No. 2.
Zaterdag 5 Januari 1907.
4e Jaargang.
P
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
donkere dagen.
Revisionisme en
Klassenstrijd.
FEUILLETON.
x>-
MLANDER.
Verschijnt
Woensdags en Zaterdags.
1
Bureau
Hendrik van Viandenstraat 28.i
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertcutiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
Wien het wel eens overkomen is, dat
hij, in een of andere vergadering den
sociaal-democraten het onhoudbare van
hun verarmings- en klassenstrijd-theorieën
onder den neus wrijvende, een eenigs-
zins theoretisch onderlegd sociaal-demo
craat tegenover zich vond, hem moet
het wel zijn opgevallen, met welk een
gemak de onjuistheid van de sociaal
democratische theorie van de volstrekte
verarming der arbeidende klasse werd
toegegeven en welk een merkwaardige
verwarring er dan in de discussie dreigde
te ontstaan door de ganschelijk niet
meer Marxistische beteekenis, die ver
volgens door zijn tegenstander aan het
begrip klassenstrijd gegeven werd.
Een nieuwe illustratie van dit ver
schijnsel is onlangs gegeven door den
heer Vliegen, toen hij de twee stroo-
niingen in de sociaal-democratische partij
besprak (Marxisten tegenover revisionis
ten). „Zegt men, dat wie den klassen
strijd verwerpt, revisionist is, dan i6 spr.
geen revisionist," luidt het in het ver
slag in Het Volk. Met andere woorden,
de heer Vliegen verwerpt den klassen
strijd niet; ja, wat meer zegt: „de
„arbeiders strijden den klassenstrijd: de
„tegenstelling tusschen proletariaat en
„bourgeoisie verscherpt zich, naarmate
„de laatste meer wordt bedreigd".
Ziedaar dus de „klassenstrijd" gered,
en dat niettegenstaande de heer Vliegen
omtrent de verarminga-theorie onomwon
den het navolgende verklaart:
„Er wordt gezegd, dat de armoede der
„proletariërs toeneemt met hun groeiend
„aantal, dat de krisissen snel opeen
volgen. De maatschappij moet dus
4 neeustorten, het proletariaat zal dan
„zijn diktatuur vestigen, zich meester
„maken van de staatsmacht en de
„socialistische maatschappij vestigen. Dit
„is ook de gedachte van het kommunis-
Reizen is zijn tijd en geld wijden aan
het vermeerderen van zijn eigen waarde.
Overgenomen uit
,HET Y O L K."
Dicht, in elkaar als stof en ijswater
valt dé regen neer in de donkerte van
den Decemberdag, 'tis nog in den
namiddag, maar vele winkeliers hebben
reeds 't gas opgestoken, ten einde van
degenen die, trots 't hondenweer, toch
den tocht door de slijkcrige straten
waagden, een zoo groot mogelijk getal
naar hun étalage te lokken. Loopjongens
en meisjes stappen door don regen als
wezens die weten dat ze, met harder
loopen, alleen maar bereiken dat ze in
een andere wijk zullen moeten gaan
dwalen met andere boodschappen, en in
die wijk regent 't ook, zoodat zich
haasten voor hen niet gelijk staat met
spoediger komende drooggelegenheid.
„tisch manifest; maar zij is onjuist. De
ontwikkelingsgang is anders. Dit is
„voor spreker een onomstoolelijk feit." 'i
De heer Vliegen verwerpt met een
openhartigheid een eerlijkheid, die voor
hem pleiten, de geheele verarmings
theorie, maar heeft desniettemin in het
geheel geen plan om afstand to doen
van deu verscherpten „klassenstrijd".
Hier nu doen zich blijkbaar Marxis
tische reminiscenties gelden, die het
logisch doorredeneerenjn den weg staan.
Wat toch is het geval?
Men mag aannemen, al wordt het niet
uitdrukkelijk gezegd, dat de heer Vliegen
met de verarmiugstheorie ook de Marxis
tische klassenstrijd-theorie verwerpt. Deze
toch hangt behalve met andere Marxis
tische dogma's nauw samen met de ver
armingstheorie. Wanneer het niet waar
is, dat de tegenstellingen tusschen bour
geoisie en proletariaat steeds grooter
worden, doordat „de arbeider pauper
„wordt en het pauperisme nog sneller
„toeneemt dan bevolking en rijkdom",
gelijk het konunuuistisch manifest zegt,
dan ligt daarmede ook de hierbedoeldc
klassenstrijd-theorie tegen de vlakte, dan
kan ook niet op een goeden dag verwacht
worden de ineenstorting van de kapita
listische maatschappij, zooals Marx die
verwachtte tengevolge vau zijne theorie
omtrent de steeds scherper wordende
klasse-tegenstellingen en het dienten
gevolge eindelijk „barsten van den bom",
gelijk de heer Vliegen het plastisch
uitdrukt.
