No. 63. Woensdag 8 Augustus 1906. 3e Jaargang. Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER". Wees U Zelf! Bewaarscholen. FEUILLETON. Dolende Ridder. DE EEMLANDER. Verschijnt Woensdags en Zaterdags. Bureau Hendrik van Viandenstraat 28. Abonnementsprijs Per jaarf 3.00 Franco per post- 3.50 Per 3 maanden- 0.75 Franco per post- 0.90 Prijs der advcrtentiëu Van 1 tot 5 regels0.40 voor iederen regel meer0.08 Bij abonnement aanmerkelijke korting.) Meer en meer komen de bewaarscholen in gebruik, wat wij toejuichen, mits het inrichtingen zijn, die aan haar doel be antwoorden. Wat zijn dan bewaarscholen. „Bewaarscholen zijn inrichtingen, waar in kinderen van 26 jaar, door een gepaste opleiding tot het ontvangen van lager onderwijs worden voorbereid." Aldus de eenigszins ingewikkelde omschrijving in den deftigen oflicicëlen stijl Wat heeft men nu onder een gepaste opleiding te verstaan? Hierbij komt zeker in de eerste plaats ter sprake het personeel, met die op leiding belast. Niemand mag onderricht in eene bewaarschool geven, die niet iu het bezit is der gevorderde bewijzen van bekwaam heid en zedelijkheid. „Voor het examen wordt gevorderd le goed lezen en schrijven; 2e kennis der beginselen van getal- en vormleer, 3e eenige bekendheid met de beginselen der opvoedkunde en hare toepassing; 4e geschiktheid in het leiden der lichaamsoefeningen en in het regelen der kiuderspelen; 5e bedrevenheid in het leiden van kinderlijk gezang". Indien de bewaarschooljufvrouw bij deze bekwaamheden nog die bezit van het meesterschap in het vertellen, dan mag men aannemen dat hare capaciteiten haar voor hare betrekking geschikt maken. Vooral dit laatste, opdat voor de kleinen het: mijn leeren is spelen, bewaarheid worde. Wie herinnert zich niet die genoeg lijke uurtjes, waarin wij op allerlei sprookjes onthaald werden? Een onthaal dat ons zóó goed voldeed, ons zóó ge heel in beslag nam, dat de tijd vervloog en het klokje van gehoorzaamheid altijd nog te vroeg sloeg? Zeker, zoo'n bewaarschool is een nuttige instelling, waar het de kleinen op het lager onderwijs voorbereidt. Men moet zijn fluweel aan den binnen kant dragen, dat wil zeggen zijn beminne lijkheid bij voorkeur toonen aan hen, met teie men in zijn huis samenleeft. Uit het Engelsch van EDNA LYALL. 60.) Op zijn vriendelijke wijze had hij een poosje doorgepraat omdat hij zag hoe bewogen de Italiaan werd toen bij over Francesca sprak. Carlo vroeg om even aan den schouwburg stil te houden en M. Britton, die nu begreep, wat zijn broeder van 't huwelijk afkecrig had gemaakt, besloot te toonen, dat hij ge heel anders dacht. „Ik denk dat Valentino een bijnaam is, het heeft mij geheel op 't ver keerde spoor gebracht," zeide hij. „En toch had ik u willen aanspreken om te vragen of ge verwant waart aan Signor Donati, den Napolitaanschen advocaat." Carlo glimlachte. Gedurende maanden liet komt er slechts op aan, hoe men die voorbereiding opvat. Is het er om te doen om hun zooveel mogelijk boekenwijsheid in te pompen, dan zouden wij die „voorbereiding" be treuren. Een bewaarschoolhouderes in een plaatsje in Gelderland vertelde ons met zekeren trots dat hare kweekelingen zoo goed konden lezen. Het goede mensch meende waarlijk daarmede een ver dienstelijk werk te hebben verricht, zoo dat ons antwoord haar leelijk uit de gis viel. Neen! laat de kleinen spelen, laat ze op de speelplaats dartelen. Laat ze zand kruien, „taartjes bakken," krijgertje spelen, en leidt hunne spelen op een verstandige manier. Spelen uitvinden behoeft men voor de kinderen waarlijk niet te doen. Laat ze daarin vrij zijn. De teedere plantjes, die aan de hoede