No. 48.
Zaterdag 16 Juni 1906.
3e Jaargang.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees 11 Zelf l
t
De Weezen.
FEUILLETON.
Dolende Ridder.
Een Koninklijke Beslissing.
in. De jaarlijksche toelage, bedoeld
onder I en II houdt voor ieder der
betrokkenen op met het oogenblik,
waarop hij (zij) den dienst der Goineente
Amersfoort als leeraar (leerares) verlaat.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der adverteutlën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Zooals onzen lezers uit liet verslag
van de laatsi gehouden Raadszitting zal
gebleken zijn, was de groote meerder
heid van den Raad van meening, dat
de Regenten door aanvaarding van het
geschenk van den heer Van Boetze-
1 a e r, onder de bezwarende voorwaarde
van als maximum een zestal weezen
uit Leusden te moeten opnemen, een
zeer verkeerd standpunt innamen en
heeft daarom in het voetspoor van het
College van B. en W. gemeend die
daad te moeten beletten, door weigerend
te beschikken op het verzoek van
Regenten om door reglementswijziging
de opname van Leusdenschc weezen
mogelijk te maken.
l)at was o.i. het eenige middel
en ook hieromtrent schijnt ons twijfel
gewettigd dat de Raad in handen
had, om de aanvaarding van Aldegonde
te verhinderen.
De theoretische zijde van deze kwestie
kunnen we thans laten rusten èn omdat
die zaak als afgedaan beschouwd kan
worden èn omdat wij daarover reeds
genoeg in ons blad hebben opgenomen.
We wenschen even te wijzen op de
practische gevolgen, die dit besluit moet
hebben en laten daartoe in de eerste
plaats nogmaals afdrukken het verzoek
om ontslag als Regent, dat door de
heeren Bolk, Tromp van Holst
en Krudop aan den Raad is gezonden:
„Geven eerbiedig te kennen
„J. Blok, Voorzitter, A. H. Tromp
„van Holst, Fabriek, en J. H. Krudop,
„Regenten van het Burgerweeshuis te
„Amersfoort,
„dat door U den 29 Mei 1906 beslo
nten is, afwijzend te beschikken op het
„verzoek van het College van Regenten,
„door het benoemen eener Commissie
„uit Uw midden, mede te werken tot
„herziening van het Reglement van het
„Burgerweeshuis;
„dat bedoeld besluit genomen nit over-
Valsche bescheidenheid is de betamelijksle
van alle leugens.
Uit het Engelsch
van
EDNA LYALL.
45.)
„Neen, het was mijne schuld. Ge
naamt zooveel tijd in beslag en ik was
jaloersch dat hij meer van u hield dan
van mij, maar nu nu ben ik in 't
geheel niet meer jaloersch." Zij lachte
even en keek hem met een schertsende
blik van hare donkergrijze ougen aan.
„Ik wil alles doen om u te believen,"
zeide Enrico. „Ik denk altijd aan u
als aan iemand, die aan Carlo toebe
hoort en uw geringste wensili zal mij
een bevel zijn."
„Dank je, ge zijt zoo vriendelijk, ge
begrijpt mij zoo goed, Enrico", ant
woordde zij, snel de toon aannemend
van broederlijke en zusterlijke vor-
„wegingen behoorende tot dccompeten-
tiën van de besturende collegiën van
„liet Weeshuis, naar hetondergeteeken-
deu voorkomt, volmaakt in strijd is
niet alleen mot de letter en bedoeling
„van het Reglement maar ook met den
rechtstoestand én van Regenten én van
„de Stichting zelve;
„dat ondergeteekenden zoodanige wille
keurige inmenging zich niet kunnen
„doen welgevallen, te meer daar ze strij
dig blijkt met het beleid van Regenten
omtrent weezenverzorging, hetwelk door
„Uw besluit wordt gedisqualificeerd
dat ondergeteekenden om voorschreven
„oorzaken, wenschende niet langer deel
„uittemaken, van een verantwoordelijk
„Bestuur in welks geleid het den Raad
„goeddunkt in te grijpen, hun mandaat
„in Uwe handen stellen, met beleefd
„verzoek hen vóór een Juli aanstaande
„ontslag te verleenen als Regenten van
„het Burger-Weeshuis.
„'t Welk doende euz.
(w.g.) J. Bolk.
A. M. Tromp van Holst.
J. M. Kruiiop.
De aanvrage om ontslag van dit
drietal Regenten is een logisch ge
volg van de houding door den Raad
tegenover die heeren aangenomen en
de argumentatie van hun ontslagaan
vrage is dan ook in alle opzichten de
consequentie van het door het ingeno
men standpunt.
