Gemengd. Stadsnieuws. Allerlei. Een twaalftal leeraren zonden hierop aan de Koningin het volgende adres: Aan Hare Majesteit de Koningin, geven met den meesten eerbied te kennen, de ondergeteckenden, Rector van het Gymnasium, Directeur der Hoogere Burgerschool en leeraren aan delGcmeentelijke Inrichtingen van Iloogcr en Middelbaar Onderwijs te Amersfoort, dat zij kennis genomen hebben van den inhoud van het Besluit (No. S9), vastgesteld door den Raad der Gemeente Amersfoort in zijn Vergadering van den 13en Maart 1906, welk besluit in af schrift hieraan als Bijlage A is toegevoeg; dat de in bedoeld Raadsbesluit ver melde toelagen aan de daarin met name genoemde leeraren cenc gezamenlijke waarde van f 4455.75 vertegenwoordigen (Bijlage B, kolom G); dat de pensioensaanspraken, waarvan de met nauie genoemden eventueel, volgens genoemd Besluit, afstand zouden moeten doen, om in het genot dier toelagen te komen, eene aanzienlijke contante waarde vertegenwoordigen. Immers, in het midden latende welk bedrag, in cijfers uitgedrukt, de contante waarde dier aanspraken voor alle in het Raadsbesluit genoemde leeraren zou beloopen, zij er op gewezen: dat reeds v ij f leeraren, die meer dan 29 dienstjaren in de ge meente hebben, thans vallen onder Art. 2a der bestaande Gemeentel ij kePonsioens ver orden i u g, hierbij gevoegd als Bijlage C, en dus bij het bereiken van hun 65-jarigen leeftijd, naar de meening van adressanten, recht zouden hebben op een gemeentelijk pensioen, berekend naar de dienstjaren, die zij op 1 Januari 1906 alhier hebben volbracht. Indien bedoelde vijf leeraren in den dienst der gemeente blijven, zouden zij h. i. dan in het genot kunnen treden vaneen gemeente lijk pensioen, berekend naar de thans door hen vervulde dienstjaren. Geschiedt de berekening van bedoeld pensioen vol gens Art. 4 der Gemeentelijke Pensioen verordening (Bijlage C), dan zou deze uitgestelde lijfrente blijkens Bijlage B. (kolom 7) thans eene contante waarde hebben van f 20235, van welk bedrag aan pensioensverplichting de gemeente thans ontheven zou worden, indien be doelde vijf leeraren hunne pensioens aanspraken prijs zouden geven tegen de in het Raadsbesluit van 13 Maart aangeboden toelage voor deze leeraren bedragende f 1990 (Bijlage B kolom 8), dus voor nog geen 10 der werkelijke waarde! De door de gemeente ingenomen Rechtspositie dat alle leeraren, die naar de Rijkspensioenregeling zijn over gebracht, daardoor, volgens de laatste vier woorden van het eerste lid van Art. 13 der Verordening (Bijlage C) alle pensioenaanspraken op de ge meente zouden verliezen aeluen adressanten in strijd met de wet. (Be doelde woorden luiden: „noch pensioen kunnen verkrijgen.") In deze meening worden zij versterkt door hetgeen in de Tweede Kamer der Staten Generaal in hare vergadering van 17 Maart 1905, bij de behandeling dei- Wet van 5 Juni 190(5 (Stbl. 154)^ dooi den toenmaligen Minister Kuyper is ge zegd, ui.: „dat de gemeenten in haar verorde ningen de Rijkswetten te volgen „hebben en niet omgekeerd. Zelfs „zal de vraag rijzen of, als van Rijks- „wege in dit belang zal zijn voorzien, „niet de artikelen der Gemeentewet „welke voor uniformiteit tusschen „Rijks- en gemeentelijke regeling „waken, tocpissing zullen dienen te „vinden." en daarna: „bij het brengen van overeenstem ming tusschen de gemeenteverorde- „ningen en de Rijksregeling zal er „op zijn te letten, dat verkregen „rechten worden