Gemengd. Allerlei. "We kent niet mevrouw d u Gast!... Een jonge Fransclie vrouw een Fransche vrouw is altijd jong die de geestkracht in persoon is! Voor wie de tuftnf's, de luchtballons, de onderzeesche booten, alle sportwerktuigen, waarmee men eenig gevaar kan loopen, schijnen te zijn uitgevonden. Men weet, men moet zich herinneren, dat mevrouw du Gast onder anderen op zee b ij n a het leven heeft verloren Nu is zij naar Marseille gespoord. Het staat in de Temps: zij is weg, naar Marseille. Daar gaat zij scheep: naar Oran en van Oran gaat zij naar Tandzjer en van Tandzjer... c h c z les brigands. Erraisouli dweept met haar, maar hij is de cenigc niet. Tussehen Ceuta en Tetoean zwerft een „adorable bandit," Valliente genaamd die heeft haar de heerschappij aangeboden: over zijn hart, over al zijn tegenwoordige vrouwen eu over alle meuschcu en landen, waar hij een bandieten heerschappij over voert. Madame du Gast gaut. Zal de rijke schoone weduwe binnenkort mevrouw Valliente zijn? Vraag van weinigbeteekenis! Trouwend of niet trouwend heerschen zal zij. Zij zal beschaven. Zij zal, met raad en met daad, met haar (vele) geld en mot haar geestkracht, leven brengen in de doodschheid van de woestijn indien zij althan6 zelve in het leven blijft. Hier schijnt zij geenszins voor bevreesd. En ook de regeering schijnt niet bang, want de minister van landbouw heeft haar een „missie" gegeven: zij vertrekt als regeerings-zaakgelastigde met de op dracht, omtrent de landbouw- en han delsbelangen in Marokko gegevens te verzamelen! Roosevelt heeft bij de viering van het tweede eeuwfeest van de christelijke episkopaalsche kerk te Oyster Bay weer een veelbesproken rede gehouden. Hij trok te velde tegen do predikanten die verkondigen dat men r ij k d o in moest verachten, omdat zij zeiven wisten dat de menschen niet volgens zulk een leer konden en wilden leven. Amerikanen moesten het verkondigen van dergelijke al of niet door het gebruik geijkte onwaarheden schuwen. De rijk dom van een volk moest veeleer be schouwd worden als de grondslag voor geestelijke ontwikkeling,-reinen levens wandel en burgerdeugd. De welbekende aardrijkskundige, Pas- quet, van Gilly, is er na lange jaren studie, toegekomen echte diamant uit steenkolen te vervaardigen. Deze diamantenfabriek is gelegen te Berchem, bij Brussel. Deze diamanten werden door alle kenners als „echte" verklaard en eenige gcslepene steentjes ter grootte van een graankorrel verwek ten de bewondering van iedereen. Meu verzekert ons ook dat een der voornaamste mannen van de Zuid- Afrikaansche „Diamanten De Beers en Cie." volgaarne dit brevet zou willen aankoopen, want door die fabricatie van diamanten zou deze Engelsch-Afrikaan- sche Compagnie, die bijna het monopo- lium bezit, oen ruwe en gevoelige slag kunnen worden toegebracht. Men had vroeger dus wel reden om gewoonlijk de steenkolen zwarte diamant te noemen. (Yl. Gazet). Scliil<lerijeii|>rijx<'ii. In Elsevier wordt een gesprek met den bekenden bewegen kunt, 't tooneel te verlaten. „Ik begrijp hem in 't geheel niet, hij schijnt vreeselijk ingenomen met zijn beroep, doch 't is zoo droevig om een werkelijk goed man zoo zijn leven te zien verbeuzelen. „Ik wil hem heel gaarne bezoeken," zeide de predikant, 't is een heele ver zoeking voor mij weer eens Italiaa.isch te spreken!" Hij ging verder, glim lachend over Ivate's vuur, en hij vond 't aangenaam eens een nieuwe kennis te maken in zijne kleine, niet heel belangrijke parochie. Hij had kort geleden tegen de schouwburgen gepreekt