. Vertel 't mij nog eens. Florestano! Ge hebt een fout begaan toen ge vis- scher werd, ge moest een sprookjesver men las en herlas het programma, praatte er over, kritiseerde het, en kwam tot het besluit, dat het voor zoo'n „groot kunstenaar" als Vcnzel een vreemde combinatie was. Maar zulke artisteu hebben nu eenmaal hun kuren en van een Wenzel Ignaez kan men zich een eenvoudig stuk gevallen laten, ofschoon het vorige programma toch heel wat anders beloofde. Plotseling verstomde dc menigte! Wenzel Ignaez trad op het podium niet zijn viool onder den arm. Maar wat was dat nu? Men zag elkaar verwonderd aan. Was dat die prachtige Cremoneser, die onafscheidelijk van zijn meester was? Neen, liet was een heel gewone, alledaagsche viool van do soort, die men bij derde rang muziekliefhebbers vindt; geen instrument, dat bij een Wen zel Ignaez past. De jonge kunstenaar deed, als of hij niets bespeurde van dc stemming van het publiek. Hij overzag de zaal en liet zijn zoekenden blik langs de lange rijen gaan, tot die bleef rusten op een kleine, bleeke, onaanzienlijke gestalte, wier een voudig zwart kleed sterk afstak bij de elegaute toiletten der andere dames. Ilij boog nogmaals, dieper en eerbiediger dan voorheen en begon te spelen. Het was eene Nocture van Chopin. Bij den eersten streek was hij de tegen woordigheid van het publiek vergeten. Hij was niet meer de gevierde kunste naar, die voor een uitgelezen publiek de hoogste tonen ontlokte. Het was de kleine, half verhongerde straatmuzikant, Wenzel Ignaez. Ilij zag alles even duide lijk voor zich: de armoedige, lage dak kamer met het veldbed, waarop zijn stervende vader lag. Hij zag, hoe zijn vader, met dc viool onder zijn kin, half opgericht zat en speelde de Nocture van Chopin. Bevend, sidderend kwamen de tonen als zuchten uit een door leed beklemde borst. Het was de stomme klacht uil de ziel van oen kunstenaar, die zich nooit volkomen heeft kunnen ontwikkelen, omdat hij door kommer en gebrek ter neer was gedrukt. De oude man speelde en speelde, tot dat de viool hem uit de verstijfde handen viel en hij zelf door een benauwde hoest over vallen, achterovcrzonk. Met een laatste inspanning verhief hij zich nog eenmaal, en reikte de viool aan zijn kleinen, weenenden zoon. „Hier, mijn zoon, dit is het cenige, wat ik je kan nalaten. Bewaar het goed en wordt een kunste naar." Dit waren zijn laatste woorden. Daarop volgden eenige weemoedige, wonderlijke melodiëu hij had die, na den dood zijns vaders, iederen avond trots wind en koude, op diens graf ge speeld. Hij had geen bloemen, die hij op den grafheuvel kon leggen, daarom gaf hij aan zijn vader, wat deze 't hoogste stelde: zijn muziek. Toen kwam een eigen compositie: „De eenzame", aan de beurt. Het was een treffende schildering van eenzame, hongerige ziel, die geen eigen huis noch eigen haard had, die op de heele wereld niets had, wat ze beminde als zijn oude viool. Met enkele korte streken, ging de muziek dan over in een opge wekte wals. Hot was dezelfde, die de jonge Ignaez in een danszaal speelde toen dc kleine modiste, Greta Muller, getroffen door de zwaarmoedige uit drukking zijner oogen zich uit den kring der dansenden had verwijderd, om met haar helderen onschuldigen blik het somber in Ignaez te doen verdwijnen en er zonneschijn voor in de plaats te tooveren. Na een korte pauze begon Wenzel Ignaez wéér te spelen. De strijkstok gleed nu zoo licht over de snaren. Het teller van beroep zijn. Vertel 't mij nog eens van 't begin af?" De oude visscher trok zijn roode phrygischc muts dieper over zijn gefronsd voorhoofd, schudde zijn grijze haren terug, keek naar 't bruine zeil om te zien of alles in orde was en toen in 't bleeke verlangende gelaal tegenover hem, en scheen wel bereid aan 't ver zoek te voldoen. Noch 't gezonde leven aan boord van de Pelgrim, noch de daarop gevolgde weken in de Zwitsersche Alpen waren in staat geweest, de kleur op Frances ca's wangen te houden, zij was zoo bleek als een lelie en bijna even teeder ook, maar de mond eu de oogen waren even lief als vroeger en verrieden niets van hare geschiedenis. Zij zat aan 't roer van 't visschersbootje en luisterde naar den ouden man terwijl zij naar huis zeilden, een van hare lange, witte handen hing in 't water en hare oogen keken voortdurend in die blauwe diepte toen Florestano nog eens de geschiede nis van Carlo's eerste optreden vertelde. „Gran Dio! Hij is de beste