"Wanneer dus sociaal-democraten het
hebben over den klassenstrijd, dan dient
de eerste vraag te zijn: Wat bedoelt
gij, toch niet de Marxistische klassen-
Btrijd-theoric? Zoo alleen kan er klaar
heid in de discussie komen.
Maar als dan het geval er toe ligt,
dat de Marxistische „klassenstrijd" van
de baan is, dan mag men verder vragen:
1) Wij cursiveeren.
Huisvrouwen die boodschappen doen,
stappen vlug door, burgermenschen vul
len de trams die van en naar het
centrum der stad rollen, de wagen
bestuurders in dikke jassen gehuld,
huiveren als hun 't kille nat in 't gelaat
striemt. Aan de boomen op de grachten
hangen de druppels die van tijd tot tijd
door een windvlaag bij duizenden tegelijk
vanaf de takken rondgestrooid worden,
de paarden voor de wagens dampen,
schier ieder gegoed voorbijganger die
niet in een regenmantel is gehuld, loopt
onder een glinsterende parapluie.
Een echte triestige winterdag, een der
donkerste van de donkere dagen voor
kerstmis, en wie op straat loopt, versnelt
zijn stap indien hij thuis weet te vinden
een warme kachel, een gezellige lamp,
een hoekje naast den haard of een
plaatsje voor de tafel.
Des te meer valt het op een ouden
man, zeker een zeventiger in een ouden
winterjas gehuld, de pet diep over de
ooren getrokken, de grijze baard vol
regendruppels, te zien slenteren over het
troittoir, slenteren, zonder doel, zonder
haast, zonder belangstelling in de schitte
rende etalages, zonder oog voor mcuschen
of zaken, blijkbaar zonder gevoel voor
regen en wind. Daar straks liep hij
links van de straat, nu rechts, doch noch
links noch rechts heeft hij iets te doen.
Hij loopt heen en weer, doch zelfs tijd-
dooden is zijn doel niet, het is aan hem
wat zijn uwe bedoelingen met do door
u noodzakelijk geachte verscherping van
den klassenstrijd. Klasse-verschillen zijn
er, en dat de arbeidende klasse een
zwaren strijd heeft te voeren om betere
bestaansvoorwaarden, ontkennen wij aller
minst. Maar wat wilt gij toch met dien
steeds scherper klassenstrijd, als die iets
anders zal beteokenen dan de voorbe
reiding, volgens Marxistisch recept, vau
de groote „kracht" van de heele kapi
talistische maatschappij?
Wij, vrijzinnigen, begrijpen zeer
wel, dat er geen afdoende verbete
ring van den toestand der arbeiders
mogelijk is, zonder een volhardende
strijd hunnerzijds om betere arbeidsvoor
waarden, om hooger aandeel in het
arbeidsproduct. Zonder toekenning ook
aan de arbeiders van invloed op wet
geving en bestuur, gelijk die aan ieder
staatburger toekomt.
Wanneer dan door den verkregen
invloed en door den strijd op economisch
gebied de arbeidersklasse voordcelen
heeft behaald, zullen de arbeiders zeker
er niet aan denken hun wapenen op te
bergen, maar is het dan waarschijnlijk
dat de klassenstrijd steeds scherper
wordt? Dat is niet in ernst aan te
nemen en hier speelt het Marxistisch
geloof, dat er geen maatschappelijke
vooruitgang mogelijk is zonder toeneming
van den klassenstrijd, onzen revisionis
tisch aangelegden sociaal-democraten
blijkbaar parten.