Het feit, dat slechts drie der Regen
ten hun ontslag hebben ingediend zou
byna doen vermoeden, dat er een meer
derheid en minderheid in dit college
moet zijn, inzake de Weeshuiskwestie,
hoewel dit uit het voorafgaande nergens
is gebleken.
We zullen dit verder in het midden
laten.
't Is dunkt ons zoo goed als zeker,
dat de Raad zal moeten overgaan tot
de verkiezing van nieuwe Regenten,
want van een herbenoeming kan dunkt
ons geen sprake zijn, tenminste niet
van het aannemen daarvan; terwijl
tevens een benoeming tot Regent alléén
aanvaard kan worden door hen, die het
in zake de Aldegondc-kwestie volkomen
eens zijn mot B. en W. en de Raads-
meerderheid.
Er zullen dus nieuwe Regenten komen.
En op dezen zal dan de niorcele ver
plichting rusten, nu van een aanvaarding
van Aldegonde geen sprake meer kan
zijn, om over te gaan tot een restaura
tie van het tegenwoordige Burger-Wees
huis.
Want hoe de meeningen van B.
en W. in Regenten ook uiteenliepen
- één ding staat vast: Het gebouw,
waarin de weezen thans zijn gehuisvest,
voldoet niet aan matige eischen.
Regenten waren van oordeel, dat een
afdoende verbetering zonder zeer aan
zienlijke geldelijke offers niet wel moge
lijk was. B. en W. meenden (en het
moet erkend worden ze staan daarin
sterk door het advies van den gemeente-
architect), dat door een 6 a f 7000 het
gebouw in voldoenden, zelfs in modernen
staat te brengen is. Welnu, dat de Raad
zich haaste nieuwe Regenten te be
noemen, die met „bekwamen spoed"
overgaan tot liet beramen van plannen
om onze weezen een gezonde woning
te verschaffen.
Wat de hoofdzaken betreft stonden
wij geheel aan dc zijde van Regenten
Gaarne hadden we het mooie Aide
gonde als Weeshuis voor de stad onzer
inwoning behouden gezien, doch hoofd
zakelijk, omdat dan de Weezen behoor
lijk gehuisvest zouden zijn.
Want daérop komt het iu de eerste
plaats aan
Nu de zaak een anderen loop heeft
genomen, dan wij gewenscht en ver
wacht hadden, nu hopen we in het be
lang van de weezen werkelijk, dat de
Regenten in dit opzioht ongelijk hebben
gehad en dat het mogelijk is het
weeshuis voor een betrekkelijk gei-in;
trouivelijkheid, die ook hij in zijn laatste
gezegde had gelegd, en zij was er blij
om, dat Eurico zich niet had geplaatst
op 't vervelende standpunt van een
nieuwe aanbidder. Hij had dat niet
gedaan, hij zou de flinke broederlijke
vriend zijn, waaraan zij behoefte had
„Ik ben blij dat de dans uit is,"
zeide zij, toen de muziek zweeg, „laat
ons wat heengaan van al die menschen.
Ilebt ge de volgende dans bezet?"
„Neen," zeide Enrico, die niet wist
of hij blij of bekoord moest zijn over
haar openhartigheid.
„Daar ben ik blij om, want ik hield
hem ook open en maakte graaf Carossa
er boos door. Kom, laten we ergeus
gaan zitten praten en vertel mij van
die brieven.'
In zijn binnenste gevoelde Enrico
eenigen trots, toen hij bedacht, dat de
belle van den avond hem verzocht bij
haar te blijven. En toen verbleekten alle
zelfzuchtige gedachten bij de bewonde
ring voor die liefde, die van de schuchtere,
bedeesde Francesca, zoo onschuldig
stoutmoedig en zoo geheel anders maakte
dan de meisjes, die hij gewoonlijk in
gezelschap ontmoette.
Hij bracht haar in do leeszaal, die
aardig door Chineesche lantaarns was
verlicht en aan 't uiterste eind ontdekte
zij een kalm hoekje met een rustieke
bank, die half door planten en palmen
verborgen was.
„Ik kan u de brieven wel zenden, dan
kunt ge ze lezen, ik kan dat altijd wel
doen", begon Enrico.