gewaarborgd, zoodat „zij, die thans pensioengerechtigd zijn „volgens de gemeentelijke regeling, „nooit van slechter conditie kunnen „worden. Die waarborgen moeten „echter in de gemeentelijke regeling, „niet in de Rijkswet worden neerge legd. Wanneer eens een gemeente „rechten wilde onthouden, aan hen „die daarop aanspraak kunnen doen „gelden, dan zou de kroon stellig niet „in gebreke blijveu, die te doen eer biedigen." Naar de meening van adressanten zijn het dus de betreffende artikelen dei- Gemeentelijke Pensioenverordening i Bijl. C), die in het onderhavige geval geen toepassing mogen vinden. Bedoelde artikelen en inet name Art. 13 en Art. 1 (nieuw) raadsbesluit 13 Maart 1.1. hebben li. i. uitsluitend betrekking op leeraren der B. A. School of die in den gemeentelijken dienst komen met pen sioen van elders en kunnen dus geene toepassing vinden op hen die door den Rijkswetgever vanaf 1 Januari 1906, zonder hun toedoen, als deelnemers in de Rijksfondsen zijn opgenomen. Is uit het bovenstaande reeds geble ken, dat er geen billijke verhouding bestaat tusschen de, bij genoemd Raads besluit toegekende toelagen en het be drag van den pensioenlast, waarvan de Gemeente ontheven wordt, bij overgang der met name genoemde leeraren naai de Rijkspensioenrcgeling, te sterker spreekt liet onvoldoende der tegemoet komingen nog uit het feit, dat aan 60 procent hunner niet meer dan de helft der bij do gemeente gestorte pensioens bijdragen gerestitueerd wordt, niettegen staande bedoelde leeraren, omdat zij korter dan tien jaren in gemeentedienst zijn, onmogelijk voor gemeentepensioen in aanmerking hebben kunnen komen. De gemeente heeft dus de helft hunner bijdragen in de gemeentekas terugge houden, zonder voor hen daartegenover eenigo risico te hebben gedragen. Tiet bedrag der bedoelde toelagen is dan ook niet van zoodanigen aard, dat de stortingen der met name genoemde leeraren voor de Rijkspensioenrcgeling ton bedrage van f19970.Bijlage B kolom 5) (ongerekend nog hunne bij dragen voor het Weduwen- en Wcezen- pensioenj, daardoor op doeltreffende wijzo worden vergemakkelijkt. Daar door blijven de bedoelde stortingen voor verscheidencn der leeraren zóó bezwa rend, dat blijvende deelname in de Rijkspensioenrcgeling hun niet wel mogelijk is, zoodat zij tengevolge van de Wet van 5 Juni 1906 voor het dilemma zijn geplaatst om, óf er van af te zien op de door den Wetgever bedoelde wijze zorg te dragen voor hun na te laten weduwen en weezen, óf anders zich en hunne gezinnen, ge durende eenigc jaren geplaatst te zien onder zware finauciëele zorgen. Het doel van den Wetgever uitgedrukt in de Memorie van Toelichting (bl. 9): „Belanghebbenden zullen daardoor „van een steeds drukkende zorg worden „ontheven, wat zeker aan hun arbeid, „en daardoor aan de ontwikkeling „der volksjeugd, zal ten goede komen" zou bij handhaving van het Besluit (No. 89) van den Gemeenteraad verijdeld worden, want de opgewektheid Tan den leeraar, van zooveel waarde voor de vruchten van zijn arbeid, zal, hoe zijn keuze ook moge uitvallen, noodwendig in gevaar gebracht worden. Adressanten gronden op deze over wegingen hun nieening, dat het hier betreffende Raadsbesluit ook geacht moet worden te zijn in strijd met het Algemeen Belang; redenen waarom zij zich bij dezen vrijmoedig tot Uwe Majesteit wenden met het eerbiedig verzoek, dat het Uwe Majesteit moge behagen het Besluit No. 89 van den Raad der Gemeente Amers foort, genomen in zijn Vergadering van 13 Maart 1906 te vernietigen. 