No. 21.
Woensdag 13 Maart 1907.
4e Jaargang.
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Wees U Zelf
f
Militie-Officier Infanterie.
FEUILLETON.
De visites van
eene engel,
Al te vrij.
Oorzakelijk verband.
Korte vertellingen.
DE EEMLANDER.
Verschijnt
IWoensdags en Zaterdags.
Bureau
Kortegraclit 1.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiëu
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
HU
Gebruik makende van een bepaling
in het Koninklijk Besluit, dat de op-
leiding tot militie-Officier regelt, heeft de
Minister van Oorlog bepaald, dat in
r 1 90 7 tot eind Maart, de gelegenheid
opengesteld blijft om zich als militie-
- Officier te verbinden.
Hiertoe is het echter noodig, dat men
een zekere hoeveelheid kennis bezit en
daarvan blijken geeft, of door een examen
g. te doen, of wél door een bewijs over te
leggen van de inrichting van onderwijs
die men gevolgd heeft.
Welke cischcn bij dat examen gesteld
worden en welke inrichtingen van ondor-
I wijs vrijstelling van examen verschaffen
kan men zonder eenige onkosten o.a.
vernomen op het bureel van den Corn-
mandeerenden-Officier der Infanterie in
elke garnizoensplaats.
De verbintenis kun aangegaan worden
door elke ingeschrevene voor de militie
van dit jaar en ook door den milicien,
die tot milicien-Sergeant !is bevorderd.
In het eerste geval dient de mili
cien 12 maanden achtereen, en doet
1 daarna examen voor militie 2de Luite.
S nant.
In het tweede geval gaat de
milicien-Sergeant terstond met groot
verlof, maar moet hij in de wintermaan
den een cursus bijwonen, die hem slechts
weinige uren per week in beslag neemt
enlhem overigens geheel vrij laat in
zijne burgelijke werkzaamheden.
Wordt die cursus niet gehouden in
of nabij de gemeente waarin hij verblijf
houdt, dan kan hij daartoe desnoods
twee m aja n d e n onder de wapenen
komen.
- In ieder geval is hij verplicht dat
laatste van half Juni tot uiterlijk 31
Augustus te doen, in welken tijd
tevens het examen voor militie 2e
Luitenant valt.
De adspiranten bewonen afzonderlijke
*-
Het op later leeftijd niets meer kunnen
Iperen, hangt samen met het zich op later
leeftijd niet meer willen laten bevelen;
en dat ivel zeer nauw.
t-*:
DOOK
W. W. JACOBS.
„Het is niets netjes, zoo uit te varen",
zei Jobbling en wat meer zegt, ik duld
het ook niet langer."
„Mijn huis binnen te dringen en oogjes
iian mijn man te geven", barstte zijn
vrouw los.
„Zoolang als ik haar geen oogjes geef,
s er geen gevaar bij", antwoordde Job-
sjling, en ik kan het toch niet helpen
-lat .'ze verliefd op me is, het arme kind?"
„Ik zal d'r arme kinderen leeren",
!ei zijne vrouw.
„Zij is te beklagen", zei Jobbling. Ik
legrijp, hoe zij zich voelt. Zij kan er
vertrekken, kunnen aan de Onderofficiers-
menage deelnemen, verrichten geen huis
houdelijke diensten en hebben tal van
andere voorrechten.
Eenmaal officier zijnde, ontvangen zij
f150.voor kleeding en zijn verplicht,
in het jaar van aanstelling of het daarop
volgende, gedurende zes weken (tus-
schen 1 Juli en 31 October) en
daarna om het andere jaar (tusschen
1 Jjuli en 3QS e p t embe r) gedurende
vier weken of elk jaar twee
weken onder de wapenen te komen.
In dien tijd genieten zij Officiers-
traktement.
Voor ontwikkelde jongelieden is dit
een wijze om den dienstplicht te ver
vullen, die niet slechts aangenaam il,
maar die het meest overeenstemt met
hun ontwikkeling, beschaving en positie.
Bovendien zal or, n u w e o n h e r-
roepelijk de richting van het
volkslegeruitgaan, weldra een tijd
aanbreken dat het zijn vau militie-
of van reserve-officier tot groote aan
beveling strekt.