Zij blijken te verwarren twee dingen,
die men liever uit elkaar moest houden
het stellen van stevige eischen door de
opkomeude klasse der arbeiders, die,
hoe meer zij zich ontwikkelt, des te
moeilijker in een toestand van onder
drukking zal zijn te houden, èn het
voeren van een scherpen, verbitterden
strijd tegen al wat bourgeois, patroon
of werkgever heet, met de daarbij be-
hoorendc revolutionnaire stemmingen en
uitingen. Do praktijk van den sociaal-
democratischen klassenstrijd is nog maar
te zien dat hij ook geen belang stelt in
't uur van den dag en nog minder in
de langzamerhand dichter wordende
avondschemering.
Een rijtuig rolt hem voorbij, twee
bereden agenten huppelen voorbij op
bun levendige paarden, een automobiel
suist met groote snelheid door de straat,
een brandwagen rolt met geweldig
lawaai aan en weer heen, trams passeeren
elkaar met hevige belleklank, slechts
even kijkt hij wezenloos, zonder zijn
langzamen, doelloozen pas te versnellen
of in te houden.
Daar komt een kleine meid op hem af.
Gropa, ga je mee naar huis?
Kaar huis? Koe.
Waarom niet, moetje ergens heen?
Kec, ja, ik wacht op iemand.
Is vader thuis?
Geloof 't wel.
Dus je gaat niet mee? Kom ga
nou mee. Vader is wel weer goed.
Kee, ga maar gauw naar huis.
Dag, gropa, da-ag!
De kleine, in een oud, maar warm
manteltje gehuld, haast zich om uit de
regen te komen.
Do oude is wat outdooid, hij loopt
niet meer zoo te suffen, kijkt meer roud,
doch in-droevig is zijn blik, het is, als
zoekt hij iemand, om te zeggen wat hij
moet, wat hij gedacht heeft in den
langen tijd dat hij daar liep in de
straten.
al te zoor in het laatstbedoelde vaar
water, en de sociaal-democratische leiders
werken, bewust of onbewust, met hun
eisch van „verscherpten" klassenstrijd
deze ongewenschtc praktijk in de hand.
Het geval van Van den Borg Limited
te Rotterdam, waar de patroon oordeelt,
dat het bestaan van een vakvereeniging
onder zijne arbeiders de samenwerking
benadeelt en hij dientengevolge die vak
vereeniging vernietigt door de leden
daarvan te straffen met onthouding van
loonsverhooging die hij aan zijne andere
arbeiders toekent, is niet te billijken,
maar wel te verklaren.
Mecnen de sociaal-democraten de uit
wassen van het vakvereenigingsleven,
die toch ook zij niet kunnen goedkeuren,
op de meest afdoende mauier te zullen
bestrijden, door maar steeds, omdat die
term nog in hun met Marxisme besmet
hoofd is blijven nahaugen, verscherping
van den klassenstrijd te blijven pre
diken?
Verscherping van den klassenstrijd i
den zin van het wekken van een ver
bitterde stemming in die lagen van de
maatschappij, die daarvoor door den
slechten economischen toestand, waarin
zij verkcercn, bij tijden bijzonder vatbaar
te maken zijn, is een gevaarlijk bedrijf,
dat de maatschappelijke ontwikkeling
aan schokken bloot stelt en daardoor
dreigt tegen te houden.
En de term „verscherping van den
klassenstrijd" heeft geen zin, tenzij men
daaronder verstaat het verbitteren van
den strijd. Immers, als do strijd resul
taten gaat opleveren, dan wordt de
positie der arbeiders daardoor zoozeer
versterkt, dat zij een klasse worden,
waar rekening mede te houden is, ook
zonder dat zij van hun kant een „ver
scherpten" klassenstrijd noodig hebben.
Hun strijd zal steeds meer een strijd
van belaugeu worden, die nu reeds in
de krachtige vakvereeuigingen werd ge
voerd met een rustige zelfbewuste kracht,
die zich opzettelijk onthoudt van al wat
Eu toen hij dien gevonden had, be
gon hij.
Wat is 't miserabel op straat en
toch, thuis is 't nog erger.
Zoo, wat scheelt er aan, vader?
Och, weet je, ik ben bij m'n
dochter, 'k Was zeventig, weet je, en
eigenlijk wel op, toen m'n vrouw stierf.
En toen wou m'n dochter, die getrouwd
is, hier met een flinken jongen, een
metselaar, me met alle geweld bij d'r
hebben. Ze hoeft wel twee kinderen,
maar handen aan d'r lijf, en hij ook,
en 't zijn beste kinderen, allebei. En
waar ze goed 'r brood hadden, wonen
ze mij bij zich hebben.