en 't gaf hem voldoening om eens met iemand van dat beroep in aanraking te komen. Toen hij vernam, dat Signor Donati hem gaarne zou ontvangen, volgde hij den bediende naar Carlo's kamer en vond don zieke uitgeput op een sofa bij het vuur. Hij was verwonderd over diens vloeiend Engelsch, slechts hoogst zelden verried hij door kleinigheden zijne vreemde afkomst. Zijn gelaat was echter onmiskenbaar Italiaansch en hoewel hij er zwak en vermoeid uitzag, vond de predikant hem veel minder ziek, dan hij 11a zoo'n ern stige aanval had verwacht. De gewone begroetingen waren geschied toen Carlo die zijn bezoeker scherp had opgenomen, deze in verbazing bracht door opgewon den uitroepen. schilder Blommers weergegeven waarin hij 0. a. zeide: Ik sprak je daarnet van die belache lijk lage prijzen, die toen voor ons werk betaald werden. Zoo herinner ik me Mauve was toen van Oosterbeek naar Amsterdam verhuisd dat wij, Willem Maris en ik, hem den winter daarop een? gingen opzoeken. Hij woonde toen in de Vijzelstraat boven Wisselingh, een sigarenwinkel. Hij had daar ook zijn at .lier, aan den achterkant. Nu, toen wij bij hem bovenkwamen was hij bezig aan vier aquarellen, die hij op één groote plank had gespannen. Allo vier tegelijk was hij ze aan hot afmaken. „Jongens, ga maar zitten, ik ben bijna klaar" en toen riep hij den ouden Wisselingh uit den sigarenwinkel en die moest zien of hij er wat van kon ver- koopen. Na een half uur komt die met een juichend gezicht vertellen, dat hij er één verkocht heeft voor vijf en twintig gelden. Mauve had een goeden dag gemaakt en wij tweeën konden blijven koffiedrinken. Stel je voor, juichend, en Mauve een pret, neen maar, in de wolken, dat dat zoo goed gegaan was! Dezelfde teekening zie ik een paar jaar geleden in Londen voor twaalfhonderd gulden, maar zeker hadden wij daar niet zoo'n pret over gehad als over dien vijf en twintig toen". De sigarenwinkelier was de vader van den tegenwoordigen grooten kuustkooper Wisselingh. Zijne EdelAchtb. en <le ketting. Men schrijft uit Schotcrland, dato 6 Sept. aan de „Tel.": Aan het einde der heden gehouden raadsvergadering vroeg de voorzitter machtiging voor rekening der gemeente een zilveren ketting aan te koopen 0111 daaraan zijn ambtspenning te kunnen dragen. Een der wethouders wees er op, dat bij Koninklijk besluit ook een oranjelint voldoende geacht wordt; ter wijl nergens staat voorgeschreven dat de gemeente ketting of oranjelint betalen moet. Om financiecle redenen zou hij dus stemmen tegen aankoop van een ketting. Anderen wezen er op dat een vroegere burgemeester uit eigen beurs een ket ting had aangeschaft. De voorzitter had bezwaar tegen het dragen van een penning aan een oranjelint en wenschte een ketting. Over zijn aanvraag staak ten de stemmen, zoodat in een volgende vergadering de beslissing zal vallen. Men schrijft uit Diuksperloo aan het Vad. Voor eenige weken verscheen in De Nederlander een artikel tegen het rooken, dat hier ter plaatse ook door sommige dames mag worden gelezen. We trof fen de vorige week in den trein naar Yarsseveld eenige boerenmeiden, die zeer op haar gemak haar sigaar zaten te rookeu van een soort, welke voor 10 voor een dubbeltje nog te duur betaald ziju. Hei tooneel speelt in Boskoop, het alom bekende dorp der boomkweekers. Publiek wist, dat een der dorpsgenoo- ten in intieme betrekking stond tot een Alkmaarsche juffer en haar sinds een drietal weken huisvesting verleende, tot groot verdriet zijner echtgenooto. Des avonds demonstratie aan de echtelijke woning. Een „ménage a trois" is nog niet in de Boskoopsche zeden doorge drongen. Alzoo demonstratie en ketel muziek. Publiek besluit niet uiteen te „Ik geloof, sir neen, ik ben er zeker vau dat wij elkaar reeds vroeger hebben ontmoet." Nu dacht de predikant juist over zijn preek in Öt-Cijprian en moest zich be kennen, dat deze acteur in 't geheel niet overeenstemde met zijne schildering van de leden van dit „onzalige beroep" eu dus meende hij, dat Carlo onder de toehoorders moest zijn geweest. „Waart ge wellicht in St.