Gemengd. Tweede Kamer-Statistiek... Jaurèe is niet bang, dat het land zich zal laten beetnemen. Frankrijk zal tegen de bisschoppen zeggen: Past gijlieden de statuten maar toe, die gij voor de vcreenigingen voor den eercdicnst ge schikt hebt geoordeeld. „AVat ons betreft," zoo eindigt Jaurès, „wij houden ons aan de wet dor vrijheid. Wij ontnemen den katholieken geen der waarborgen (lie wij hun gegeven hebben. Willen zij alsnog vereenigingen voor den eeredienst oprichten, des te beter, dan worden alle moeilijkheden vermeden. Zij, die vreezen voor een uitbreiding van den katholieken invloed bij toepassing van de wet, vergissen zich. Het is niet voldoende, dat de Kerk zich naai' de wet voegt. Als zij zich niot ook naar het leven voegt, zal zij verdorren als een ontwortelde boom. Laat de bisschop pen maar stil hun vereenigingen stichten. Maar als zij zich niet naar de wet willen voegen, dan zullen wij de wet liccl kalm en beslist toepassen. De kerkelijke goederen worden voor lief dadige doeleinden bestemd, en de kerk gebouwen komen ter beschikking van de gemeenten. Het boevenstuk van den paus, den vijand van Frankrijk, heeft onze tegenstanders al vooruit van elk zedelijk gezag beroofd." Dat is ook niet malsch. Hier hoeft niets meer bijgevoegd te worden. Het woord is nu nogmaals aan De EembodeW ATHOS. De aandacht „des ganschen Neder- landschcn volks" is reeds maanden en maanden lang bij den dooden Rembrandt, bij den kunstenaar, door wien, naast de zoetemelksche kaas, ons brave land is beroemd is geworden. De schreiende zuigeling in de wieg woidt tegenwoordig gesust met'n repro ductie van Saskia, met 'n imitatie van de anatomische les. De Nachtwacht prijkt stralend op lucifersdoosjes-etiketten, de hebl Rembrandt-sigaren Rembrandt- pijpen, Remlirandt-fietsen, Rembrandt- schaatsen, Renibraudt-kalfscoteletten, Rembrandt-laarzen schoenmakersvakver- eenigingen '„Rembrand" Rembrandt- pillen Rembrandt-kaneel, Rembrandt- van-alles. Nog heviger dan de „watersnood poëten" van de Gcnestet zijn thans de Reinbrandt-ilichters. Van den heiligen Van Deyssel tot den onbegenadigden bewaarschoolleerling: alles schrijft en zingt en brult momenteel over Rem brandt Mag ik voor 'n oogenblikje de aan dacht vragen voor wat anders dan Rembrandt? Ik weet wel: thans niet ever hem te schrijven is verraderlijk: dan is het precies of je er geen ver stand van hebt. Maar., enfin! In Rembrandt rees de groote zon der Hollandsche schilderschool: overeen komst tusschen Rembrandt en de Tweede Kamer is er toch wel in zooverre, dat van het Binnenhof af het hevige, schelle, scherpe licht der wijsheid flitst, dat iedere Tweede kamerzitting is 'n anatomische les op politiek-wetgevend gebied Dus: de Tweede Kamer Niet over 't Arbeidscontract. O neen. Het ruste in vrede. Alleen wil 'k eens zien luie de Tweede Kamer, op de keper beschouwd, er uitziet, en welke mannen het Nederlandsche volk naar z'n Lager huis zendt. Wilt u met mij eens nagaan, welke „ambachten" hunne IloogEdelmogenden uitoefenen of hebben nitgeoefend? Ik ben aan 't cijferen en scharrelen en optellen geweest. Natuurlijk raadt ge aanstonds, uit welke kringen de meeste Tweede Kamerleden voortkomen: het zijn de advocaten, de meesters in de rechten, die het talrijkst zijn vertegen woordigd. Het volgend lijstje geeft een duidelijk beeld. In de Kamer zetelen: 49 meesters in de rechten. 7 burgemeesters. 7 officieren. 