No. 38.
Zaterdag 11 Mei 1907.
4e Jaargang.
Wees V Zelf!
Liberaal Orgaan voor Amersfoort en Omstreken
Uitgave van de Vereeniging „DE EEMLANDER".
Volksleger?
Directeur Werihelra.
FEUILLETON.
DE EEMLANDER.
Verschijnt'
Woensdags en Zaterdags.
Bureau
Kortegracht 1.
Abonnementsprijs
Per jaarf 3.00
Franco per post- 3.50
Per 3 maanden- 0.75
Franco per post- 0.90
Prijs der advertentiën
Van 1 tot 5 regels0.40
voor iederen regel meer0.08
(Bij abonnement aanmerkelijke korting.)
li.
Natuurlijke adviseurs'*.
De heer ritmeester Benteyo meent als
ei9ch te mogen stellen, dat men zal luis
teren en handelen naar den raad van
de „natuurlijke adviseurs in zake de
defensie".
Die eisch is zeker, oppervlakkig be
schouwd, niet meer dan billijk. Do moei
lijkheid is maar, altijd precies te weten
wie de adviseurs zijn waarnaar wèl en
waarnaar niet moet worden geluisterd.
Wij vermeldden aan het slot van ons
vorig artikel de uitingen van twee bui-
tenlandsche officieren, door den heer
Benteyn meegedeeld als konschetsend
voor onze legertoestanden:
„L'armée hollandaise n'est pas de qua-
lité a pouvoir tenir tête a une puissance
européenne quelconque", en
„Het is verbazingwekkend, hoe wei
nig rendement een uit dergelijk goede
elementen samengesteld leger oplevert".
Welnu, jaar op jaar heeft de natie,
luisterend en handelend naar de advie
zen barer natuurlijke adviseurs in zake
de defensie, ministers, officieren-kamerle
den enz., de millioenen toegestaan door
deze aangevraagd. Zij heeft dit gedaan,
wijl haar door die adviseurs werd ver
zekerd dat deze sommen noodig waren
teneinde ons leger te doen beantwoorden
aan de eischen, welke daaraan moeten
worden gesteld.
En tot loon daarvoor wordt thans door
den natuurlijken adviseur ritmeester Ben
teyn, zonder protest en blijkbaar met
instemming, meegegeeld dat naar het
oordeel van buitenlandsche deskundigen
ons leger niets waard is, niet in staat
om eenige Europeesche mogendheid
b.v. België, Denemarken, Servië, Monaco
het hoofd te bieden!
Op gezag harer „natuurlijke adviseurs
inzake de defensie" heeft de natie tot
1904 ongeveer f '21 millioen ten koste
lk wil niet dat de priesters zich in het
schoolonderricht mengen.
Napoleon.
Vrij naar 't Duitsch
VAN
MORITZ VAN REICHENBACH.
Laten we eerlijk zijn; ge zijt man ge
noeg om voor een onbesproken burger
meisje dat naast je gaat den toegang
tot de alle9 uitsluitende salons te ver
overen; des te gemakkelijk zal je dat
vallen, hoe rijker het meisje is maar
met een vrouw op leeftijd, van wier
verleden men spreekt en die niet meer
rijk is daarmee zou je onaangename
oudervindingen opdoen; geloof dat maar
vast!"
Meta stond op.
En nu praten wij er niet langer
gelegd aan de Stelling-Amsterdam en
staat zij gereed op hetzelfde gezag nog
ruim f 10 millioen daarvoor te bestemmen.
En nu komt de „natuurlijke adviseur"
ritmeester Benteyn mcedeelen, dat
„Is echter deze lijn de Nieuwe
Ilollandsche waterlinie eenmaal ge
vallen en het leger op ons reduit terug
getrokken, dan vermeen ik te mogen
betwijfelen of de stelling van Amsterdam
eeuigen invloed kan uitoefenen op de
alsdan feitelijk voltooide annexatie."
„Bovendien ligt dit reduit zeer on
gunstig achter den uitersten linkervleu
gel der N. Hollandsche waterlinie, waar
door het gevaar ontstaat, dat óf een
groot deel van het veldleger en van de
bezettingstroepen na den val dezer lijn
van Amsterdam wordt afgesneden f tot
een voortijdig ontruimen dezer linie moot
worden overgegaan, om dit te voor
komen."