-Cijprians- kerk toen ik er een paar dagen geleden preekte?" riep hij uit. „Ik dacht be paald niet, dat ik iemand toesprak, die in verband stond met liet tooneel." „Ach, waart gij 't waarlijk, die er gepreekt heeft?" vroeg Carlo snel. „Ja, ik was er met mijn vriend Sardoni, don tenor van den troep, maar wij zaten achteraan en kouden zelfs de preek stoel niet zien. Waart gij 't heusch? Dat is 't dwaaste toeval dat ik ooit heb bijgewoond." „Maar wanneer kunt ge mij dan ont moet hebben?" vroeg de predikant peinzend. „Kan ik u wellicht in Italië ontmoet hebben?" „Herinnert ge u ook dat ge verleden jaar in Mei in een der cafés op de Piazza Plebiscito te Napels waart, en met uw medgezel spraakt over de voor uitgang van de wereld in 't algemeen gedurende de negentiende eeuw?" „Mot Stanley! Ja, zeker, dat herinner ik mij zeer goed." gaan vóór l'intruse (de indringster) is heengegaan. Dreigende houding van pu bliek. De woning bewaakt tot den vol genden dag om te zien, wie er uitging. Op den volgenden avond worden ruiten ingeworpen en de draai bescha digd. Burgemeester en politie ten too- neele om erger te voorkomen. Den volgenden dag, des namiddags 3 uur, is zij vertrokken, onder geleide der rijkspolitie, in de richting van het station Alphen. Nu is de rust weerge keerd. (Vad.) Het automobilisme. In de N. Rt. Ct. komt iemand de hulp der Tweede Kamer inroepen tegen de automobilisten-moordenaars, zooals hij ze noemt. Het Kamerlid, dat het initiatief neemt hot publiek te beschermen tegen de heeren chauffeurs, waaronder meer mis dadigers van aanleg schuilen dan velen vermoeden, kan op de dankbaarheid van het geheelc Nederlandsehe niet in automobielen voortrazende publiek reke nen, zegt hij. Dergelijke overrijdingen als thans weer bij Haarlem hebben plaats gehad, noemt hij moordpartijen, eu hij vindt, dat de bedrijvers aan de justitie moeten worden overgeleverd als doodslagers. Ook de N. Ct. is van oordeel, dat de justitie tegen eiken automobielist, die de oorzaak is van verwonding of dood van een ander, onmiddelijk een ver volging wegens mishandeling of doodslag moest instellen. Wat het geval teAer- denhout aau gaat, waar een jongmensch gedood werd, doordat de automobiel van den notaris Kaag te Utrecht den hoek omschoot met zoodanige vaart, dat het voertuig niet het midden van den weg kon houden en dus de aan den kant van den weg rijdende wielrijder, die van de andere zijde kwam, reddeloos verloren was mag ongetwijfeld een vervolging wegens doodslag worden verwacht. Een ooggetuige daarentegen, klaar blijkelijk een der automobilisten, ver zekert, dat de automobiel niet te hard reed en niet een bocht 0111 schoot, maar dat het ongeval geheel te wijten was aau de ongeoefendheid van den wiel rijder die midden op den weg vlak voor de auto van zijn fiets sprong. Het Maandblad tegen de Kwakzalverij schrijft: Op een onzer lagere scholen zit een knaapje, dat eiken dag opnieuw het medelijden wekt van wie hem gadeslaan, 't Yentje heeft in erge mate last van z'n