6 predikanten. 5 industrieelen. 5 landbouwers. 4 hoogleeraren. 4 leeraren M. O. 4 journalisten. 3 ingenieurs. 2 administrateurs bij den handel. 2 diplomaten. 2 onderwijzers. 1 geneesheer. 1 drukker. 1 smid. 1 biljartmaker. 1 schilder. 1 timmerman. 1 slager. Een eigenaardig lijstje dus. Ja, één der Kamerleden kan achter op z'n naam kaartje laten drukken: officier-advocaat- diaken! Het spreekt vanzelf, dat ver schillende leden nog bijbetrekkingen bekleedeuwe namen in het lijstje slechts bun hoofdbezigheid op. Een andere vraag is, hoeveel Kamer leden „van hoogen koui-af" zijn. Gaan we dit na dan zien we, dat het Neder landsche volk 18 adellijke vertegen woordigers bezit: 12 leden zijn jhr., 4 baron en 2 graaf. Van die 18 behooren er 13 tot de rechter en 5 tot de linkerzijde. Op „dub bele namen" kunnen 8 leden bogen. Al deze „edelen en aanzienlijken" be hooren tot de rechterzijde. Het maximum aantal vóórnamen is 4, 8 leden zijn in het gelukkige bezit hiervan. Kamerleden zijn geen dames, dus mogen we den waarachtigen leeftijd er van vrijelijk nagaan. Het oudste Kamerlid heeft den grij zen en groenen ouderdom van 77 jaren bereikt, terwijl het jongste op den len December den aanvalligen leeftijd van 33 jaren hoopt te bereiken. Eigenaardig is voorzeker, dat 't jongste teveas het langste Kamerlid is. Wat overigens den leeftijd der erentfeste heeren betreft: wij hebben daarvan eens 'n statistiekje opgemaakt, waaruit met hooge blijd schap te bespeuren valt, dat onze volks vertegenwoordigers in meerderheid wijze mannen zijn, wanneer men tenminste den stelregel huldigt, dat 't verstand met de jaren komt. Tusschen de 3040 j. zijn 13 leden. 40-50 28 50-60 34 60-70 23 70-80 2 Nu gaan we optellen volgens de politieke kleur en dan zien we, dat de meeste „jonge veulens" grazen op de katholieke weide, zoodat de partij zich te hoeden heeft voor den hartstocht van het jonge bloed. Wat nu de partijen aangaat: Carlo leunde met zijn hoofd op de handen en zweeg, alsof hij innerlijk worstelde, beide sprekers schenen Mr. Britton tegenwoordigheid te vergeten. „Het is niet goed om vooruit te zien," zeide Carlo na een pauze. „Natuurlijk komt alles terecht, maar praat nu niot met mij Jack, want ik moet zingen, als zij mij willen hooren, we zullen 't spoe dig vernemen." Terwijl hij sprak werd er op de deur geklopt en trad Morlino binnen. „Ik meen dat zij u hooren willen," zeide hij. „Zij zijn in een boozen luim, doch zien, dat wij alles doen wat wij kunnen en zij zullen je wel niet meer uitfluiten. Zoo'n Engelsch gehoor is gemakkelijk tevreden gesteld." Carlo keek Mr. Britton met de eigen aardigste mengeling van lachen en smart in zijn donkere, glinsterende oogen. De tevreden blik van den impresario, toen deze beschreef hoe hij zou worden ont vangen, prikkelde zijn vernuft. „Neem een glas port voor ge op treedt" zei Bauer. Of een rauw ei, signor," riep de cos tumier driftig. „Of een Stolberg," zeide Morlino, een doosje met donkerkleurige pastilles uit zijn zak halend. Met oen glimlach weigerde hij alles en maakte hen aan 't lachen door Figaro's woorden. „Oh, che vita! che vita! oh, che mestiere!" „nebt ge nu ooit zoo'n kerel gezien? zeide Bauer. „Ik geloof dat hij ons aan 't lachen zou maken als hij op zijn sterfbed lag." „Als de toehoorders zijn moed maar begrijpen, zal hij niet slecht worden ontvangen," zeide Mr. Britton, die naast den ouden Duitschor stond. „Er