't Welk doende, van Uwe Majesteit de onderdanige en eerbiedige dienaren enz. Op bovenstaand verzoekschrift nu werd het volgende antwoord ontvangen: De Minster van Biiinenlandsche Zaken, Krachtens machtiging van de Koningin van 26 Maart 1906, no. 30 en van 6 April 1906, no. 60 beschikkende op de adressen van enz. te Amersfoort dd. 24 Maart 1906 en 3 April 1906, waarbij wordt gevraagd vernietiging wegens strijd met de wet en met het algemeen be lang van het besluit van den Raad dier gemeente van 13 Maart '906, no 89, waarbij aan leeraren die tengevolge van de wet van 5 Juni 1905, Staatsblad no. 1.54, zijn overgegaan naar het Rijkspen- sioenfonds, toelagen uit de gemeentekas wórden gegeven en waarbij de bestaande pensioensverordening wordt gewijzigd. Gelet op de ingewonnen ambtsbe richten; Geeft aan adressanten onder terug zending van de overgelegde bijlagen te kennen, dat voor de gevraagde vernie tiging geene termen zijn bevonden. 's-Gravcnhage, den 19 Mei 1906. (get.) P. RTNK. Aan de adressanten. - li Zeeslang. D'r zijn weer zeeslangen gezien! "Wij zullen er voor zekerheid maar een col lectie vraagteekens achter zetten want zelf geloovcn wij er ook al een bitter beetje van! schrijft het „Hrl. Dbld" Bestaan er zeeslangen? Dat is een vraag, die reeds lang de wetenschap pelijke wereld bezig houdt. De eene geleerde ontkent dit, terwijl een andere iiet bestaan dezer dieren met beslist heid volhoudt. Thans kwam men ons weer mede- doelen, dat er in de nabijheid van Zand- voort in den omtrek van het gestran de schip „Alba" Donderdagmiddag zeeslangen zijn gezien. Ecnige werklieden zaten op een hoog duin aan het strand, toen hun nandacht werd getrokken door een groot dier (een soort reuzenpaling van wel 20 meter lengte! dat zich eenigc honder den meters van de kust verwijderd, in het water voortbewoog. Eenigc oogenblikkcn later was hei beest verdwenen, maar vertoonde zich even daarna wederom, doch nu was het er niet één, maar er waren er twee te zien. De toeschouwers wisten niet wat zij zagen, desondanks meenden zij, dat de waterbeesten niet anders dan eenige zeeslangen konden zijn. 't Zou wel aardig zijn om te weten of nog andere personen deze geheim zinnige diereu gezien hebben. Om Kcinbrandt tot bet volk te brcugen. Het volgende is geschied te Amster dam, waar zich een Rijksmuseum be vindt. Een schoonmaakster komt om te schoonmaken in een woning aan de N. Achtergracht, waar ze een reproductie van Rembrandt's „De Angatomische les" in handen krijgt. Ze bekijkt de plaats aandachtig en griezelt. Wet is det? vraagt ze één dei- jongedames, die mede in het vertrek is. Dat is een plaat van Rembrandt. Lange stilte. Snaë ze die men nou maar zoo in ze laaf? griezelt de schoonmaakster. Ja, dat zijn dokters. Lange stilte. Dan vraagt de schoonmaakster op een toon van intense verbazing en griezelig: Heeft u dien Rembrandt nog gekend, juffrouw? 