oogen, of eigenlijk oogleden, dik en gezwollen, rood en met kleine zweertjes bezet, die het arme kind beletten flink in het volle licht den onderwijzer aan te zien of naar het bord te kijken. Bij elke poging daartoe en het manneke wil graag loeren en laat het dus niet bij een enkele poging 0111 te zien blijven loopen de tranen hem van pijn en inspanning over de bleeke wangen. .Juist toen in overleg met het hoofd besloten was, dat eens met de ouders zou worden gesproken over de moge lijkheid, dat een oogarts verlichting en misschien wel algchecle genezing zou kunnen bevorderen (iets wat hoog noodig is, omdat het gewillige kind in het speeluur liefst in een donker hoekje wegkruipt en alleen in z'n hum is als schriftelijk werk hem veroorlooft voor over in de bank te zitten), bracht de behandeling van een leeslesje het vol gende aan het licht. De ouders geven „Herinnert ge u ook datgezeidetdatde menschen niet meer genegen waren om het leven te leven van den Gekruisigde. Nu zat ik dicht bij u en ik erken uwe woorden speelden mij voortdurend door 't hoofd en maar ik vrees dat u dat verdriet zal doen - zij hielpen mij om mijn tegenwoordig beroep te kiezen." De predikant glimlachte oven. Ilij kon de ironie van 't geval beter be grijpen dan Carlo. Mr. Britton had hem een wenk gegeven waarom Carlo bij 't tooneel was gegaan en hem verzocht Carlo te bewegen van beroep te ver anderen, daar 't geval met mevrouw Merlino hopeloos was. En nu te hooren dat zijne eigen woorden schuld hadden aan 't geval, en hij was er over ver- verstoord dat de Italiaan zijn preek gehoord had tegen schouwburgen. De ■predikant was een vriendelijk man, hoewel velen hem hardvochtig noemden maar natuurlijk was het een kwellend denkbeeld voor hem een man als Donati te hebben geplaagd. „Ik heb 't tooneel nooit goed gevon den," zeide hij na een korte poos. „Maar toch doet 't mij leed dat gij die preek hebt gehoord, want ik moet u wel hardvochtig voorkomen vrees ik." „Ik zal u dat eens openhartig vertel len," zeide Carlo. „Ik stem toe, dat ik verstoord was, maar ik begon toen ziek te worden en had een zware week te doorworstelen, en ik vond het hard het kind eiken morgen op de nuchtere maag een kopje vol stroop met jenever, half om half, en het is waar, dat dit middel tegen zeere oogen nog niet helpt; maar het zal op den duur wél doen: want een oudoom van het knaapje, een man van 64 jaren, is er heelemaal mee in 01de gebracht. Toen hij eenige maan den later aan een beroerte stierf, waren z'n oogleden in de kist zóó mooi, dat een zuster van den overledene er ver baasd van gestaan had, Ja, ja, het „boertje" wist het wel! De kleine jongen vindt nu ook bij dien raad van 't „boertje" baat en zei daarom, toen 't woord jenever in de leesles genoemd werd: „dat is een heilzaam geneesmiddel en ik lust het graag". Dit is de nawerking van hetgeen een „boertje" bij zijn leven durfde aanbe velen als probaat voor zeere oogen aan een bejaard mensch, van wien 't nu heet, dat hij daardoor genas. En zoo zal immers ook zijn achterneefje er door genezen.,.? Inmiddels wordt geen doctorale hulp gevraagd en 't arme kind is nu en zal zeer waarschijnlijk blijven de dupe der historie. Om den „schok" te verzach ten? Een grappenmaker zendt ons de volgende uitgeknipte advertentie met commentaar: BEGRAFENIS-ONDERNEMING. De ondergeteekenden belasten zich met het uitvoeren van Begrafenissen in alle Klassen. Voor de 1ste Klase worden Lijken Statievolgrijtuigen op Gummi banden geleverd. Wat '11 gezellig idee, hè, om naar je laatste