is niets waar een Engelschman meer van houdt dan van flinkheid." liet was voor Carlo geen prettige taak om weer voor een publiek te ver schijnen, dat zoo pas geweigerd had hem te hooren, doch hij stapte moedig over zijn zwarigheid heen. Het was zooals Merlino gezegd had, de toehoorders namen hem in genade aan, geen gefluit werd gehoord. De koele stilte werd zelfs verbroken door vijf of zes klin kende handenklappen uit de derde rij van de stalles. „Dat is Francesca's neef," dacht hij bij zichzelven en hij was verheugd onder al die koude kritische gezichten één vriendelijk gelaat op te merken. Hij was er ook blij om, dat hij met zulke vrienden als Sardoni en Domenica Borelli zingen moest en hij was be moedigd door de vriendelijkheid van Mr. Britton. Als hij maar zijn taak kon volvoeren dan zou hij zich volmaakt gelukkig gevoelen in spijt van de donkere toekomst. Maar dat was de groote vraag. Hij dacht alles te hebben beproefd, wat physiek onmogelijk voor de unie-liberaleii tellen bijeen 1366 j. de katholieken 1186„ de anti-revolutionairen 771 de oud-liberalen 526 de vrijzinnig-democraten 551, deChristcl.-IIistorischen 432 de sociaal-democraten 324 Naar deze cijfers te oordeelen, is een oud-liberaal het verstandigst, want een oud-liberaal is gemiddeld 59 j. een anti-revolutionair 55 een christelijk-historisch 54 een liberaal 53 een katholiek 47 een vrijzinnig-democraat 47 een sociaal-democraat 46 Let s.v.p. op deze cijfers in verbaud met een nieuwe partij-groepeering. Zij zijn karakteristiek. Ze zitten als bezaaid met allerlei merkwaardige conclusiën, die er uit te trekken zijn. Maakt men nu ten slotte het eind- rekensommetje, dan ziet men, dat de gezamenlijke leeftijd van alle Kamerleden is 5120 jaren, zoodat een Kamerlid ge middeld een halve eeuw oud is. Dames, die eens een kijkje willen nemen in de Kamer, zij hier gezegd, dat 81 leden 'n flinken baard, 16 hebben een kleinen baard, 5 'n geitebaard en 4 bakkebaarden. Zwierige krulharen zijn bij 6 heeren aanwezig, terwijl 11 absoluut verstoken zijn van eenig haiig gelaatsversiersel. Wie het mooiste en het leelijkste Kamerlid is, vermeld ik niet. Slecht zij gezegd, dat beiden zetelen aan de rech terzijde. Een lid heeft een zeer duidelijke pruik! Er zijn knappe en minder knappe Kamerleden. Het onderscheid daartus- schen valt niet dadelijk in het oog. Iemand heeft dikwijls het uiterlijk van 'n knap Kamerlid, en is het toch niet. Als 'k naar een definitie zoeken moest, zou ik deze geven: „Een knap Kamer lid is iemand, die naar despreker luistert." Natuurlijk zijn op dezen regel uitzon deringen. Gewoonlijk echter luistert een minder-knap Kamerlid niet, maar zit brieven te schrijven of kranten te lezen of te slapen. Er zijn Kamerleden, die Kamerlid zijn, omdat hun vader Kamerlid was. Er is zelfs één Kamerlid, wiens familie al vier geslachten terug in het elfde district Kamerlid was. Zoo iemand is erfelijk belast met het Kamerlidmaatschap. Er zijn Kamerleden, die komen en die niet komen. Kamerleden, die komen, teokenen hun naam op de presentielijst en gaan dan wandelen in de Boschjes. Dan zijn ze er geweest. Kamerleden, die niet komen, vergeten soms hun naam te teekenen en blijven den heelen dag. Dan zijn ze er niet geweest. Dat is logisch. Het is gebeurd, dat Kamerleden 's morgens om zeven uur hun naam kwamen teekenen en dan uit de stad gingen. Dan zijn ze er wel geweest. Óók logisch