mensch op aarde!" riep de oude uit. „Wie anders dan hij zou er ooit aan hebben gedacht om een oude arme kerel, zooals ik van hier te komen halen om mij een mooie plaats in den schouw burg te geven, waar ik alles evengoed kon zien als zij, die veel geld hebben, te goed zijn om te wandelen en hunne was als de heldere loop van een snel stroomend beekje over de met mosbe- dekte steenen in de lente. Het geleek op vogelgckweel en liefdesprookjes. Hij liep met haar tusschen bloeiende heesters, geurende bloemen over groene weiden, beklom met haar hooge bergen en zat in donkere bosschen op het zachte mos, terwijl de groene dennen boven hunne hoofden, hunne eigenaardige, eentonige melodie ruischten. En vervolgens al hunne toekomst plannen, hunne prach tige luchtkasteelcn, die zij voor het knetterend vuur in haar kleine dakkamer of op het water in een roeiboot bij het eentonig plassen van het water, hadden gebouwd. De volle poëzie, die zich in de harten van twee zich liefhebbende menschenkinderen, kan verecnigeu, had in deze tonen uiting gevonden, die slechts door één enkel der toehoorders volkomen begrepen werd? Maar wat bekommerde zich de kunstenaar, of die anderen hem verstonden hij speelde slechts voor die eene, en zij verstoud hem! Haar oogen hingen als geboeid aan de zijne, haar bleek gelaat werd licht gekleurd, waardoor zij wel 20 jaren jonger scheen. Haar heele ziel was vervuld van wat zij hoorde. Daarop volgde een bijna disharmoniesche toon al het vroolijke, al het zonnige was verdwenen nu nam de jongeling afscheid van zijn ge liefde treurige, weemoedige klaag tonen! En ten laatste volgde, na eene pauze, het slotnummer van het Programma, „Weerzien", een stuk, dat hij den laat- sten nacht had gecomponeerd, terwijl hij rusteloos, met de viool onder zijn kin, op zijn kamer heen eu weer liep. Hij had uitdrukking gegeven aan al dc aandoening®.i. die zijn ziel vervulden. Hij vertolkte al de herinneringen, die dit weerzien bij hem, den beroemden kunstenaar, hadden opgewekt, die reeds meende, in zijn kunst volkomen geluk kig te zijn. En plotseling had hij een blik in zijn hart geslagen en gevoeld hoe arm, hoe eenzaam, het was, ondank* al zijn succes en beroemdheid. En dit was hem pas duidelijk geworden, toen hij haar weerzag, de geliefde zijner jeugd, die hij door al die uiterlijke, lecgo schatten der wereld verlaten en vergeten had. Hei gordijn viel. Als men op dezen avond den kunstenaar en zijn programma ook al niet geheel had begrepen, zoo werd hij toch met toejuichingen en bloemengaven overladen. Bij een Wenzel Ignaez kon men het zich niet anders denken! De jongste kunstenaar had evenwel geen oog voor die kostbare, welriekende gaven. Hij had slecht oog voor een kleinen ruiker veldbloemen, waaraan een kaartje was gebonden, waarop met bevende hand deze weinige woordeu waren geschreven: „Hartelijk dank, mijn geliefde, -we zien elkaar niet meer terug. Deze ruiker was dc eenige herinne ring aan zijne geboortestad, die hij den volgenden dag meenam, toen hij den trein besteeg om nooit weer terug te keeren. Dezer dagen zal te Parijs in Hotel Drouot een eigenaardige verkoop plaats hebben. Daar komt onder den hamer een koninklijke bestelling, welke onder zeer bijzondere omstandigheden geweigerd werd. De geschiedenis is de volgende. dagen in ledigheid doorbrengen? Hij kwam met een kleine jongen, zijn neefje, bij hem." „Zag hij er goed uil?" vroeg Fran cesco, nog steeds met afgewend gelaat. „Ebbenc signorina! hij was ernstig en bedaard, zonder twijfel denkende aan den avond, maar nu ik aan zijn ge zicht deuk, valt 't mij in, dat het bruiner was dan vroeger hij had zijn kleur ver- loreu, zeker van 't iu huis zitten en 't studeeren." Florestano moest er bijna om lachen, omdat hij die redenen met zoo'n gezicht vol overtuiging uitsprak. „Maar behalve dat, was hij juist als altijd. Hij wilde aan de riemen gaan zitten toen wij naar Napels terug keerden, juist als vroeger toen ik hem op hcete dagen er dikwijls heen bracht. En toen 's avonds zag ik hem op 't tooneel en iedereen juichte hem toe en hij zager in zijn fluwcelen costuuinmetdatzwaard zoo flink uit en toen was ik er trotsch op, dat hij 's middags mijne riemen had opgenomen opdat ik wat rusten kon. Als was ik zijn eigen vader geweest, Signorina, dan had hij mij niet beter kunnen bejegenen." „En juichte men hem zeer toe?" vroeg Francesca. (Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2