rustplaats gereden te worden op gummibanden. Het stoffelijk overschot rust nu al zacht, nog vóór het feitelijk ter ruste is gelegd. Maar dat ook de staatsie- volgrijtuigen op gummi banden rijden, dat is kwader. Want wat blijft er nu over van de „ge schokte familieleden," nu ze, mensche- lijkerwijze gesproken, althans in het staatsierijtuig niet meer geschokt kunnen worden. Even nog moeten we verklappen, dat een vaii de directeuren van deze Eerste- klasse-staatsie-gummi-onderneming den naam draagt Lceflaug! Als 't waar is, dat nomen omen is, dan loopt deze nog vooreerst de kans mis om op gummi zijn laatste rit te maken. Maar hij leve nog lang Van de levenden niets dan gummi! Ieder weet, al heeft hij nimmer nog een reisje door Duitschland gemaakt, dat met de Duitsche politie niet te sol len valt. Ja, het heeft wel heel wat moeite gekost om den bekenden moor denaar Hcnuing in handen te krijgen, maar voor de rest is het een bekend feit, dat je voor een heel gering iets al kennis kunt maken met den Duitschen diender. In Duitschland moet je om zoo te zeggen op alles letten, want daar heet vaak misdaad, wat een gewoon mensch voor een heel alledaagschc zaak houdt. Zoo zullen do lezers zich nog wel herinneren dat een winkelier tot een geldboete werd veroordeeld omdat hij zoo hard geniest had, dat een dien der ervan was geschrokken. Nu dan hoef je ook niet te vragen of je op alles moet letten. Nies in Duitschland piano, pianissimo, ja desnoods mezzo forto, maar koin in vredesnaam niet tot uitgestooten te worden, zelfs uit de kerk. Maar wat mij 't meest verstoord maakte en wat mij uw beschrijving wellicht te zwaar deed opvatten, was dat mijn vriend Sardoni bij mij was, die zeer zelden naar de kerk gaat." „Zou hij 't zich hebben aangetrokken?" vroeg de predikant. Carlo aarzelde, eindelijk zei hij: „Hij was er zoor boos om, onredelijk boos meende ik. Maar hij heeft veel verdriet en er waren redenen, die een aanval in de kerk voor hem dubbel pijnlijk maakten." Hij hield op toen de deur open ging eu hij keek met koortsachtige drift naar den knecht, die de namiddag post binnen bracht. Hij leefde in voort durend verlangen naar posttijd, niet alleen dat hij hoopte van Sardoni te vernemen hoe of alles ging, maar ook kon er een brief van Francesca komen, die in zijn tegenwoordigheid besproken kon worden. Dien namiddag kwam er oen brief van Sardoni, waarnaai hij zoo lang had gewacht. Wilt ge mij een oogenblikje excu- seeren?" zeide hij. „Deze komt van mijn vriend Sardoni over wien we juist hebben gepraat. Als u 't mij toestaat, zou ik graag eens willen zien, hoe zij 't maken." Hij scheurde den omslag open en schoof die op zijde, terwijl hij driftig begon te lezen. Onwillekeurig staarde forto en nog minder tot fortissimo, want je loopt kans de pot in te gaan. En zoo is het met alles. Maar hoe onaangenaam dat in vele gevallen kan zijn, daar staat toch tegenover, dat er aan die buitengewone strengheid ook nog een goede zijde is. Ik denk bijv. aan het moderne moordwerktuig: de automobiel. Niet onjuist is dit voertuig al meer dan eens de schrik der wegen genoemd en wanneer er geen strenge maatregelen worden genomen, is het te voorzien dat wandelaars hinnenkort niet meer zullen bestaan, om de doodge wone reden, dat geen mensch zich meer op straat durft te begeven uit vrees te worden doodgereden of een stofberoerte op te loopen. Maar de Duitsche streng heid is voor de heeren automobilisten een onaangenaam ding, haast even on aangenaam als ze in dat opzicht voor alle menschen