„Op grond van een en ander mag ge-
gronden twijfel worden geopperd aan de
noodzakelijkheid van verdere uitgaven
ten behoeve van de voltooing der Am-
sterdamsche stelling met alle annexes, en
van de N. Hollandsche waterlinie, voor
zoover zij ten opzichte dezer laatste een
ander karakter dan onderhoudkosten
dragen. Bewapening der N. Hollandsche
waterlinie niet modern vestinggeschut
blijft in dezen gedachtengang echter
eisch."
„De stelling van Amsterdam blijve wat
ze, helaas, is en niets meer, behalve de
weinig omvangrijke voorzieningen in het
Noorderfront tot aan zee, in verband
met de handhaving onzer neutraliteit aan
de zeezijde.
Men moge het „jammer" vinden van
de 20' j millioen welke tot 1904 daaraan
besteed zijn, doch bedenke hoeveel meer
„jammer" het zou zijn, daarbij nog
minstens 10 millioen te voegen die voor
onze onafhankelijkheid een minstens
twijfelachtig rendement zullen opleveren,
terwijl zij zoo bij uitstek onmiddellijk en
dringend noodig, rendeerend kunnen ge-
over. Ik geloof dat ik je genoegzaam
heb bewezen, hoe nu ja, hoe genegen
ik je ben.
Meta!" Hij wilde hare handen weder
grijpen, maar zij weerde hem af.
Neen, zoo niet, laten we goede,
eerlijke vrienden blijven, die'de vriend
schap niet alleen in de platonische be-
teekenis kennen, maar bereid zijn, ze te
bewijzen, door elkaar te vertrouwen en
te helpen zooveel wij kunnen wil
je dat?"
Hij scheen te aarzelen.
Je behoeft er eigclijk heelemaal
niet over te denken" ging zij lachend
voor!, „want vooreerst ben ik het, die
om je vriendschappelijke hulp vraag
die zal je me niet weigeren niet waar?"
Wat? vroeg hij, „heb jij mijn hulp
noodig?"
Zij knikte. „Ja zoo is 't en, je
hebt me nog niet eens gevraagd hoe
mijn reis, waarvan je het doel kende,
afliep, wat voor resultaat ik had.
Hij streek met zijn hand over zijn
voorhoofd en zijn kort blond haar.
Da's waar, ik had het vergeten!"
Nu zie je eens, hoe egoistisch ge
bent, en hoe weinig je je verplaatsen
kunt in de gedachten vaD een oude
vrouw, als ik.
Mijn God, 't kwam me zoo vreemd
voor, dat je een volwassen dochter had."
En ik zeg je, een dochter om met
alle reden trotsch op te zijn, want ze
maakt worden in aandeelen werkelijke
weerbaarheid."
Wij verheugen ons zeer over dit ad
vies van den „natuurlijken adviseur" en
hopen dat men het in de Tweede Kamer
bij de behandeling van het bekende wets
ontwerp, zal stellen tegenover dat van
den „natuurlijken adviseur" Minister van
Rappard. Wellicht dat het, met dien steun
van ritmeester Benteyn, gelukt alsnog te
oorkumen dat ook deze f 10 millioen
even nutteloos worden uitgegeven als de
vroegere f 21 millioen.
Maar wij zouden ons willen veroor
loven den ritmeester te vragen, of hij
gelooft dat dit alles wel geschikt is, het
vertrouwen op onze „natuurlijke advi
seurs in zake de defensie" te versterken?
Of men er zich over verbazen moet, dat
eene natie, die nimmer geweigerd, zelfs
niet geaarzeld heeft de millioenen op te
brengen haar door hare „natuurlijke
adviseurs" ten behoeve van het leger en
van de als onmisbaar voorgestelde ves
tingwerken gevraagd, om dan ten slotte
te vernemen dat deze laatste geheel nut
teloos zijn, wellicht zelfs een gevaar op
leveren, zoodat de daarvoor besteede mil
lioenen verspild zijn; terwijl dat leger,
geheel j ngericht|overeenkomstig de eischen
door de „natuurlijke adviseurs" gesteld,
door het buitenland als nietswaardig
wordt beschouwd; of men er zich dan
over mag verbazen, dat het vertrouwen op
die adviseurs verloren gaat en zich van
de natie een geest van onrust en onte
vredenheid meester maakt, zich uitend
in het streven om, langs wolkenweg dan
ook, eindelijk eens „waar te krijgen
voor haar geld?"
En wanneer dau een deskundige als
ritmeester Benteijn uit zijn aanschouwing
komt verzekeren, dat het Zwitsersche
Volksleger eene cavalerie bezit, welke in
80 dagen tot „een zeer bruikbaar oorlogs
werktuig," wordt gevormd, „volkomen
berekend voor zijne taak"; andere des
kundigen verklaren, dat ook de Zwitser-
is aardig, lief en goed maar helaas
Ze is nog niet heelemaal de mijr.e
je kent de bizondere omstandig
heden."