eener bewaarschooljuffrouw worden toe vertrouwd, ze zijn als was, zoo kneed baar, zoo vatbaar voor indrukken. De hoofdeigenschappen van zoo'n juffrouw is dan ook zeker wel een warme genegenheid voor kinderen, Hooge ontwikkeling, een zeker soort geleerdheid, is volstrekt niet noodig. Een beschaafde vrouw, een echte en tevens verstandige kiudervriendin, zie daar de eigenschappen, die wij in eene bewaarschoolhouderes onmisbaar achten. Of de kinderen op do bewaarscholen dan niets moeten leeren? Welzeker, heelveel zelfs, alleen geen boekenkost; daarvoor zijn ze waar lijk nog niet rijp. De eerste kinderjaren zijn immers die, waarin 's menschen waarnemings vermogen zich reeds geducht doet gelden. In de eerste levensjaren leert het kind loopen, zien, spreken, ja, wat niet al. Het heeft in zijn eerste drie jaren geleerd zich rekenschap te geven van de geluiden, die zijn oor treffen. Honder had hij zoo'n genoegen niet gehad als nu door dat vriendelijke gesprek met Francesca's oom. „Het is de naam van den rol, die men zegt, dat ik 't beste speel Valen tino in „Faust", verklaarde hij. „Nu begrijp ik het. Wel ik moet be proeven je eens te zien in dien rol, 't is al langer dan twintig jaar geleden, sinds ik een opera zag." „Hebt ge dan Faust nooit gehoord?" riep Carlo bijna ongeloovig. „Vanavond geven wij het, mag ik u een kaartje aanbieden?" „Wel verplicht, heel gaarne," zeide Mr. Britton, wel begrijpend dat sinds Francesca hem niet hooi en kon, er niets beter was dan tevreden te zijn met de tegenwoordigheid van haar ouden oom die er haar misschien iets van kon ver tellen. Hij was overtuigd, dat die gedachte den jongen man door 't brein was gegaan, en hij hield er van hein te meer om, daar hij gevoelde, dat hij op zijn vierentwintigste jaar juist zoo zou hebben gehandeld. Ge hoest heel erg!" riep hij uit, ter wijl hij 't geheel eens was met de prima donna, dat Donati op zoo'n avond niet buiten moest zijn. „Oh, 't is maar tijdelijk!" zeide Carlo onverschillig, alsof 't niets beteekende. „Is dit de schouwburg? Wilt ge binnen komen en een plaats kiezen voor van avond?" den voorwerpen heeft het leeren kennen; vorm, gedaante en gebruik zijn het geen geheim meer. En wat de weetgierigheid van zoo'n klein ding betreft, daar staat men ver baasd over als men de moeite neemt zich met hen als denkende wezens bezig te houden. Den geheelen dag vraagt zoo'n kind door „Wat is dit? Maartoe dient dat?" Zie eens naar de pensieve uitdrukking op het onschuldige gezichtje. Met den wijsvinger op het mondje staat het kind na te denken over het hoe en waarom; en wij, grooten", ver- standigen," wij lachen er om en behan delen zoo'n wicht als een speelpop. Dat doen de ouders, die heel „gek" met hun kinderen zijn. Anderen, die zich minder met hunne kinderen bozig houden, nemen van deze weetgierigheid natuurlijk in het geheel geen notitie. Maar er zijn ook vele ouders, die zich helaas niet veel met hun kinderen kunnen bezig houden. Er zijn, in de groote steden vooral, zooveel gezinnen, waar man en vrouw het huis uit moeten „om den mond te kunnen openhouden," om een typische volksuitdrukking te bezigen. Huisgezin nen, waar de man van 's morgens vroeg tot 's avonds laat op het werk moet zijn, en de vrouw hare huiselijke plichten moet veraarwloozen, om als werkvrouw de inkomsten te helpen stijven, zooals wij reeds de vorige week aantoonden. Voor een paar ceDten wordt dan het wicht bij een gedienstige buurvrouw uitbesteed, meestal ook een mensch die de handen vol heeft en dus geen scherp toezicht op den kleine kan houden. Van daar, dat die kinderen zooveel ongelukken krijgen. Voor hen is in de