Gemengd. Allerlei. nacht zinkt hij uitgeput van vermoeid heid en slaap bewusteloos neer. Toen hij uit zijn bezwijming ontwaakte, bevond hij zich in een wagen van de ambulance. De jonge officier gevoelt zich onteerd; men zal hem in 't vervolg beschouwen als een salonsoldaat, zonder moed en zonder weerstandsvermogen; hij denkt over niets anders dan over een middel om door een daad van groote vermetel heid van zich te doen spreken. De ge legenheid daartoe doet zich weldra voor. Men heeft iemand noodig die, verkleed als boer, bereid is 's nachts binnen de Russische voorposten te sluipen om de macht van den vijand te verkennen; de jonge prins biedt zich aan en hij slaagt er in om in zijn vermomming het dorp te bereiken en te weten te komen dat het wordt verdedigd door twee bataljons infanterie en een honderdtal kozakken. Maar een patrouille grijpt hem; hij wordt veroordeeld om den volgenden morgen als spion te worden gedood. In den tempel waar men hem, aan handen en voeten gebonden, opsluit, deukt hij met wanhoop in 't hart aan zijn eigen bataljon, dat als er geen waarschuwing komt, het dorp zal aanvallen en door de Russen met hun groote meerderheid zal worden afgeslagen. Maar wat meet hij doen? Geen vin kan hij verroeren. Naast hem ligt de soldaat die hem bewaken moet, gebeden te prevelen voor een heiligebeeld, en dit brengt hem op een idee. Hij roept zijn bewaker, en hij smeekt hem dat hij hem zal helpen om neer te knielen voor het beeld van de Moeder Gods; want, zegt hij, hij is Christen en hij wil vóór zijn sterven bidden voor het heil van zijn ziel. De soldaat laat zich verbidden; hij komt nader, buigt zich over den gevangene en grijpt hem om den middel om hem te helpen bij 't knielen. Maar op 't zelfde oogenblik bijt prins Foesjimo hem in zijn strot llij knijpt zijne oogen toe en voelt hoe een walgelijk vocht in zijn mond en langs zijn hals vloeit, maar hij bijt door en met nog meer kracht. De soldaat reutelt, zijn armen slaan machteloos tegen den rug van Foesjimo, terwijl een bloedstroom tegen 't oor van den jongen officier gudst. Eindelijk kan deze zijn tanden loslaten; de soldaat valt zwaar neer, hij is dood. Nu slaagt de prins er in, zich los te maken van zijn banden, hij trekt de uniform aan van zijn armen bewaker en kan de Japansche troepen nog tijdig bereiken om de opmarsch van zijn ba taljon te verhinderen. Zijn chefs drukken hem hun goedkeuring uit over zijn ge drag; maar zelf oordeelt hij zeer streng over 't geen hij gedaan heeft. Hij heeft een moord bedreven en een moordenaar kan geen officier zijnEr is maar één middel om te bewijzen dat hij niet uit lafhartigheid gedood heeft, om zijn leven te redden. Een oogenblik bleef hij peinzen aan den oever van een riviertjein zijn aderen voelde hij de kracht van zijn jonge jeugd. Dan glim lacht hij langzaam, als iemand die na veel vermoeienis eindelijk rust heeft ge vonden. Hij doopte zijn zakdoek in 't water, wicsch zijn gezicht en plukte een groote witte bloem, die aan den oever groeide. Met welbehagen snoof hij de geur op en stak haar toen in 't knoopsgat van de uniform die hij aan den Rus had ontnomen. Strak stond zijn gelaat toen hij zich neerzette met den rug tegen een boom. Hij hief zijn hand op en schoot zijn revolver af op zijn hart. De kogel raakte de groene stengel onder den bloemkroon, en de geurige witte bloem bedekte het gat die in staat was het schoone van zijn karakter te peileu. In hunne oogen was hij slechts een goede ruil voor Comeno een jonge ling, die nog onbedorven was door zijn succes, die altijd 't