Hoogst eigenaardig is dat de wieg van de meeste Kamerleden op het platteland heeft gestaan. Wat dus eene schitterende logenstraffing is voor de bewering, dat het denkend deel der natie hoofdzakelijk in de groote steden zou zijn ontstaan. Neen, i van Hollaud's Parlement konn uit Leusden, Osch, Asseudelft, Vorden, Ilattem, Leur, Bergum, Irnsum, Geldrop, Odoorn, Slochteren, Baardwijk, Doniawerstal, Zundert, Krommenie, Wer kendam, Oudebildzijl en Zuurdijk. Zelfs heeft één van de heeren op baker's schoot gesparteld te Banjoemas... Er zijn sombere en lachende Kamer leden. Tan beiden is 'n uiterste. Er hem was, en hij wilde in geen geval zich weer zoo op 'ttooneel tentoonstellen. „Als ik weer in zwijm moet vallen, hoop ik, dat het ir. mijn kleedkamer zijn zal" dacht hij. Door een groote wilskracht kwam hij 't duel met Sardoni door, doch hij was er zoo door uitgeput, dat hij nauwelijks kon blijven staan. Hij kwam van 't too- neel en eenmaal uit 't gezicht, sleepte Sardoni hem naar de kleedkamer, waar hij zich voor 't vuur op den grond wierp, met de guitaar onder 't hoofd. „Pleuris," dacht Mr. Britton, die hem gevolgd was om te zien of hij ook van dienst kon zijn, doch Carlo leed zoo zeer, dat hij geen lust had om te praten, daarom wendde hij zich tot Sardoni, die hem zeer beviel, en die, om goed te maken wat hij te kort was gekomen, zich zoo aan zijn vriend wijdde, dat het den Engelschman behaagde. Zij bespraken alle middelen om hom te helpen en Sardoni ging iets opwek kends halen, hij kwam terug met 't bericht, dat Mademoiselle Borelli in haar cavatina was teruggeroepen, wat Carlo wat langer rusttijd gaf. „Zijt ge er zeker van, dat ik niet in den weg ben?" vroeg Mr. Britton. „Ik zou niet onder de toehoorden kunnen zitten nu ik weet hoe onze vriend lijdt." Sardoni, die vermoedde, dat de vreem deling een bloedverwant van Prancesca is 'n Kamerlid, dat altijd doet of de wereld uit mekaar zal springen en er is 'n ander dat rondwandelt als de geïncarneerde Kamper-ui. Zoo zijn op het Binnenhof alle typen vertegenwoordigd. Er zouden nog anderen en zeer interressante statistiekjes te maken zijn, b.v. van de specifieke gewoontetjes der heeren. Want elk heeft wat bijzonders. De een erkent ge aan 'n enkele typische vingerbeweging, den ander aan 't zenuw achtig woelen door 't haar, 'n derden aan 't gejaagde stapje, waarmee hij tusschen de banken doorwandelt, 'n vierde aan z'n klaproosroode-kleur, 'n vijfde aan 'n breed armgebaar, 'n zesde aan z'n bruine schoenen, 'n zevende aan z'n schaterend gelach, 'u achste aan z'n krant, zoo merkt ge aan ieder wat. Specialiteiten in gelaatkunde zouden in het Parlement een vruchtbaar arbeids veld voor hun studiën kunnen vinden. Hoeveel „aristocraten des geestes" zij zouden ontdekken? Ziehier eenigc kleine opmerkinkjes over de heeren, die in hooge wijsheid zetelen op den troon van den politieken Bacchus, vandaar uit hun licht doen stralen over ons goede volk en die de machines van de Landsdrukkerij het roesten beletten. Eindelijk ben ik de voornaamste statistieken vergeten, nl. die van de zwijgers en de praters. Want ook in dit opzicht zijn er 2 categoriën van leden: zij, die de „Handelingen lezen en zij, die ze vullen. En dan komt ge als van zelf tot de stokpaardjes der heeren, dan ziet ge hoe de een'n pont innig liefheeft, 'n ander trouw heeft ge zworen aan 'n straatweg, 'n derde aan 'n sloot. Dan ziet ge de