'n Zelfportret. In dc Rollandsehe Lelie van deze week is freule Lobman, in de beruchte correspondentie-rubriek, weer eens aan 't bazelen over „dc vrouw". Wij lezen daar: „Maar, maar als soort genomen, als geheel beschouwd, is het 'n dom, onge voelig, slecht-opgevoed, ijdcl, niets-weteiid en niets-begrijpend, en, als het wat weet, belachelijk-pedant soort." De lezers van Lelie en TelegraafKun nen met deze definitie hun voordeel doen. Controleur. Werkstakers. In een Kamer overzicht lezen wij: Spijbelen eerst en schoolblijven daarna De vergadering, uitgeschreven tegen halftwee, werd tegen tweeën geopend, maar moest al ruim een kwartier latei- gesloten worden, daar het bleek bij stemming over een amendement, dat dc helft plus één niet op haar post was. Om drie uur is toen de vergade ring heropend en om die schade in te halen, heeft de voorzitter de heeren laten nablijven tot over vijven. Men verbaast zich, na een bijeenzijn der Kamer van zóó langen duur, over weinig meer, maar welbeschouwd is het toch ergerlijk, dat de Kamer, uil zóó belangrijke beslissingen te nemen vallen over stakingen en staangeld, niet dun met moeite boven dc vijftig komen kan. Men verbaast zich nog meer, hoe de lui, die zelf zoo slecht hun plicht ver vullen, eventueel over werkstaking dur ven spreken. Het is gewoon een schande, dat mensehen, die zich laten kiezen om aan het parlementaire werk deel te nemen en daarvoor alle moeite doen, 't een voudig opvatten als een eerebaantje. Dat absenteïsme getuigt van een slecht ont wikkeld zedelijk bewustzijn. Dat dit spijbelen ook den gang van zaken vertraagt, is duidelijk. Ten eerste het uitstel door onvoltallighcidten tweede het later terugkomen op dingen, die af gedaan zijn. Men is nu bezig, door wijziging van 't huishoudelijk leglement, tijd te winnen waarschijnlijk om dien weer nutteloos te verpraten. Aanmerkelijk echter zouden tempo en qualiteit der debatten worden ver beterd, als de leden er beter „in" waren. En dat kunnen ze alleen zijn door ge regeld de zittingen te volgen. De kiezers moesten hier meer op letten en er rekening mee houden, hoe linnnc uitverkorenen hun taak vervullen. Want 't spreekt van zelf, dat iemand, die 't niet eens dc moeite waard acht, de debatten te volgen, onmogelijk iets kan meenen van al het moois, dat hij vóór de stembus heeft beloofd of door zijn vriendjes doen beloven. Controleur. Het bekende schoolhoofd Zernike heeft onlangs een rede gehouden ter verdediging der standenscholen. In een ingezonden stuk in „de Vacature bepleit de heer J. Schuite maker de afschaffing dier scholen en invoering der algemecne volksschool. Onder meer schrijft hij het volgende: „Ik heb als schooljongen gezeten op de banken van een dorpsschool, waar de kinderen van den doctor,den notarisderijke landbouwers zaten bij die der ambachts lieden en daglooners. Alleen de zoon van den predikant kwam daar niet. Op een keer vroeg ik hem (hij was mijn bi.urvriendje): „Waarom kom jij toch niet bij ons op school!" Hij ant woordde: „Dal wil Pa niet hebben: Pa zegt die boerenjongens vloeken zoo blms!" Dominec's zoon kreeg privaat les aan huis omdat „Pa" bang was, dat hij door aanraking met de dorps kinderen bederven zou. Er werd bij ons op het dorp door de kinderen workelijk nog al eens gevloekt, maar niemand deed het zoo sterk als het zoontje van den dominé. Ik ben in later tijd Hoofd eener school geworden ten zuiden van den Moerdijk, eene school voor Protestanten en Joden. (De Katholieken gingen naar andere bijzondere scholen of naar de openbare scholen.) Op mijne school kwamen dagelijks de kinderen van een baron te samen met die van winkeliers en schoen lappers. Ik heb nooit nadeeligen invloed bespeurd van de minder bedeelde kinde ren op de rijke, op de kinderen van stand; wel meermalen wederzijdscheti gunstigen invloed." Dat de werelvermaarde antithese nog niet tot de geschiedenis behoort, is