aangenaam is. En dat de Duit sche diender zich niet laat intimideeren, door die heeren blijkt uit het volgende: Een dezer dagen reed een prachtig aangedane chauffeur in een supperbe auto door Kehl. Zooals zoovele anderen had hij 't ongeluk, wegens te snel rijden door de uitmuntend gedresseerde Kehler politiagenten te worden geknipt. Daar hij een vreemdeling was, ge leidde meneer de gendarme hem direct naar den commissaris van politie, opdat men hem zou rechten. De aardigheid zou den automobilist op 30 mark te staan komen. Men houdt te Kehl niet van pingelen. „Wat?" riep de elegante chauffeur, „30 mark boete? Weet u wie ik ben? Ik ben de hertog van Aosta en betaal geen steek! Heeft u dat begrepen?" „Zoo?" antwoordde hierop zijn rech ter. „E11 weet u niet wie ik ben? Hè? Ik ben commissaris X. en ik veroordeel u tot 30 mark boete! En weet u nog wat? Wanneer u niet wilt betalen, wordt er beslag gelegd op uw auto mobiel en gaat u zelf de doos in!" Dat was heel duidelijk. En daar de hertog naar de wedrennen te Baden moest, betaalde hij zuchtend de geëischte 30 mark. Er zijn nog commissarissen in Kehl, dio van aanpakken weten, en onwille keurig slaakt een mensch de verzuch ting: zouden we in ons land ook niet eeus zoo'n stelletje menschen kunnen gebruiken. Het wordt met het oog op de steeds toenemende ongelukken, hoog tijd. Toch wil ik volstrekt geen kwaad van onze politie zeggen. O, neen, ze heeft, als ik me niet vergis, zelfs den naam, van hoogst actief, beleefd en accuraat te zijn. En dat er ook onder onze politiemannen nog lui worden ge vonden met een groote dosis slimheid, wie zou het durven ontkennen. Trouwens de feiten spreken in dit opzicht duidelijk, en het blijkt ook nog zonneklaar uit deze historie. In een zeker plaatsje nl. is men bezig met het maken van verschillende grond werken en het leggen van rails voor een stoomtram. De werklieden hiervan zijn len deele gehuisvest in een daarvoor getimmerde houten keet, waarin geslapen en gegeten wordt, terwijl het voedsel wordt bereid door vrouwen, eveneens in die keet zoolang haar verblijf hou dend. Dezer dagen kwam een brigadier der rijksveldwacht ter oorc, dat daar ook sterke drank gebracht werd en ging op onderzoek uit, stapte de keet binnen eu vroeg de vrouw een glaasje van dat heerlijke vocht, dat hem terstond gegeven werd, en vroeg tevens, getrouw aan zijn plicht, wat zij daarmede uitvoerde. de predikant op 't schrift van het adres. Iiet was groot en flink een bijzondere door en door karakteristieke hand. De blos steeg tot zijn voorhoofd, zijn lippen beefden. Hij wachtte deels om zijn zelfbeheersching te herwinnen, deels om Carlo tijd te laten tot lezen, doch toen vroeg hij met haast: „Hoe zeidet ge, dat uw vriend heette, Signor Donati?" „Sardoni, hij is do primotenore van den troep. Zoo'n goedhartige kerel! Ik weet niet wat ik zonder hem begin nen zou." „Doch dat is misschien een aange nomen naam? Hoe is zijn eigen naam? Is hij geen Engclschman? „Hij is een Engelschman, maar hij verbergt zich onder zijn nom de guerre." „Zelfs gij, zijn vriend, kent zijn waren naam niet?" „Ja, ik ken hem, maar hij wenscht niet dat dat hij algemeen bekend wordt." Hebt ge een bizondere reden om zoo te vragen? Goede hemel!" riep hij uit, alsof hem plotseling een licht opging. „Kan 't misschien dat zijn, wat hem zoo veranderde na den preek? Sir, ik verzoek u mij uw naam te zeggen! Ik hoorde alleen van u spreken als van den predikant." Wordt vervolgd.

Historische kranten - Archief Eemland

De Eemlander | 1906 | | pagina 2