altijdsprekers, de cons-in-'t jaar-sprekers (om de kiezers te toonen' dat ze er nog zijn) en de Willem de Zwijgers Over dit zoo dankbare onderwerp wellicht later eens. „Tel." Om een vrouw. Een bij allen bekende figuur, zuiver type van een knuistigen, in den veld arbeid verharden man, uit een dorp in de onmiddellijke nabijheid van Roer mond, is voor een past jaren weduw naar geworden, en zit thans zonder huisvrouw, die naar hij bij hoog en laag aan ieder, die het weten wil, verzekert, voor hem zoo onmisbaar is. Ondanks de herhaalde pogingen, door hem in 't werk gesteld, is het hem tot heden nog niet gelukt, een hem passende levens gezellin te vinden. Allereerst heeft hij zijn doel trachten te bereiken door aankoopen van een rijwiel, waarmee hij zich eiken Zondag morgen welgemoed en full speed van de eene plaats naar de andere spoedde, en dan post vatte aan den uitgang dei- kerk, waar hjj na het eindigen van den dienst de dorpsche schoonen de revue liet passeeren. Doch geen enkele dezer liet zich door zijn smeekende blikken, welke zijn Ar- gusoogen uitschoten, meesleepen. En ouverrichterzake werd de tocht weer voortgezet tot een volgende plaats, waal hof succes al evenmin was. Natuurlijkerwijze is deze vrouwen jager zoodoende overal, tot in 't kleinste dorpje, bij jong en oud bekend, en wel dermate, dat de jeugd, wanneer hij reeds in de vroege morgenuren, triomfantelijk op zijn stalen ros gezeten, passeert, hem naroept: „Daar gaat ie weer voor niks!" Britton moest zijn, verzekerde hem met warmte, dat hij van 't grootste nut was en Carlo, hoewel te uitgeput om te spreken wierp hem een blik toe, die meer zeide dan honderd zinnen. Te spoedig kwam de jongen hem roepen. Weer spande Carlo zich tot 't uiterste in en Sardoni en Mr. Britton keken angstig naar hem tijdens zijn spel met Rosina. „Hij moet nu lang op 't tooneel blijven," zei Sardoni, „maar wat 't zin gen aangaat, is 't moeielijkste voorbij, als deze scene geëindigd is." „Zou hij 't er goed afbrengen, denkt ge?" „Als hij 't doet, is 't bij 't kantje langs," zeide Sardoni. „Maar evenals de Barbierc, is hij een Bravo giovi- notto! „Niemand van mijne kennissen zou het kunnen, doch misschien hij wel." „Ah, dat dacht ik wel," riep hij uit toen de scene afgeloopen was en de bariton snel 't tooneel verlatende tusschen de schermen zou zijn gevallen, als hij hem niet gegrepen had. „Zooals ge ziet, op 't kantje af." Zij brachten hem naar de kamer, doch hadden hem juist bij gebracht toen Sardoui weggeroepen werd, hem met Mr. Britton alleen latend. Het was de vreemdste avond, die de Engelschman had beleefd, zooals hij daar Izat in 't kale kleedkamertje met zijn Inziende, dat hij op die manier zijs doel niet zou bereiken, koos hy „d meer en meer gebruikelijken weg" et wendde hij zich tot een lokaal bh waarin sedert dien bijna elke week eet breed opgeschroefde huwelijksadvertentie prijkt. Ook hier bleef succes uit. Eindelij! heeft hij een lokmiddel gevonden; hij zal een nieuwe woning bouwendan zal er toch wel een zijn die toebijt. Hij verhuist en timmert aan den grooten weg een waarlijk prachtig nieuw huis, in de buurt van een uitgestrekt water, dooi zeer velen geroemd ah een uitstekende badplaats. Hiervan zou hij profiteers. In bovengenoemd blad prijkte voor eenigt weken weer een advertentie, waarbij kamers te huur aangeboden werden eene zeer ruime woning, gelegen vlak aan den weg waar