grappige zag in de vele ongemakken en die gehoele na tuurlijk en zonder eenige eigenwaan 't vuile werk van 't gezelschap op zich nam. Het werd spoedig een spreekwoord „juist -iets voor "Valentino" oin bij voorbeeld een gemakkelijk hoekje in een spoorwagon te ruilen aan de anderen over te laten, of om met een kalm ge laat voor bliksemafleider bij den impres- sario te spelen. Het was heel gemak kelijk, dat viel niet te betwijfelen, en zijn hulp was zoo spontaan en vrij van alleen schijn van bedrog of meer derheid, dat het een hulp was, waarop was staat te maken. Toch waren al die schijnbare natuur lijkheid en onbestudeerde daden, het resultaat van groote inspanning en moeielijk zelfbedwang, en Carlo slaagde alleen daarom, omdat hij die moeite wist te bcLuanteleu en alleen de uitslag ervan zien liet. Hij alleen wist hoe moeielijk htm 't leven in Merlino's troep viel. Zijn groote liefde hielpen hem om van Nita alles te verdragen en ook Morlino deelde daarin. Maar met de anderen, aan wier hij niet verwant was, door het schot gemaakt. In een ander verhaal De Rootle Zon gehceten, wordt het bestormen verhaald van een fort dat de sleutel vormde van de Russische verdedigingswerken. Langs een smalle helling met hooge heuvels aan beide zijden ijlt een handvol dap peren naar het fort. Reeds vier maal zijn de aanvallers afgeslagen, want de plaats die van zoo overwegend belang is wordt verdedigd door een wal bezet met ijzeren punten. Achter die verschan sing vuren de Russen op de Japanners. Omringd van zijn staf ziet generaal Nokoe de vruchtelooze pogingen. De spieren van zijn gelaat zijn ge spannen, zijn lippen zijft saam geknepen, zij wangen hol; hij is mager als een lijk. De handen die de veldkijker vast houden beven van toorn; dichtbij don dert hot geschut, maar hij let er niet op Daar komt een luitenant hem molden dat vierhonderd vrijwilligers zich aanbieden voor een nieuwen aanval. "Vierhonderd vrijwilligers! herhaalt de generaal, die steeds onbeweeglijk te paard blijft zitten. Naast hem staat zijn eenige zoon, kapitein Nokoe, drie en twin tig jaar oud, die sedert den vorigen dag aan zijn staf is toegevoegd. Langzaam draait de generaal het hoofd om en kijkt de officieren' aan die achter hem staan. Uit de harde, zonderlinge glimlach om zijn lippen begrijpen deze dat hij een middel gevonden heeft om zich meester te maken van het fort. Ja, zegt hij eenvoudig, de vrijwil ligers zouden het kunnen doen, als Hij zweeg alsof 't onmogelijk was te zeggen wat. Kapitein Nokoe zag zijn bilk en glimlachte. Juist, dat is de manier, vader! zegt hij, terwijl hij vergeet dat hij tot den generaal spreekt. Hij had begrepen. De generaal boog zijn hoofd: Voer de vrijwilligers aan. Zeg hun dat je mijn eenige zoou bentVoor waarts, liaast-je! riep hij, terw ijl hij zijn pet afnam en opstond in de stijgbeugels Als één man ontblootten dc officieren het hoofd. Kapitein Nokoe galoppeerde naar zijn vrijwilligers. De generaal en zijn staf richten hun kijkers op het smalle pad en zien hoe de kleine troep vrijwilligers naar het fort snelt. Voorop ijlt kapitein Nokoe met de sabel in de hand. De handen die de kijkers vasthouden trekken zich kramij- achtig samen. Op tien pas afstand van de vrecselijke omheining keert kapitein Nokoe zich oen sekonde om naar zijn manschappen, dan neemt hij zijn vaart en doet een sprong, maar om neer te komen op dc ijzeren punten, Een zucht gaat door de rij der officie ren die het tooneel aanschouwen. Een jonge luitenant valt flauw, een andere moet braken. De vrijwilligers doen den sprong als hun