Nou, toen ben 'k gekomen, en
't zijn beste kinderen, ze benne goed
voor me. Ik had 'r een rustigen ouwe
dag. Ging waudelcu als ik wou, paste
'n enkelen keer op de kleintjes als ze
uit werken ging. Ilij is ook 'n beste
kerel, maakte 't me zoo aangenaam
mogelijk, geen zweem van eenig mis
gunnen van mijn goede leventje, dat
'k niet gewend was. Want ik heb mijn
heele leven hard gewerkt hoor, als
timmerman in 'n kleine stad. Keek niet
op een uur langer of korter. Maar 'k was
op, kon God danken zulk een dochter
te hebben, waar 'k thuis was, 'n boterham
vond, die me van ganscher harte gegund
was, hoor.
En nou, nou is hij werkeloos, al
een aantal weken, kan niks te doen
naar verscherping van conflicten lijkt.
Het werkt dus verwarrend, wanneer
een „revisionist" als de heer "Vliegen,
niettegenstaande zijne verwerping van
de verarmingstheorie blijft spreken van
een klassenstrijd in dien zin, dat de
tegenstelling tusschen proletariaat en
bourgeoisie zich verscherpt, naarmate
de laatste meer wordt, bedreigd. Deze
verscherping kan alleen gelden de wijze
vati strijdvoering, daar de werkelijke
tegenstelling ook volgens deu heer
Vliegen niet is toegenomen, en zoo
blijkt ook bij hem nog een restant aan
wezig van de Marxistische opvatting
omtrent de noodzakelijkheid van schrille
tegenstellingen, wat echter niet verhin
dert, dat de heer Vliegeu zóóveel hulp
van de democratische elementen der
bourgeoise meent te mogen verwach
ten, dat naar zijne meening geweld niet
noodig zal zijn en de sociaal-democrnteu
hun doel langs den weg van hervormin
gen zullen kuunen bereiken.
Op deu weg der hervormingen zullcu
de sociaal-democraten ons steeds als
bondgenooten kunnen ontmoeten waarbij
wij het sociaal-democratisch einddoer
kunnen laten voor hetgeen het is, maar
een niet onbillijke voorwaarde onzerzijds
daarbij zou deze kunnen zijn, dat de
sociaal-democratie aflate van de noode-
looze verbittering der massa door het
prediken der ten slotte altijd schadelijke
zoogcnaauido „verscherping" van den
klassenstrijd en daarmede ruiterlijk af
scheid neme van eene altijd nog
eenigszins naar de revolutie riekende i
en daardoor meer bij hare kinderjaren
thuis belioorende wijze van strijdvoering,
zooals die in de propaganda der sociaal
democraten nog maar al te vaak tot
uiting komt.
V. D.
vinden, geen steek. Een enkelen dag
wat sjouwen, met 'n verhuisboeltje of
zoo iets, anders niks. En nou begrijp
je, anders 18 of 20 gulden per week.
't Is niet te veel voor 'n huishouden, in
de groote stad is 't duur leveu, eu mijn
dochter wil netjes wezen, netjes voor
den dag komen. Daar zit wat trots in,
weet je. En als d r wat wezen moest,
wat extra, dan was zij d'r ook nog. Dan
ging ze werken, want dat kon ze hoor,
ze heeft handen aan d'r lijf en 'n wil in
d'r kop.
Kou is-ic werkeloos, en zij moet
den heelcn dag uit. Kou gaat ze alle
dagen werken, van heel vroeg tot heel
laat. Nou komt ze moe en beroerd
thuis, en hij zit den heelen dag te
kniezen, as-ie niet van den een naar
den ander loopt om werk. Kou ergert-ie
zich, dat zijn vrouw den kost moet ver
dienen, vervloekt zichzelf en iedereen.
Je weet, 'n vent die gewend is te wer
ken, die niet leeft as-ie uiet werkt, die
met leegen tijd geen raad weet, die wordt
gek as-ie stil moet zitten.
Ln nou is de gezelligheid, de
riendelijkhoid, aUcs wat 'thuis goed
maakt, weg. De vent is kribbig, voelt
zich ellendig en beroerd eu nou, van
middag, bij het eten
De oude stopte. Het wou er uiet uit,
't zat hem dwars voor de keel en zijn
vuisten balden zich krampachtig. Doch
toen kwam 't: