Gemengd.
Allerlei.
nacht zinkt hij uitgeput van vermoeid
heid en slaap bewusteloos neer. Toen
hij uit zijn bezwijming ontwaakte, bevond
hij zich in een wagen van de ambulance.
De jonge officier gevoelt zich onteerd;
men zal hem in 't vervolg beschouwen
als een salonsoldaat, zonder moed en
zonder weerstandsvermogen; hij denkt
over niets anders dan over een middel
om door een daad van groote vermetel
heid van zich te doen spreken. De ge
legenheid daartoe doet zich weldra voor.
Men heeft iemand noodig die, verkleed
als boer, bereid is 's nachts binnen de
Russische voorposten te sluipen om de
macht van den vijand te verkennen; de
jonge prins biedt zich aan en hij slaagt
er in om in zijn vermomming het dorp
te bereiken en te weten te komen dat
het wordt verdedigd door twee bataljons
infanterie en een honderdtal kozakken.
Maar een patrouille grijpt hem; hij
wordt veroordeeld om den volgenden
morgen als spion te worden gedood. In
den tempel waar men hem, aan handen
en voeten gebonden, opsluit, deukt hij
met wanhoop in 't hart aan zijn eigen
bataljon, dat als er geen waarschuwing
komt, het dorp zal aanvallen en door
de Russen met hun groote meerderheid
zal worden afgeslagen.
Maar wat meet hij doen? Geen vin
kan hij verroeren. Naast hem ligt de
soldaat die hem bewaken moet, gebeden
te prevelen voor een heiligebeeld, en
dit brengt hem op een idee. Hij
roept zijn bewaker, en hij smeekt hem
dat hij hem zal helpen om neer te
knielen voor het beeld van de Moeder
Gods; want, zegt hij, hij is Christen en
hij wil vóór zijn sterven bidden voor het
heil van zijn ziel. De soldaat laat zich
verbidden; hij komt nader, buigt zich
over den gevangene en grijpt hem om
den middel om hem te helpen bij 't
knielen. Maar op 't zelfde oogenblik
bijt prins Foesjimo hem in zijn strot
llij knijpt zijne oogen toe en voelt hoe
een walgelijk vocht in zijn mond en
langs zijn hals vloeit, maar hij bijt door
en met nog meer kracht. De soldaat
reutelt, zijn armen slaan machteloos
tegen den rug van Foesjimo, terwijl een
bloedstroom tegen 't oor van den jongen
officier gudst. Eindelijk kan deze zijn
tanden loslaten; de soldaat valt zwaar
neer, hij is dood.
Nu slaagt de prins er in, zich los te
maken van zijn banden, hij trekt de
uniform aan van zijn armen bewaker en
kan de Japansche troepen nog tijdig
bereiken om de opmarsch van zijn ba
taljon te verhinderen. Zijn chefs drukken
hem hun goedkeuring uit over zijn ge
drag; maar zelf oordeelt hij zeer streng
over 't geen hij gedaan heeft. Hij heeft
een moord bedreven en een moordenaar
kan geen officier zijnEr is maar
één middel om te bewijzen dat hij niet
uit lafhartigheid gedood heeft, om zijn
leven te redden. Een oogenblik bleef
hij peinzen aan den oever van een
riviertjein zijn aderen voelde hij de
kracht van zijn jonge jeugd. Dan glim
lacht hij langzaam, als iemand die na
veel vermoeienis eindelijk rust heeft ge
vonden. Hij doopte zijn zakdoek in 't
water, wicsch zijn gezicht en plukte
een groote witte bloem, die aan
den oever groeide. Met welbehagen
snoof hij de geur op en stak haar toen
in 't knoopsgat van de uniform die hij
aan den Rus had ontnomen. Strak stond
zijn gelaat toen hij zich neerzette met
den rug tegen een boom. Hij hief zijn
hand op en schoot zijn revolver af op
zijn hart. De kogel raakte de groene
stengel onder den bloemkroon, en de
geurige witte bloem bedekte het gat
die in staat was het schoone van zijn
karakter te peileu.
In hunne oogen was hij slechts een
goede ruil voor Comeno een jonge
ling, die nog onbedorven was door zijn
succes, die altijd 't grappige zag in de
vele ongemakken en die gehoele na
tuurlijk en zonder eenige eigenwaan 't
vuile werk van 't gezelschap op zich
nam.