Terecht zegt men in de staten, die
een volksleger bezitten, dat de posi
tie in het leger evenredig moet
z ij n, in e t d i e, w e 1 k e in e n i n d e
maatschappij inneemt en o m-
gekeerd.
Het vervullen van zijn dienst wordt
den militie-officier daarenboven zoo ge
makkelijk mogelijk gemaakt.
Ieder kan in de zomermaanden toch
wel veertien dagen vacantie nemen
om een gezondsheidskuur te doen, een
gezondheidskuur die door het rijk goed
betaald word.
Men zal zich herinneren, dat Trof.
Fabius indertijd onverholen zijne blijd
schap uitsprak, dat men in anti-revo
lutionaire kringen sinds den val van
het ministerie Kuyper, weer vrij uit
nu niets tegen doen, maar mettertijd zal
het misschien wel slijten. Ik denk, dat zij
meent, dat wij niets van haar.... van
haarverliefdheid op mij gemerkt
hebben en ik wil haar gevoelens niet
kwetsen."
„En hoe denk je over mijn gevoel"
vroeg zijn vrouw.
„Jij hebt mij gekregen, antwoordde
Jobbling.
De negen huwelijks-artikelen waren
Juffrouw Jobbling's eenige troost voor
de volgende dagen. Do buurvrouwen
bewezen allen hunne deelneming door
allerlei vragen te doen en wensehten,
vreemd genoeg dat Jobbling hun man
was. Daar dit nu eenmaal niet zoo was,
deden ze Juffrouw Jobbling wel honderd
plannen aan de hand om Jobbling
weer tot zijne positieven te brengen.
Jobbling, die een trotsch man was, be
antwoordde spottend de vijandige blikken
die ze op hem wierpen, als hij van of
naar het werk ging, totdat eens op een
dag alle vijandigheid week om plaats te
maken voor lachjes.
Nooit had hij zooveel menscheninde
straat gezien, meende hij, en zeker had
hij nooit zooveel lachende gezichten ge
zien De menschen draaiden zich om,
oui tegen hem te lachen en toen hij
zijn woning bereikte, leek Joe Brown
van den overkant wel één grinniklach.
Beu van al dat gelach, verlangde hij
bepaald naar het gezicht van zijne vrouw,
zijne mcening mocht zeggen. Nu, van
die vrijheid heeft de professor sinds
dien een kwistig gebruik gemaakt, en
het moet, dunkt ons, deu kleinen luyden
groen en geel voor de oogen worden,
als ze zien, hoe of veel van wat Dr.
Kuyper op zijn ministersprogran had,
door dezen professor aan de Vrije Uni
versiteit verklaard wordt, te zijn lijn
recht in strijd met het anti-revolutio
naire program.
Verleden week heeft Professor (we
zouden hierbij de gezichten van Patri
moniums loden wel eens willen zien) als
zijne meening der volke kond gedaan,
dat de Tweede Kamer niet meer direct
door de kiezers moet worden gekozen,
maar net ais de Eerste Kamer bij ge
trapte verkiezing. Terug dus naar
vóór 1 848.
Want die Tweede Kamer, schrik niet
lezer, is een gevaar voor Kroon en
Volk, is eene voedende bron van revo
lutionaire gezindheid; zij is de ver
tegenwoordiging van eene bende, wel
ke met de massa dreigt, als aan hare
bevelen niet gehoorzaamd wordt.
Wij zullen ons nu niet afvragen, of
de professor ook zoo over die arme
Tweede Kamer zou oordeelen, als er
60 Fabiussen in zaten, maar schrijven
enkel art. 7 van Ons Program af om
onze verbazing uit te drukken, dat
Prof. Fabius met zulke denkbeelden be
zield, nog lid is van de anti-revolutio
naire partij.
Art. 7 luidt: „De Grondwet, gelijk
die in 18 4 8 gewijzigd is (wij spatiee
ren, Red. „V,") aanvaardt zij (d. i. de
anti-revolutionaire partij) als uitgangs
punt, om langs wettelijken weg tot eene
hervorming van onze staatsinstellingen
naar eisch der Christelijk-IIistorische
beginselen te geraken."
Prof. Fabius moet zeker de eer ge
geven worden, dat hij zijn versteend
conservatisme niet ouder stoelen of
banken steekt, maar wat te zeggen van
de anti-revolutionaire partij, die hem
benoemde in de Comuiissic van praead-
vies over het kiesrecht?
maar toen zij uit de keuken kwam, speelde
er ook een tevreden glimlachje om haar
mond. De verbaasde Jobbling keek haar
knorrig aan.