„Neen," zeide zij, zuchtend. „Ik denk
niet dat, dat goed is, want ik heb mijn
vader beloofd hem niet te schrijven of
brieven van hem te ontvangen, en dat
zou een redmiddel gelijken. Maar het
kau niet verkeerd zijn iets van hem te
hooren nu wij elkaar eindelijk hebben
ontmoet. Vanwaar schreef hij?"
„De eerste brief kwam van Malta,
hij leek nog al opgewekt, spotte met
dat kleurlooze eiland en werd zeer
patriotisch in zijne vergelijkingen. Ik
ben bang dat hij zich zijne verbanning
zeer aantrekt. Hij is zoo op en top
Italiaan en al zijn belangen zijn aan
't land verbonden. Dan heeft hij er
veel verdriet, dat die idioten in den
Kring van Sociale Hervorming de
club, waarvoor hij zich altijd zoo sterk
interesseerde zooals ge weet, zijne
beroepsverandering geheel verkeerd op
vatten, hem verweten dat hij de goede
zaak verliet wat wisten zij ervan
en hem ijdel en genotzuchtig noemden,
juist alsof zij een troep Engelsche
puriteinen waren, als gij de vergelijking
wilt excuseeren."
Francesca zuchtte. „Het schijnt, alsof
de geheele wereld tegen hem is."
„Ja dat moeten zulke dolende ridders
dan ook maar verwachten," zeide Enrico.
„Ik zie niet iu waarom," zeide
bedrag in een goeden toestand te brengen.
Ware het anders, de weezen zouden
de dupe van de historie worden en dit
zouden we betreuren.
In de pensioenzaak der Amersfoortsche
leeraren werd den 13en Maart 1906 het
volgende besluit genomen:
De Raad der Gemeente Amersfoort;
Gelet op het adres vau onderwijzend
personeel aan het Gymnasium en de
Hoogere Burgerschool
Gelet op de Wet van den 5den Juni
1905 (St.bl. no. 154);
Gelet op de „Verordening regelende
het pensionueereu der Gemeente-ambte
naren en bedienden te Amersfoort," van
18 April 1S99, gewijzigd bij besluiten
van 4 Februari 1903 en 30 Mei 1905;
Gezien het voorstel van Burgemeester
en Wethouders d.d. 14 December 1905,
no. 9041,
Besluit:
I. Een jaarlijksche toelage, ingaande
1 Januari 1906, gedurende 4 jaren aan
dc leeraren dr. J. II. Mo 11, F. Rauh,
F. e s s e 1 i n g, W. N. C o e n e n, G.
J. Buy s, dr. II. J. R e ij n d e r s en B.
D. Best te geven ten bedrage van het
verschil tusschen de storting die ieder
hunner voor eigen pensioen moet betalen
aan hot Rijk en het bedrag achter ieders
naam voorkomende in kolom C van do
bij dit besluit behoorende tabel, met
dien verstande, dat voor dc berekening
der eerstgenoemde storting verhooging
der jaarwedde wegens meerdere dienst
jaren, voor zoover deze invloed mocht
hebben op verhooging der storting, aan
het Rijk verschuldigd, bqiten rekening
blijft en dat geen dezer leeraren minder
ontvangen zal dan de helft van liet
bedrag, dat hij op 1 Januari 1906 als
pensioenbijdrage aan de gemeente be
taald zal hebben en onder de voor
waarden
a. dat door ieder afstand gedaan wordt
van de pensioenaanspraken, die hij jegens
de Gemeente zou kunnen doen gelden;
b. dat ieder, teu genoege van Burge
meester en Wethouders het bewijs
levert, dat hij niet eene verklaring als
bedoeld bij art. 6 der Wet van den
5den Juni 1905 (Stbl. no. 154) aan het
Departement van Binneulandsche Zaken
heeft verzonden.
Francesca. „Natuurlijk moeten zij ver
wachten, dat 't kwade zich tegenover
hen stelt, doch 't valt moeilijk te ver
dragen als ook gelijkgezinden afvallig
worden. Toch deuk ik dat hij er op
voorbereid was voor hij begon, doch
dit maakt 'tniet minder moeilijk."
„Hij schreef weer uit Gibraltar, waar
zij 't zeer druk schenen te hebben ge
had," vervolgde Enrico, en toen schreef
hij weer aan boord van de stoomboot
en postte den brief in Engeland, zoodat
ze daar goed en wel zijn aangekomen,
ofschoon de brief geen bijzonderheden
over 't land vermeldde.
Francesca zweeg een oogenblik; al
die drooge feiten waren zoo onvoldoende
voor haar, zij wenschte al de kleine
bizonderheden te weten en verlangde
zoo schrikkelijk de brieven zelve te
zien.