eerste plaats een bewaarschool noodig. Er zijn echter ook verscheideno huis gezinnen, waar de kinderen eenzelvig opgekweekt worden. Vooral voor een Toen dit geschied was, gingen Carlo en Mr. Britton door laoge en niet bizon der zindelijke gangen achter de scher men. Hier was 't een onuitsprekelijke verwarring en de aankomst van Carlo werd door deu opzichter met vreugde begroet, die hom uitlogde dat er eene moeielijkheid in den weg was gekomen, en hem vroeg of Merlino spoedig zou komen. Mr. Britton zag dat tooneel- spelen voor en achter do schermen veel verschilde en hij verwonderde zich hoe uit dien choos iets kon terecht komen. Klaarblijkelijk was Carlo een praktisch man en zijn gezegden werden als be velen opgevat en zoo werd er spoedig iets te bespeuren, dat op methode wees. „Ik moet u niet langer laten wachten," zeide hij na eenige minuten tot mr. Britton. „Zij schijnen met hun werk ten achter te zijn en ik moet blijven om hen een beetje te helpen. Dank voor uwe vriendelijkheid." „Gaat ge niet niet mij mee dineeren in mijn club? 't Is dicht bij," vroeg Mr. Britton. „Ge zijt wel goed,"zeide Carlo, op zijn horloge kijkend. „Maar om u de waarheid te zeggen, 't is te laat voor mij geworden om te dineeren. Ik zou niet kunnen zingen." „Ik hoop dat ge niet van plan zijt, om je uit te laten hongeren. Dat kan toch in 't geheel niet goed voor je stem zijn," zeide de Engelschman. eenig kind is dat gevaar groot. Zij worden in zichzelf gekeerd, verschrikke lijk wijs en verschrikkelijk stil. Zelden of nooit zal men daar deu helderen kinderlach opgewekt door het huis hooien weerklinken. Komen de huisvrienden, dan brengt de gelukkige moeder het gesprek al heel spoedig op haar schat en wijs, dat dat kind is, „verstandig," daar is het eind van weg. Fluks wordt een prentenboek met een heeleboel bijschriften voor den dag ge haald, en de kleine baas moet proeven van zijn bekwaamheid afleggen, de vruchten van zijn opvoeding ten toon spreiden. Ook voor dergelijke kinderen zou een goede bewaarschool bepaald nuttig zijn. Er wordt in onzen tijd zooveel, en niet ten onrechte, geklaagd over over lading bij het onderwijs. Knapen van een jaar of tien moeten soms een geheelen dag les hebben, en de vrije uren worden geheel door het huiswerk in beslag genomen, voorname lijk door de oischon, aan eene „vol komen" opvoeding tegenwoordig gesteld. Zoo'n jongen loopt van de school banken de privaatlessen tegemoet, gaat van daar naar do dansles, krijgt piano- onderricht, ja, wat niet al. Daarbij komen dan de overgangs examens, 't Is een pompen, pompen, van wat beu-je-ine. Zoo'n jongen moet die verschillende vakken, die in gevolge art. zooveel van die en die wet onder wezen worden, als in een kruideniers winkel zorgvuldig in vakken afscheiden, om er niet mede in de war te komen, als hij een goed geheugen heeft, anders is hij dubbel te beklagen. In hoeverre dergelijke „kennis" aan de wetenschappelijke opleiding ten goede komt, wagen wij niet te beslissen; doch, waar de mensch van zijn prille jeugd af zich zóó moet inspauuen, is het een plicht, om althans de eerste kinderjaren geheel aan het kind te laten. Op de bewaarschool geen „leeren „Neen," zeide Carlo lachend. Ik zal wat oesters laten halen en een paar rauwe eieren uitdrinken." Dan 't medelijdend gelaat van Mr Britton ziende, lachte hij en zeide: „Ik haal 't bij 't hij avondeten wel in. Na de opera heb ik een honger als een wolf." „Dan kan ik je dus niet naar je hotel brengen?" „Neen, dank u, ik moet hier blijven. Als alles gereed is, zal ik er even heen gaan of Gigi over zijn schrik heen is; zij zeggen dat 't dicht bij is. Ge wilt mijne