En die man, die ijzerfabrikant,
weigert je het kind aftestaan "Vergeef
me, 't is je broeder, maar ik kon't niet
verzwijgen, ik haat hem, omdat hij on
ridderlijk neen, onmenschelijk tegen
je was terwijl jij hem nog niet vergeten
wilde. Ik beu jaloersch op je broer, tot
wie je je aangetrokken voelde, als of
zijn fabriek een magnetische berg was."
Dwaasheid, Leo, men vergeet 't
niet dal men moeder is en wat de mag
neet betreft, wat |mij tot mijn broeder
trok, was en blijft mijn kind. Eu nu ik
Ebba gezien heb weet ik dat zij mij
moet toebehooren, er is geen band tus-
schen haar en haar ruwe omgevingzij
is geheel en al mijn kind, en ik zal er alles
opzetten om haar te heroveren."
Vol bewondering zag hij haar aan.
Wat ben je mooi als je in vuur
geraakt al is 'traaar de liefde vooreen
kind, die je bloed in gisting brengt.
O Meta ik kan de hoop niet opgeven
Nog eenmaal nader bij mij te zijn,"
voleinde zij fluisterend zijn zin terwijl
haar oogen in de zijnen flikkerden.
Ja, ik hoop 't ook, maar anders dan
jij 't bedoelt. Help mij voor de wereld
mijn kind waarin we leven te heroveren,
Leo, ik smeek je er om, schrik niet,
als ik je zonder omwegen zeg wat het
sche infanterie, ondanks een eersten oefe-
ningstijd van l'/a maand, aan hooge
eischen beantwoordt en voor haar taak is
berekend, verdient hot dan den spot van
ritmeester Benteijn en diens medestan
ders, dat de natie zich afvraagt of, wat
in Zwitserland mogelijk is gebleken, ook
hier niet gaandeweg kan worden verwe
zenlijkt; dat er een „volksgeest" ont
waakt, die zich uitspreekt voor een
„Volksleger?"
Maai de tegemoetkomende factoren dóór
aanwezig, voorgeoefendheid, volksgeest,
ontbreken hier, schrijft de heer Benteijn.
Wat die voorgeoefendheid betreft, het
„Vorunterricht", op pag. 3 en 4 van het
Verslag van ritmeester Benteijn leest men
„Het zoogenaamde „Obligatorium des
Vorunterrichts" wordt bovendien in zijn
absolute waarde op verschillende gronden
bestreden door bekwame Zwitsersche offi
eieren".
Iu het algemeen werd, in daarover ge
voerde gesprekken, van militaire zijde
het verplichte militaire vooronderricht als
„Spielerei" betiteld.
„Voor de practijk beteekent dus thans
de voorbereiding, die de Zwitsersche mi
licien vóór zijne indiensttreding heeft ont
vangen, behalve gymnastische (echter ook
gradueel zeer uiteenloopcnde) ontwikke
ling, en eenige schietvaardigheid, niet
veel. Ook aan de verschillende Kadetten
Corpsen wordt van bevoegde zijde slechts
zeer geringe militaire betoekenis tocge
kend".
Het ontbreken van die „voorgeoefend
heid" is dus niet een voor Nederland zóó
ongunstige factor. En wat de volksgeest
aangaat, is deze oorzaak of gevolg, of
zou hier niet gedacht moeten worden
aan eene wisselwerking? „De Zwitsersche
knaap wordt reeds op de lagere school
opgevoed in begrippen vau orde cn
tucht.".... „Het gevolg van een en ander
is, dat de Zwitsersche jongeling, ondanks
zijn vrijheidszin, dat werkelijk hierdoor
niet beleedigd wordt, reeds vóór zijn
einddoel van mijn wenschen is. Alles
wat ik aan liefde heb moet mijn dochter
toebehooren aan haar en aan den man
dien zij kiest als zij den man van
mijne keuze kiest. Als mijn eenige erf
gename zal Ebba de eerste partij van
ons land zijn en met trotsch e»
vreugde, zou ik haar aan jouw zijde
zien! Nu weet je alles zeg me nu
of je mijn vriend wil blijven!"
Dij zuchtte zwaar zonder haar aan
te zien.
Je bent goed" zij hij ten slotte,
maar je bent wreed!"
Zij legde haar hand op zijn schouder.