gelegenheid bestaat „tot hot nemen van baden in genees krachtig water." Onder de event, reflet- tanten hoopte hij de ware te zullen vinden, met haar de kennismaking voort te zet ten, om na wederzijdsch goedvinden een huwelijk aan te gaan. Edoch, te vergeefe, er verscheen niemand. En thans zien wij in de krant weet een huwelijks advertentie, welker inhoud de konklusic wettigt, dat de arme drom mel, ondanks zijn fiets, zijne nieuwe woning met ruime kamers en het genees krachtige badwater in de nabijheid daar van, zijn dool, waarnaar hij reeds sedert ettelijke jaren met onvermoeiden ijvet streeft, nog niet heeft bereikt, doch ook tevens zien we daaruit, dat hij het nog zoo maar niet opgeeft! (N. E. Ct.) Brand in het Academiegebouw ti Groningen. Donderdagavond om halfzes is door het afgebranden van de onderverf aan den rechtervleugel van het Academie gebouw te Groningen brand ontstaan. De brand openbaarde zich op den zolder en aan de daklijst. In een uur was deze heele vleugel zulk een vuurzee, dat er aan redden niet meer viel te denken, De stoomspuit was niet in staat water te leveren. Beneden uit het gebouw zijn nog enkele dingen gered, maar hel bovengedeelte, waarin het Museum voor Natuurlijke Historie gevestigd was, het resultaat van den onvermoeiden arbeid van 34 jaar, ging heel verloren. De prachtige verzameling opgestopte vogels is eveneens geheel verbrand. Om 7 uur vatte ook de linkervleugel vuur, zoodat het grootsche gebouw, dat in 1648 werd gebouwd, oui 10 uur niets meer dan een brandende ruïne was. Met vereende krachten werd met veel moeite, alles wat nog gered kon worden, uit het brandende gebouw gehaald: de archieven van curatoren en senaat en die der faculteiten. Met de schilderijen-galerij en enkele andere zaken van waarde werd dit alles i veiligheid gebracht in de St. Martinuskerk. In een half uur tijds had de brand zich van den rechtervleugel over de vestibule naar den li ukervleugel over geplant. Door de vele preparaten, die in het Museum van Natuurlijke Historie van prof. Van Ankum waren geborgen eu die in groote flesschen met spiritus werden bewaard, stegen groote vlammen- zuilen uit het dak omhoog. Door den slechten watertoevoer was aan beperking van den brand niet te denken. Het pharmaceutisch laboratorium van prof. Wis8elingh en liet chemisch laboratorium van den lector dr. Boeseken volgden het museum van prof. Van Ankum. Het rechtergedeelte is zoo goed als uitgebrand. naakte vloer en gewitte muren temidden van de verwarring van tooneelgewaden en de klcedingstukken van't prozaïsche leven. Men had een paar kussens uit de foyer gebracht en zoodra Carlo bij gekomen was, hadden zij hem er op neer gelegd, op de linkerzijde, daar die houding voor hem 't gemakkelijkst was. Het licht van 't vuur speelde op zijn gelaat en terwijl Mr. Britton hem aan staarde, dwaalden diens gedachten terug tot dien dag waarop hij hem voor 't eerst met Francesca te Napels ontmoet had. „Hij herinuerde zich de droevige glimlach, die over 'tgelaat van den jongen Italiaan was gegleden, toen hij hem met zijne verloving gelukwenschte en hij gevoelde zich onweerstaanbaar aange trokken tot een man, die zoo beslist een zoo zelfverloochenende loopbaan kiezen kon, en die zoo slecht werd begrepen. Hij was verschrikt te bemerken, dat zijne gedachten aan Francesca door zijn metgezel waren geraden. Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2