groeten wel overbrengen aan miss Claremont." „Zij zal 't heerlijk vinden als zij hoort, dat ge in Engeland zijt; ge moet ons te Merlebank eens komen opzoeken; 'tis niet verder dan twee mijlen van de stad af. Goeden dag dan, ik hoop dat ge den kleinen jongen in welstand zult aantreffen." Het was bijna acht uur eer Carlo een oogenblik tijd kou vinden om even naar 't hotel te snellen; op den drempel ont moette hij Sardoni, die den vorigen avond met de rest van don troep naar Ashboraugh was gegaau. „Zoo zijt ge hier eiudelijk," riep hij uit, „eu als gewoonlijk 't vuile werk gedaan. Hoe gaat 'tVal? Ge ziet er hcusch beter uit. In waarheid had Gigi's redding en de ontmoeting met Mr. Britton wonde ren gedaau en zag Carlo er, ondanks naar vaste en dorre regels, in een boekje samengeflanst. Men vefgete het niet, vóór het aan geletterde wetenschap toekomt, moet het kind reeds een ongeletterde weten schap doorloopen hebben. De knopjes moeten zich openen onder de vriendelijke stralen eener koeste rende zon. Men moet hun geleidelijk 'de poort der kennis openen en hen een blik laten slaan in de groote wereld, waar zooveel schoons en zooveel afzichte lijks te zien valt. Gelukkig, zoo ook door de huiselijke omstandigheden de zonnige, schoone zijde alleen door het kinderoog gezien wordt. Laat hen zingen, jubelen, dat behoort ook tot de opleiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugdeD. Als men langs een bewaarschool komt en zulk een kinderkoor hoort, wij gc- looven dat weinigen dan niet met wel gevallen dan naar die frissche stemmetjes zullen luisteren. En hel overige onderricht, och, er zijn zoovele eenvoudige zaken, die do kinderen nog niet weten, omdat hot hun nooit duidelijk gemaakt is. Als de kleine bengel zijn moeder gaat examineeren over do vraag, hoeveel dagen er in de week, of hoeveel maan den er in het jaar zijn; over liet nut van den regen; over het. doel van de klok; over de eigenschappen van paard, koe of schaap; als hij dat doet, gelooft dan vrij dat hij op een goede bewaar school is. Wij waren er eens getuige van, dat een kleine jongen zijn zusje, die een vlieg tegen het venster wilde dooddruk ken, op een heel wijsgeorigen toon wist te beduiden, dat zij dat niet doen mocht. De juffrouw had het zoo mooi verteld dat men geen diertje kwaad mocht doen. Die juffrouw begreep hare taak. Dat zijn van die kundigheden, die door geen diploma worden bevestigd, doch die daarom niet minder noodig zijn. een vermoeiende dag, veel beter uit. „Ik ben zoo sterk als een paard, en kan 't uithouden tegen don winner van de Mountshire wedrennen," antwoordde hij lachend: „Waar is Gigi?" „Hij zat op den trap, toen ik hom 't laatst zag, 't huis is overvol, ge zult wql een ellendige kamer hebben, de eenige, die nog iets was, is door Gomez bezet. Carlo snelde naar boven tot hij den verdrietigen knaap ontmoette. „Hebt ge wat te eten gehad, mio Caro?" vroeg hij 't kind op den arm nemend. „Ja, maar er is geen bed voor mij, zeide Gigi klagend. „Hoe komt dat? Er was er één be steld. Waar hebben ze mijn koffer ge bracht?" „Heel boven, op nr. 62, doch er is geen bed voor mij," zeide Gigi droevig. Carlo schelde om navraag te doen, en kreeg ten antwoord, dat 't huis prop vol was en er geen bedden meer te krijgen waren. De eenige kamer, no. 62, bleek een meidenkamei tje te zijn onder de hanebalkeu, waar 't sterk naar sand- wicher met ham rook. In den hoek stond een nauw kermisbed. „'tKomt er niet op aan, Gigi," zeide Carlo hem omhelzend en daardoor een glimlach op 't gezichtje te voorschijn tooveread, „ge hebt al eens meer in

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 1