Eurico begreep haar gedeeltelijk, maar
het was hem onmogelijk haar te helpen.
Hij had er geen denkbeeld van, hoe hij
een cenigszins goed uittreksel maken
zou uit de lange brieveu van zijn vriend.
Terwijl hij zijn hersens afpijnigde om
een redelijke zin te vinden, hoorde hij
stemmen op korten afstand van hen,
hij hoorde den naam „Donati", entoen
de sprekers naderbij kwamen, werd 't
heelc gesprek hoorbaar.
„Nu zijn oom is er woedend om en
heeft hem dadelijk onterfd."
„Let op mijne woorden, Badia, er is
H. Een jaarlijksche toelage, ingaaudc
1 Januari 1906, gedurende 4 jaren aan
de leeraren (leerares) S. de V r i e s,
Mej. n. C. v a n E ij k v a n V o o r t-
h u ij z e n, I. M. J. H oog, dr. Ph.
P e ij r o t, A. P. II. J. van W e e z e 1
Erie n s, .J. M. T h i e 1, dr. P. K.
L u 1 o f s, J. C. A. II a v i n g a, dr. Th.
Weevers en dr. W. van Schot
horst te geven ten bedrage van het
gedeelte van hetgeen door ieder op
1 Januari 1906 ten behoeve der Gemeente
als pensioen bijdrage gestort zal zijn,
onder de voorwaarden:
a. dat door ieder afstand gedaan wordt
van de pensioen-aanspraken, die hij (zij)
jegens de Gemeente zou kunnen doen
gelden
b. dat ieder, ten genoege van Burge
meester en Wethouders het bewijs levert
dat hij (zij) niet eene verklaring als
bedoeld bij art. 6 der Wet van don
5 Juni 1905 (St.bl. 154) aan het Depar
tement van Binuenlandsche Zaken heeft
gezonden.
Aldus vastgesteld door den Ge
meenteraad in zijne vergadering van
13 Maart 1906.
De -Voorzitter,
(w. g.) WUIJTIERS.
De Secretaris,
(w. g.) J. G. STENFERT KROESE.
Voor afschrift dc Secretaris
van Amersfoort,
(w.g.) J. G. STENFERT KROESE.
In verband met bovenvermeld besluit
werd de bestaande pensioensverordening
zoodanig gewijzigd, dat dc rector, dc
conrector en de leeraren van het
gymnasium benevens de directeur en
de leeraren der hooger# burgerschool
volgens den Raad niet meer voor gc-
meeutepensioeu in aanmerking zullen
kunnen komenuitgezonderd zij,
die de verklaring bedoeld in art. 6 der
Wet van 5 Juni 1905 (Si.bl. 154) aan
liet Departement van Binneulandsche
Zaken zullen hebbeu gezonden.
1) Art. 2 der verordening evenwel bepaalt,
dat leeraren, die de Gemeente 20 jaren on
afgebroken hebbeu gediend, op 65-jarigen
leeftijd of bij invaliditeit rerhi op peneioen
zullen hebben.
eene vrouw in 't spel. Ondanks de
goede naam van Donati, wil ik er mijn
leven onder verwedden. Die snaken,
die voor zoo zedelijk doorgaan, begaan,
als zij eenmaal getroffen zijn, grooter
dwaasheden dan wij zouden doen."
„Maar in ernst, met zoo'n stem is 't
toch roeping om zanger te worden,
prachtig! De mooiste bariton, die ik ooit
gehoord heb," zeide de andere.
„Corpo del diavolo! ge lijkt wol een
kind vriendje! Denkt ge dat een man
zoo maar oen fortuin en een goede be
trekking en een verloving wegsmijt.
En dan hoe gauw was alles beslist.
De eene week wenschte wij hem ge
luk met zijne advocatentitel en de vol
gende week had die 6choone onbekende
hem aan 't tooneel geketend."
„Wat is er van die verloving waar?
Daar heb ik niets van gehoord."
„Ik verzeker u, dat ik uit goeden
bron weet dat hij verloofd was met miss
Britton en haar liet zitten voor de
schoone onbekende".
„Capperi! t Lijkt wrel een hoofdstuk
uit een roman! Laat eens zien, wie
waren er bij Meilino's troep. De kleine
De Caisne denkt ge? of Domenica
Borelli?" Het antwoord was onhoorbaar
er werd gelach gehoord en de stemmen
verloren zich in do vorte.
Wordt vervolgd).