„Waarom lach je mij uit?" vroeg hij.
„Ik lach je niet uit", antwoordde zijne
vrouw. Maar toen zij naar de keuken
terug ging, zong zij d'r hoogste lied,
terwijl ze vlug de thee klaar maakte. Haar
stem was zwak, maar er lag ditmaal iets
triumfantelijks in, vooral in de wijze,
waarop zij de hooge noten zong. Hij
ging in den nieuwe leuningstoel zitten,
ook al aangeschaft om het kunstgevoel
van Juffrouw Robinson te treffen, en
staarde uit het raam.
„Je schijnt opeens erg vroolijk te zijn",
snauwde hij zijne vrouw toe, toen zij met
liet theeblad binnen kwam.
„Wel, hoe zou ik niet?" zei Juffrouw
Jobbling; „daar is alle reden voor."
Jobbling keek haar vol verbazing aan.
„Een nieuwe leuningstoel,|nieuwe vazen
en een nieuw haardkleedje", legde zijne
vrouw uit, de kamer mot welgevallen
oud ziende. Heb je dat kleine tafeltje
ook besteld, waarvan je laatst sprak?"
„Ja", snauwde Jobbling
„En betaald ook", vroeg zijn vrouw
met eenigen angst.
„Ja", zei Jobbling weer.
Juffrouw Jobblings gezicht klaarde op,
Ik zou niet graag willen dat het mij
op hot laatste oo^eublik nog ontglipte",
zeido zij. „Je bent den laatston tijd erg
In een hoofdartikel, dat bovenstaanden
titel voert, zet de „Standaard" helder
uiteen, mot welke groote moeilijkheden
de ministers, vooral zij, die sociale
wetten voor hunne rekening hebben, in
het tegenwoordige tijdperk van ons staat
kundig leven hebben te kampen.
Van kalm en onafgebroken werken is
geen sprake. Goed drie jaar is huil
in het gunstigste geval beschoren, daar
toch een half jaar voor de installatie
en de eerste begrooting dient afgetrok
ken te worden; rekent men dan vorder
den tijd af dien de Raad |van State voor
zijn onderzoek en de Kamer voor haar
afdeelingsonderzoek en openbare be
handeling eischt, dan volgt daaruit, dat
uiterlijk achttien maanden na het op
treden van een minister, zijne voor
naamste ontwerpen zijn departement
moeten kunnen verlaten.
Volgens de „Standaard" staat aan
de spoedige afwerking verder ten zeer
ste in den weg de gestadige uitbrei
ding- van de vergaderingen der Staten-
Generaal, die van zelf altoos de tegen
woordigheid van één of meer der mi
nisters ei8chen; ze herinnert er b.v.
aan, hoe de Drankwet en ook liet
Arbeidscontract weken tijds van den
betrokken minister in beslag natnen.
En waar de sociale wetgeving uit
den aard der zaak breeder schriftelijke
toelichting eisoht, heeft deze toelichting
niet, zooals verwacht had mogen worden,
de discussies in de opeqbarc zitting ver
kort maar verlengd.
In die breed opgezette discussies, in
dien stortvloed van amendementen, ziet
de „Staudaurd" het kwaad, dat beteu
geld moet worden. Daarin ligt zeker
veel waars. Toch komt het ons voor,
dat ingrijpender maatregel noodig zal
goed voor me geweest Bill, datje me al
die mooie dingen hebt gekocht. Er zijn
weinig vrouwen, die zoo'n manhebbeo,
als jij d'r een bent.
„Ben je bij geval gek geworden?"
vroeg haar man.
„liet is geen wonder, dat de menschen
zoo veel van je houden", ging Juffrouw
Jobbling voort, zijne vraag geheel negee-
reud, terwijl ze al lachend drie stoelen
om de tafel schoof. „Ik zal nog een paar
minuten met het opschenken van de thee
wachten; want ik denk, dat juffrouw
Robinson wol gauw zal komen en zij
houdt veel van een sterke kop." Om wat
van zijne verbazing te bekomen en om
eens een frisch luchtje te happen, stapte
Jobbling de kamer uit en opende de voor
deur.