- Wreed?" herhaalde zij, „wreed,
omdat ik een mooi jong vrouwtje iu je
armen wil geven, terwijl ik haar weg
met alles wat menschen opluistering en
glans en geluk noemen wil bestrooien?
Maar ik wil niet opdringen, denk na,
waarde vriend en vergeet niet: voorloopig
behoort ze ons nog niet toe noch jou,
noch mij en ze blijft voor ons beiden
verloren als het ons niet gelukt haar te
vervreemden van haar tegenwoordig leven,
haar te gewennen aan ons leven, dat
nieuw voor haar is, haar hart te be
vrijden uit den engen kring, dien het nu
omvat en het naar ons te doen neigen.
Of mijn krachten voor dat alles toereikend
zullen zijn -dat weet ik niet. Dót
weet ik echter, dat ik aan den man,
die mij daarbij helpt, voor altijd door
onverbreekbare banden van dankbaar
militairen dienst gewend is aan de nood
zakelijkheid van „tucht". (Fersfajr).
Of op onze openbare scholen orde
en tucht geheel onbekende zaken zijn?
Zou het verschil wellicht hierin gelegen
kunnen zjjn, dat Ritmeester Benteyn in
Zwitserland de uitkomsten heeft waar
genomen eener „tucht", gekenschetst
met deze woorden uit de Zwitsersche
„Vorschriften für den DienBt": Es gibt
nur eine Disciplin, die gute.
„En waar, zoo luidt het in zijn ver
slag, op het einde der inleiding van
bovengenoemde voorschriften, ak ken
merkend resultaat der militaire opvoe
ding staat: „(Sie) iiussert sich in dom
energiBchen, frisschen Gesichtsausdruck
der Lente, in deren muntern, raschon
bewegungen und im lautcn, bestimmten
Sprechen", daar blijkt uit de opvallende
aanwezigheid dezer kenmerken bij de
Zwitsersche cavalerie, dat het gevolgde
systeem tot het gewenschte doel voert.
Inderdaad zijn de vrije, open blik,
de vlugheid waarmede alles woidt ver
richt en de besliste, flinke toon waarop
een antwoord wordt geveven, een order
wordt herhaald of het melden van een
geroepene of van een stalwacht, enz.
geschiedt, zeer opvallend."
Terwijl de heer Ber.teyn, in Neder,
land teruggekeerd, de uitkomsten waar
nemend verkregen met het „Tucht-is-
Tucht"-stelsel, deze heeft toegeschreven
aan het gemis aan „volksgeest".
Die volksgeest, zich uitend in sympathie
voor het leger, zou ook hier aanwezig
zijn, indien het leger als dóór eene
werkelijk nationale instelling was, saam-
gegroeid met het volksleven; indien
hier als dóór het besef bestond, dat de
uiterste inspanning kan worden geëischt,
omdat zij van ieder gevorderd wordt
en daarbij niet langer dan beslist noo
dig is.
Do heer Ritmeester Benteyn, schrijver
der brochure „Volksleger?" herlezo nog
eens het Verslag van zijn dubbelganger.
beid zal verbonden zijn!"
Hij antwoordde niet, maar vatte haar
beide handen, bedekte die met kussen
en ging heen.
Met een zucht van verlichting zag
Meta hem na.
Hij zal mijn wenschen vervullen!"
mompelde zij. „Onderweg zal onwille
keurig het fata morgana in de toekomst,
dat ik hem vluchtig schetste, voor hem
verschijnen: Roem, geluk en alles wat
het leven aangenaam maakt en hij
zal er geen weerstand aanbieden, want hij
is zwak en overtuigd dat hij als arme
landheer niet in staat is zijn goederen
eenigszins idealistisch te beheeren. Op
het oogenblik is hij misschien werkelijk
op me verliefd tijpisch dat dat nu nou
altijd gebeurt."
Zij nam een driearmige kandelaar van
een tafeltje en ging voor den spiegel
staan. Met een kritische blik zag zij
naar het beeld dat haar tegen straalde.
Zij boog het hoofd.
Ja, ik ben nog mooi, maar eraan
te denken dat een zooveel jongere man
het recht zou hebben na tegaan welke
toovermiddelen ik gebruikte om het te
blijven" zij trok de schouders op.
Belachelijk, dwaasheid."
Ze had haar besluit genomen. Voor
Leo Sontheim wilde zij mooi blijven,
mooi cn onbereikbaar, maar zijn naam
en haar rijkdom die moesten vereenigd
worden tot sieraad harer dochter. Voor