Het werd spoedig een spreekwoord
„juist -iets voor "Valentino" oin bij
voorbeeld een gemakkelijk hoekje in een
spoorwagon te ruilen aan de anderen
over te laten, of om met een kalm ge
laat voor bliksemafleider bij den impres-
sario te spelen. Het was heel gemak
kelijk, dat viel niet te betwijfelen, en
zijn hulp was zoo spontaan en vrij
van alleen schijn van bedrog of meer
derheid, dat het een hulp was, waarop
was staat te maken.
Toch waren al die schijnbare natuur
lijkheid en onbestudeerde daden, het
resultaat van groote inspanning en
moeielijk zelfbedwang, en Carlo slaagde
alleen daarom, omdat hij die moeite
wist te bcLuanteleu en alleen de uitslag
ervan zien liet. Hij alleen wist hoe
moeielijk htm 't leven in Merlino's
troep viel.
Zijn groote liefde hielpen hem om
van Nita alles te verdragen en ook
Morlino deelde daarin. Maar met de
anderen, aan wier hij niet verwant was,
door het schot gemaakt.
In een ander verhaal De Rootle Zon
gehceten, wordt het bestormen verhaald
van een fort dat de sleutel vormde van
de Russische verdedigingswerken. Langs
een smalle helling met hooge heuvels
aan beide zijden ijlt een handvol dap
peren naar het fort. Reeds vier maal
zijn de aanvallers afgeslagen, want de
plaats die van zoo overwegend belang
is wordt verdedigd door een wal bezet
met ijzeren punten. Achter die verschan
sing vuren de Russen op de Japanners.
Omringd van zijn staf ziet generaal
Nokoe de vruchtelooze pogingen.
De spieren van zijn gelaat zijn ge
spannen, zijn lippen zijft saam geknepen,
zij wangen hol; hij is mager als een
lijk. De handen die de veldkijker vast
houden beven van toorn; dichtbij don
dert hot geschut, maar hij let er niet
op Daar komt een luitenant hem
molden dat vierhonderd vrijwilligers zich
aanbieden voor een nieuwen aanval.
"Vierhonderd vrijwilligers! herhaalt
de generaal, die steeds onbeweeglijk te
paard blijft zitten. Naast hem staat zijn
eenige zoon, kapitein Nokoe, drie en twin
tig jaar oud, die sedert den vorigen dag
aan zijn staf is toegevoegd. Langzaam
draait de generaal het hoofd om en kijkt
de officieren' aan die achter hem staan.
Uit de harde, zonderlinge glimlach om
zijn lippen begrijpen deze dat hij een
middel gevonden heeft om zich meester
te maken van het fort.
Ja, zegt hij eenvoudig, de vrijwil
ligers zouden het kunnen doen, als
Hij zweeg alsof 't onmogelijk was te
zeggen wat. Kapitein Nokoe zag zijn bilk
en glimlachte.
Juist, dat is de manier, vader! zegt
hij, terwijl hij vergeet dat hij tot den
generaal spreekt.
Hij had begrepen. De generaal boog
zijn hoofd:
Voer de vrijwilligers aan. Zeg hun
dat je mijn eenige zoou bentVoor
waarts, liaast-je! riep hij, terw ijl hij zijn
pet afnam en opstond in de stijgbeugels
Als één man ontblootten dc officieren
het hoofd. Kapitein Nokoe galoppeerde
naar zijn vrijwilligers.
De generaal en zijn staf richten hun
kijkers op het smalle pad en zien hoe de
kleine troep vrijwilligers naar het fort
snelt. Voorop ijlt kapitein Nokoe met
de sabel in de hand. De handen die de
kijkers vasthouden trekken zich kramij-
achtig samen.
Op tien pas afstand van de vrecselijke
omheining keert kapitein Nokoe zich oen
sekonde om naar zijn manschappen, dan
neemt hij zijn vaart en doet een sprong,
maar om neer te komen op dc ijzeren
punten,
Een zucht gaat door de rij der officie
ren die het tooneel aanschouwen. Een
jonge luitenant valt flauw, een andere
moet braken. De vrijwilligers doen den
sprong als hun aanvoerder en bedekken
met hun lichamen de moordende omhei
ning. Weldra is er een glooiing ontstaan
van lillend vleesch, waarover de aanval
lers, zeker van de overwinning, hun weg
kunnen vinden.