bekend. Zoo nu en dan is dat nog wel te merken en het is te voorzien, dat, wanneer Ds. Vunderink zijn „blijde inkoniste" alhier heeft gehouden met of zonder cake-walk, wij Amersfoorters er ook nog wel eens aan herinnerd zullen worden. Ondertussclieu schijnt dat diep gaande verschil tusschen paganisten en christenen niet meer het uitsluitend eigendom te zijn van de menschenwereld, maar blijkt dit ook te zijn doorgedron gen tot het dierenrijk. Dit althans meenen we te mogen opmaken uit een advertentie, die we dezer dagen lazen en waarin door een landbouwer uit Aalten wordt gevraagd „een bekwaam boerenknecht, genegen om niet paarden om te gaan, van Christelijke begin selen!" Wat dat nu voor paarden zijn weten we niet, maar we hopen voor deze christelijke beesten, dat er veel liefheb bers zullen komen opdagen. Of dat ook het geval -/al zijn voor onderstaande advertentie meenen we te mogen be twijfelen. De minister van marine heeft nl. onlangs beschikt, dat dc marine-officie- rnn voortaan geen andere dan omlig gende of gesloten boorden en ook geen regen of zonnescherm mogen dragen. Een spotvogel zet nu in Het Vliegend Blaadje voor den Helder, Texel enz. de volgende advertentie: Spoed! Boorden. Spoed! Een marine-officier biedt tegen een matig prijsje ter overname aan zijn vijf dozijn dubbele boorden No. 171 hoogte 7 cM. Is ook genegen ze te ruilen tegen goede boorden model „Marine 1906", liefst liggende. Bij gunstige overeenkomst krijgt men een Zonnescherm cadeau! Brieven, onder het motto „Modepop", aan den Bockhandelaar A. J. Maas, Dijkstraat te Helder. Goed dat deze grappenmaker in ons vrije Nederland woont, in Siberië zou hij althans zijn humor waarschijnlijk niet zoo ge makkelijk hebben kunnen uiten. Dat daar althans verwoede tegenstanders van humor zijn blijkt uit het volgende briefje, dat de te Omsk verschijnende Wremja afdrukt. „Van den directeur van het postkan toor te Omsk aan den heer overste A. J. Leontsjef var. het 10e Siberisch regiment. Naar aanleiding van uw briefkaart heb ik de eer u mede tc declcn, dat humoristische voortbrengselen in streken, waar de staat van beleg is afgekondigd, niet worden toegelaten en teruggaan aan de afzenders." Wat een treurige streek waar jé niet eens moppig mag zijn. Dat men daar trouwens ook in andere landen mee moet oppassen ondervond een burger te Erfurt, die op 1 Mei zijn hond met een rooden hoogen hoed op had laten rondloopeu, waarom hij dooi de politie wegens grove onbetamelijk heid met 5 mark is beboet. Zoo zie je, hoe je toch moet oppassen of je loopt er in. Dat ondervonden ook de studen ten van prof. Billroth, den beroemden Wccner chirurg, omtrent wieil onlangs allerlei wetenswaardigheden in de F r a n k f. Z t g werden vermeld. Een lezer van het Handelsblad geeft nu van hem nog het volgende verhaal. Billroth sprak op zijn college eens over de eigenschappen die een arts behoort te bezitten. „Een arts," zeide hij o.a., mag niet vies zijn en moet scherp toezien. Ik zal eens een proef nemen of gij allen die eigenschappen al bezit." En toen goot hij een niet erg smakelijk uitziend vocht in een glas, stak daarin zijn vinger en lekte toen den vinger af. Daarop volgde de uit- noodiging tot de jongelui hem dit te doen. Allen bleken daartoe berci doopten en lekten af, zich inspannc geen „vies gezicht" te zetten. Maar, to zei prof. Billroth met een fijn lachj „Inderdaad, allen heb jelui getoond eerste eigenschap tc