aanvoerder en bedekken met hun lichamen de moordende omhei ning. Weldra is er een glooiing ontstaan van lillend vleesch, waarover de aanval lers, zeker van de overwinning, hun weg kunnen vinden. Op dit oogenblik meende dc generaal te zien dat de helling bedekt was met een purperen tapijt; het geleek een reus achtigc vlag die over den weg naar het fort was gelegd. Hij liet den kijker zakken; de 100de gloed verblindde hem Een patiënten vanger en een a r t s e n v a 11 g e r. Twee tragikomische was 't iets anders, en elke nieuwe dag bracht hem nieuwe worsteling. Bauer placht hem beschermend op 't hoofd te tikken, hem hartelijk te omhelzen op Duitsche wijze en hem „Mein Junge" te noemen. En dan met zijn gevoelige kunstenaarsnatuur geheel ontstemd, placht Carlo zich er in te verdiepen of het trotsch of zelfrespect was, dat hem inwendig boos maakte. In hoe verre moest hij zich onder werpen aan die beschermende vriend schap van dien onopgevoeden ouden Duitschcr, wiens tegenwoordigheid op hem de uitwerking had van een valsche noot. Somtijds beproefde hij een koelen toon aan te nemen tegen den ouden Bauer, doch dat maakte het nog erger. Dan wilde hij er zich lachend afmaken. Dit hielp beter, doch 't moeielijkstc ding op aarde is gedwongen v r o o 1 ij k h e i d en zijn eigen zorgen maakten hem zeer verdrietig. Dan was er Fassola, de tweede bariton, mot de hatelijke gewoonte in alles een verkeerde beteekcuis te vinden, met zijne groote ijverzucht en zijn vast be sluit altijd gegriefde te zijn. Bepaald met medelijden voor den man vervuld en gevoelend, dat 't hard was om te zien dat een jeugdig nieuweling den plaats innam, waarnaar hij zelf haakte, doch dien hij in geen geval kon ver vullen, ging Carlo hem helpen en trachtte hem genoegen te doen, maar gebeurtenissen worden aan de Deutsche mod. Wochenschr. gemeld. Een dokter is door den Eercraad der Weener Aerztc- kammer veroordeeld, omdat hij dikke dames op straat aanrandde. Hij sprak deze gelukkigen aan alsof zij patiënten van hem waren, en bemerkte dar. dat hij zich had vergist, doordat de dame zoo precies geleek op een van zijn patiënten, want hij was een ervaren specialist in vermageringskuren. De aangesprokene werd dan vermaand, haar zwaarlijvig heid vooral niet te verwaarloozen en kreeg een visitekaartje. De veroordeelde had overigens een uitvoerig zondenre- gister op het gebied van sluwe en kwade praktijken. Het andere feit komt ten laste van een dagblad. Er waren geruchten in omloop, dat het verbod om te adver- teereu zou worden opgeheven. Debatten in de Aerztekammer, waarbij zich voor- en tegenstanders hadden laten hooien, hadden tot die geruchten aanleiding gegeven. Een courant zond nu terstond een aanbieding aan een aantal artsen om in ecu afzonderlijken Aerzte-Anzeigcr adveitcutics voor hen te plaatsen. Ineen bijgevoegd proefnummer waren adver tenties geplaatst van 21 bekende artsen, bij wijze van model. Dc 21 artsen heb ben bet blad nu aangeklaagd wegens eeraanranding, omdat de advertenties verzonnen waren. (Tijds. v. Gen.) "VVat is dc hoogste lichaams temperatuur, die de mensch kan bereiken zonder te sterven? Do Mün- chencr medizinische Wochenschrift ver meldt een onopgehelderd ziektegeval met plotseling intredende koorts, waarbij de hoogste temperatuur bereikt werd die tot dusver gemeten is. Ze steeg op eens tot 44", in de volgende dagen nam men temperatuur waar van 43° en 45° en misschien hooger dc gebruikte thermometers gingen niet verder twee dagen daarna was de temperatuur weer normaal en de lijder herstelde. Bijzon dere afwijkingen waren niet gevonden. In Eugeland zijn er vrouwen, die voor haar kiesrecht direktc aktie voeren. Zij belegeren als het ware minister Asquith, en veroorzaken allerlei straatkabaai. Donderdag kwam er vechten van. Er was politie, die de vrouwen verzocht door te loopen, maar zij weigerden. Juffr. Billingtou, die een der aanvoersters was, gaf een politieagent driemaal een slag in het gezicht on schopte hem twee maal tegen dc boenen. Met nog een paar anderen werd zij toen in hech tenis genomen en aanstonds voor den politierechter gebracht. Deze besloot voorloopig alleen het geval van juffr. Billingtou te behandelen. Toen dc getuigen gesproken hadden, zeide de beschuldigde, dat zij aan dit hof gelijk elk ander hof in den lande het recht ontzegde over vrouwen recht te spreken. „Op het oogenblik, ver volgde zij, „is de wet, die u toepast, geheel door mannen gemaakt, en over eenkomstig de eerste beginselen van Engelsche gerechtigheid is het onbillijk, is het onrechtvaardig, dat vrouwen geen stem hebben bij het maken van wetten, waaronder zij terecht staan. Ik zal het gezag van wetten, gemaakt door mannen over vrouwen van ons volk, blijven ont kennen. Ik weiger uw vonnis te erken nen, aangezien ik mij op geenerlei wijze aan uw gezag onderworpen acht'. De rechter merkte op, dat zij zich aan de wetten des lands moest onder werpen. Een van Mej. Billington's vriendinnen vroeg den rechter de zaak uit te stellen, opdat de beschuldigde Fasola, die hoewel hij dc hulp gaarne aannam, 't lichtgeraaktste en meest twistzieke wezen op aarde was, trachtte altijd met den nieuweling ongenoegen te maken en vond in alle dingen be- leedigingen. Dan was er nog een moeielijkheid, en wel om niet al te intiem met weer anderen te worden. Domenica Berelli hield zich vast aan den regel om niet te spreken tegen iemand op wien zij iets tegen had maar die wijze om de Gordiaansche knoop door te trekken kon hij niet navolgen en zoo worstelde hij in een moeilijk pogen om vriendelijk te zijn jegens hen, die hij niet lijden mocht en trachtte hij te sturen tusschen een zwak toegeven en een scherp uitgedrukte afkeuring door, om waar te blijven aan zijn eigen principes en toch oui phariseisme te te vermijden. Tot. nu toe was llij aan deze moeielijkheid niet gewoon een voudig geleefd en in een volmaakte kalme omgeving. Hij schaamde zich te zien hoe sommige kleinigheden hem verstoorden en dikwijls gevoelde hij zich geneigd alles op te geven en te beken nen dat hij iets had beproefd, dat zijne krachten te boven ging. Gewoonlijk kwam dat denkbeeld 's avonds laat of 's morgens vroeg, als hij uitgeput of ontmoedigd was. Maar dan vatte hij weer moed en begon opnieuw met hoop en geestkracht, een advokaat kon nemen. De rechter vroeg de beschuldigde of zij de zaak uitgesteld wilde hebben. Maar deze zeide: neen. Daarop veroordeelde de rechter haar tot f 120.— boete of twee maanden gevangenisstraf. Aangezien juffr. Billington niet toeliet, dat aanwezige vrienden de boete be taalden, ging zij de gevangenis in. Op de hielen gevolgd. Een man was op weg naar huis. 