„Hoe staat het leven?" schreeuwde
Brown van den overkant met een be
schermend lachje oin de lippen.
Jobbling schold hein in stilte voor al
wat leelijk was, uit.
„Nou, 't komt alles wel in orde, zei
Brown. „Jij gaat maar naar binnen en
gaat daar zitten en ik zal in dien tijd
wel naar d'r uitkijken." Jobbling keerde
met gefronst voorhoofd naar binnen en
keek zijn vrouw strak aan.
„Zij is laat", zei Juffrouw Jobbling,
naar de klok kijkend. „Ik hoop maar,
dat het goed met haar is, maar ik voor
mij zou altijd bang wezen. Het is een
gevaarlijk leven."
wezen op den duur. Het ministerieele
leven moet verlengd worden door hier
zooals in Engeland de Tweede Kamer
niet om de 4 maar om de 7 jaar te laten
aftreden.
Uit „De Notenkraker
Zij hadden twee kinderen, een meisje
van vijftien, een jongen van veertien.
En na deze lange rustpoos had zoo
waar de ooievaar een nieuw bezoek
aangekondigd.
Tegen den tijd dat do groote ge
beurtenis zou plaats hebben, werd het
meisje, dat zoo bij-de-hand was, bij
familie uit logceren gezonden, omdat er
in een gezin waar de ooievaar op het
dak zit, meer is W-aar te nemen dan
voor een kind van dien leeftijd goed is.
Do jongen mocht blijven, omdat hij
„nog zoo naïef" was.
Nadat de nieuwe spruit was gearri
veerd schreef de vader een lang om
zichtig telegram aan zijn dochter, be
rekende dat het een gulden kosten zou
en stuurde zijn jongen met dat bedrag
naar liet telegraafkantoor. De veelbe
lovende knaap bracht echter drie kwar
tjes terug.
„Hoe zit dat", vroeg de vader, „ik
gaf je toch precies genoeg geld mee?"
„Och", was het antwoord, „waarom
was zooveel omhaal noodig? Ik heb
eenvoudig getelegrafeerd: „Weddenschap
gewonnen: een meisje".
Een der leeraren-examinatoren van
een hoogere burgerschool, had de ge
woonte, zijn leerlingen op het examen
steeds de lastigste stikvragen ie doen,
waarover vaak do best onderlegde
knapen struikelden.
Om dezen vervelenden kerel een
kleine vingerwijzing te geven, stel
den de leerlingen een lijstje van vragen
op, door allen onderteekend, dat den
leeraar 14 dagen voor het examen
werd toegezonden, met verzoek daaruit
op den grooten dag een keuze te willen
doen. Hieronder gaan eenige voor
beelden.
Vraag 1. Stel dat de Rijn drie ku
bieke meters water per seconde door
laat wat niet zoo is wat is dan
de gemiddelde hoogte der Alpen, wan.
„Een gevaarlijk leven?" zei Jobbling
met ruwe stem „Wat is een gevaarlijk
leven?"
„Wel het hare", antwoordde Juffrouw
Jobbling met een zenuwachtig| lachje.
„Joe Brown vertelde het me. Hij volg
de haar gisterenavond naar huis en van
morgen is hij heelemaal omtrent baai-
ingelicht."
Bij het noemen van Brown's naam trok
Jobbling eerst een onverschillig gezicht,
maar zijn nieuwsgierigheid behaaldo toch
de overhand."
„Welke leugens heeft hij dan wel vau
haar verteld?" vroeg hij.
„Ik geloof niet, dat liet een leugen is,
Bill" zei zij vrouw goedaardig. „Als ik
alles nog eens naga...."
„Wat zei hij? schreeuwde Jobbling.
„Ilij zei, dat... dat zij een vrouwe
lijke detectie is", stamelde Juffrouw
Jobbling, den zakdoek voor den oproeri-
gen mond houdend.
„Een speurhond?" herhaalde haar echt-
genoot, „een vrouwelijke speur...
Juffrouw Jobbling knikte. „Ja Bill,
zij... zij...
„Nou? vroeg Jobbling opgewonden.
„Zij werkl voor Gingell Watson",
zei zijne vrouw.
Jobbling sprong op en met een paars
gezicht en gebalde vuisten ging hij vóór
haar staan.
„Wat, komt ze daarvoor hier?....
Meen je, dat zij denkt; dat ik het geld