Op dit oogenblik meende dc generaal
te zien dat de helling bedekt was met
een purperen tapijt; het geleek een reus
achtigc vlag die over den weg naar het
fort was gelegd.
Hij liet den kijker zakken; de 100de
gloed verblindde hem
Een patiënten vanger en een
a r t s e n v a 11 g e r. Twee tragikomische
was 't iets anders, en elke nieuwe dag
bracht hem nieuwe worsteling.
Bauer placht hem beschermend op
't hoofd te tikken, hem hartelijk te
omhelzen op Duitsche wijze en hem
„Mein Junge" te noemen. En dan met
zijn gevoelige kunstenaarsnatuur geheel
ontstemd, placht Carlo zich er in te
verdiepen of het trotsch of zelfrespect
was, dat hem inwendig boos maakte.
In hoe verre moest hij zich onder
werpen aan die beschermende vriend
schap van dien onopgevoeden ouden
Duitschcr, wiens tegenwoordigheid op
hem de uitwerking had van een valsche
noot. Somtijds beproefde hij een koelen
toon aan te nemen tegen den ouden
Bauer, doch dat maakte het nog erger.
Dan wilde hij er zich lachend afmaken.
Dit hielp beter, doch 't moeielijkstc
ding op aarde is gedwongen
v r o o 1 ij k h e i d en zijn eigen zorgen
maakten hem zeer verdrietig.
Dan was er Fassola, de tweede bariton,
mot de hatelijke gewoonte in alles een
verkeerde beteekcuis te vinden, met
zijne groote ijverzucht en zijn vast be
sluit altijd gegriefde te zijn. Bepaald
met medelijden voor den man vervuld
en gevoelend, dat 't hard was om te
zien dat een jeugdig nieuweling den
plaats innam, waarnaar hij zelf haakte,
doch dien hij in geen geval kon ver
vullen, ging Carlo hem helpen en
trachtte hem genoegen te doen, maar
gebeurtenissen worden aan de Deutsche
mod. Wochenschr. gemeld. Een dokter
is door den Eercraad der Weener Aerztc-
kammer veroordeeld, omdat hij dikke
dames op straat aanrandde. Hij sprak
deze gelukkigen aan alsof zij patiënten
van hem waren, en bemerkte dar. dat hij
zich had vergist, doordat de dame zoo
precies geleek op een van zijn patiënten,
want hij was een ervaren specialist in
vermageringskuren. De aangesprokene
werd dan vermaand, haar zwaarlijvig
heid vooral niet te verwaarloozen en
kreeg een visitekaartje. De veroordeelde
had overigens een uitvoerig zondenre-
gister op het gebied van sluwe en kwade
praktijken.
Het andere feit komt ten laste van
een dagblad. Er waren geruchten in
omloop, dat het verbod om te adver-
teereu zou worden opgeheven. Debatten
in de Aerztekammer, waarbij zich voor-
en tegenstanders hadden laten hooien,
hadden tot die geruchten aanleiding
gegeven. Een courant zond nu terstond
een aanbieding aan een aantal artsen
om in ecu afzonderlijken Aerzte-Anzeigcr
adveitcutics voor hen te plaatsen. Ineen
bijgevoegd proefnummer waren adver
tenties geplaatst van 21 bekende artsen,
bij wijze van model. Dc 21 artsen heb
ben bet blad nu aangeklaagd wegens
eeraanranding, omdat de advertenties
verzonnen waren. (Tijds. v. Gen.)
"VVat is dc hoogste lichaams
temperatuur, die de mensch kan
bereiken zonder te sterven? Do Mün-
chencr medizinische Wochenschrift ver
meldt een onopgehelderd ziektegeval
met plotseling intredende koorts, waarbij
de hoogste temperatuur bereikt werd
die tot dusver gemeten is. Ze steeg op
eens tot 44", in de volgende dagen nam
men temperatuur waar van 43° en 45°
en misschien hooger dc gebruikte
thermometers gingen niet verder twee
dagen daarna was de temperatuur weer
normaal en de lijder herstelde. Bijzon
dere afwijkingen waren niet gevonden.
In Eugeland zijn er vrouwen, die voor
haar kiesrecht direktc aktie voeren. Zij
belegeren als het ware minister Asquith,
en veroorzaken allerlei straatkabaai.
Donderdag kwam er vechten van. Er
was politie, die de vrouwen verzocht
door te loopen, maar zij weigerden.
Juffr. Billingtou, die een der aanvoersters
was, gaf een politieagent driemaal een
slag in het gezicht on schopte hem twee
maal tegen dc boenen. Met nog een
paar anderen werd zij toen in hech
tenis genomen en aanstonds voor den
politierechter gebracht. Deze besloot
voorloopig alleen het geval van juffr.
Billingtou te behandelen.
Toen dc getuigen gesproken hadden,
zeide de beschuldigde, dat zij aan dit
hof gelijk elk ander hof in den lande
het recht ontzegde over vrouwen recht
te spreken. „Op het oogenblik, ver
volgde zij, „is de wet, die u toepast,
geheel door mannen gemaakt, en over
eenkomstig de eerste beginselen van
Engelsche gerechtigheid is het onbillijk,
is het onrechtvaardig, dat vrouwen geen
stem hebben bij het maken van wetten,
waaronder zij terecht staan. Ik zal het
gezag van wetten, gemaakt door mannen
over vrouwen van ons volk, blijven ont
kennen. Ik weiger uw vonnis te erken
nen, aangezien ik mij op geenerlei wijze
aan uw gezag onderworpen acht'.
De rechter merkte op, dat zij zich
aan de wetten des lands moest onder
werpen. Een van Mej. Billington's
vriendinnen vroeg den rechter de zaak
uit te stellen, opdat de beschuldigde
Fasola, die hoewel hij dc hulp gaarne
aannam, 't lichtgeraaktste en meest
twistzieke wezen op aarde was, trachtte
altijd met den nieuweling ongenoegen
te maken en vond in alle dingen be-
leedigingen.
Dan was er nog een moeielijkheid,
en wel om niet al te intiem met weer
anderen te worden.
Domenica Berelli hield zich vast aan
den regel om niet te spreken tegen
iemand op wien zij iets tegen had maar
die wijze om de Gordiaansche knoop
door te trekken kon hij niet navolgen
en zoo worstelde hij in een moeilijk
pogen om vriendelijk te zijn jegens hen,
die hij niet lijden mocht en trachtte hij
te sturen tusschen een zwak toegeven
en een scherp uitgedrukte afkeuring
door, om waar te blijven aan zijn eigen
principes en toch oui phariseisme te
te vermijden. Tot. nu toe was llij aan
deze moeielijkheid niet gewoon een
voudig geleefd en in een volmaakte
kalme omgeving. Hij schaamde zich te
zien hoe sommige kleinigheden hem
verstoorden en dikwijls gevoelde hij zich
geneigd alles op te geven en te beken
nen dat hij iets had beproefd, dat zijne
krachten te boven ging. Gewoonlijk
kwam dat denkbeeld 's avonds laat of
's morgens vroeg, als hij uitgeput of
ontmoedigd was.
Maar dan vatte hij weer moed en
begon opnieuw met hoop en geestkracht,
een advokaat kon nemen. De rechter
vroeg de beschuldigde of zij de zaak
uitgesteld wilde hebben. Maar deze
zeide: neen. Daarop veroordeelde de
rechter haar tot f 120.— boete of twee
maanden gevangenisstraf.
Aangezien juffr. Billington niet toeliet,
dat aanwezige vrienden de boete be
taalden, ging zij de gevangenis in.
Op de hielen gevolgd. Een
man was op weg naar huis. 't Was een
winteravond. De weg van het station
was een heel eenzame, en hij liep zoo
stevig door als hij maar kon, toen hij
plotseling bemerkte, dat een man, die
achter hem liep, hem opzettelijk achter
volgde. Hoe harder hij liep des te snel
ler liep ook dc ander, tot dat zij ten
slotte kwamen bij een kerkhof.
Nu kan ik ontdekken, zei hij tot zich
zelf, of hij mij opzettelijk achterna loopt
of niet, en hij liep het kerkhof op.
De man volgde hem. Schemerige
visioenen van revolvers en ploerten-
dooders kwamen hem voor de oogen.
Hij liep een mausoleum dat er stond
eens rond. Nog altijd was de man
achter hem.
Eindelijk keerde hij zich om, en keek
den ander aan, terwijl hij vroeg:
„Wat te duivel wil je toch? Waarom
loop je mij toch voortdureud na?"
„Nu, mijnheer, gaat u altijd op deze
manier naar huis? Ik moet naar 't huis
van mijnheer N. met een pakje en de
portier aan 't station zei mij, dat ik hem
vinden zou als ik maar vlak achter u
aan liep, daar u naast N. woont. Wat
ik vragen wou, gaat u vandaag misschien
ook nog naar huis?
A a n e e n groot gevaar ont
snapt. Het stoomschip „Majestic"
van de White Star-lijn, met 2000 passa
giers, was uit Qucenstown naar Liverpool
vertrokken en liep wegens den dikken
mist die op zee hing niet halve vaart.
Plotseling zag men het lichtschip van
Conengbec vijftien voet voor zich uit
verrijzen. In een oogwenk werd het
roer omgegooid. Het stuurboord schuurde
langs het lichtschip en een reddingsboot
werd bijna geraakt.
De gezagvoerder liet de booten be
mannen, om het lichtschip, zoo noodig,
hulp te brengen. Maar met de megafoon
kwam bericht dat het lichtschip geen
ernstige averij had opgcloopen, waarop
de reizigers van de „Majestic" een luid
gejuich aanhieven wat van boord van
het andere schip beantwoord.
Getroefd.
Voor de rechtbank te Limerik was
de advocaat Kushe bezig een zaak te
bepleiten voor den rechter baron
O'Grady, toen opeens een ezel luid
begon te balken voor het raam dei-
rechtzaal, die aan een weide grensde.
Wacht een oogenblik, mijnheer
Bushe, zei de rechter. Een voor een
alstublieft.
De advocaat zweeg. Maar dra kreeg
hij de gelegenheid zich te wreken op
den rechter. Toen deze namelijk bezig
was begon de ezel opnieuw maar nu
wat verder af
Met i.w verlof, mijnheer, zei
Bushe, zou ik u mogen vragen uw laatste
woorden even te herhalen? Er is hier
zoo'n echo, dat ik niet goed verstaan
heb, wat u zoo juist zei.
Dc nieuwe wijze jan critiseeren.
In een Amcrikaansch blad, zegt de Tel.,
wordt een en ander medegedeeld over
dc jongste tournee van Sarah Beuhard,
ge weet wel, de groote tragédienne.
en niet een soort van vuur, dat zonder
ling afstak bij zijn denkbeeld van even
te voren, toen hij zoo moe en terneer
geslagen was.
Sardoni was de eenige, die de moeite
nam over den nieuwen bariton te pein
zen, hij had niet kunnen zeggen, waarom
hij zich van den aanvang of zoo tot
hem had aangetrokken gevoeld, doch
die aantrekking werd steeds sterker, hoe
meer hij van hem zag en zijn onver
beterlijke nonchalance smolt weg voor
de groote belangstelling in die halfout-
ontwaakte vriendschap.
Hij had zich uit kunnen lachen, dat
hij zoo geabsorbeerd was in het bestu-
dcoren van een medeacteur, doch 't was
niet weg ie praten en als Carlo nabij
was, was hij zich altijd bewust van een
geheime aandrang, die hem dwong zijne
koude onverschilligheid aftewerpen en
die hem deed luisteren naar de woorden
van Doniti alsof die zeer merkwaardig
waren. En dit waren ze, om de waar
heid te zeggen, zeer zelden want Carlo
was niet bijzonder begaafd, en ook was
hij niet geestig en scherp, alleen, wijl hij
was, wat de Italianen „simpatica" noemen
en vol ongekncrstelde bekoorlijkheid
was, deed hem dit zoo beminnenswaar
dig onbegrijpelijk schijnen.
In den namiddag kwain hij binnen er
vermoeid uitziende en verlangende op
zijn gemak een sigaar te rookeu.
„Ben u al dien tijd in den schouwburg
Het is een zeer ernstig blad dat veel
aan kunst doet. En zie hier hoe daarin
een eritiek wordt geschreven.
„Eens het was bij de opvoering
van Rostands drama „l'Aiglon" had
Sarah vollen stoom op, en ze blies tot
het uiterste stoom af. Wat ik daaruit
verstond is het volgende:
„Quaud je quitte mon père, Alexandra
Aninbal...
br-r-r-r-r-r-r
br-r-r-r-r-r-r
comme ca-br-r-r-r
br-r-r-r-r-r-r
Toujours! br-r-r-r
br-r-r-r-r-r-R
JAMAIS 1-BR-R-R
BR-R-R-R-R-R-R
br-r-r-r-r-r-r
br-r-r-r-r-r-r
br-r-r-r-r-r-r
Léve les yeux au ciel et vous
passer un aiglc!"
Het was prachtig zegt de criticus
maar wat 't precies betéékende, weet
ik nóg niet.
Ouderling: Waarom dring je er
toch zoo op aan, dac de nieuwe predikant
een corpulent man moet zijn?
Diaken: Omdat corpulente menschen
gewoonlijk kort van adem zijn.
Een allerleukst straattooneeltje speelde
zich dezer dagen af in Harderwijk.
Luid schreiende loopt de kleine Wil
lem K. in de Hoogstraat. Voorbijgan
gers vragen „Wat is er jongen?" Dan
barst de kleine in jammerklachten uit
en roept meewarig: „Och, ik heb dree
gulden verloren! Ik heb dree gulden
verloren!"
Begaan met den knaap grabbelen
weldra kinderen en volwassenen in de
goot en maken vuile vingers. Bewoners
komen uit hun huizen en zoeken mee.
Alles zonder resultaat!
„Gao toch naar huns jongen", roept
men. En door zijn tranen heen, die in
dikke bobbels over zijn wang loopen,
klaagt de jongen „Oc, ik durf néet, ik
durf neet!"
Zijn moeder komt en lachende aan,
ze ziet de drukte er ontwaart haar
schreiend kind. „Ze lacht er nog um!"
klinkt een stem uit het publiek.
Nu, de moeder kon er ook om
lachen, want de jongen had de drie
gulden op de tafel laten
liggen.
Wat zullen die moddcrgrabbelaars
zuinig en vuil gekeken hebbeu, dat ze
zich zoo uiigesloofd hadden voor niks.
Ja zoo op de straat gebeurt nog wel
eens het een en ander, en gewoonlijk
zijn er dadelijk nieuwsgierigen genoeg.
Dit is niet te verwonderen bij het op
loopje dat Zaterdag te Rotterdam ontstond
en dat al wel door een heel zonderlinge
liefhebber werd veroorzaakt.
Zaterdag werd nl. de C'oolsingel al
daar in rep en roer gebracht door een
persoon, die geheel in .Adam's kostuum
in het water gesprongen was, ten aan-
schouwe van jong en oud, en nu proe
ven van zijn zwemkunst aflegde. Zooiets
kon in het openbaar niet geduld wor
den, en de politie was dan ook spoedig
ter plaatse om aan dc overtreding een
einde te maken. Dat ging echter zoo
gemakkelijk niet, want de man bleef
geregeld midden in den singel. Rui:n
een uur duurde dit spelletje, toen men
den zwemmer een broek toewierp doch
in zijn positie was het moeilijk die aan
te trekken. Eindelijk werd het hem
toch te benauwd en hij moest zich
geweest? vroeg Sardoni.
„Ja, twee uren van kwelling, de
de directeur, de kapelmeester, Merlino en
Maroni allen in slagorde."
„Met u als bemiddelaar, denk ik?"
„Daar leek 't wel wat op," antwoordde
hij, lachend bij de herinnering van den
twist, „alles sproot voort uit ijverzucht
tusschen Maroni en den stadskapelmees-
ter. Het komt mij voor dat ijverzucht
in 't kunstenaarsleven thuis behoort, ik
zal je spoedig je mooiere rollen gaan
benijden, amico mio!"
„Ge kunt die rollen krijgen," zeide
Sardoni, „als ge mij wat afstaat van uw
ouervloedig applaus. Maar ik ben van
plan trots op je te zijn en niet ijver
zuchtig, want is 't ook niet mijn schuld
en is de Italiaansche opera mij niet
grooten dank schuldig, dat ik uwe gaven
er aan heb verbonden?"
Op dit oogenblik trad Merlino haastig
binnen. Ofschoon de moeielijkheden
door Carlo's tnsschenkomst uit den weg
waren geruimd, had de twist Merlino's
luim nog slechter gemaakt.
„Waar is Anita?" vroeg hij toornig.
Wordt vervolgd).