bezitten en het voel van viesheid te kunnen overwinnc Maar bij geen van allen heb ik h tweede gemerkt: scherp uitkijken. W- anders zou jelui hebben gemerkt dati mijn wijsvinger in hot glas heb g stoken, maar den middenvinger heb gelikt!" KcnniNgeviug. BURGEMEESTER en WETHOUDE van Amersfoort brengen ter kennis va de ingezetenen, dat een aanvang is gi maakt met de controle der Bevolkin dezer gemeente en noodigen een ieder uit van alle veranderingen in het gezin voorgevallen onverwijld kennis te geve aan het Bureau Bevolking ten Raad huize, alsmede aan den Ambtenaar belas met de controle, ter voorkoming va de bij de wet bepaalde straffen. Amersfoort 13 Juni 1906. Burgemeester en Wethoude van Amersfoort. Dc Burgcmeeester, WUIJ TIERS De Secretaris, J. G. STENFERT KROESE. Bij Kon. besluit is de le luitenant van het 5e Reg. Inf. alhier, J. H. A. L. Strijbosch in zijn rang overgeplaatst bij de Infanterie van het Indische leger, terwijl de le Luitenant van het Indische leger A. F. Yervloet in rang en ouder dom van rang is overgeplaatst bij hot 5e Reg. Inf. Het concert dat verleden week Don derdag niet plaats heeft gehad, zal a.s. Dinsdag plaats hebben. Naar men verneemt, wordt het eska dron ordonnansen als zoodanig opgehe ven en zal voortaan bij elk regiment huzaren een peloton ordonnansen worden ingedeeld. Hierdoor komt er plaats in de kazerne te Amersfoort voor do nieuwe eskadrons van het 1 regiment huzaren. Door tU8schenkomst van het bestuur van „Vreemdelingenverkeer", worden de maoie wandelpaden in het terrein van de Mij. „Amersfoort", op den Berg. netjes opgeknapt. Er zij i thans op ver schillende punten hekjes geplaatst, zoodat de toegang voor ruiters is afgesloten. Wij twijfelen er niet aan of velen zulleu deze mooie wandelpaden bezoeken. Op meerdere plaatsen heeft men een prachtig vergezicht. Door de firma L. S. de Leeuw en Zonen te Nijkerk, is aanbesteed do uit breiding van de bestaande weverij met een nieuw fabrieksgebouw. Ingeleverd 11 biljetten. Laagste inschrijvers Keizer en Wildeman, Amersfoort, voor f7654. De heer P. J. van Voorst Vader slaagde aan de Universiteit te Utrecht voor het examen Prop. Theologie. Voor het 2e natuurk. examen slaagde aan de Rijksuniversiteit te Utrecht mej. II. S. E. Burgers. Op initiatief der Chr. Zangvereeniging „Looft den Heer" zal in de volgende maand, met medewerking van andere chr. zangvcieciiigingen, op het landgoed van baron Schiuimelpcnninck van der Oye, te Hoevelaken, een zangersfeest worden gehouden. Voor het admissie-cxamen tot de II. B. S. alhier, dat 30 Juni e.k. begint, hebben zich ditmaal aangemeld 81 kanditaten, te weten 61 voor kl. I en 20 voor de hoogere klassen. De kolonel II. G. J. Swaving, thans commandant van het le Rog Veld artillerie te Utrecht heeft non-activiteit aan gevraagd. Het houten urinoir aan de Langegracht nabij dc Paternosterstraat is verdwenen. We hopen, dut, mocht het door een nieuw vervangen worden, het een ijzeren mo gezijn. Bij Kon. besluit zijn de statuten goed gekeurd van de Amersfoortsche schietver- eeniging „Prins Hendrik" en van de Oranjevereeniging alhier. Mej. A. E. van Laaien legde met gunstig gevolg het le natuurk' examen af aan de Rijks-universiteit te Utrecht. De stafmuzikant C. H. Stoetzer, van het 5e rigiment infanterie, is wegens lichaamsgebreken voor den militairen dienst afgekeurd en zal op pensioen wor den gesteld.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2