't Was een winteravond. De weg van het station was een heel eenzame, en hij liep zoo stevig door als hij maar kon, toen hij plotseling bemerkte, dat een man, die achter hem liep, hem opzettelijk achter volgde. Hoe harder hij liep des te snel ler liep ook dc ander, tot dat zij ten slotte kwamen bij een kerkhof. Nu kan ik ontdekken, zei hij tot zich zelf, of hij mij opzettelijk achterna loopt of niet, en hij liep het kerkhof op. De man volgde hem. Schemerige visioenen van revolvers en ploerten- dooders kwamen hem voor de oogen. Hij liep een mausoleum dat er stond eens rond. Nog altijd was de man achter hem. Eindelijk keerde hij zich om, en keek den ander aan, terwijl hij vroeg: „Wat te duivel wil je toch? Waarom loop je mij toch voortdureud na?" „Nu, mijnheer, gaat u altijd op deze manier naar huis? Ik moet naar 't huis van mijnheer N. met een pakje en de portier aan 't station zei mij, dat ik hem vinden zou als ik maar vlak achter u aan liep, daar u naast N. woont. Wat ik vragen wou, gaat u vandaag misschien ook nog naar huis? A a n e e n groot gevaar ont snapt. Het stoomschip „Majestic" van de White Star-lijn, met 2000 passa giers, was uit Qucenstown naar Liverpool vertrokken en liep wegens den dikken mist die op zee hing niet halve vaart. Plotseling zag men het lichtschip van Conengbec vijftien voet voor zich uit verrijzen. In een oogwenk werd het roer omgegooid. Het stuurboord schuurde langs het lichtschip en een reddingsboot werd bijna geraakt. De gezagvoerder liet de booten be mannen, om het lichtschip, zoo noodig, hulp te brengen. Maar met de megafoon kwam bericht dat het lichtschip geen ernstige averij had opgcloopen, waarop de reizigers van de „Majestic" een luid gejuich aanhieven wat van boord van het andere schip beantwoord. Getroefd. Voor de rechtbank te Limerik was de advocaat Kushe bezig een zaak te bepleiten voor den rechter baron O'Grady, toen opeens een ezel luid begon te balken voor het raam dei- rechtzaal, die aan een weide grensde. Wacht een oogenblik, mijnheer Bushe, zei de rechter. Een voor een alstublieft. De advocaat zweeg. Maar dra kreeg hij de gelegenheid zich te wreken op den rechter. Toen deze namelijk bezig was begon de ezel opnieuw maar nu wat verder af Met i.w verlof, mijnheer, zei Bushe, zou ik u mogen vragen uw laatste woorden even te herhalen? Er is hier zoo'n echo, dat ik niet goed verstaan heb, wat u zoo juist zei. Dc nieuwe wijze jan critiseeren. In een Amcrikaansch blad, zegt de Tel., wordt een en ander medegedeeld over dc jongste tournee van Sarah Beuhard, ge weet wel, de groote tragédienne. en niet een soort van vuur, dat zonder ling afstak bij zijn denkbeeld van even te voren, toen hij zoo moe en terneer geslagen was. Sardoni was de eenige, die de moeite nam over den nieuwen bariton te pein zen, hij had niet kunnen zeggen, waarom hij zich van den aanvang of zoo tot hem had aangetrokken gevoeld, doch die aantrekking werd steeds sterker, hoe meer hij van hem zag en zijn onver beterlijke nonchalance smolt weg voor de groote belangstelling in die halfout- ontwaakte vriendschap. Hij had zich uit kunnen lachen, dat hij zoo geabsorbeerd was in het bestu- dcoren van een medeacteur, doch 't was niet weg ie praten en als Carlo nabij was, was hij zich altijd bewust van een geheime aandrang, die hem dwong zijne koude onverschilligheid aftewerpen en die hem deed luisteren naar de woorden van Doniti alsof die zeer merkwaardig waren. En dit waren ze, om de waar heid te zeggen, zeer zelden want Carlo was niet bijzonder begaafd, en ook was hij niet geestig en scherp, alleen, wijl hij was, wat de Italianen „simpatica" noemen en vol ongekncrstelde bekoorlijkheid was, deed hem dit zoo beminnenswaar dig onbegrijpelijk schijnen. In den namiddag kwain hij binnen er vermoeid uitziende en verlangende op zijn gemak een sigaar te rookeu. „Ben u al dien tijd in den schouwburg Het is een zeer ernstig blad dat veel aan kunst doet. En zie hier hoe daarin een eritiek wordt geschreven. „Eens het was bij de opvoering van Rostands drama „l'Aiglon" had Sarah vollen stoom op, en ze blies tot het uiterste stoom af. Wat ik daaruit verstond is het volgende: „Quaud je quitte mon père, Alexandra Aninbal... br-r-r-r-r-r-r br-r-r-r-r-r-r comme ca-br-r-r-r br-r-r-r-r-r-r Toujours! br-r-r-r br-r-r-r-r-r-R JAMAIS 1-BR-R-R BR-R-R-R-R-R-R br-r-r-r-r-r-r br-r-r-r-r-r-r br-r-r-r-r-r-r Léve les yeux au ciel et vous passer un aiglc!" Het was prachtig zegt de criticus maar wat 't precies betéékende, weet ik nóg niet. Ouderling: Waarom dring je er toch zoo op aan, dac de nieuwe predikant een corpulent man moet zijn? Diaken: Omdat corpulente menschen gewoonlijk kort van adem zijn. Een allerleukst straattooneeltje speelde zich dezer dagen af in Harderwijk. Luid schreiende loopt de kleine Wil lem K. in de Hoogstraat. Voorbijgan gers vragen „Wat is er jongen?" Dan barst de kleine in jammerklachten uit en roept meewarig: „Och, ik heb dree gulden verloren! Ik heb dree gulden verloren!" Begaan met den knaap grabbelen weldra kinderen en volwassenen in de goot en maken vuile vingers. Bewoners komen uit hun huizen en zoeken mee. Alles zonder resultaat! „Gao toch naar huns jongen", roept men. En door zijn tranen heen, die in dikke bobbels over zijn wang loopen, klaagt de jongen „Oc, ik durf néet, ik durf neet!" Zijn moeder komt en lachende aan, ze ziet de drukte er ontwaart haar schreiend kind. „Ze lacht er nog um!" klinkt een stem uit het publiek. Nu, de moeder kon er ook om lachen, want de jongen had de drie gulden op de tafel laten liggen. Wat zullen die moddcrgrabbelaars zuinig en vuil gekeken hebbeu, dat ze zich zoo uiigesloofd hadden voor niks. Ja zoo op de straat gebeurt nog wel eens het een en ander, en gewoonlijk zijn er dadelijk nieuwsgierigen genoeg. Dit is niet te verwonderen bij het op loopje dat Zaterdag te Rotterdam ontstond en dat al wel door een heel zonderlinge liefhebber werd veroorzaakt. Zaterdag werd nl. de C'oolsingel al daar in rep en roer gebracht door een persoon, die geheel in .Adam's kostuum in het water gesprongen was, ten aan- schouwe van jong en oud, en nu proe ven van zijn zwemkunst aflegde. Zooiets kon in het openbaar niet geduld wor den, en de politie was dan ook spoedig ter plaatse om aan dc overtreding een einde te maken. Dat ging echter zoo gemakkelijk niet, want de man bleef geregeld midden in den singel. Rui:n een uur duurde dit spelletje, toen men den zwemmer een broek toewierp doch in zijn positie was het moeilijk die aan te trekken. Eindelijk werd het hem toch te benauwd en hij moest zich geweest? vroeg Sardoni. „Ja, twee uren van kwelling, de de directeur, de kapelmeester, Merlino en Maroni allen in slagorde." „Met u als bemiddelaar, denk ik?" „Daar leek 't wel wat op," antwoordde hij, lachend bij de herinnering van den twist, „alles sproot voort uit ijverzucht tusschen Maroni en den stadskapelmees- ter. Het komt mij voor dat ijverzucht in 't kunstenaarsleven thuis behoort, ik zal je spoedig je mooiere rollen gaan benijden, amico mio!" „Ge kunt die rollen krijgen," zeide Sardoni, „als ge mij wat afstaat van uw ouervloedig applaus. Maar ik ben van plan trots op je te zijn en niet ijver zuchtig, want is 't ook niet mijn schuld en is de Italiaansche opera mij niet grooten dank schuldig, dat ik uwe gaven er aan heb verbonden?" Op dit oogenblik trad Merlino haastig binnen. Ofschoon de moeielijkheden door Carlo's tnsschenkomst uit den weg waren geruimd, had de twist Merlino's luim nog slechter gemaakt. „Waar is Anita?" vroeg hij toornig. Wordt vervolgd).

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2